Uitspraak
wonende te [woonplaats] ,
1.De procedure
- het tussenvonnis van 8 maart 2023 en de daarin genoemde eerdere processtukken
- de aktes van [eiser] van 19 april 2023 en 31 mei 2023 en correspondentie van 2 en 23 mei 2023
- de drie processtukken van [gedaagde] van 19 april 2023 (uitlating na tussenvonnis, verzoek tussentijds appel; specificatie voorraden; antwoord op nieuwe vordering)
- de akte van [gedaagde] van 31 mei 2023 (uitlating producties A-C en overlegging productie 24) (de rechter heeft deze akte pas in september 2023 ontvangen)
- het mailbericht van de rechtbank van 16 augustus 2023, met bericht dat een tweede mondelinge behandeling niet wordt gelast en met verzoek aan mr. Janssen om desgewenst uiterlijk 13 september 2023 te reageren op producties A tot en met C (mr. Geerts, 19 april 2023) en de reactie van mr. Janssen dat deze reactie al bij akte van 31 mei 2023 is gegeven.
1.De nadere beoordeling
De rechtbank acht de eiswijziging niet ontoelaatbaar omdat de eiswijziging aansluit bij de vorderingen die er al waren en voortbouwt op de beoordeling in het tussenvonnis van 8 maart 2023. [gedaagde] heeft voldoende gelegenheid gehad om verweer te voeren en hij heeft dat ook gedaan.
- c) De rechtbank moet hier een moeilijke knoop doorhakken. De rechtbank vindt het niet goed de vordering zonder meer af te wijzen, omdat partijen het erover eens zijn dat [gedaagde] handmodellen onder zich heeft en omdat de rechtbank heeft beslist dat deze terug moeten naar [eiser] (tussenvonnis van 8 maart 2023, 2.2, 9e bullet, en 4.1 3)). Maar het blijft onduidelijk precies welke handmodellen er zijn, in welke staat deze modellen zich bevinden, hoeveel zij waard zijn, waarom het zo belangrijk is dat [eiser] de modellen terugkrijgt en welke functies een handmodel heeft na productie. De rechtbank heeft de indruk dat beide partijen op zoek zijn naar veroordelingen die problemen bij de wederpartij opleveren en dus aanspraken op dwangsommen. Een dwangsom levert waarschijnlijk nieuwe geschillen op, waarschijnlijk met ongewenste effecten, omdat er nu zoveel onduidelijkheid is. Nog een ronde aktes in dit geding levert naar verwachting geen nieuwe inzichten of informatie op. Bij deze stand van zaken is de rechtbank van oordeel dat de vordering tot teruggave moet worden toegewezen, maar alleen voor zover de handmodellen voorhanden zijn, en dat de vorderingen wat betreft de handmodellen voor het overige moeten worden afgewezen. Dat betekent dat geen dwangsom wordt opgelegd. “Voorhanden” betekent hier dat [gedaagde] de modellen onder zich heeft of onder zich kan krijgen door instructies te geven aan een partij (in China, volgens [gedaagde] ) die de modellen onder zich heeft.
- d) De rechtbank wijst de vordering tot vergoeding van schade, ingeval [gedaagde] handmodellen niet teruggeeft, af. [eiser] heeft naar het oordeel van de rechtbank niet voldoende onderbouwd dat hij recht heeft op teruggave van modellen in goede staat, ook als die (om redenen die samenhangen met het productieproces) niet meer voor handen zijn of zich niet in goede staat bevinden. Hij heeft ook niet duidelijk gemaakt dat hij niet (eenvoudig, tegen lage kosten) nieuwe modellen kan printen met de tekeningen die hij al heeft.
Het bevel betekent dat partijen bijvoorbeeld in goed overleg of met een deurwaarder concreet kunnen kijken en zelf kunnen beslissen en zich kunnen wenden tot de voorzieningenrechter in een executiegeschil als zij er niet uit komen, maar dan wel op basis van concrete feiten, zoals hun eigen waarneming en de waarneming van de deurwaarder. Het spreekt vanzelf dat partijen de relevante zaken niet mogen onttrekken aan de waarneming door de deurwaarder. De rechtbank beseft dat het lastig kan zijn sancties te verbinden aan schendingen van het voorgaande, maar de rechtbank vindt deze werkwijze toch de beste aanpak onder de omstandigheden.
Het gaat in het bevel om de modellen die [eiser] onder zich heeft en die bestemd zijn voor [gedaagde] . De Dakar-modellen vallen daar niet onder omdat [eiser] terecht opmerkt dat deze modellen zijn eigendom zijn geworden volgens de overeenkomst (zie het tussenvonnis van 8 maart 2023, 2.2, 5e bullet). [eiser] hoeft dus in elk geval geen Dakar-modellen terug te geven.
De rechtbank bepaalt dat [eiser] haar “tag” op de bodemplaat en haar logo mag verwijderen van de verpakkingen. De rechtbank blijft bij haar oordeel voorshands (tussenvonnis 8 maart 2023, 4.1 4), eerste alinea) omdat er geen aanwijzingen zijn die in een andere richting wijzen.
- slaafse nabootsing: onvoldoende toegelicht waarom [eiser] zich beroept op dit leerstuk wat betreft haar data/tekeningen (het gaat kennelijk om productie/verkoop van de gemeten/getekende objecten – dat is geen slaafse nabootsing)
- eenlijnsprestatie: onvoldoende toegelicht waarom het beroep van [eiser] op dit leerstuk gegrond is (zie slaafse nabootsing hiervoor)
- databankrecht: databank niet overgelegd en geen onderbouwing van substantiële investeringen in de zin van een databankrecht
- auteursrecht: eigen, oorspronkelijk karakter onvoldoende toegelicht.
€ 1.500,00
1.De beslissing
20 september2023.