ECLI:NL:RBOBR:2023:4683

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
22 september 2023
Publicatiedatum
22 september 2023
Zaaknummer
21/3185
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de beëindiging van de WIA-uitkering en de arbeidsongeschiktheid van eiser

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 22 september 2023 uitspraak gedaan in het geschil tussen eiser, die een WIA-uitkering ontving, en het UWV, dat heeft besloten deze uitkering te beëindigen. Eiser had zich op 21 februari 2017 ziekgemeld en ontving een vervolguitkering op basis van de Wet WIA, maar het UWV heeft na medisch en arbeidskundig onderzoek vastgesteld dat eiser per 19 februari 2021 voor 26,76% arbeidsongeschikt was. Dit leidde tot de beslissing om de uitkering per 27 december 2021 te beëindigen.

Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, waarbij hij aanvoert dat het UWV onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn klachten en beperkingen. De rechtbank heeft de argumenten van eiser beoordeeld en geconcludeerd dat het UWV terecht heeft vastgesteld dat eiser niet meer recht heeft op een WIA-uitkering. De rechtbank oordeelt dat het medisch onderzoek zorgvuldig is uitgevoerd en dat de verzekeringsarts B&B de medische belastbaarheid van eiser op een overtuigende wijze heeft gemotiveerd.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen reden is om te twijfelen aan de conclusies van het UWV en dat de herbeoordeling van de arbeidsongeschiktheid op een juiste manier heeft plaatsgevonden. Eiser heeft geen medische onderbouwing gepresenteerd die zijn standpunt ondersteunt. De rechtbank verklaart het beroep van eiser ongegrond, wat betekent dat hij geen gelijk krijgt en dat de proceskosten niet worden vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT
Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: SHE 21/3185

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser,

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(hierna: het UWV), verweerder
(gemachtigde: E. Vervoort).
Aan dit geding heeft verder deelgenomen:
[naam] B.V., gevestigd in [vestigingsplaats] , derde partij (hierna: ex-werkgever).

Inleiding

Het UWV heeft een vervolguitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) aan eiser toegekend naar de mate van arbeidsongeschiktheid van 35% tot 45%.
In bezwaar heeft het UWV dit besluit gewijzigd en bepaald dat eiser vanaf 27 december 2021 geen recht meer heeft op een WIA-uitkering en dat de WIA-uitkering wordt beëindigd. De mate van arbeidsongeschiktheid is daarbij vastgesteld op 26,76%.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen deze beslissing op bezwaar (het bestreden besluit) van 15 november 2021.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft naar aanleiding van de beroepsgronden [naam] B.V. verzocht aan te tonen juridisch gezien ex-werkgever en dus belanghebbende te zijn. Ex-werkgever heeft hier per e-mail van 13 juli 2023 op gereageerd.
De ex-werkgever heeft verklaard als derde-partij aan het geding te willen deelnemen. Eiser heeft geen toestemming gegeven om medische gegevens te delen met zijn ex-werkgever. De rechtbank heeft met toepassing van artikel 8:32, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) beslist dat alleen de gemachtigde van de ex-werkgever van de medische stukken kennis mag nemen. De rechtbank zal in de uitspraak geen medische informatie opnemen, om te voorkomen dat de ex-werkgever alsnog kennisneemt van de medische situatie van eiser.
Met (stilzwijgende) toestemming van partijen is een zitting achterwege gebleven. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.
Wat ging aan deze procedure vooraf
1. Eiser heeft voor het laatst gewerkt als verkoopmedewerker voor 39,77 uur per week. Op 21 februari 2017 heeft eiser zich ziekgemeld voor dit werk vanwege gezondheidsklachten.
2. Eiser heeft een aanvraag voor een uitkering op grond van de Wet WIA gedaan. Het UWV heeft na medisch en arbeidskundig onderzoek de besluiten genomen die in de inleiding zijn genoemd.

Wat vindt het UWV

3. Het UWV vindt dat eiser op 19 februari 2021 26,76% arbeidsongeschikt is en heeft daarom besloten om de vervolguitkering met ingang van 27 december 2021 te beëindigen.
4. Het UWV heeft in het bestreden besluit de medische grondslag van deze beslissing gebaseerd op het rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts B&B) van 3 november 2021. De medische belastbaarheid van eiser is opgenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 7 april 2021.
5. Het UWV heeft de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige B&B) van
4 november 2021
.

Wat vindt eiser

6. Eiser is het niet eens met het UWV. Hij voert aan dat het onderzoek niet volledig en deskundig is verricht. Ook stelt hij dat er onvoldoende rekening is gehouden met zijn klachten en beperkingen. Hierbij is er geen rekening gehouden met de huidige fysieke en mentale gesteldheid van eiser. Tevens voert eiser aan dat de verzekeringsarts B&B hem niet heeft gezien/onderzocht terwijl hij wel heeft verzocht om de aanwezigheid van een verzekeringsarts B&B tijdens de hoorzitting. Eiser voert tevens aan dat de herkeuring vijf weken na aflooptermijn van de vervolguitkering heeft plaatsgevonden.
7. Ten aanzien van de arbeidskundige gronden voert eiser aan dat hij de functies niet kan verrichten. Tevens voert hij aan dat afwijkende parameters zijn gebruikt bij het berekenen van het arbeidsongeschiktheidspercentage. Tot slot merkt eiser op dat hij nooit voor [naam] B.V. heeft gewerkt, maar dat hij laatstelijk bij [naam] in dienst was.

Wat vindt de rechtbank

8. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiser geen recht heeft op een uitkering omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiser daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiser op 19 februari 2021 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.
9. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiser voor 26,76% arbeidsongeschikt is en dus geen recht heeft op een WIA-uitkering. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Medische grondslag van het bestreden besluit
Het onderzoek
10. Anders dan eiser is de rechtbank van oordeel dat het medisch onderzoek zorgvuldig is verricht. De verzekeringsarts B&B heeft kennis genomen van het dossier en het bezwaar van eiser. Zij heeft de door eiser ingebrachte medische informatie meegewogen in haar beoordeling. De rechtbank vindt ook dat de verzekeringsarts B&B op een zorgvuldige en duidelijke manier alle naar voren gebrachte klachten heeft betrokken bij de medische beoordeling. De rechtbank ziet geen reden om aan te nemen dat de verzekeringsarts B&B aspecten van de medische situatie van eiser heeft gemist. Enkel het feit dat eiser niet is gezien dan wel is onderzocht door de verzekeringsarts B&B maakt dit niet anders. Zoals het UWV in het verweerschrift heeft opgenomen is enkel het feit dat de verzekeringsarts B&B heeft volstaan met een dossierstudie geen aanleiding om aan te nemen dat het onderzoek onzorgvuldig is verricht.
De beoordeling van de belastbaarheid
11. De rechtbank is verder van oordeel dat de verzekeringsarts B&B de medische belastbaarheid van eiser in het rapport op inhoudelijk overtuigende wijze en zonder tegenstrijdigheden heeft gemotiveerd.
12. Omdat eiser het standpunt niet met medische informatie heeft onderbouwd, ziet de rechtbank geen aanleiding te twijfelen aan de medische belastbaarheid van eiser zoals de verzekeringsarts B&B die heeft vastgesteld.
13. Tevens merkt de rechtbank op dat het niet van belang is dat de herbeoordeling vijf weken na afloop van de vervolguitkering heeft plaatsgevonden. Het UWV mag een herbeoordeling op ieder gewenst moment laten plaatsvinden. Van belang is dat de uitkering niet met terugwerkende kracht kan worden beëindigd, wat hier niet het geval is.
14. In de verzekeringsgeneeskundige beoordeling kan niet uitsluitend worden afgegaan op hoe eiser zijn klachten zelf ervaart. In de systematiek van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling zijn niet de ervaren klachten of de diagnose doorslaggevend, maar de mate waarin beperkingen ten aanzien van het verrichten van arbeid als gevolg van die klachten objectief medisch kunnen worden onderbouwd. Zonder afbreuk te willen doen aan de door eiser ervaren impact van zijn klachten op het dagelijks leven, merkt de rechtbank op dat er geen medisch objectieve onderbouwing is voor verdergaande beperkingen.
15. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiser op 19 februari 2021 in staat moet worden geacht arbeid te verrichten als daarbij rekening wordt gehouden met de beperkingen die de verzekeringsarts B&B heeft vastgesteld.
Arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit
16. Uitgaande van de juistheid van de medische beperkingen die bij eiser zijn vastgesteld, ziet de rechtbank in wat eiser heeft aangevoerd geen reden om de geschiktheid van de geduide functies in twijfel te trekken.
17. De stelling van eiser dat hij de functies gezien zijn klachten en beperkingen niet kan verrichten is in feite gericht tegen de vastgestelde FML. De rechtbank heeft hiervoor al geoordeeld dat er geen reden is om aan die vaststelling te twijfelen.
18. Ten aanzien van de stelling van eiser over het gebruiken van afwijkende parameters (de rechtbank begrijpt: reductiefactor) heeft de arbeidsdeskundige B&B tijdens de hoorzitting gemotiveerd waarom deze stelling niet correct is. De rechtbank kan deze motivering volgen en ziet ook geen reden om aan te nemen dat het arbeidsongeschiktheidspercentage op andere gronden verkeerd zou zijn berekend.
19. De arbeidsdeskundige en arbeidsdeskundige B&B hebben berekend dat eiser op
19 februari 2021 met de middelste van de drie geduide functies 73,24% kan verdienen van het loon dat hij verdiende met zijn eigen werk, zodat hij voor de overige 26,76% arbeidsongeschikt is.

Conclusie en gevolgen

20. Het UWV heeft terecht besloten om de WIA-uitkering te beëindigen met ingang van 27 december 2021, omdat eiser per 19 februari 2021 voor 26,76% arbeidsongeschikt is.
21. Het beroep van eiser is ongegrond. Dit betekent dat hij geen gelijk krijgt. Omdat eiser in beroep geen gelijk krijgt, worden de door hem gemaakte proceskosten en het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 14 september 2023 door mr. R.J. van Lochem, rechter, in aanwezigheid van mr. C. Deve, griffier.
De griffier is verhinderddeze uitspraak te ondertekenen
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.