ECLI:NL:RBOBR:2023:4785

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
29 september 2023
Publicatiedatum
29 september 2023
Zaaknummer
22/1352
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid in het kader van de WIA-uitkering

In deze uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant, gedateerd 29 september 2023, wordt de zaak behandeld van een eiser die het niet eens is met de beslissing van het UWV over zijn WIA-uitkering. Eiser had aanvankelijk een loongerelateerde WIA-uitkering gekregen met een arbeidsongeschiktheidspercentage van 100%, maar na bezwaar van zijn ex-werkgever heeft het UWV dit percentage verlaagd naar 63,78%. Eiser heeft hiertegen beroep aangetekend. De rechtbank beoordeelt of het UWV terecht heeft vastgesteld dat eiser 63,78% arbeidsongeschikt is op 11 mei 2021, de datum waarop de WIA-uitkering is ingegaan. De rechtbank concludeert dat het UWV voldoende heeft gemotiveerd dat eiser, ondanks zijn gezondheidsklachten, in staat is om bepaalde functies uit te oefenen, waaronder de functie van Medewerker kleding en textiel. De rechtbank oordeelt dat de medische en arbeidskundige beoordelingen van het UWV adequaat zijn en dat er geen sprake is van een motiveringsgebrek. Eiser heeft geen overtuigende beroepsgronden naar voren gebracht die de medische beoordeling van het UWV kunnen weerleggen. De rechtbank verklaart het beroep van eiser ongegrond en veroordeelt het UWV in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 837,-, en het griffierecht van € 50,-.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT
Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: SHE 22/1352

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. G.J.B.C. Maton),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(hierna: het UWV), verweerder
(gemachtigde: A.G. Lavrijsen).

Inleiding

Het UWV heeft de aanvraag voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toegewezen en eiser per 11 mei 2021 een loongerelateerde WIA-uitkering toegekend, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid is vastgesteld op 100%.
De ex-werkgever van eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Het UWV heeft het bezwaar gegrond verklaard en bepaald dat eiser vanaf 11 mei 2021 recht heeft op een loongerelateerde WIA-uitkering op basis van een arbeidsongeschiktheidspercentage van 63,78%.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen deze beslissing op bezwaar (het bestreden besluit) van 29 april 2022.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met verweerschriften, een rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige B&B) en een rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts B&B).
Met (stilzwijgende) toestemming van partijen is een zitting achterwege gebleven. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Wat ging aan deze procedure vooraf

1. Eiser heeft voor het laatst gewerkt als productiemedewerker lasser voor 37,93 uur per week. Op 14 mei 2018 heeft eiser zich ziekgemeld voor dit werk vanwege gezondheidsklachten.
2. Eiser heeft een aanvraag voor een uitkering op grond van de Wet WIA gedaan. Het UWV heeft na medisch en arbeidskundig onderzoek de besluiten genomen die in de inleiding zijn genoemd.

Wat vindt het UWV

3. Het UWV vindt dat eiser op 11 mei 2021 63,78% arbeidsongeschikt is en heeft daarom besloten om aan eiser met ingang van deze datum een loongerelateerde WIA-uitkering toe te kennen.
4. Het UWV heeft de medische grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op de rapporten van een verzekeringsarts B&B van 29 december 2021, 11 januari 2022 en 2 februari 2022. De medische belastbaarheid van eiser is opgenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 11 januari 2022.
5. Het UWV heeft de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op de rapporten van een arbeidsdeskundige B&B van 5 januari 2022, 17 januari 2022 en 21 april 2022
.

Wat vindt eiser

6. Eiser is het niet eens met het UWV. Hij stelt dat de functie met SBC-code 111161 (Medewerker kleding en textielreiniging) niet geschikt is. Bij deze functie moet het wasgoed op beschadigingen en vlekken worden gecontroleerd. Omdat eiser functioneel eenogig is, dient veelvuldig fijn werk waar een hoge mate van visuele controle noodzakelijk is te worden voorkomen. De functie is daarom niet geschikt. Eiser stelt dat de functie meer omvat dan enkel het onderscheiden van de verschillende kleuren van spreien en doeken. Eiser stelt dat het UWV in bezwaar heel gemakkelijk deze bezwaargrond terzijde heeft geschoven zonder enige motivering. Volgens eiseres is er daarom sprake van een motiveringsgebrek. Eiser onderbouwt zijn standpunt met informatie van de huisarts, oogarts, GZ-psycholoog en neuroloog.

Wat vindt de rechtbank

7. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiser 63,78% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiser daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiser op 11 mei 2021 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.
8. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiser op 11 mei 2021 voor 63,78% arbeidsongeschikt is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Medische grondslag van het bestreden besluit
9. Eiser heeft geen beroepsgronden naar voren gebracht die betrekking hebben op de medische beoordeling. Wel heeft eiser, zonder nadere toelichting, medische informatie overgelegd van de huisarts, oogarts, GZ-psycholoog en neuroloog. De verzekeringsarts B&B heeft in het rapport van 6 februari 2023 op deze informatie gereageerd. Zij stelt dat de informatie geen wijziging brengt in het medisch standpunt op de datum in geding. De meeste informatie was al bekend en is ook bij de beoordeling in bezwaar meegewogen. Verder stelt de verzekeringsarts B&B, kort samengevat, dat de nieuwe informatie niet ziet op de datum in geding. De rechtbank vindt dat de verzekeringsarts B&B voldoende heeft gemotiveerd waarom de ingediende informatie niet leidt tot wijziging van de FML.
10. Gelet op de beroepsgronden heeft de rechtbank het UWV verzocht om nader toe te lichten wat wordt bedoeld met de toelichting bij beperking 2.1 Zien “
Niet geschikt voor veelvuldig fijn werk waar een hoge mate van visuele controle noodzakelijk is.” Ook heeft de rechtbank het UWV gevraagd hoe dit zich verhoudt met “
Controleert bij elke werkplek het wasgoed op beschadigingen en vlekken” zoals opgenomen in de inhoud van het Resultaat functiebeoordeling van de functie Medewerker kleding en textiel. In het rapport van 7 augustus 2023 heeft de verzekeringsarts B&B deze vragen beantwoord. Zij stelt dat de gezichtsscherpte (visus) voor veraf door een oogarts wordt gemeten met een letterkaart en dan uitgedrukt in een getal. Een gemiddeld oog ziet volgens de verzekeringsarts B&B 100%, ook wel uitgedrukt als een visus van 1.0. Maar er zijn ook mensen die scherper dan 1.0 zien. Dat was volgens de verzekeringsarts B&B ook het geval bij betrokkene voordat hij in maart 2021 klachten kreeg van zijn rechteroog. Hij had daarvoor namelijk een gezichtsscherpte met het rechteroog van 160%, dus een visus van 1.6. Op 15 maart 2021 werd eiser met spoed gezien door de oogarts omdat hij centraal een vlek zag. De oogarts constateerde toen dat de gezichtsscherpte van eisers rechteroog 0.8 was, dat is dus 20% minder dan een gemiddeld oog, maar 50% minder dan hij voordien gewend was. De verzekeringsarts B&B stelt dat het daardoor invoelbaar is dat eiser hier erg van geschrokken is, zeker omdat hij met het linkeroog niet meer ziet. De diagnose centrale sereuze chorioretinopathie OD werd vastgesteld en eiser werd opnieuw voor controle bij de oogarts geroepen op 25 maart 2021, tien dagen later. Toen bleek de aandoening zich alweer gedeeltelijk hersteld te hebben, omdat de oogarts toen een visus van 1.2 mat. Dat is weliswaar minder dan betrokkene gewend was, maar alsnog een betere gezichtsscherpte dan een gemiddeld oog. Met een visus van 1.2 moet volgens de verzekeringsarts B&B verondersteld worden dat eiser in ieder geval kan voldoen aan de eisen van visuele waarneming die in het dagelijks leven gesteld worden. De verzekeringsarts B&B stelt verder dat de oogarts in het ideale geval ook de leesvisus (gezichtsscherpte voor dichtbij) van eiser had bepaald, omdat dit meer zegt over de benodigde gezichtsscherpte in de functie Medewerker kleding en textiel. Dit wordt helaas niet in de brief vermeld. Daarom heeft de verzekeringsarts B&B ervoor gekozen eiser het voordeel van de twijfel te gunnen en hem ondanks de meer dan gemiddelde gezichtsscherpte van het rechteroog op 25 maart 2021 toch te beperken ten aanzien van veelvuldig fijn werk waar een hoge mate van visuele controle noodzakelijk is. Daarmee bedoelt de verzekeringsarts B&B eisen die verder gaan dan wat noodzakelijk is voor het dagelijks functioneren. Als voorbeeld noemt zij het geregeld gebruik moeten maken van een loep of microscoop (bijvoorbeeld horlogemaker) en het zonder hulpmiddelen moeten kunnen onderscheiden van zeer kleine details (bijvoorbeeld medisch laborant). De verzekeringsarts B&B voegt hieraan toe dat het in de functie Medewerker kleding en textiel gaat om het bij elke werkplek controleren van wasgoed op beschadigingen en vlekken. Dit is een belasting die volgens de verzekeringsarts B&B met de gemeten visus van eiser gevraagd kan worden.
Arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit
11. De arbeidsdeskundige B&B heeft op grond van de FML van 11 januari 2022 vastgesteld dat eiser niet geschikt is voor zijn eigen werk als productiemedewerker lasser, omdat deze functie zijn belastbaarheid overschrijdt. De arbeidsdeskundige B&B heeft vervolgens functies gezocht die eiser in theorie nog wel kan uitvoeren. Dat heeft drie functies opgeleverd.
Het gaat om:
- ( SBC-code 111161) Medewerker kleding en textiel;
- ( SBC-code 111334) Huishoudelijk medewerker gebouwen;
- ( SBC-code 111333) Huishoudelijk medewerker.
12. Eiser stelt dat de functie Medewerker kleding en textiel niet geschikt is. In het rapport van 21 april 2022 stelt de arbeidsdeskundige B&B dat er bij de functie geen sprake is van veelvuldig fijn werk waar een hoge mate van visuele controle noodzakelijk is. Hij stelt dat het herkennen van vlekken of beschadigingen geen fijn werk is en dat eiser hiertoe in staat is. In het rapport van 28 juli 2022 stelt de arbeidsdeskundige B&B verder dat er goed gespreid licht op de werkvloer aanwezig is en geen sprake is van fel licht. Ook stelt hij dat bij het aspect zien door de arbeidsdeskundig analist alleen het onderscheid maken van verschillende kleuren als kenmerkende belasting gezien in deze functie. Tevens kan er volgens de arbeidsdeskundige B&B ook voor worden gekozen niet aan de invoer van de machine te staan, maar bij de uitvoer. Hierdoor wordt de controle van vlekken of beschadigingen op het wasgoed gedaan door een collega. Bij de machines waar samengewerkt moet worden, bijvoorbeeld de mangelmachine, kan volgens de arbeidsdeskundige B&B worden teruggevallen op een collega om de beschadigingen of vlekken te constateren. Eiser staat immers nooit alleen aan een machine.
13. Mede dankzij het hierboven besproken rapport van de verzekeringsarts B&B van 7 augustus 2023 kan de rechtbank de motivering van de arbeidsdeskundige B&B volgen. Uit dit rapport volgt voldoende duidelijk wat de verzekeringsarts B&B bedoelt met veelvuldig fijn werk waar een hoge mate van visuele controle noodzakelijk is. Ook heeft de verzekeringsarts B&B naar het oordeel van de rechtbank voldoende gemotiveerd waarom eiser met de gemeten visus het wasgoed kan controleren op beschadigingen en vlekken.
14. De arbeidsdeskundige B&B heeft berekend dat eiser op 11 mei 2021 met de middelste van de drie geduide functies 36,22% kan verdienen van het loon dat hij verdiende met zijn eigen werk, zodat hij voor de overige 63,78% arbeidsongeschikt is.

Conclusie en gevolgen

15. Het UWV heeft terecht besloten om eiser per 11 mei 2021 een loongerelateerde WIA-uitkering toe te kennen omdat hij per die datum voor 63,78% arbeidsongeschikt is.
16. Omdat het UWV pas in beroep voldoende heeft toegelicht wat wordt bedoeld met veelvuldig fijn werk waar een hoge mate van visuele controle noodzakelijk is, zoals genoemd in de FML bij de toelichting van beperking 2.1 (zien), bevat de besluitvorming in bezwaar een zorgvuldigheids- en motiveringsgebrek. Het UWV heeft in beroep het gebrek met het rapport van de verzekeringsarts B&B van 7 augustus 2023 hersteld. Niet is gebleken dat eiser door het gebrek in het bestreden besluit is benadeeld. Ook als het gebrek zich niet zou hebben voorgedaan, zou een besluit met gelijke uitkomst zijn genomen. Dit maakt dat de rechtbank het gebrek in het bestreden besluit met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) passeert.
17. Het beroep van eiser is ongegrond. Dit betekent dat hij geen gelijk krijgt. In de toepassing van artikel 6:22 van de Awb ziet de rechtbank aanleiding het UWV te veroordelen in de proceskosten van eiser. De proceskosten in beroep stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 837,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde van € 837,- en wegingsfactor 1). Ook moet het UWV het door eiser betaalde griffierecht van € 50,- vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- bepaalt dat het UWV het betaalde griffierecht van € 50,- aan eiser moet vergoeden;
- veroordeelt het UWV in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 837,-.
Deze uitspraak is gedaan op 29 september 2023 door mr. A.M.L.E. Ides Peeters, rechter, in aanwezigheid van mr. J.G.M. Koning, griffier.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.