ECLI:NL:RBOBR:2023:4739

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
27 september 2023
Publicatiedatum
27 september 2023
Zaaknummer
01/034434-22
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bezit van kinderporno en ontuchtige handelingen met minderjarigen

Op 27 september 2023 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het bezit van kinderporno en meermalen ontuchtige handelingen heeft gepleegd met minderjarigen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 jaren en heeft de maatregel van terbeschikkingstelling (TBS) met verpleging opgelegd. De verdachte heeft gedurende een lange periode, van 2012 tot 2022, ontuchtige handelingen gepleegd met vijf jongens die allen jonger waren dan zestien jaar. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet heeft meegewerkt aan gedragskundig onderzoek, wat heeft geleid tot de conclusie dat de TBS-maatregel noodzakelijk is voor de bescherming van de samenleving. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers als betrouwbaar en consistent beoordeeld, en heeft gebruik gemaakt van een schakelbewijsconstructie om de bewezenverklaring van de feiten te onderbouwen. De verdachte heeft eerder ook al veroordelingen voor soortgelijke feiten op zijn naam staan, wat de ernst van de situatie onderstreept. De rechtbank heeft daarnaast schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, die bestaan uit zowel materiële als immateriële schade.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.034434.22
Datum uitspraak: 27 september 2023
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1974] ,
wonende te [adres] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 13 september 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 30 augustus 2023.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
t.a.v. feit 1:
hij, in of omstreeks de periode van 17 juli 2021 tot en met 23 oktober 2021 te Oirschot, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens), met [slachtoffer 1] , geboren op [2013] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, (telkens) buiten echt, (telkens) een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, immers heeft hij, verdachte, (telkens):
- zijn, verdachtes, hand in de broek van die [slachtoffer 1] gestopt/gestoken en/of
- de broek van die [slachtoffer 1] omlaag getrokken en/of
- de penis van die [slachtoffer 1] betast/aangeraakt;

(artikel 247 Wetboek van Strafrecht).

t.a.v. feit 2:
hij, op of omstreeks 08 februari 2022 te Oirschot, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens), afbeeldingen te weten (een) foto('s) en/of (een) video('s) en/of (een) film(s) – en/of (een) gegevensdrager(s) bevattende afbeeldingen - te weten een laptop, merk Sony, type Vaio (goednr. 705641) van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken,
- heeft verworven en/of
- in bezit heeft gehad en/of
- zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft,
welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
het oraal en/of vaginaal en/of anaal penetreren van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
en/of
het oraal en/of vaginaal en/of anaal penetreren van het lichaam van een (ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
((onder andere) omschreven op pag. 56 van het proces-verbaal bevindingen met proces-verbaalnummer OBRBC21186-26 en tevens opgenomen op pag. 8-9 van de toonmap behorende bij proces-verbaal bevindingen met proces-verbaalnummer OBRBC21186-26 onder vermelding van Record 10
en/of
omschreven op pag. 56 van het proces-verbaal bevindingen met proces-verbaalnummer OBRBC21186-26 en tevens opgenomen op pag. 9 van de toonmap behorende bij proces-verbaal bevindingen met proces-verbaalnummer OBRBC21186-26 onder vermelding van Record 11)
en/of
het betasten en/of aanraken van het geslachtsdeel, de billen en/of borsten van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
en/of
het betasten en/of aanraken van het geslachtsdeel, de billen en/of borsten van een (ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
((onder andere) omschreven op pag. 56 van het proces-verbaal bevindingen met proces-verbaalnummer OBRBC21186-26 en tevens opgenomen op pag. 6 van de toonmap behorende bij proces-verbaal bevindingen met proces-verbaalnummer OBRBC21186-26 onder vermelding van Record 6
en/of
omschreven op pag. 56 van het proces-verbaal bevindingen met proces-verbaalnummer OBRBC21186-26 en tevens opgenomen op pag. 10 van de toonmap behorende bij proces-verbaal bevindingen met proces-verbaalnummer OBRBC21186-26 onder vermelding van Record 12)
en/of
het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van/door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij deze persoon gekleed is en/of opgemaakt is en/of poseert in een omgeving en/of met een voorwerp(en) en/of in een (erotisch getinte) houding (op een wijze) die niet bij zijn/haar leeftijd past/passen
en/of waarbij deze persoon zich (vervolgens) in opeenvolgende afbeeldingen/filmfragmenten van zijn/haar kleding ontdoet
en/of (waarna) door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleden van deze persoon en/of de uitsnede van de foto’s/films nadrukkelijk het (ontblote) geslachtsdeel, de borsten en/of billen van die persoon in beeld gebracht worden,
(waarbij) de afbeelding (aldus) (telkens) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling\
((onder andere) omschreven op pag. 56 van het proces-verbaal bevindingen met proces-verbaalnummer OBRBC21186-26 en tevens opgenomen op pag. 5 van de toonmap behorende bij proces-verbaal bevindingen met proces-verbaalnummer OBRBC21186-26 onder vermelding van Record 3
en/of
omschreven op pag. 56 van het proces-verbaal bevindingen met proces-verbaalnummer OBRBC21186-26 en tevens opgenomen op pag. 5 van de toonmap behorende bij proces-verbaal bevindingen met proces-verbaalnummer OBRBC21186-26 onder vermelding van Record 4);
(artikel 240b Wetboek van Strafrecht)
t.a.v. feit 3:
hij, in of omstreeks de periode van 07 november 2012 tot en met 06 november 2014 te Oirschot, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens), met [slachtoffer 2] , geboren op [2003] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, (telkens) buiten echt, (telkens) een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, immers heeft hij, verdachte, (telkens):
- zijn, verdachtes, hand in de broek van die [slachtoffer 2] gestopt/gestoken en/of
- de penis en/of de ballen van die [slachtoffer 2] betast/aangeraakt;

(artikel 247 Wetboek van Strafrecht)

t.a.v. feit 4:
hij, in of omstreeks de periode van 01 mei 2018 tot en met 01 oktober 2019 te Oirschot, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens), met [slachtoffer 3] , geboren op [2011] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, (telkens) buiten echt, (telkens) een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, immers heeft hij, verdachte, (telkens):
- zijn, verdachtes, hand in de broek van die [slachtoffer 3] gestopt/gestoken en/of
- de broek van die [slachtoffer 3] omlaag getrokken en/of
- de penis van die [slachtoffer 3] betast/aangeraakt;

(artikel 247 Wetboek van Strafrecht)

t.a.v. feit 5:
hij, in of omstreeks de periode van 06 augustus 2018 tot en met 16 augustus 2018 in Frankrijk ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met [slachtoffer 4] , geboren op [2007] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen te plegen de broek van die [slachtoffer 4] omlaag heeft getrokken, althans heeft getracht de broek van die [slachtoffer 4] naar beneden te trekken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 247 jo. artikel 45 Wetboek van Strafrecht)
t.a.v. feit 6:
hij, in of omstreeks de periode van 14 november 2021 tot en met 29 januari 2022 te Oirschot, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens), met [slachtoffer 5] , geboren op [2010] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, (telkens) buiten echt, (telkens) een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd,
immers heeft hij, verdachte, (telkens):
- zijn, verdachtes, hand in de broek van die [slachtoffer 5] gestopt/gestoken en/of
- de penis, in elk geval de schaamstreek en/of de billen en/of de heupen en/of de benen en/of de buik van die [slachtoffer 5] betast/aangeraakt;
(artikel 247 Wetboek van Strafrecht).
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs

Inleiding.
Op 26 oktober 2021 heeft [moeder van slachtoffer 1] aangifte gedaan van seksueel misbruik van haar zoon [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ) door verdachte. Op 8 februari 2022 vond onder leiding van de rechter-commissaris een doorzoeking plaats van de woning van verdachte gelegen aan de [adres] . Bij die doorzoeking zijn een laptop van het merk Sony, twee usb-sticks en een zwart kastje met daarin een gegevensdrager in beslag genomen. Op 24 februari 2022 heeft [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ) aangifte gedaan tegen verdachte van ontucht en aanranding. Op 1 maart 2022 heeft [moeder van slachtoffer 3 en 4] aangifte gedaan tegen verdachte van ontucht met haar zoon [slachtoffer 3] (hierna: [slachtoffer 3] ) en van poging tot ontucht met haar zoon [slachtoffer 4] (hierna: [slachtoffer 4] ). Op 9 juni 2022 heeft [moeder van slachtoffer 5] aangifte gedaan tegen verdachte van ontucht met haar zoon [slachtoffer 5] (hierna: [slachtoffer 5] ).
Het standpunt van de officier van justitie.
In haar op schrift gesteld requisitoir heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.
Het standpunt van de verdediging.
In zijn op schrift gestelde pleitaantekeningen heeft de raadsman vrijspraak bepleit voor het onder 2 tenlastegelegde bezit van kinderporno. Uit het dossier kan niet worden afgeleid dat verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van kinderpornografisch materiaal op de aangetroffen gegevensdrager. Uit onderzoek van de gegevensdrager bleek dat de aangetroffen 55 beelden op de laptop waren opgeslagen in een zogenaamde thumbcache. Dit betroffen verborgen bestanden die voor de gemiddelde gebruiker niet zichtbaar zijn. De laptop werd door meerdere personen gebruikt. Vanwege het ontbreken van (voorwaardelijk) opzet moet verdachte worden vrijgesproken.
De raadsman heeft ook vrijspraak bepleit voor de onder 1, 3, 4, 5 en 6 ten laste gelegde feiten. Kort gezegd zijn de verklaringen van de kinderen onbetrouwbaar. De mogelijkheid van beïnvloeding kan niet worden uitgesloten. In sommige gevallen is ook daadwerkelijk gebleken dat de verklaringen zijn beïnvloed. Het is niet uit te sluiten dat herinneringen van de kinderen zijn gekleurd door alle verhalen die rondgingen en door alles wat binnen het gezinsverband is besproken. Ook is voor de verklaringen van de kinderen telkens onvoldoende steunbewijs.
Met betrekking tot de onder 5 tenlastegelegde poging tot ontucht met [slachtoffer 4] geldt verder dat een stukje omlaag trekken van een broek -indien bewezen- geen begin van uitvoering van enig ontuchtig handelen oplevert. De handelingen die [slachtoffer 4] in zijn aangifte beschrijft zijn geen handelingen met een seksuele strekking.
Ten aanzien van de onder 6 ten laste gelegde ontucht met Bram geldt nog dat het aanraken van de heupen geen handelingen zijn met een ontuchtig karakter.
De raadsman heeft gesteld dat van een kenmerkende handelwijze, een bepaalde modus operandi, van verdachte niet is gebleken. De gepleegde ontuchtige handelingen zouden volgens de verklaringen van de kinderen in alle zaken op een andere wijze hebben plaatsgevonden, waarbij iedere keer een complicerende factor is dat de beschreven handelingen steeds weinig specifieke details bevatten. Om deze reden kan in de visie van de verdediging geen gebruik worden gemaakt van een schakelbewijsconstructie als steunbewijs.
[ex-partner van verdachte] , de ex-partner van verdachte, heeft gemeend op eigen initiatief een gesprek met verdachte te moeten opnemen om een bekentenis van verdachte te ontlokken. Uit de weergave van dit gesprek blijkt niet van een ondubbelzinnige bekentenis met betrekking tot de tenlastegelegde feiten. Verdachte heeft een plausibele en aannemelijke verklaring gegeven over wat hij tegen zijn ex-partner heeft willen zeggen met de opmerkingen ”wat over die [slachtoffer 1] is verteld is inderdaad wel zo gebeurd” en “dat hij het leuk vindt om met kinderen om te gaan en dat hij daar mee te ver is gegaan”. Hierdoor kunnen deze uitspraken ook niet als steunbewijs worden gebruikt voor de aangiften en/of verklaringen van de kinderen. Daarvoor zijn de uitlatingen te algemeen en onbepaald van aard en voor meerderlei uitleg vatbaar.
Het oordeel van de rechtbank.
Voor wat betreft de onder 1 gepleegde ontucht met [slachtoffer 1] overweegt de rechtbank het volgende:
De verklaringen van [slachtoffer 1] zijn in de ogen van de rechtbank consistent en op bepaalde punten gedetailleerd. De rechtbank heeft geen enkele aanleiding om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer 1] en de aangifte van zijn moeder. Verdachte heeft op zitting verklaard dat hij op de desbetreffende data in dezelfde woning op die kamer in [adres] is geweest. De laatste keer heeft hij daar in de kamer van [slachtoffer 2] het geslachtsdeel van [slachtoffer 1] gezien. Daarnaast heeft verdachte op 31 maart 2022 tegen zijn ex-partner verklaard dat hij best tegen haar wil vertellen wat er is gebeurd, maar dat het dan wel tussen hen moet blijven. Hij heeft toen gezegd dat wat over die [slachtoffer 1] is verteld inderdaad wel zo is gebeurd. Hij heeft ook gezegd dat hij kinderen heel leuk vindt en vervolgens dat hij te ver is gegaan met het zitten aan geslachtsdelen. De nadere uitleg die verdachte aan het door zijn ex-partner opgenomen gesprek in de door zijn raadsman overgelegde brief heeft gegeven acht de rechtbank ongeloofwaardig. Deze uitleg is gelet op de context van het gesprek niet aannemelijk en verdachte heeft dit op zitting ook niet verder willen toelichten. Gelet op deze bewijsmiddelen in onderling verband bezien, die zijn uitgewerkt in de bij dit vonnis behorende bewijsbijlage, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte in de periode van 17 juli 2021 tot en met 23 oktober 2021 met [slachtoffer 1] ontuchtige handelingen heeft gepleegd.
Voor wat betreft de onder 3, 4 en 6 tenlastegelegde ontucht met [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 5] en de onder 5 tenlastegelegde poging tot ontucht met [slachtoffer 4] overweegt de rechtbank het volgende:
[slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 5] hebben verklaard dat verdachte zijn hand in hun broek heeft gestoken en hun penis, ballen en/of heup heeft betast of aangeraakt. Deze verklaringen zijn in de ogen van de rechtbank authentiek en betrouwbaar. De rechtbank ziet in het dossier geen aanwijzingen dat sprake zou zijn van beïnvloeding van de inhoud van de verklaringen van de kinderen door hun omgeving. Dat zij mogelijk door hun ouders zijn aangemoedigd om een verklaring af te leggen doet daaraan niet af.
De rechtbank komt tot het oordeel dat de onder 3, 4, 5, en 6 tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden. De rechtbank maakt voor de bewezenverklaring hiervan gebruik van de volgens bestendige jurisprudentie van de Hoge Raad toegestane schakelbewijsconstructie.
Bij een schakelbewijsconstructie mag de rechtbank de omstandigheid dat verdachte bij een ander feit is betrokken, redengevend achten voor de bewezenverklaring van een ander feit.
Volgens vaste jurisprudentie moet het dan gaan om bewijsmateriaal van dat andere feit dat op essentiële punten belangrijke overeenkomsten vertoont met het bewijsmateriaal van de te bewijzen feiten en dat duidt op een specifiek patroon in het gedrag van verdachte. Dit patroon moet herkenbaar aanwezig zijn in de voor de te bewijzen feiten voorhanden zijnde bewijsmiddelen. Bij de onder 3, 4, 5 en 6 tenlastegelegde feiten komen de verklaringen van de slachtoffers op essentiële punten overeen onder andere als het gaat om de aanpak die verdachte telkens hanteerde om met hen in contact te komen. Hij ging bij hen zitten als ze aan het gamen waren of met een telefoon bezig waren, of zorgde op andere speelse wijze dat hij met een jongen alleen was (het wandelen met [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3] ) en de wijze waarop de ontuchtige handelingen telkens plaats vonden (met de hand in de broek van de slachtoffers gaan of de broek omlaag (proberen te) trekken). Ook vielen alle slachtoffers ten tijde van de handelingen in dezelfde leeftijdscategorie (tussen de 7 en 12 jaar).
Gelet op deze op essentiële punten opvallende overeenkomsten met de bewijsmiddelen die ten grondslag liggen aan de onder 1 bewezenverklaarde ontuchtige handelingen met [slachtoffer 1] , zal de rechtbank deze bewijsmiddelen voor het plegen van ontuchtige handelingen met [slachtoffer 1] ook als schakelbewijs gebruiken voor de bewezenverklaring van de onder 3, 4, 5 en 6 tenlastegelegde feiten.
Ten aanzien van feit 5 overweegt de rechtbank nog dat zij van oordeel is dat het voornemen van verdachte tot het plegen van ontuchtige handelingen met [slachtoffer 4] zich wel degelijk door een begin van uitvoering heeft geopenbaard. Het is niet goed denkbaar wat verdachte met het omlaag trekken van de broek van [slachtoffer 4] anders van plan was dan het plegen van ontuchtige handelingen. Bovendien heeft verdachte hier ook geen alternatieve verklaring voor gegeven.
Ten aanzien van feit 6 overweegt de rechtbank nog het volgende. Uit de verklaring van [slachtoffer 5] volgt dat verdachte met zijn hand over zijn heupen heeft gewreven en dat verdachte in zijn broek aan het wroeten was. De rechtbank stelt vast dat verdachte zijn volwassen hand aan de voorkant in de onderbroek van [slachtoffer 5] , op dat moment 11 respectievelijk 12 jaar, heeft gestopt en hier gewroet. Hiermee acht de rechtbank ook bewezen dat verdachte de schaamstreek van [slachtoffer 5] heeft betast.
Voor wat betreft het onder 2 tenlastegelegde bezit van kinderporno op een gegevensdrager overweegt de rechtbank het volgende:
Uit de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen blijkt dat op de in de woonkamer van de woning van verdachte op 8 februari 2022 aangetroffen laptop 55 afbeeldingen zijn aangetroffen die kinderpornografisch van aard zijn. Verdachte heeft verklaard dat het zijn laptop is. Volgens een verbalisant, die de laptop heeft onderzocht, waren deze afbeeldingen benaderbaar en niet versleuteld. Verder is uit onderzoek gebleken dat op 2 en 3 februari 2022 nog op deze laptop is ingelogd onder de gebruikersnaam van verdachte: “ [gebruikersnaam van verdachte] ”.
Uit het vorenstaande blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte wetenschap moet hebben gehad van de aanwezigheid van kinderpornografisch materiaal op zijn laptop.
Dat, zoals door de raadsman gesteld, de aangetroffen 55 beelden op de laptop waren opgeslagen in een zogenaamde thumbcache maakt dit niet anders aangezien voor de gebruiker met enige digitale kennis, waarbij opgemerkt wordt dat verdachte handig is met computers, op normale wijze benaderbaar waren
Kort samengevat is de rechtbank, gelet op het vorenstaande, van oordeel dat de onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
Vanwege de leesbaarheid van dit vonnis zijn de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen opgenomen in een bewijsbijlage die bij dit vonnis is gevoegd.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsbijlage uitgewerkte bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
1.
in de periode van 17 juli 2021 tot en met 23 oktober 2021 te Oirschot meermalen telkens
met [slachtoffer 1] , geboren op [2013] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, telkens buiten echt, telkens ontuchtige handelingen heeft gepleegd, immers heeft hij, verdachte:
- zijn, verdachtes, hand in de broek van die [slachtoffer 1] gestopt/gestoken en/of
- de broek van die [slachtoffer 1] omlaag getrokken en
- telkens de penis van die [slachtoffer 1] betast.
2.
op 08 februari 2022 te Oirschot, in elk geval in Nederland een gegevensdrager bevattende afbeeldingen - te weten een laptop, merk Sony, type Vaio (goednr. 705641), van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken,
- in bezit heeft gehad
welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
het oraal penetreren van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
en
het oraal penetreren van het lichaam van een (ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
((onder andere) omschreven op pag. 56 van het proces-verbaal bevindingen met proces-verbaalnummer OBRBC21186-26
en
het betasten van het geslachtsdeel van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
en
het betasten van het geslachtsdeel van een (ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
((onder andere) omschreven op pag. 56 van het proces-verbaal bevindingen met proces-verbaalnummer OBRBC21186-26
en
het geheel of gedeeltelijk naakt poseren door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij deze persoon poseert in een erotisch getinte houding op een wijze die niet bij zijn leeftijd past waarbij de afbeelding aldus telkens een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en strekt tot seksuele prikkeling
((onder andere) omschreven op pag. 56 van het proces-verbaal bevindingen met proces-verbaalnummer OBRBC21186-26 .
3.
in de periode van 07 november 2012 tot en met 06 november 2014 te Oirschot met [slachtoffer 2] , geboren op [2003] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd,
immers heeft hij, verdachte:
- zijn, verdachtes, hand in de broek van die [slachtoffer 2] gestopt/gestoken en
- de penis en de ballen van die [slachtoffer 2] betast;
4.
in de periode van 01 mei 2018 tot en met 01 oktober 2019 te Oirschot met [slachtoffer 3] , geboren op [2011] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, immers heeft hij, verdachte:
- zijn, verdachtes, hand in de broek van die [slachtoffer 3] gestopt/gestoken en
- de penis van die [slachtoffer 3] betast.
5.
in de periode van 06 augustus 2018 tot en met 16 augustus 2018 in Frankrijk ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met [slachtoffer 4] , geboren op [2007] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen te plegen, de broek van die [slachtoffer 4] omlaag heeft getrokken, althans heeft getracht de broek van die [slachtoffer 4] naar beneden te trekken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
6.
in de periode van 14 november 2021 tot en met 29 januari 2022 te Oirschot, meermalen, telkens met [slachtoffer 5] , geboren op [2010] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, telkens buiten echt, telkens ontuchtige handelingen heeft gepleegd, immers heeft hij, verdachte, (telkens):
- zijn, verdachtes, hand in de broek van die [slachtoffer 5] gestopt/gestoken en
- de schaamstreek en de heupen van die [slachtoffer 5] betast.
Nu de rechtbank gebruik maakt van de schakelbewijsconstructie worden de bewijsmiddelen voor feit 1 ook gebezigd voor de feiten 3, 4, 5, en 6.

De strafbaarheid van de feiten.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.
Voor de feiten 1, 2, 3, 4, 5 en 6:
- een gevangenisstraf voor de duur van 40 maanden met aftrek van voorarrest;
- de maatregel terbeschikkingstelling (hierna: TBS-maatregel) met verpleging van overheidswege; en
- de maatregel van 38v van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr), inhoudende dat de verdachte zich zal onthouden van contact met [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] .
(Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.)
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft primair vrijspraak bepleit voor alle feiten.
Subsidiair heeft de raadsman bepleit dat om de TBS-maatregel met verpleging van overheidswege te kunnen opleggen er bij verdachte sprake moet zijn van een gebrekkige ontwikkeling/ziekelijke stoornis ten tijde van het begaan van de feiten. Er is geen recent rapport over de persoonlijkheid van verdachte. De rechtbank moet dan zelf een stoornis bij verdachte kunnen vaststellen. In de onderhavige zaak kan dat niet. Het dossier bevat hiervoor onvoldoende informatie. Daarom kan geen TBS-maatregel met verpleging van overheidswege worden opgelegd.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf en maatregel die aan verdachte dienen te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich in de periode van 7 november 2012 tot en met 29 januari 2022 meermalen schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen bij vijf jongens die de leeftijd van zestien jaren nog niet hadden bereikt. Ook heeft verdachte op 8 februari 2022 op een gevensdrager kinderporno in zijn bezit gehad.
De rechtbank vindt dat verdachte door het plegen van ontuchtige handelingen op grove wijze de lichamelijke integriteit van de jonge slachtoffers heeft geschonden en hen en hun ouders veel leed heeft aangedaan. De slachtoffers waren vanwege hun leeftijd kwetsbaar en
de ontuchtige handelingen hebben een grote indruk op hen gemaakt. Slachtoffers van dit soort ernstige feiten ondervinden daar vaak nog jarenlang last van en de herinnering eraan hindert hen dikwijls nog lang in hun dagelijks bestaan. Uit de toelichting op de vorderingen benadeelde partij/slachtofferverklaringen blijkt dat dit ook in deze zaak het geval is. Verdachte heeft daarnaast met zijn handelen het risico genomen dat de slachtoffers permanent beschadigd zijn in hun (seksuele) ontwikkeling.
Ook hebben de door verdachte gepleegde strafbare feiten grote onrust veroorzaakt in de plaatselijke gemeenschap.
Bij het bepalen van de straf weegt de rechtbank in het nadeel van verdachte mee dat hij een vriend was van de gezinnen waarvan de slachtoffers onderdeel uitmaakten of waarbij de slachtoffers op bezoek kwamen. Hij had een vertrouwensband met die gezinnen en regelmatig contact. De verdachte heeft met zijn handelen dat vertrouwen op grove wijze beschaamd.
Verdachte heeft ook misbruik gemaakt van het overwicht dat hij als volwassene op de jongens had en hij heeft uitsluitend gehandeld ter bevrediging van zijn eigen lustgevoelens. Verdachte heeft daarmee zijn eigen belang boven het welzijn, de belangen en de gevoelens van de slachtoffers gesteld. Met zijn handelen heeft verdachte daarnaast het vertrouwen dat de slachtoffers in volwassenen mogen hebben in ernstige mate beschaamd. De rechtbank rekent verdachte dit alles zeer aan. Zorgelijk en kwalijk acht de rechtbank bovendien dat verdachte gedurende de strafzaak geen openheid van zaken heeft willen geven over de toedracht van zijn handelen.
Ook zijn op de laptop van verdachte afbeeldingen aangetroffen die kunnen worden gekwalificeerd als porno met personen jonger dan achttien jaren, oftewel: kinderpomo. Door aldus te handelen heeft de verdachte indirect bijgedragen aan het vervaardigen van kinderporno, waarbij vaak (zeer jonge) kinderen door volwassenen aan vaak (zeer) verregaande seksuele handelingen worden onderworpen. Dergelijk seksueel misbruik kan - zoals algemeen bekend - leiden tot ernstige lichamelijke en psychische schade aan de slachtoffers. Mede om die reden dient het seksueel misbruik van jeugdigen en de exploitatie daarvan te worden tegengegaan. Door het vervaardigen en in bezit hebben van kinderporno wordt de kinderporno-industrie in stand gehouden. De verdachte draagt hierdoor mede de verantwoordelijkheid voor het leed dat aan de kinderen is toegebracht. Dit rekent de rechtbank verdachte aan.
Bij het bepalen van een straf en maatregel heeft de rechtbank ook gelet op het uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 3 augustus 2023 waaruit blijkt dat verdachte tweemaal eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Nu verdachte wederom soortgelijke feiten heeft gepleegd is de rechtbank van oordeel dat verdachte kennelijk niet of onvoldoende bereid is geweest zijn strafbaar gedrag te veranderen.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank voor zover mogelijk aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf.
Het oriëntatiepunt voor het bezit van kinderporno is een taakstraf van 240 uren en gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden waarvan een gedeelte onvoorwaardelijk, eventueel met bijzondere voorwaarden. Volgens de LOVS richtlijnen is recidive een straf vermeerderende factor. Voor het plegen van ontuchtige handelingen met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren is er geen oriëntatiepunt.
De rechtbank is, gelet op al het vorenstaande, alles afwegende van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van twee jaren.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
Met betrekking tot de gevorderde oplegging van de TBS-maatregel met verpleging van overheidswege overweegt en oordeelt de rechtbank als volgt.
In artikel 37a Sr. is bepaald dat de verdachte bij wie tijdens het begaan van een strafbaar feit een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond, op last van de rechter ter beschikking kan worden gesteld. Als voorwaarde geldt ten eerste dat het begane feit een misdrijf is waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld. Ten tweede moet de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen, het opleggen van de TBS-maatregel eisen. Een TBS-maatregel
kan worden opgelegd nadat de rechter zich een advies heeft doen overleggen van ten minste twee gedragsdeskundigen van verschillende disciplines, waaronder een psychiater, die de betrokkene hebben onderzocht. Als betrokkene weigert zijn medewerking te verlenen aan het onderzoek dat ten behoeve van het advies moet worden verricht, dan is de voornoemde voorwaarde niet van toepassing. Dan moeten de gedragsdeskundigen voor zover mogelijk over de reden van weigering een rapport op stellen. Ook moet de rechter zich zoveel mogelijk een ander advies of rapport doen overleggen dat hem over de wenselijkheid of noodzakelijkheid van het opleggen van de TBS-maatregel kan voorlichten en aan de totstandkoming waaraan de betrokkene zijn medewerking wel (heeft) willen verlenen. Voorts dient de rechter rekening te houden met de inhoud van de overige adviezen en rapporten die over de persoonlijkheid van de verdachte zijn uitgebracht, alsmede met de ernst van de begane feiten en met de veelvuldigheid van eventuele voorafgegane veroordelingen wegens een soortgelijk misdrijf.
In de onderhavige zaak heeft [klinisch psycholoog] op 17 november 2022 over verdachte gerapporteerd. In dit rapport staat onder andere het volgende vermeld:

Betrokkene werkte niet mee aan het opstellen van het psychologisch onderzoek zodat het al dan niet aanwezig zijn van een verband tussen enige diagnose enerzijds en het tenlastegelegde anderzijds niet door ondergetekende kon worden bepaald, een risicotaxatie niet kon worden opgesteld en de zorgprognose en beïnvloedingsmogelijkheden niet in kaart konden worden gebracht. Tenslotte was het voor ondergetekende niet mogelijk uw rechtbank enig advies te verstrekken aangaande eventuele gedragsmatige interventies en de condities waaronder die mogelijk zouden kunnen plaatsvinden.Betrokkene werkte na overleg met zijn raadsman niet mee aan het opstellen van de onderhavige psychologische rapportage. In hoeverre hier enige vorm van een mogelijke psychopathologische oorzaak bij betrokkene hier doorslaggevend is geweest kon noch kan door ondergetekende worden vastgesteld. Los hiervan dient hierbij in overweging te worden genomen dat betrokkene bij bewezenverklaring van het tenlastegelegde thans voor een derde maal voor een zedendelict veroordeeld zal worden”.
In de onderhavige zaak heeft [psychiater] op 16 mei 2023 over verdachte gerapporteerd. In dit rapport staat onder andere het volgende vermeld:

Het pro Justitia-onderzoek is op 24 februari 2023 aangevraagd als dubbelrapportage. Vanwege betrokkenes eerdere weigering tot medewerking en het ontbreken van zijn telefoonnummer in het dossier, had rapporteur op 5 mei 2023 telefonisch contact met zijnadvocaat. De advocaat meldde dat betrokkene in samenspraak met hem had besloten om aan geen enkel pro Justitia-onderzoek mee te werken. Ook was hij niet bereid tot een kortdurend (telefonisch) contact om zijn weigerende houding uit te leggen om te voorkomen dat er een verkeerd beeld van hem kon worden verkregen, aldus de advocaat.De beschikbare informatie in de gerechtelijke stukken geeft echter wel aanwijzingen voor een eerder aanwezige pedofiele stoornis.Betrokkene is een 49-jarige man met een justitiële voorgeschiedenis met twee veroordelingen voor een pedoseksueel delict en vier dagvaardingen voor seksueel misbruik van kinderen, naast de feiten waarover in dit rapport wordt gerapporteerd. Hij wordt verdacht van seksueel misbruik van een achtjarig jongetje en van het bezit van kinderporno. Betrokkene heeft zijn medewerking aan het pro Justitia-onderzoek geweigerd, waardoor psychiatrisch onderzoek niet mogelijk was en er geen diagnostische conclusies kunnen worden getrokken. Ook vragen met betrekking tot de doorwerking, de mate waarin de feiten indien bewezen toegerekend kunnen worden, het recidivegevaar, het interventie-advies en het eventuele strafrechtelijke kader kunnen niet worden beantwoord”.
Aangezien verdachte bij [klinisch psycholoog] en [psychiater] zijn medewerking heeft geweigerd aan gedragskundig onderzoek en er derhalve sprake is van een weigerende observandus, is voor oplegging van een TBS-maatregel geen recent multidisciplinair rapport nodig. Voor de beoordeling van de noodzaak en wenselijkheid van het opleggen van de TBS-maatregel kijkt de rechtbank daarom naar de oudere rapporten die zich in het dossier bevinden.
In het in een eerdere strafzaak tegen verdachte uitgebracht rapport omtrent verdachte van [psycholoog 1] van oktober 2004 staat onder andere vermeld:

Betrokkene verleende zijn medewerking aan het onderzoek.
Al vanaf zijn puberteit ervaart onderzochte seksuele gevoelens voor jonge jongetjes. Er is sprake van fantasieën en seksuele drang gericht op kinderen in de prepuberteit.
(…)Bij betrokkene is sprake van een ziekelijke stoornis, in de vorm van een seksuele stoornis, te weten pedofilie. Tevens heeft hij trekken van PDD-NOS. In de periode tijdens het vermeende plegen van de ten laste gelegde feiten bestonden bovengenoemde persoonlijkheidstrekken of -kenmerken. Het delict een uiting geweest van zijn seksuele voorkeur, zijn sociale isolatie en zijn beperkte inlevingsvermogen. Hij kon zijn pedofiele gevoelens niet tot uiting brengen en hij beschikte tevens niet over de mogelijkheid deze gevoelens bespreekbaar te maken met zijn omgeving. Dit leidde tot frustratie en beknelling bij onderzochte. Ten tijde van het ten laste gelegde beschikte betrokkene niet over voldoende remming om zijn seksuele drang naar het jongetje te weerstaan. Deze drang en de seksuele fantasieën die betrokkene ervoer ten aanzien van kinderen alsmede zijn beperkte inlevingsvermogen hebben ertoe geleid dat hij tot het ten laste gelegde is gekomen.
Bovengenoemde factoren hebben zijn klachten beïnvloed en tot de ten laste gelegde feiten geleid. Betrokkene heeft trekken van een stoornis in het autistische spectrum en is daardoor beperkt in zijn gewetensfuncties. Dit speelde in redelijke mate mee tijdens het plegen van het vermeende delict. De onderzoekers adviseren in deze om onderzochte te beschouwen als enigszins verminderd toerekeningsvatbaar. De kans op herhalingen in de criminele sfeer wordt door ons niet onmogelijk geacht, ondanks het feit dat onderzochte zijn seksuele impulsen zeer lang goed heeft weten te controleren. De onderzoekers adviseren, indien de ten laste gelegde feiten bewezen worden geacht, een gecombineerde straf met een voorwaardelijk strafdeel, met als bijzondere voorwaarde bij het voorwaardelijk strafdeel, een training voor seksuele delictpleger, bijvoorbeeld bij de GGZE te Eindhoven. Betrokkene is hiervoor reeds aangemeld. Hiernaast adviseren de onderzoekers, tevens als bijzondere voorwaarde, een begeleiding door de reclassering. Van belang is dat er aandacht is voor zijn sociale en emotionele ontwikkeling.Tevens kan onderzochte een sociale vaardigheidstraining krijgen waardoor zijn sociale beperkingen zullen afnemen”.
\
In het in een eerdere strafzaak tegen verdachte uitgebracht rapport omtrent verdachte van [psycholoog 2] van 2 januari 2009staat onder andere vermeld:

Betrokkene is lijdende aan een ziekelijke stoornis, met name een autismespectrumstoornis (stoornis van Asperger) en pedofilie. Onderzochte behoort intrinsiek tot de goedbegaafden. Het vastgestelde totaal IQ ligt wat lager door sociale en emotionele beperkingen. Zijn totaal IQ situeert zich tussen 104 en 112. Verdachte was ook ten tijde van het ten laste gelegde lijdende aan de stoornis van Asperger en pedofilie. De beide stoornissen beïnvloedden gecombineerd de gedragskeuzes en zijn gedragingen ten tijde van het ten laste gelegde.
Het delict is een uiting van zijn pedofiele geaardheid en preoccupatie, als onderdeel van de autismespectrumstoornis. Omwille van de comorbide problematiek is betrokkene minder in staat dan een doorsnee persoon om zijn gedrag vanuit zijn vrije wil te reguleren.
Er was sprake van verminderde toerekeningsvatbaarheid.
Factoren die van belang kunnen zijn voor de kans op recidive zijn seksuele deviantie, zijn rigide en weinig flexibele denkstijl, de weinig realistische toekomstplannen en zijn beperkt probleembesef. Andere factoren en condities die hierbij in ogenschouw moeten worden genomen zijn de gemakkelijke toegang tot internetvoorzieningen, het organiseren van zijn leven in functie van zijn pedofiele geaardheid en zijn geïsoleerd en overwegend solitair functioneren, zonder toezicht.
Betrokkene begeeft zich gemakkelijk in hoog risicosituaties met kans op herval in ‘hands off’ en ‘hands on’ seksuele delicten.
Omwille van het hoog risico profiel, de beperkte motivatie, de complexe problematiek en
de eerder opgelegde ambulante behandeling die niet het gewenste effect heeft
opgeleverd, is langdurig toezicht en intensievere opvolging aangewezen om recidief in
nieuwe delicten te voorkomen. De resocialisatie gebeurt in eerste instantie best vanuit
een aangepaste residentiële setting waarna hij eventueel georiënteerd kan worden naar
een beschermde woonvorm met meer toezicht (van Reclassering Nederland) op zijn
levenswandel dan voorheen het geval was. Betrokkene gaf tijdens de bespreking van de conclusies van het onderzoek toe een stok achter de deur nodig te hebben en erkende dat hij zich vaak risicovol gedraagt”.
[psycholoog 1] en [psycholoog 2] hebben in respectievelijk 2004 en 2009 wel vastgesteld dat bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis, te weten pedofilie en een autismespectrumstoornis (eerst gediagnosticeerd als PPD-NOS en later Asperger). Ten tijde van beide rapportages werd geadviseerd verdachte (enigszins) verminderd toerekeningsvatbaar te achten.
Nu verdachte wederom soortgelijke feiten heeft gepleegd– waarbij alle slachtoffers vallen in de leeftijdscategorie waarvoor verdachte volgens deze rapportages bijzondere (seksuele) interesse heeft -, deze stoornissen in algemene zin naar hun aard blijvend zijn en hij in het recent opgenomen gesprek tegen zijn ex-partner ook heeft gezegd “dat hij meer op kinderen valt” gaat de rechtbank ervan uit dat beide stoornissen ook thans nog aanwezig zijn en het gedrag van verdachte bij het plegen van de onderhavige feiten heeft beïnvloed. Nu hij zijn medewerking bij de onderzoeken in de huidige zaak heeft geweigerd kan niets gezegd worden over de mate van toerekenbaarheid ten tijde van het plegen van deze feiten.
Aan de wettelijke vereisten voor het opleggen van een TBS-maatregel is voldaan.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan misdrijven waarop naar wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van 4 jaren of meer is gesteld. Bovendien kan worden aangenomen dat bij verdachte tijdens het begaan van de bewezenverklaarde feiten een ziekelijke stoornis bestond. De rechtbank is gelet op het vorenstaande van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van de TBS-maatregel eist. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder in aanmerking de persoonlijkheid van verdachte, de ernst en de frequentie van de begane feiten alsmede dat hij al twee keer eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld. Daarbij acht de rechtbank ook van belang dat gevolgde behandelingen voor zedendelinquenten er verdachte niet van hebben weerhouden wederom soortgelijke feiten te plegen.
De ernst en hardnekkigheid van de problematiek van verdachte maakt dat een langdurige behandeling geïndiceerd is om de samenleving te beschermen en om recidive te voorkomen. Nu verdachte alle medewerking aan onderzoek weigert, volstaat een TBS-maatregel met voorwaarden niet. Bovendien is deze mogelijkheid vanwege de weigerachtige houding van verdachte niet onderzocht. Enkel een TBS-maatregel met verpleging van overheidswege volstaat om de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen en goederen optimaal te waarborgen. Nu de bewezenverklaarde feiten misdrijven betreffen die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen zal de rechtbank de TBS-maatregel ongemaximeerd opleggen.
Gelet op het vorenstaande zal de rechtbank verdachte ter beschikking stellen. De rechtbank zal voorts bevelen dat verdachte van overheidswege verpleegd wordt.
Er moet gelet op het aantal bewezenverklaarde feiten, de langdurige periode waarin deze gepleegd zijn en de eerdere veroordelingen ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte een misdrijf zal begaan waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van zes jaren of meer is gesteld en waardoor de gezondheid of veiligheid van personen in gevaar kan worden gebracht, zeker zolang verdachte niet is behandeld voor de stoornissen die ten grondslag liggen aan de bewezenverklaarde feiten. Daarom is de rechtbank van oordeel dat verdachte ter bescherming van de samenleving bij uitspraak weer in hechtenis moet worden genomen. Gelet hierop zal de rechtbank de opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis bij de uitspraak op 27 september 2023 bevelen. Het op zitting door de verdediging gedane verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis wordt dan ook afgewezen.
De officier van justitie heeft gevorderd om tevens de maatregel van 38v Sr, inhoudende dat de verdachte zich zal onthouden van contact met de slachtoffers.. Nu de rechtbank verdachte veroordeelt tot een langdurige gevangenisstraf en de TBS-maatregel met verpleging van overheidswege oplegt, acht de rechtbank geen termen aanwezig om de maatregel van 38v Sr op te leggen.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] .

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft de toewijzing gevorderd van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] van € 2.186,90 , bestaande uit een vergoeding voor materiële schade van
€ 186,90 en een vergoeding voor immateriële schade van € 2.000,-. De officier van justitie vordert om het toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente en om de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Het standpunt van de verdediging.
Mocht de rechtbank tot een bewezenverklaring komen van dit feit heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank voor wat betreft de gevorderde vergoeding voor materiële schade. De raadsman heeft bepleit om het gevorderde bedrag ter zake immateriële schade te matigen tot een bedrag van maximaal € 1.000,- omdat het gaat om twee kortdurende incidenten waarbij enkel het geslachtsdeel is aangeraakt.
Beoordeling.
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, een bedrag van € 2.186,90 bestaande uit een vergoeding voor materiële schade van € 186,90 en een vergoeding voor immateriële schade van € 2.000,-. Gelet op de onderbouwing van de immateriële schade ziet de rechtbank geen aanleiding om dat bedrag te matigen, zoals door de verdediging is betoogd. De rechtbank is van oordeel dat het toegewezen bedrag van € 2.186,90 behoort te worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 oktober 2021 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 oktober 2021 tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] .

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft de toewijzing gevorderd van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] van € 800,-. Het bedrag is een vergoeding voor immateriële schade. De officier van justitie vordert om het toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente en omde schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Het standpunt van de verdediging.
Mocht de rechtbank tot een bewezenverklaring komen van dit feit heeft de raadsman bepleit om de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering. [slachtoffer 2] heeft bij de politie verklaard dat hij er nooit behoefte aan heeft gehad om het te vertellen. Hij heeft er jarenlang ook niets over gezegd. Op de vraag van politie of hij er last van heeft gehad, heeft hij verklaard:
“In het begin wel, ja. Ik vond het zo apart en dacht wat is er nu eigenlijk gebeurd. Ik heb er verder geen last van gehad”.
Beoordeling.
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, een bedrag van € 800,- bestaande uit een vergoeding voor immateriële schade. Anders dan door de raadsman gesteld is de rechtbank, gelet op de inhoud van de vordering en de schriftelijke slachtofferverklaring van oordeel dat verdachte wel degelijk last heeft gehad van het bewezenverklaarde en immateriële schade heeft geleden. De rechtbank is van oordeel dat het toegewezen bedrag behoort te worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 november 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 november 2014 tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] .

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft de toewijzing gevorderd van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] van € 800,-. Het bedrag is een vergoeding voor immateriële schade. De officier van justitie vordert om het toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente en om de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Het standpunt van de verdediging.
Mocht de rechtbank tot een bewezenverklaring komen van dit feit heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank voor wat betreft de gevorderde vergoeding voor immateriële schade. Het gevorderde bedrag van € 800,- komt de verdediging redelijk voor gelet op de frequentie (eenmalig) en de duur van handelen.
Beoordeling.
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, een bedrag van € 800,- bestaande uit een vergoeding voor immateriële schade. De rechtbank is van oordeel dat het toegewezen bedrag behoort te worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 oktober 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 oktober 2019 tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] .

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft de toewijzing gevorderd van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] van € 500,-. Het bedrag is een vergoeding voor immateriële schade. De officier van justitie vordert om het toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente en om de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Het standpunt van de verdediging.
Mocht de rechtbank tot een bewezenverklaring komen van dit feit heeft de raadsman gesteld dat het in deze zaak een poging betreft. Volgens de verklaring van [slachtoffer 4] is geprobeerd om de broek naar beneden te trekken; hij beschrijft het in eerste instantie als spelen. Er is geen sprake van onderbouwd geestelijk letsel. Verder is gelet op de aard van de handeling en het feit dat het lichaam niet is aangeraakt niet voldaan aan het criterium van voor de hand liggende nadelige gevolgen als gevolg van de aard en de ernst van de normschending. Gelet hierop heeft de raadsman bepleit om [slachtoffer 4] niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering.
Beoordeling.
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, een bedrag van € 500,- bestaande uit een vergoeding voor immateriële schade. De rechtbank oordeelt – anders dan door de verdediging is betoogd - dat het als volwassen man proberen de broek van een minderjarig kind naar beneden te trekken met de bedoeling om ontuchtige handelingen te plegen een aantasting van de persoon oplevert. De rechtbank is van oordeel dat het toegewezen bedrag behoort te worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 augustus 2018 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 augustus 2018 tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5] .

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft de toewijzing gevorderd van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5] van € 500,-. Het bedrag is een vergoeding voor immateriële schade. De officier van justitie vordert om het toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente en om de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Het standpunt van de verdediging.
Mocht de rechtbank tot een bewezenverklaring komen van dit feit heeft de raadsman gesteld dat niet is voldaan aan het criterium van zodanig voor de hand liggende nadelige gevolgen als gevolg van de aard en ernst van de normschending. Het gaat niet over het betasten van geslachtsdelen (of plekken in de buurt daarvan) of het seksueel binnendringen. Het gaat enkel om aanraking van de heupen volgens [slachtoffer 5] zelf, waarbij verder ieder detail ontbreekt. Gelet hierop heeft de raadsman bepleit om de vordering niet-ontvankelijk te verklaren.
Beoordeling.
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, een bedrag van € 500,- bestaande uit een vergoeding voor immateriële schade. De rechtbank oordeelt – anders dan door de verdediging is betoogd - dat het als volwassen man met de hand in de onderbroek betasten van de schaamstreek van een minderjarig kind een aantasting van de persoon oplevert. De rechtbank is van oordeel dat het toegewezen bedrag behoort te worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 januari 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 januari 2022 tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

Beslag.

De rechtbank is van oordeel dat de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen laptop (merk Sony) en de datadrager vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer, omdat - zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting – dit voorwerpen zijn met betrekking tot welke het onder 2 bewezenverklaarde feit is begaan.
De rechtbank is van oordeel dat ook de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen usb-sticks vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer. Uit digitaal onderzoek bleken deze usb-sticks gecrypt te zijn. Ook bleek uit onderzoek dat op voornoemde laptop de applicaties truecrypt en veracrypt waren geïnstalleerd. Dit betreft beschikbare software voor het versleutelen van harde schijven of bestanden op bijvoorbeeld een draagbare gegevensdrager. Uit onderzoek is ook gebleken dat op 2 februari 2022 de applicaties truecrypt en veracrypt nog actief zijn geweest. Omdat deze applicaties op de usb-sticks waren geïnstalleerd bleek het niet mogelijk om deze zonder medewerking van verdachte te onderzoeken. Aangezien verdachte wordt veroordeeld voor bezit van kinderporno en hij aan het onderzoek van de usb-sticks zijn medewerking niet heeft willen verlenen, sluit de rechtbank de mogelijkheid niet uit dat deze usb-sticks bestanden bevatten die van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
36b, 36c, 36f, 37a, 37b, 45, 57, 240b, 247 Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
Verklaart het onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
1.
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd.
2
een gegevensdrager bevattende afbeeldingen van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, in bezit hebben.

3.

met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen.

4.

met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen.

5.
poging tot met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen.

6.

met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd.

Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf en maatregelen:
(t.a.v. feit 1, feit 2, feit 3, feit 4, feit 5, feit 6:)
- gevangenisstraf voor de duur van 2 jaren met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht.
-
terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging.
(t.a.v. feit 1 tevens:)
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] .
Wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 1] , van een bedrag van 2.186,90 euro, bestaande uit 186,90 euro materiële schade en 2.000,00 euro immateriële schade.
Het schadebedrag ter zake materiële en immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 oktober 2021 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
Legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 1] , van een bedrag van 2.186,90 euro. Bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 31 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Voormeld bedrag bestaat uit 186,90 euro als vergoeding voor materiële schade en 2.000,00 euro als vergoeding voor immateriële schade.
Het schadebedrag ter zake materiële en immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 oktober 2021 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
(t.a.v. feit 3 tevens:)
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] :
Wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 2] , van een bedrag van 800,00 euro, bestaande uit immateriële schade.
De immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 06 november 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
Schadevergoedingsmaatregel.
Legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 2] , van een bedrag van 800,00 euro. Bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 16 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Voormeld bedrag is een vergoeding voor immateriële schade.
De immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 06 november 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
(t.a.v. feit 4 tevens:)
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] :
Wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 3] van een bedrag van 800,- euro, bestaande uit immateriële schade.
Het bedrag ter zake immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 oktober 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel.
Legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 3] , van een bedrag van 800,- euro. Bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 16 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Voormeld bedrag is een vergoeding voor immateriële schade.
Het bedrag ter zake immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 oktober 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
(t.a.v. feit 5 tevens:)
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] :
Wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 4] van een bedrag van 500,- euro, bestaande uit een vergoeding voor immateriële schade
Het bedrag ter zake immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 augustus 2018 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel.
Legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 4] van een bedrag van 500,- euro. Bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 10 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Voormeld bedrag is een vergoeding voor immateriële schade.
Het bedrag ter zake immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 augustus 2018 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
(t.a.v. feit 6 tevens:)
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5] :
Wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 5] , van een bedrag van 500,00 euro, bestaande uit immateriële schade.
De immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 29 januari 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel.
Legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 5] , van een bedrag van 500,00 euro. Bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 10 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Voormeld bedrag is een vergoeding voor immateriële schade.
De immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 29 januari 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Opheffing van de op 11 februari 2022 door de rechter-commissaris gelaste schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.

Onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen goederen, te weten van:

1. STK datadrager;
1. STK computer;
1. STK USB-stick (memorykaart);
1. STK USB-stick (memorykaart).
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A. Bernsen, voorzitter,
mr. E. Boersma en mr. M.J.C. van der Vegte, leden,
in tegenwoordigheid van G.G. Dirks, griffier,
en is uitgesproken op 27 september 2023.