Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
Parketnummer vordering: 01/168705-21
[verdachte] ,
De tenlastelegging.
De vordering na voorwaardelijke veroordeling.
De formele voorvragen.
Bewijs.
In dat verband stelt de rechtbank vast dat verdachte [slachtoffer] met een groot mes twee maal met kracht in het bovenlichaam van [slachtoffer] heeft gestoken, onder andere in de borst. De rechtbank constateert dat op deze plaats in het lichaam zich vitale lichaamsdelen als organen en slagaders bevinden. Naar algemene ervaringsregels is de kans dat iemand als gevolg van het steken met een scherp voorwerp op deze plaats in de borst komt te overlijden, aanmerkelijk. De gedragingen van verdachte waren dan ook geëigend om de dood van [slachtoffer] te kunnen laten intreden en kunnen naar de uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer te zijn gericht op de dood, dat het - behoudens contra-indicaties, waarvan uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet is gebleken - niet anders kan zijn dan dat verdachte zich van de aanmerkelijke kans op dit gevolg bewust is geweest en deze ook heeft aanvaard. Aldus heeft verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat [slachtoffer] als gevolg van zijn handelen zou komen te overlijden en is het opzet van verdachte op zijn minst in voorwaardelijke zin daarop gericht geweest.
De bewezenverklaring.
De strafbaarheid.
Omdat het bij noodweer gaat om het recht tot verdediging tegen een wederrechtelijke aanranding kan een beroep op noodweer niet worden aanvaard, als de gedraging van degene die zich hierop beroept, op grond van zijn bedoeling noch op grond van de uiterlijke verschijningsvorm van de gedraging kan worden aangemerkt als verdedigend, maar – naar de kern bezien – als aanvallend, bijvoorbeeld gericht op een confrontatie. In zo een geval kan ook een beroep op noodweerexces of putatief noodweer niet slagen.
Vanaf 15:05:01 uur zijn verdachte en [slachtoffer] zichtbaar op de hierboven in de bewijsmiddelen weergegeven camerabeelden van het [bedrijf 1] , gevestigd aan de [adres 2] te Bladel. Verdachte en [slachtoffer] lopen dan naast elkaar en zijn met elkaar in gesprek. De rechtbank concludeert op grond van de beelden en het daarbij behorende geluid dat er geen aanwijzingen zijn om aan te nemen dat er op dat moment sprake was van onenigheid, ruzie of een voor verdachte bedreigende situatie. Vervolgens blijven verdachte en [slachtoffer] stilstaan ter hoogte van de oprit aan de rechterzijde van Luigi. Op de camerabeelden is te horen dat [slachtoffer] tegen verdachte zegt dat hij mee ‘naar het hoekje moet lopen’ en te zien is dat hij daarbij met beide handen een beweging maakt ter hoogte van de broekband, aan de voorzijde van zijn middel. Vervolgens haalt verdachte, als hij vlakbij [slachtoffer] staat, met zijn rechterhand een groot mes uit zijn broek en houdt dit voor zijn middel. In zijn linkerhand heeft hij het foedraal van het mes. Verdachte houdt het mes langs zijn lichaam, loopt op [slachtoffer] af en schreeuwt daarbij ‘Ik doe kankersteken hè’. [slachtoffer] loopt hierop achteruit en houdt zijn linkerhand daarbij omhoog, terwijl verdachte op [slachtoffer] af blijft lopen. Vervolgens geeft verdachte [slachtoffer] een duw tegen de borst, waardoor [slachtoffer] achteruit stapt. [slachtoffer] zegt ‘Ga je steken vriend?’ en verdachte geeft – kortgezegd – aan dat [slachtoffer] weg moet gaan. Al die tijd heeft verdachte het mes in zijn hand. [slachtoffer] loopt dan op verdachte af, staat dicht bij verdachte en vraagt dan ‘Voor de camera?’ en zegt – nadat verdachte iets onverstaanbaars antwoordt – ‘Ik ga jou schieten hè’ en ‘Als je trekt ga ik je schieten’. Verdachte geeft nogmaals aan dat [slachtoffer] weg moet gaan. [slachtoffer] blijft op verdachte af lopen, waarna zij bijna hoofd aan hoofd staan. [slachtoffer] zegt dan tegen verdachte dat hij ‘die ding weg moet doen’. Verdachte maakt daarna een beweging die lijkt op de handeling waarbij hij het mes in het foedraal wil doen, maar maakt deze beweging niet af en blijft het mes en het foedraal in beide handen vasthouden. [slachtoffer] blijft op verdachte af lopen en geeft aan dat verdachte ‘de lul is’, omdat er overal camera’s hangen. Hierop kijken verdachte en [slachtoffer] in de camera, waarbij [slachtoffer] met zijn hand een beweging naar de camera maakt. Verdachte zegt nogmaals dat [slachtoffer] weg moet gaan, waarop [slachtoffer] zegt ‘Broer laat me niet dingen trekken hier’. Hij maakt daarbij een beweging met beide handen richting de voorzijde van zijn middel ter hoogte van zijn broeksriem. [slachtoffer] geeft nogmaals aan dat verdachte het mes weg moet doen en zegt ‘Ik ga jou niet slaan’ en ‘Ik heb jou zo geschoten, jij bent op de grond. En dan?’. Verdachte en [slachtoffer] staan weer tegenover elkaar, waarbij [slachtoffer] nogmaals zegt dat verdachte het mes weg moet doen. Daarna rijdt er een auto voorbij. Dan gaat [slachtoffer] met zijn linkerhand in de richting van de rechterhand van verdachte, waarmee verdachte het mes nog steeds vasthoudt. Verdachte zet een stap achteruit, waarna [slachtoffer] met beide handen naar de voorzijde van zijn middel en richting zijn broeksband grijpt. Verdachte maakt hierop met zijn rechterhand, met daarin het mes, een krachtige steekbeweging richting de buik van [slachtoffer] . [slachtoffer] duikt in elkaar en maakt met zijn linkerhand een afwerende beweging in de richting van de rechterhand van verdachte. Verdachte maakt direct een stekende beweging richting de rechterborst van [slachtoffer] , waarop het mes in de borst van [slachtoffer] verdwijnt. Hierop rent [slachtoffer] weg in de richting van de woning aan de [adres 2] en rent verdachte achter [slachtoffer] aan. Enkele seconden later is verdachte weer in beeld te zien, waarna hij wegrent van de plaats van het steekincident.
het op een vervelende manier aan verdachte voorstellen om mee naar het hoekje te lopen en daarbij met de handen een beweging maken naar de broeksband, levert naar het oordeel van de rechtbank echter geen wederrechtelijke aanranding of een onmiddellijk dreigend gevaar daartoe op.
Oplegging van straf en maatregel.
De vorderingen van de benadeelde partijen.
De vordering van de benadeelde partij [moeder van slachtoffer] (moeder).
De vordering van de benadeelde partij [vader van slachtoffer] (vader).
alle benadeelde partijentevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 december 2022 tot de dag van algehele voldoening.
Beslag.
Motivering van de beslissing na voorwaardelijke veroordeling 01/168705-21.
Toepasselijke wetsartikelen.
DE UITSPRAAK
doodslag
jeugddetentievoor de duur van
24 maanden met aftrekovereenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht;
plaatsing in een inrichting voor jeugdigen;
Een maatregel van schadevergoeding van € 20.527,-De rechtbank legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [moeder van slachtoffer] , van een bedrag van € 20.527,-. De rechtbank bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 0 dagen. Voormeld bedrag bestaat uit € 527,- materiële schade en € 20.000,- immateriële schade. De toegewezen schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 december 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
Een maatregel van schadevergoeding van € 17.500,-De rechtbank legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [vader van slachtoffer] , van een bedrag van € 17.500,-. De rechtbank bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 0 dagen. Voormeld bedrag bestaat uit immateriële schade. De toegewezen schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 december 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
Een maatregel van schadevergoeding van € 17.500,-De rechtbank legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [zusje van slachtoffer] , van een bedrag van € 17.500,-. De rechtbank bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 0 dagen. Voormeld bedrag bestaat uit immateriële schade. De toegewezen schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 december 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.
Een maatregel van schadevergoeding van € 17.500,-De rechtbank legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [zusje 2 van slachtoffer] , van een bedrag van € 17.500,-. De rechtbank bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 0 dagen. Voormeld bedrag bestaat uit immateriële schade. De toegewezen schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 december 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.
Een maatregel van schadevergoeding van € 17.500,-De rechtbank legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [broertje van slachtoffer] , van een bedrag van € 17.500,-. De rechtbank bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 0 dagen. Voormeld bedrag bestaat uit immateriële schade. De toegewezen schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 december 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.
Onttrekking aan het verkeer inbeslaggenomen goed.
jeugddetentievoor de duur van
73 dagen.