ECLI:NL:RBOBR:2023:4704

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
20 september 2023
Publicatiedatum
25 september 2023
Zaaknummer
01/109175-23
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van bedreiging, openlijke geweldpleging en wederrechtelijk binnendringen in woning te Oss

Op 20 september 2023 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere strafbare feiten, waaronder bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, openlijke geweldpleging, beschadiging van goederen en wederrechtelijk binnendringen van een woning. De feiten vonden plaats op 25 april 2023 te Oss, waar de verdachte samen met mededaders de woning van slachtoffers binnendrongen, hen bedreigden met een mes en een knuppel, en daarbij schade aanrichtten aan de woning en een beveiligingscamera. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de tenlastegelegde feiten en legde een gevangenisstraf op van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de slachtoffers, die zowel materiële als immateriële schade hadden geleden door de gebeurtenissen. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de impact op de slachtoffers en de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd, en oordeelde dat de verdachte zich niet had gehouden aan de voorwaarden van een eerdere voorwaardelijke veroordeling.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer dagvaarding: 01.109175.23
Parketnummer vordering: 20.002368.20
Datum uitspraak: 20 september 2023
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1978] ,
wonende te [adres 1] ,
thans gedetineerd te: P.I. Grave.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 7 september 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte/veroordeelde naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 4 juli 2023.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
t.a.v. feit 1:
hij op of omstreeks 25 april 2023 te Oss, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te bedreigen door aan hen een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp en/of een knuppel, althans een hard en lang voorwerp, te tonen en daaraan de woordelijke bedreiging toe te voegen: 'ik steek je kapot of ik schiet je kapot', althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
t.a.v. feit 2:
hij in of omstreeks de periode van de nacht van 25 april 2023 te Oss, althans in Nederland, openlijk, te weten [adres 2] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een goed, te weten een (beveiligings)camera en/of een voordeur, door tegen deze camera te slaan en/of tegen de deur te schoppen;
t.a.v. feit 3:
hij op of omstreeks 25 april 2023 te Oss, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen opzettelijk en wederrechtelijk een binnendeur van de woning aan de [adres 2] te Oss, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
t.a.v. feit 4:
hij op of omstreeks 25 april 2023 te Oss, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, in de woning, gelegen aan de [adres 2] , bij een ander, te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , in gebruik wederrechtelijk is binnengedrongen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De vordering na voorwaardelijke veroordeling.

De zaak met parketnummer 20.002368.20 is aangebracht bij vordering van de officier van justitie van 15 juni 2023. Deze vordering heeft betrekking op het arrest van het Gerechtshof te ’s-Hertogenbosch d.d. 6 augustus 2021. Een kopie van de vordering is aan dit vonnis gehecht.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijsoverweging

Inleiding.
Op 25 april 2023 is een groep van 4 personen omstreeks 02.20 uur de woning gelegen aan de [adres 2] te Oss binnengedrongen. In de woning is een binnendeur beschadigd en zijn bedreigingen geuit richting de bewoners. De daders verlieten uiteindelijk de woning.
Het standpunt van de officier van justitie.
Volgens de officier van justitie kan wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte op 25 april 2023 ’s nachts omstreeks 02.20 in Oss bij de woning [adres 2] openlijk geweld heeft gepleegd tegen een beveiliggingscamera en tegen de voordeur door tegen deze camera te slaan en door tegen die deur te schoppen. Ook kan worden bewezen dat verdachte vervolgens samen met anderen wederrechtelijk die woning is binnengedrongen en dat ze daarna in die woning een binnendeur hebben beschadigd en de bewoners [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben bedreigd door ze een mes en een knuppel te tonen en tegen die bewoners te zeggen dat ze die bewoners kapot zouden steken of kapot zouden schieten.
Het standpunt van de verdediging.
Volgens de raadsvrouw is verdachte op 25 april 2023 omstreeks 02.20 uur naar de woning [adres 2] te Oss gegaan. Hij wilde met de bewoners gaan praten. Hij heeft de beveiligingscamera afgeschermd en aangebeld. Vervolgens is hij samen met anderen de woning binnengegaan. Verdachte heeft bekend dat hij zonder toestemming de woning is binnengegaan. Hij heeft verklaard dat hij in de woning enkel in de gang is geweest. Hij wil om hem moverende redenen niet zeggen wie de andere personen waren. Hij wist niet wat de anderen personen van plan waren. Hij heeft in de woning niemand bedreigd. Hij had geen mes of knuppel bij zich en hij heeft in die woning niets tegen de bewoners gezegd.
De onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde feiten kunnen wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs niet worden bewezen. Niet kan worden bewezen dat er bij deze feiten sprake was van een bewuste of nauwe samenwerking tussen verdachte en de andere personen die die nacht ook in de woning zijn geweest. Voor wat betreft het onder 4 tenlastegelegde feit refereert de raadsvrouw zich aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank.
Aangever [slachtoffer 1] heeft bij de politie verklaard dat hij met zijn vriendin [slachtoffer 2] en zijn dochter in het pand [adres 2] te Oss woont. Op 25 april 2023 lag hij
’s nachts met [slachtoffer 2] in de woning te slapen toen omstreeks 02.30 uur de bel ging. Vervolgens hoorde hij een hoop gestomp en even later hoorde hij dat er mannen in de woning waren. Hij hoorde roepen: “Lampen aan”. Hij is de woonkamer ingelopen en zag toen dat er een aantal mannen in de gang van zijn woning stond. Hij is meteen daarna weer de slaapkamer ingelopen en heeft de slaapkamerdeur gesloten. Hij hoorde dat er kort daarna tegen de slaapkamerdeur werd gestampt en dat die deur werd ontzet. Hij zag dat de deur openging en dat de vier mannen in de kamer stonden. Hij zag dat een van de mannen een groot mes in zijn hand vasthield. Hij hoorde dat de mannen iets riepen maar vervolgens weer vertrokken. Volgens [slachtoffer 1] is het voorval gefilmd door de camera bij de voordeur en door de camera in de woonkamer. Na het incident zag hij dat de voordeur, de camera bij de voordeur en de deur van de slaapkamer vernield waren.
Aangeefster [slachtoffer 2] heeft bij de politie verklaard dat zij op 25 april 2023 met haar vriend [slachtoffer 1] in hun woning gelegen aan de [adres 2] te Oss was. Omstreeks 02.15 uur lag ze te slapen in de slaapkamer. Tussen 02.15 uur en 02.30 uur hoorde ze de deurbel gaan. Even later hoorde ze keihard bonken tegen de voordeur. Daarna hoorde ze dat er meerdere mannen in huis waren. Ze hoorde ze iets zeggen van ik steek je kapot of ik schiet je kapot en ze hoorde gebonk op de slaapkamerdeur. Toen de mannen de slaapkamer binnen kwamen zag ze gelijk dat het vier mannen waren. Een van hen had een knuppel in zijn handen. Een andere man had een flink mes in zijn handen. De man met het mes stond met het mes te wijzen in de richting van haar en [slachtoffer 1] .
Vervolgens zag ze dat de mannen zich omdraaiden en de woning uitrenden.
De politie heeft de beelden van de deur belcamera bij de woning [adres 2] te Oss en van een camera in die woning bekeken en beluisterd. Uit de beschrijving van die beelden blijkt dat op 25 april 2023 omstreeks 02.20 uur een grijze personenauto stopt ter hoogte van de deur van die woning. Als de auto wegrijdt staat er een persoon op de stoep aan de overzijde van de weg voor die woning. Deze persoon loopt vervolgens in de richting van de woning [adres 2] te Oss en is later onder andere door verbalisanten herkend als verdachte [verdachte] . Verdachte [verdachte] heeft nadien bij de politie en ook ter terechtzitting bekend dat hij deze persoon was en dat hij die nacht in die woning is geweest. Op beelden is te zien dat hij op het moment dat hij bijna bij de deur is met zijn linkerhand grotendeels de Ring deurbel afdekt. Ondertussen is op beelden te zien dat de grijze personenauto is gekeerd. Aan het geluid van de personenauto te horen, lijkt het erop dat deze daarna kort in de buurt van de woning [adres 2] stopt. Op beelden is te zien dat verdachte vervolgens naar het raam rechts van de voordeur loopt en daarna weer naar de voordeur. Kort daarna is te horen dat verdachte roept: “Hier toch, hè”. Te horen is dat een persoon die in de buurt van verdachte staat “ja” zegt.
Op bewegende beelden van een camera in de woonkamer van het perceel [adres 2] te Oss is vervolgens een hoop kabaal en geschreeuw te horen. Te horen is dat er onder andere wordt geroepen: “Ik schiet tegen je kop aan” en “lamp aan”. Op beelden is te zien dat de lamp in de woonkamer vervolgens aan gaat. Er verschijnen drie personen in beeld waarvan er één tegen de slaapkamerdeur trapt waardoor deze open gaat. Een van deze drie personen loopt vervolgens de slaapkamer in. Op beelden is te zien dat kort achter deze man een tweede persoon staat die iets wat op een houten steel lijkt in zijn rechterhand vasthoudt. Op het moment dat deze tweede persoon bij de slaapkamerdeur wegloopt komt er een derde persoon naar de slaapkamerdeur gelopen. Deze persoon heeft een op een mes gelijkend voorwerp in zijn rechterhand. Op beelden is te horen dat er constant wordt geschreeuwd. Vervolgens is te zien dat de mannen weglopen bij de slaapkamer en dat kort daarna een man en een vrouw beide gekleed in een badjas uit de slaapkamer komen. Op bewegende beelden van de deurbelcamera is vervolgens te zien dat de vier personen de woning [adres 2] verlaten. Te zien is dat verdachte de woning als laatste verlaat.
Nu zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] vier personen bij de slaapkamer hebben gezien, acht de rechtbank de verklaring van verdachte dat hij die nacht enkel in de gang van de woning is geweest ongeloofwaardig en volstrekt onaannemelijk. Het feit dat verdachte niet op de camerabeelden van de woonkamer te zien is, maakt dat niet anders nu deze camerabeelden niet de gehele woonkamer laten zien. Gelet op voormelde verklaringen en de beschrijving van de beelden is er naar het oordeel van de rechtbank sprake geweest van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en de drie mededaders bij het plegen van de tenlastegelegde feiten en kan het medeplegen van deze feiten wettig en overtuigend worden bewezen. Verdachten zijn midden in de nacht, na het voorstel van verdachte om ‘er even heen te rijden’, gezamenlijk naar de woning aan [adres 2] gegaan. Bij aankomst dekt verdachte meerdere malen de camera af waarna deze, in de directe nabijheid van verdachte, door een mededader vermoedelijk met een knuppel wordt vernield. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij dit gezien heeft. Vervolgens wordt de deur ingetrapt en loopt verdachte als eerste of tweede de woning in. . Door meerdere verdachten zijn in die woning bedreigingen geuit, hierbij zijn ook wapens getoond. Beide aangevers spreken over een viertal verdachten die zij in de woning hebben gezien. Vervolgens hebben alle vier de verdachten de woning tezamen verlaten. Dat verdachte dacht dat er enkel gepraat zou worden acht de rechtbank gelet op het vorenstaande niet geloofwaardig.
Vanwege de leesbaarheid van dit vonnis zijn de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen opgenomen in een bewijsbijlage die bij dit vonnis is gevoegd.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsbijlage uitgewerkte bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
1.
op 25 april 2023 te Oss tezamen en in vereniging met anderen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, en met zware mishandeling, door die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] te bedreigen door aan hen een mes en een knuppel te tonen en daaraan de woordelijke bedreiging toe te voegen: 'ik steek je kapot of ik schiet je kapot', althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
2.
hij op 25 april 2023 te Oss openlijk op de [adres 2] op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen goederen, te weten een (beveiligings)camera en een voordeur door tegen deze camera te slaan en tegen de deur te schoppen;
3.
op 25 april 2023 te Oss tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk en wederrechtelijk een binnendeur van de woning aan de [adres 2] te Oss, die aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] toebehoorden heeft beschadigd;
4.
op 25 april 2023 te Oss tezamen en in vereniging met anderen, in de woning, gelegen aan de [adres 2] , bij een ander, te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , in gebruik wederrechtelijk is binnengedrongen.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.

De strafbaarheid van de feiten.

Het bewezenverklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie eist voor de feiten 1, 2, 3 en 4 een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden waarvan 1 maand voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met aftrek van voorarrest en met als bijzondere voorwaarden ˗kort gezegd ˗ een meldplicht bij de reclassering, zich inspannen voor het vinden en behouden van betaald werk met een vaste structuur, en andere voorwaarden het gedrag van verdachte betreffende, een en ander zoals omschreven in het advies van de Reclassering Nederland van 31 juli 2023.
(Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.)
Het standpunt van de verdediging.
Mocht de rechtbank tot een bewezenverklaring van een of meer feiten komen heeft de raadsvrouw verzocht om de strafeis te matigen.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte is op 25 april 2025 ’s nachts samen met zijn mededaders naar de woning [adres 2] te Oss gegaan. Daar is tegen een beveiligingscamera geslagen en tegen de voordeur geschopt. Vervolgens is verdachte samen met anderen de woning binnengedrongen. In die woning lagen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en een kind te slapen. In de woning hebben verdachte en zijn mededaders een binnendeur beschadigd en [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] bedreigd door aan hen een mes en een knuppel te tonen en door tegen hen te zeggen dat ze hen kapot zouden steken of schieten.
Alhoewel het feit niet als zodanig is tenlastegelegd heeft het handelen van verdachte en de mededaders qua impact op de slachtoffers de uiterlijke verschijningsvorm van een nachtelijke woningoverval.
Het tijdens de nachtelijke uren binnendringen in een woning waarin de bewoners en een kind lagen te slapen en daarna de bewoners bedreigen met een mes en een knuppel veroorzaakt veel maatschappelijke onrust en leidt tot toename van gevoelens van angst en onveiligheid onder burgers. De woning moet bij uitstek de plaats zijn waar men zich veilig moet kunnen voelen.
De openlijke geweldpleging tegen goederen en de beschadiging van een deur in die woning hebben voor de benadeelden materiële en immateriële schade en overlast met zich meegebracht. Verdachte en zijn mededaders hebben zich van dit alles niets aangetrokken.
De bedreiging in de eigen woning is, zeker wanneer daarbij een mes en een knuppel worden getoond, voor de slachtoffers een bijzonder traumatische ervaring waar zij nog jarenlang last van kunnen hebben en de herinnering eraan kan hen hinderen in hun dagelijks bestaan. Uit de toelichting op de vorderingen benadeelde partij en de slachtofferverklaring blijkt dat dit ook in deze zaak het geval is.
Door hun handelen hebben verdachte en de mededaders een grote inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers.
Het gewelddadig karakter van de door verdachte gepleegde strafbare feiten laat zien dat verdachte er ook niet voor terugschrikt om al dan niet samen met anderen geweld tegen andere mensen te gebruiken. Verdachte heeft zich bij zijn strafbaar handelen niet bekommerd om de gevolgen. Verder heeft verdachte de mede door hem gepleegde strafbare feiten ook gepleegd in georganiseerd verband.
Kijkend naar de persoon van verdachte, houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat verdachte de onderhavige strafbare feiten heeft gepleegd tijdens de proeftijd van een eerdere veroordeling.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank voor zover mogelijk aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf.
De rechtbank zal een zwaardere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, omdat de rechtbank van oordeel is dat de gevorderde straf de ernst van het bewezenverklaarde onvoldoende tot uitdrukking brengt en de officier van justitie bij de eis met name onvoldoende oog heeft gehad dat tijdens de bedreiging een mes en een knuppel is getoond. Ook heeft de officier van justitie onvoldoende oog gehad voor de omstandigheden dat de feiten hebben plaatsgevonden in een woning tijdens de nachtelijke uren en dat er in de woning naast de bewoners ook nog een kind aanwezig was.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden.
De rechtbank zal deze straf voor een gedeelte van 4 maanden voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Aan deze voorwaardelijke straf zullen na te noemen bijzondere voorwaarden worden gekoppeld.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] .

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft de hoofdelijke toewijzing gevorderd van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] tot een bedrag van € 2.023,08, bestaande uit een vergoeding voor materiële schade van € 23,08 en een vergoeding voor immateriële schade van € 2.000,-. De officier van justitie vordert om het toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente.
In het anders of meer gevorderde ter zake immateriële schade behoort de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard.
De officier vordert om voor het toegewezen bedrag tevens hoofdelijk de schadevergoedingsmaatregel op te leggen, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank voor wat betreft de gevorderde vergoeding voor materiële schade. De raadsvrouw heeft bepleit om het gevorderde bedrag ter zake immateriële schade af te wijzen nu uit de vordering niet is gebleken dat de benadeelde partij deskundige hulp heeft moeten inroepen bij de verwerking van het gebeuren en de vordering derhalve onvoldoende is onderbouwd.
Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht om het gevorderde bedrag ter zake immateriële schade te matigen.
Beoordeling.
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door de bewezen verklaarde feiten toegebrachte schade, een bedrag van € 2.523,08 bestaande uit een vergoeding voor materiële schade van € 23,08 en een vergoeding voor immateriële schade van € 2.500,-.
Bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding voor immateriële schade neemt de rechtbank in aanmerking dat de raadsvrouw van de benadeelde partij ter terechtzitting heeft aangegeven dat het Schadefonds Geweldsmisdrijven, gelet op de ernst van het letsel en de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd, heeft bepaald dat het letsel valt in categorie 2 waaraan het Schadefonds Geweldsmisdrijven een uitkering heeft gekoppeld van € 2.500,-.
De rechtbank is van oordeel dat het toegewezen bedrag van € 2.523,08 behoort te worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren in het anders of meer gevorderde ter zake immateriële schade. Van dit gedeelte van de vordering is niet eenvoudig vast te stellen of en in hoeverre deze schade is geleden in directe relatie tot de bewezenverklaarde feiten. Ook ontbreken thans bewijstukken. Nader onderzoek naar de juistheid en omvang van de vordering (in zoverre) zou een uitgebreide nadere behandeling vereisen. De rechtbank is van oordeel dat de behandeling van dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De benadeelde partij kan dit onderdeel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Motivering van de hoofdelijkheid.
De rechtbank stelt vast dat verdachte de strafbare feiten samen met anderen heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededaders samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens hoofdelijk de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte of een van zijn mededaders heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte of een van zijn mededaders heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] .

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft de hoofdelijke toewijzing gevorderd van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] tot een bedrag van € 2.019,61, bestaande uit een vergoeding voor materiële schade van € 19,61 en een vergoeding voor immateriële schade van € 2.000,-. De officier van justitie vordert om het toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente.
In het anders of meer gevorderde ter zake immateriële schade behoort de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard.
De officier vordert om voor het toegewezen bedrag tevens hoofdelijk de schadevergoedingsmaatregel op te leggen, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank voor wat betreft de gevorderde vergoeding voor materiële schade. De raadsvrouw heeft bepleit om het gevorderde bedrag ter zake immateriële schade af te wijzen nu uit de vordering niet is gebleken dat de benadeelde partij deskundige hulp heeft moeten inroepen bij de verwerking van het gebeuren en de vordering derhalve onvoldoende is onderbouwd.
Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht om het gevorderde bedrag ter zake immateriële schade te matigen.
Beoordeling.
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door de bewezen verklaarde feiten toegebrachte schade, een bedrag van € 2.519,61 bestaande uit een vergoeding voor materiële schade van € 19,61 en een vergoeding voor immateriële schade van € 2.500,-.
Bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding voor immateriële schade neemt de rechtbank in aanmerking dat de raadsvrouw van de benadeelde partij ter terechtzitting heeft aangegeven dat het Schadefonds Geweldsmisdrijven, gelet op de ernst van het letsel en de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd, heeft bepaald dat het letsel valt in categorie 2 waaraan het Schadefonds Geweldsmisdrijven een uitkering heeft gekoppeld van € 2.500,-.
De rechtbank is van oordeel dat het toegewezen bedrag van € 2.519,61 behoort te worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren in het anders of meer gevorderde ter zake immateriële schade. Van dit gedeelte van de vordering is niet eenvoudig vast te stellen of en in hoeverre deze schade is geleden in directe relatie tot de bewezenverklaarde feiten. Ook ontbreken thans bewijstukken. Nader onderzoek naar de juistheid en omvang van de vordering (in zoverre) zou een uitgebreide nadere behandeling vereisen. De rechtbank is van oordeel dat de behandeling van dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De benadeelde partij kan dit onderdeel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Motivering van de hoofdelijkheid.
De rechtbank stelt vast dat verdachte de strafbare feiten samen met anderen heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededaders samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens hoofdelijk de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte of een van zijn mededaders heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte of een van zijn mededaders heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

Beslag.

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft de verbeurdverklaring gevorderd van de onder verdachte inbeslaggenomen gsm.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouw heeft de teruggave aan verdachte bepleit van het onder hem inbeslaggenomen gsm toestel.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank zal de teruggave gelasten aan verdachte van het onder hem inbeslaggenomen gsm toestel nu het belang van strafvordering zich naar het oordeel van de rechtbank niet meer verzet tegen de teruggave van het inbeslaggenomen goed aan verdachte.
Motivering van de beslissing na voorwaardelijke veroordeling in de zaak met parketnummer 20.002368.20.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de 29 dagen gevangenisstraf die voorwaardelijk zijn opgelegd bij het arrest van het gerechtshof te
’s-Hertogenbosch van 6 augustus 2021. Dit nu verdachte zich binnen de in dit arrest bepaalde proeftijd van twee jaren wederom heeft schuldig gemaakt aan strafbare feiten.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouw heeft bepleit om de vordering na voorwaardelijke veroordeling af te wijzen. Verdachte is op 6 augustus 2021 veroordeeld voor overtreding van de Opiumwet en wordt in de onderhavige zaak verdachte van andersoortige feiten. Nu er sprake is van andersoortige feiten is het niet opportuun om nu de tenuitvoerlegging van de eerder voorwaardelijk opgelegde straf te gelasten.
Het oordeel van de rechtbank.
De vordering voldoet aan alle wettelijke eisen. Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd tot behandeling van deze vordering. Uit onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bijzondere omstandigheden die aan de tenuitvoerlegging in de weg staan zijn niet aanwezig. De rechtbank zal dan ook de gevorderde tenuitvoerlegging gelasten.
Dat verdachte in de onderhavige zaak wordt veroordeeld ter zake andersoortige feiten dan het feit waarvoor hij op 6 augustus 2021 is veroordeeld is niet relevant. Voorwaarde bij het opleggen van het voorwaardelijk strafdeel op 6 augustus 2021 was dat hij in de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, en aan deze voorwaarde heeft hij zich niet gehouden.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
14a, 14b, 14c, 36f, 47, 57, 138, 141, 285, 350 Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
Verklaart het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1, 2, 3 en 4 meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
1.
medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling.
2.
openlijk in vereniging geweld plegen tegen goederen.
3.
medeplegen van: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen
4.
medeplegen van: in de woning bij een ander in gebruik wederrechtelijk binnendringen.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf en maatregelen:
(t.a.v. feit 1, feit 2, feit 3, feit 4:)
- gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht waarvan 4 maanden voorwaardelijk en een proeftijd van 2 jaren.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
En stelt als bijzondere voorwaarde(n):
- dat veroordeelde zich meldt op afspraak of in elk geval binnen 48 uur na het ingaan van zijn proeftijd bij de Reclassering Nederland, locatie 's-Hertogenbosch op het adres Eekbrouwersweg 6 (telefoonnummer 088-8041504).
Betrokkene blijft zich daarna gedurende de proeftijd melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
- dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd inspant voor het vinden en behouden van betaald werk met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delict gedrag.
- dat veroordeelde meewerkt aan nader onderzoek door Novadic Kentron of een andere forensische zorgverlener, te bepalen door de reclassering, en de adviezen opvolgt die hieruit voortkomen ook indien dit een behandeling en/of training inhoudt. Dit duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zo lang als de reclassering dit nodig acht, daaronder begrepen.
Teruggave inbeslaggenomen goed, vermeld op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen, te weten van 1 gsm, aan de redelijkerwijs als rechthebbende aan te merken persoon, te weten aan veroordeelde.
(t.a.v. feit 1, feit 2, feit 3, feit 4:)
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] :
Wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 1] , van een bedrag van 2.523,08 euro, bestaande uit 23,08 euro materiële schade en 2.500,00 euro immateriële schade.
Het toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 april 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
Bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet ontvankelijk is en de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover het bedrag door (een van) zijn mededader(s)/medeplichtige(n) is betaald.
Legt aan de verdachte hoofdelijk op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 1] , van een bedrag van 2.523,08 euro. Bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 35 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Voormeld bedrag bestaat uit een vergoeding voor materiële schade van 23,08 euro en een vergoeding voor immateriële schade van 2.500,- euro.
Het toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 april 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte en/of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
(t.a.v. feit 1, feit 2, feit 3, feit 4:)
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] :
Wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 2] , van een bedrag van 2.519,61 euro, bestaande uit 19,61 euro materiële schade en 2.500,00 euro immateriële schade.
Het toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 april 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
Bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet ontvankelijk is en de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover het bedrag door (een van) zijn mededader(s)/medeplichtige(n) is betaald.
Legt aan de verdachte hoofdelijk op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 2] van een bedrag van 2,519,61 euro. Bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 35 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Voormeld bedrag bestaat uit een vergoeding voor materiële schade van 19,61 euro en een vergoeding voor immateriële schade van 2.500,- euro.
Het toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 april 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte en/of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Beslissing na voorwaardelijke veroordeling in de zaak met parketnummer 20.002368.20.
De rechtbank gelast de tenuitvoerlegging van de straf voorwaardelijk opgelegd bij arrest van het Gerechtshof te ’s-Hertogenbosch van 6 augustus 2021, gewezen onder parketnummer 20.002368.20,
te weten gevangenisstraf voor de duur van 29 dagen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.E. de Kryger, voorzitter,
mr. T. Kraniotis en S.A.J. Louwers, leden,
in tegenwoordigheid van G.G. Dirks, griffier,
en is uitgesproken op 20 september 2023.