Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
SINT-JANSLYCEUM,
1.Inleiding
2.Het oordeel van de kantonrechter
[datum] 2023, in randnummer 12 van de dagvaarding van
[datum] 2023, en in randnummer 18 van de dagvaarding van (de in de toekomst gelegen datum)
[datum] 2023. Ook blijkt uit de dagvaarding dat de wijze waarop die arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd is ontstaan of zal ontstaan telkens verschilt. Tijdens de zitting heeft de gemachtigde van [eiseres] hierover (desgevraagd) helderheid verschaft. Kort gezegd heeft [eiseres] tijdens de zitting toegelicht dat tussen partijen een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd is ontstaan per
[datum] 2022. Hoewel deze datum en bijbehorend standpunt in de dagvaarding niet naar voren is gekomen, gaat de kantonrechter er vanwege de uitvoerige, door [eiseres] tijdens de zitting gegeven, toelichting vanuit dat alleen laatstgenoemd (en dus het tijdens de zitting ingenomen) standpunt aan de door haar ingestelde vorderingen ten grondslag ligt. De door [eiseres] tijdens de zitting gegeven toelichting wordt hierna bij 2.6, verkort, weergegeven. De kantonrechter vindt dat OMO voldoende gelegenheid heeft gehad om op dit gewijzigde standpunt van [eiseres] te reageren, en zij heeft dit ook gedaan. OMO heeft tegen de standpuntwijziging bovendien geen bezwaar gemaakt. Omdat [eiseres] in de door haar tijdens de zitting gegeven toelichting een beroep doet op bepalingen uit de OMO-cao, en OMO daar vervolgens ook op heeft gereageerd, worden omwille van de leesbaarheid van het vonnis hierna eerst bij 2.5 enkele relevante bepalingen uit de OMO-cao geciteerd.
“HOOFDSTUK B: ARBEIDSOVEREENKOMST(…)
Een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd kan worden overeengekomen bij wijze van proef bij een eerste indiensttreding. De duur van die arbeidsovereenkomst bedraagt ten hoogste 12 maanden. (…)
Een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd kan voorts worden overeengekomen:
bij vervanging van een tijdelijk afwezige werknemer telkens voor ten hoogste één jaar;
als voorziening in een tijdelijke vacature voor ten hoogste één jaar; (…)
indien de werknemer uitsluitend is belast met werkzaamheden in het kader van projecten waarvoor additionele gelden ter beschikking zijn gesteld, of uitsluitend een dergelijke werknemer vervangt, een en ander voor ten hoogste twee jaar; (…)
De totale duur van elkaar opvolgende arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd bedraagt ten hoogste twee jaar, met uitzondering van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd als bedoeld in lid 4 onder e en in lid 5. Wordt de arbeidsovereenkomst nadien voortgezet dan geschiedt dit voor onbepaalde tijd.
Voor werknemers die belast zijn met werkzaamheden voortvloeiende uit de beschikbaar gestelde NPO-gelden kan onder voorwaarden, zoals hieronder beschreven onder toelichting, worden afgeweken van het gestelde in artikel B2 lid 8.
- De werknemer wordt belast met werkzaamheden voortvloeiende uit of in verband met de beschikbaar gestelde NPO-gelden;
- De totale duur van de elkaar opvolgende arbeidsovereenkomsten kan worden uitgebreid tot ten hoogste4jaar; (…)
- De verruiming van de keten geschiedt voor de duur van de beschikbaar gestelde NPO-middelen, maar uiterlijk tot 1 augustus 2023.
- De werknemer wordt belast met werkzaamheden voortvloeiende uit of in verband met de beschikbaar gestelde NPO-gelden; (…)
- Met instemming van de (P)MR kan de totale duur van de elkaar opvolgende arbeidsovereenkomsten worden uitgebreid tot ten hoogste3jaar; (…)
De werkgever zal flexibele arbeidsovereenkomsten die de werknemer in een nadelige positie brengen, zoveel mogelijk voorkomen en derhalve: (…)
een terughoudend beleid voeren in de aanbieding aan een zelfde werknemer van opeenvolgende tijdelijke arbeidsovereenkomsten.”
[datum] 2022tussen partijen een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd is ontstaan. De eerste, tijdelijke arbeidsovereenkomst is [eiseres] met OMO aangaan voor tien maanden, en wel vanaf [datum] 2021 tot en met [datum] 2022. Deze eerste arbeidsovereenkomst is aangegaan op grond van artikel B2 lid 4 sub b OMO-cao wegens een voorziening in een tijdelijke vacature en kan ten hoogste worden aangegaan voor één jaar. Daarna hebben partijen de arbeidsrelatie voortgezet. Omdat verlenging van de tijdelijke arbeidsovereenkomst op de aanvankelijke grondslag (B2 lid 4 sub b OMO-cao) niet mogelijk is en uitgangspunt van de OMO-cao is dat een werknemer een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd krijgt, kan voortzetting van de arbeidsrelatie alleen maar hebben plaatsgevonden op basis van een overeenkomst voor onbepaalde tijd. De OMO-cao staat namelijk niet toe dat voortzetting van de arbeidsrelatie plaatsvindt op een van de andere tijdelijke grondslagen.
“De totale duur van elkaar opvolgende arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd bedraagt ten hoogste twee jaar (…). Wordt de arbeidsovereenkomst nadien voortgezet dan geschiedt dit voor onbepaalde tijd.”Door de beperking qua duur, heeft OMO haar uitgangspunt gewaarborgd dat zij een terughoudend beleid voert op het punt van de aanbieding aan één werknemer van opeenvolgende arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd (artikel B3 lid 1 OMO-cao) en in beginsel streeft naar arbeidsovereenkomsten voor onbepaalde tijd.