ECLI:NL:RBOBR:2023:4876
Rechtbank Oost-Brabant
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Ontslag van een statutair bestuurder van een stichting en de bevoegdheid van de kantonrechter
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Oost-Brabant op 9 oktober 2023 een beschikking gegeven in een geschil tussen [verzoeker], een voormalig statutair bestuurder van de stichting [verweerster], en de stichting zelf. [verzoeker] was sinds 2020 in dienst bij [verweerster] en werd per 15 september 2021 als bestuurder geregistreerd. Op 28 maart 2023 werd hij op non-actief gesteld en op 3 mei 2023 ontslagen op staande voet door de Raad van Toezicht van de stichting. [verzoeker] heeft vervolgens verzocht om diverse betalingen van [verweerster], stellende dat het ontslag niet rechtsgeldig was omdat niet aan de criteria voor ontslag op staande voet was voldaan.
De stichting [verweerster] heeft een exceptie van onbevoegdheid ingediend, stellende dat geschillen tussen een stichting en haar bestuurders door de rechtbank en niet door de kantonrechter moeten worden beoordeeld. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Wet bestuur en toezicht rechtspersonen van toepassing is, waardoor geschillen tussen een stichting en haar bestuurders door de handelskamer van de rechtbank moeten worden behandeld. De kantonrechter heeft geoordeeld dat [verzoeker] statutair bestuurder was en dat de zaak daarom niet door de kantonrechter, maar door de kamer voor handelszaken van de rechtbank moet worden behandeld.
De kantonrechter heeft de zaak ter verdere afdoening verwezen naar de kamer voor handelszaken en partijen erop gewezen dat na verwijzing een verhoogd griffierecht zal worden geheven. Deze beschikking is openbaar uitgesproken door mr. M. van den Brink.