ECLI:NL:RBOBR:2023:4608

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
20 september 2023
Publicatiedatum
18 september 2023
Zaaknummer
01/075074-23
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte wegens ontuchtige handelingen met minderjarige

Op 20 september 2023 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 65-jarige verdachte, die werd beschuldigd van het plegen van ontuchtige handelingen met een 15-jarig meisje. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De zaak kwam aan het licht na een aangifte van het slachtoffer, die verklaarde dat zij gedurende een periode van enkele maanden seksueel misbruikt was door de verdachte, die haar als een vertrouwenspersoon beschouwde. De rechtbank achtte de verklaring van het slachtoffer betrouwbaar, gesteund door ander bewijs, waaronder WhatsApp-gesprekken en getuigenverklaringen. De verdachte ontkende de meeste beschuldigingen, maar erkende wel dat er eenmalig ontuchtige handelingen hebben plaatsgevonden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte misbruik heeft gemaakt van de kwetsbare situatie van het slachtoffer, dat haar moeder recentelijk was overleden en zij in een moeilijke fase van haar leven verkeerde. De rechtbank legde ook bijzondere voorwaarden op, waaronder een contactverbod met het slachtoffer en verplichte behandeling.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.075074.23
Datum uitspraak: 20 september 2023
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1957] ,
wonende te [adres] ,
thans gedetineerd te: P.I. Grave.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 12 juni 2023 en van 7 september 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 15 mei 2023.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 12 juni 2023 is gewijzigd, is aan verdachte ten laste gelegd dat:
Primair:
hij op een of meer tijdstippen in omstreeks de periode van 01 juli 2022 tot en met 30 november 2022 te Veldhoven, althans in Nederland
(telkens)
met [slachtoffer] , geboren op [2007] ,
die toen de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt,
buiten echt,
een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] ,
te weten
- het duwen/brengen van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer] en/of
-het duwen/brengen van zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina en/of tussen de schaamlippen van die [slachtoffer] en/of
- het duwen/brengen van zijn, verdachtes, tong in de vagina en/of tussen de schaamlippen van die [slachtoffer] en/of
- het met de hand(en) en/of vinger(s) en/of tong en/of mond betasten/aanraken van de vagina en/of de schaamlippen, althans de schaamstreek van die [slachtoffer] en/of
- het brengen/duwen van zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer] en/of
- het zich door die [slachtoffer] laten aftrekken en/of
- (in elk geval) het door die [slachtoffer] met haar mond en/of hand(en) laten betasten van zijn, verdachtes, penis en/of
- het wrijven met zijn, verdachtes, penis tegen de billen en/of het lichaam van die [slachtoffer] en/of
- het betasten van het lichaam van die [slachtoffer] ,
terwijl voornoemde [slachtoffer] een minderjarige was die aan zijn, verdachtes zorg en/of waakzaamheid was toevertrouwd;
Subsidiairalthans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op een of meer tijdstippen in omstreeks de periode van 01 juli 2022
tot en met 30 november 2022 te Veldhoven, althans in Nederland
(telkens)
met [slachtoffer] , geboren op [2007] , die toen de leeftijd van
zestien jaren nog niet had bereikt,
buiten echt,
een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd,
te weten
- het met de hand(en) en/of vinger(s) en/of tong en/of mond
betasten/aanraken van de vagina en/of de schaamlippen, althans de
schaamstreek van die [slachtoffer] en/of
- het zich door die [slachtoffer] laten aftrekken en/of
- (in elk geval) het door die [slachtoffer] laten betasten van zijn, verdachtes,
penis en/of
- het wrijven met zijn, verdachtes, penis tegen de billen en/of het
lichaam van die [slachtoffer] en/of
- het betasten van het lichaam van die [slachtoffer] ,
terwijl voornoemde [slachtoffer] een minderjarige was die aan zijn,
verdachtes zorg en/of waakzaamheid was toevertrouwd;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs

Inleiding
Aangeefster woonde aanvankelijk bij haar moeder en stiefmoeder. Op [2022] is de moeder van aangeefster overleden. Kort daarna liet de stiefmoeder van aangeefster aan haar weten dat zij niet meer bij haar kon blijven wonen. Per 1 maart 2022 is aangeefster bij haar oma en haar (niet-biologische) opa gaan wonen. [1] Verdachte is marktkoopman en kende de tante van aangeefster, [tante van slachtoffer] , die ook op de markt staat, al jaren. Via [tante van slachtoffer] heeft verdachte aangeefster leren kennen. [2] Nadat haar moeder was overleden vond aangeefster steun en een luisterend oor bij verdachte, was zij vaak bij hem en heeft zij ook enkele keren bij verdachte gelogeerd. [3]
Volgens aangeefster heeft verdachte haar gedurende een aantal maanden meerdere keren seksueel misbruikt, waarbij ook sprake was van geslachtsgemeenschap. Verdachte heeft dit misbruik grotendeels ontkend. Er is volgens hem slechts eenmaal sprake geweest van ontuchtig contact tussen verdachte en aangeefster bestaande uit het ‘aaien’ over de broek over de vagina, aldus verdachte.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot een bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde. De aangifte wordt volgens de officier van justitie in voldoende mate ondersteund door ander bewijsmateriaal, waaronder de inhoud van de Whatsappgesprekken tussen aangeefster en verdachte en de verschillende zich in het dossier bevindende getuigenverklaringen. Daarnaast biedt steun aan die aangifte de inhoud van de geluidsopname die is gemaakt van het telefoongesprek tussen de oma van aangeefster en verdachte waarin oma verdachte heeft geconfronteerd met het misbruik.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft vrijspraak van het primair en partiële vrijspraak van het subsidiair tenlastegelegde bepleit. Slechts het laatste gedachtestreepje van het subsidiair tenlastegelegde kan – gelet op de bekennende verklaring van verdachte op dat onderdeel – worden bewezen.
De raadsvrouw heeft zich ter zake het vrijspraakverweer primair op het standpunt gesteld dat de verklaringen van aangeefster niet betrouwbaar zijn. Subsidiair heeft de verdediging bepleit dat niet is voldaan aan het zogenaamde bewijsminimum. Het door de officier van justitie benoemde bewijs biedt onvoldoende redengevende steun aan de verklaring van aangeefster. Meer subsidiair heeft de verdediging betoogd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair tenlastegelegde vanwege het ontbreken van de overtuiging.
Het oordeel van de rechtbank.
Bewijsmiddelen.
Omwille van de leesbaarheid van het vonnis wordt voor wat betreft de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen verwezen naar de uitwerking daarvan in de bewijsbijlage die van dit vonnis deel uitmaakt. De inhoud van die bijlage dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.
De bewijsoverwegingen.
De rechtbank is van oordeel dat het namens verdachte gevoerde verweer tot vrijspraak van het primair tenlastegelegde wordt weerlegd door de in de bewijsbijlage gebezigde bewijsmiddelen.
Ten aanzien van het vrijspraakverweer van de raadsvrouw overweegt de rechtbank in het bijzonder het volgende.
1.
Juridisch kader
De rechtbank stelt het volgende voorop. Zedenzaken kenmerken zich in het algemeen door het feit dat zij zich voordoen in een situatie waarbij slechts twee personen zijn betrokken: een verondersteld slachtoffer en een veronderstelde dader. Indien de veronderstelde dader de seksuele handelingen ontkent, leidt dit er in veel gevallen toe dat slechts de verklaringen van het veronderstelde slachtoffer het wettig bewijs vormen. In artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering is de zogenaamde bewijsminimumregel opgenomen. Deze regel houdt in dat het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend kan worden aangenomen op de verklaring van één getuige (het veronderstelde slachtoffer). De Hoge Raad heeft het belang van deze bepaling bij herhaling onderstreept door te overwegen, dat deze strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen ingeval de door één getuige genoemde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal.
De vraag die de rechtbank dan ook moet beantwoorden is of de verklaringen van aangeefster voldoende steun vinden in de overige bewijsmiddelen, hetgeen samenhangt met de vraag of die verklaring als betrouwbaar kan worden aangemerkt.
Weliswaar heeft verdachte bekend dat hij aangeefster eenmalig ontuchtig heeft betast, maar hij heeft de overige ontuchtige handelingen, – waaronder het seksueel binnendringen – dat een zwaarder strafbaar feit is en als primaire variant is tenlastegelegd, ontkend.
Voordat het steunbewijs zal worden besproken, zal de rechtbank eerst stilstaan bij de verklaringen van aangeefster.
2.
De verklaringen van aangeefster
Op 23 november 2022 heeft aangeefster voor het eerst verteld wat haar is overkomen. Het eerste contact daarover vond plaats met haar (stief)opa en kort daarna heeft aangeefster haar (stief)opa en haar oma gezamenlijk verteld dat zij met verdachte naar bed is geweest en seks met hem had gehad.
Op 1 december 2022 vond er op het politiebureau een informatief zedengesprek plaats met aangeefster. Aangeefster verklaarde dat ze meerdere keren tegen haar wil seksueel contact heeft gehad met verdachte, waaronder geslachtsgemeenschap. Op 8 december 2022 heeft aangeefster daadwerkelijk aangifte gedaan. In de aangifte heeft aangeefster herhaald – en in die zin kan aan haar verklaring een zekere consistentie niet worden ontzegd – dat zij op verschillende momenten seksueel contact heeft gehad met verdachte die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam. Deze handelingen, althans een deel daarvan, zijn volgens aangeefster gebeurd omdat verdachte haar daartoe dwong. De dwang zou er in hebben bestaan dat verdachte het (soft)druggebruik van aangeefster zou melden bij haar oma, hetgeen aangeefster in problemen zou brengen.
Op 25 mei 2023 is aangeefster opnieuw gehoord en is zij geconfronteerd met de ontkennende verklaring van verdachte. Ook is zij bevraagd over de chatgesprekken tussen haar en verdachte. De toon van deze gesprekken is over en weer vrijwel altijd vriendelijk, flirterig – ook in seksueel op zicht – van beide kanten. Van enige mate van dwang blijkt niet uit die gesprekken, hetgeen gegeven de verklaring van aangeefster wellicht voor de hand zou hebben gelegen. Deze discrepantie tussen die verklaring enerzijds en de inhoud van de chatgesprekken anderzijds laat zich niet verklaren met de inhoud van het dossier. Dat geldt ook voor enkele andere onderdelen van haar verklaring. Daarbij wijst de rechtbank op het gegeven dat de inhoud van enkele chatgesprekken zich niet steeds verhoudt met de momenten waarop aangeefster heeft verklaard seks te hebben gehad met verdachte. Uit die bedoelde chatgesprekken kan immers worden afgeleid dat het nog niet tot daadwerkelijke seks was gekomen, anders dan door aangeefster is verklaard.
De rechtbank zal de verklaringen van aangeefster nu er sprake is van een één op één situatie en gelet op de gesignaleerde discrepanties tussen die verklaringen en de chatgesprekken in het bijzonder, met de nodige voorzichtigheid beschouwen. Dat brengt echter niet mee, zoals door de verdediging is betoogd, dat deze verklaringen in hun geheel als onwaar of onbetrouwbaar terzijde dienen te worden gesteld.
Ten aanzien van de door aangeefster omschreven dwang merkt de rechtbank op dat – voor zover die verklaring op dat punt al zou zijn aangedikt –, hetgeen niet kan worden vastgesteld, in het dossier redenen te vinden zijn waarom aangeefster haar eigen rol in de seksuele contacten zo klein mogelijk heeft willen maken. Aangeefster voelde zich immers schuldig en schaamde zich [4] , hetgeen past bij het gegeven dat uit het dossier kan worden afgeleid dat ook aangeefster flirterig was richting verdachte, een 65 jarige man die zij zag als een opa-figuur.
De overige hierboven beschreven discrepanties zien echter slechts op het
momentwaarop de seksuele handelingen plaats hebben gevonden en niet op de vraag of die handelingen ook daadwerkelijk zijn voorgevallen. De verklaringen van aangeefster – voor zover die zien op de ten laste gelegde seksuele handelingen, die door verdachte worden weersproken, – worden in essentie gesteund door ander bewijs in het dossier. In dit steunbewijs vindt de rechtbank reden om de verklaring van aangeefster, voor zover deze ziet op de essentiële onderdelen van de tenlastelegging, betrouwbaar te achten. Dat wordt nog verstrekt door het gegeven dat niet valt in te zien waarom aangeefster verdachte vals zou beschuldigen van het tenlastegelegde. Aangeefster en verdachte hadden immers een goede band, een vertrouwensrelatie. Waarom aangeefster die goede band op het spel zou zetten, juist terwijl zij zich bevond in een periode waarin zij die steun goed kon gebruiken, is onduidelijk gebleven. De door verdachte gegeven verklaring voor die reden, namelijk geldelijk gewin – bevreemdt de rechtbank, juist ook omdat verdachte aangeefster al geld en goederen gaf. Het ontbreken van een duidelijk motief om verdachte op dergelijke wijze te belasten, past naar het oordeel van de rechtbank derhalve eerder bij het scenario zoals omschreven in de tenlastelegging.
3.
Het steunbewijs
De verklaringen van aangeefster vinden naar het oordeel van de rechtbank, zoals hiervoor reeds is overwogen, voldoende steun in ander bewijs. Dit bewijs, dat ook in de bewijsmiddelenbijlage is opgenomen, zal de rechtbank hieronder bespreken.
a.
De verklaring van [(stief)opa slachtoffer] , de (stief)opa van aangeefster
Vooropgesteld merkt de rechtbank op dat de verklaring van (stief)opa volgens bestendige jurisprudentie van de Hoge Raad op zichzelf beschouwd onvoldoende is om als steunbewijs te dienen. Die verklaring vindt immers haar oorsprong in de verklaring van aangeefster en is daarom afkomstig uit één en dezelfde bron. Ook dient voorzichtig te worden omgegaan met waargenomen emoties bij het slachtoffer omdat deze emoties, indien de waarneming daarvan niet direct na het tenlastegelegde heeft plaatsgevonden, ook een andere oorzaak kunnen hebben. Dat geldt in de onderhavige zaak temeer nu aangeefster zich, los van het tenlastegelegde, in een moeilijke fase van haar leven bevond. Desalniettemin ziet de rechtbank – in relatie tot het overige steunbewijs – aanleiding aan deze verklaring enig gewicht toe te kennen.
Uit de verklaring van aangeefster volgt dat zij worstelde met de seksuele relatie met verdachte. Op enig moment ging het niet meer. Aangeefster nam zich daarom op 23 november 2022 voor het aan één van haar vrienden te vertellen. Omdat op dat moment echter geen van haar vrienden beschikbaar was, nam zij zich voor haar [oma slachtoffer] in vertrouwen te nemen. Echter, ook oma was niet thuis, waarna ze haar (stief)opa heeft benaderd. Hij zag dat aangeefster verdrietig en gespannen was. Hij hoorde haar zeggen dat ze iets wilde vertellen en dat ze zich vies en smerig voelde. Hij zag dat aangeefster vervolgens begon te huilen. Deze, door de getuige waargenomen emoties, kunnen naar het oordeel van de rechtbank goed passen bij de door aangeefster omschreven worsteling om haar verhaal uiteindelijk te vertellen, waarbij een behoorlijke spanningsopbouw moet hebben plaatsgevonden. Toen de getuige haar confronteerde met de vraag of het met verdachte te maken had, antwoordde aangeefster bevestigend, waarna ze wederom begon te huilen. In zoverre ziet de rechtbank ook een verband tussen de waargenomen emoties en verdachte.
De getuige heeft aangeefster vervolgens getroost en toen oma thuiskwam, heeft aangeefster aan de keukentafel verteld dat ze met verdachte naar bed is geweest en seks met hem heeft gehad. Dat deze verklaring zou zijn ingegeven door de eerdere ‘sturende’ vraag van de getuige in relatie tot verdachte, zoals door de verdediging is betoogd, wordt door de rechtbank – gegeven het overige steunbewijs in het dossier – verworpen. Dat aangeefster tijdens het gesprek aan de keukentafel niet in details is getreden, wekt bovendien geen verwondering. Haar verklaringen geven er immers steeds blijk van dat zij het moeilijk vindt om over seksuele details te praten onder meer en met name omdat zij zich schaamde. Ook heeft aangeefster verklaard dat ze over bepaalde zaken niet goed met haar (stief)grootouders kon praten. De stap om het hen toch te vertellen, moet dan ook groot zijn geweest, hetgeen – zoals hiervoor reeds overwogen – past bij de door haar (stief)opa waargenomen spanning en emoties.
Nadat aangeefster haar (stief)opa en oma had verteld wat er was voorgevallen met verdachte, heeft oma verdachte gebeld en hem daarmee geconfronteerd. Dit gesprek is door aangeefster opgenomen.
b.
De geluidsopname van het gesprek tussen oma en verdachte
De geluidsopname van het telefoongesprek tussen oma en verdachte op 23 november 2022 is op de terechtzitting van 7 september 2023 integraal beluisterd. Verdachte heeft verklaard dat zijn stem op de opname is te horen. De opname is door de politie getranscribeerd.
De rechtbank zal hieronder enkele – de aangifte ondersteunende – passages uit dat getranscribeerde gesprek weergeven:
‘(…)
[oma slachtoffer] : En datje haar dan seksueel misbruikt [verdachte] . Het is misbruik. Het is seksueel misbruik.[verdachte] : Ja, [oma slachtoffer] je hebt helemaal gelijk. Ik, ik kan er niks tegen in brengen. Je hebt gelijk. Alleen ik heb geprobeerd om er voor haar te zijn, op allerlei mogelijke manieren.
[oma slachtoffer] : Maar niet seksueel [verdachte] , dat is ziek, dat is ziek.[verdachte] : Ja, ik snap het.(…)
[oma slachtoffer] : Je hebt met mijn kleindochter van 15 in bed gelegen meerdere keren.[verdachte] : Ik weet het [oma slachtoffer] . Ik kan er niets tegen in brengen, je hebt gelijk. Maar ik heb het niet gedaan om haar te misbruiken of wat dan ook en ik hoop dat ze dat ook weet.
[oma slachtoffer] : Maar [verdachte] , het is misbruik. Het kind is 15, is pas haar moeder kwijt. Is in een hele labiele situatie. Ze voelde zich veilig bij jou.[verdachte] : Ja, dat hoopte ik ook.
[oma slachtoffer] : Totdat jij misbruik van haar ging maken.[verdachte] : Ja maar dat...
[oma slachtoffer] : Jij hebt haar seksueel misbruikt [verdachte] .[verdachte] : Ja maar, ja is dat?, ja gods [oma slachtoffer] , ik dacht, ze wilde het. En dan kan je zeggen ja dat mag niet, natuurlijk heb jij gelijk.
[oma slachtoffer] : Die zegt, even wachten ik kan hem niet stijf krijgen want ik heb het nog nooit met een meisje van 15 gedaan.[verdachte] : Ow, zo is dat niet gegaan.
[oma slachtoffer] : o nee? Hoe is het dan gegaan [verdachte] . Laat me dan eens even horen hoe het dan gegaan is?[verdachte] : Nou dat was omdat, ik zat in een fase, ik moet even over ik praten
[oma slachtoffer] dat kan even niet anders. Ik zat in een fase dat ik het eigenlijk niet wilde en [slachtoffer] die wist dat ook, dat ik het eigenlijk niet wilde. Toen wilde zij het wel en dat is wat jij nu zegt. Want ik heb hier heel lang ook mee gezeten van, wat moet ik hier mee. Maar toen was...
[oma slachtoffer] : [verdachte] , ik ga jou weer in de rede vallen. Want als een kind van 15 tegen jou zegt, ik wil dit wel. Wat denk jij dan? Wat denk jij dan? Denk je dan, dan laat ik mijn broek zakken en dan doe ik het maar?[verdachte] : Nee, dat is niet in een keer. Daar zit een hele periode voor [oma slachtoffer] . Het is niet dat dit in een keer gebeurde.
[oma slachtoffer] : Ja en? Al zit er een jaar voor, al zit er 2 jaar voor. Je gaat niet met een kind van 15 naar bed.[verdachte] : Ja, je hebt gelijk [oma slachtoffer] . Ik moet jou gelijk geven, dat klopt. En ik heb er ook, ik dacht, ik dacht op een of andere manier, wat natuurlijk fout is, dat ik ze hielp.
[oma slachtoffer] : Waarmee?[verdachte] : Uh, met haar seksuele verlangens.
[verdachte] : Nee, maar dat [slachtoffer] op is, dat je zegt ze is op, ze zit er mee, daar schrik ik van.[oma slachtoffer] : Natuurlijk zit ze daar mee. Vind je dat gek? En dat ze dan ook nog denkt dat ze zwanger is van een vent van 65. Je bent ouder dan ik [verdachte] en ik ben haar oma.[verdachte] : Ja, ik weet het (…)’.
In dit gesprek bevestigt verdachte dat hij seksueel misbruik heeft gemaakt van aangeefster en dat hij dacht dat hij haar hielp met haar seksuele verlangens. Verdachte heeft op 12 mei 2023 bij de politie verklaard dat hij aangeefster tweeëneenhalve week voor het telefoongesprek zou hebben geaaid over haar broek bij haar vagina. Het gesprek, waarmee hij ernstig werd overvallen, moet in dat licht – een eenmalig incident – worden bezien, aldus verdachte. Aan deze uitleg van het gesprek door verdachte hecht de rechtbank geen geloof. Verdachte heeft in het gesprek onder meer, in relatie tot het misbruik, bevestigd dat hij meerdere keren met aangeefster het bed heeft gedeeld. Het was volgens verdachte, blijkens het gesprek, niet zo dat hij ineens zijn broek liet zakken, want daar was een hele periode aan vooraf gegaan. Dit past op geen enkele manier bij een eenmalig incident in november 2022 zoals door verdachte is beschreven. Daar komt nog bij dat de rechtbank uit het gesprek afleid dat verdachte wist dat aangeefster dacht zwanger te zijn van hem – ‘een vent van 65’ – hetgeen evenmin past bij de door verdachte gegeven duiding aan het gesprek. Het past daarentegen wel bij de verklaring van aangeefster. Zij heeft immers verklaard dat zij op enig moment dacht zwanger te zijn van verdachte, daarvan erg schrok en verdachte daarover heeft ingelicht.
Dat in het opgenomen telefoongesprek geen specifieke seksuele handelingen worden benoemd doet – gegeven het hierboven overwogene – aan de steun daarvan aan de verklaring van aangeefster niet af. Uit hetgeen onder a. is overwogen volgt bovendien dat en waarom de oma van aangeefster op dat moment (nog) niet op de hoogte was van alle details en dat verklaart ook waarom zij die details in dit telefoongesprek niet benoemt.
Dat verdachte zich overvallen voelde door het telefoongesprek, zoals door hem is verklaard, neemt de rechtbank zonder meer aan. Dat verklaart echter op geen enkele manier waarom verdachte – geconfronteerd met de beschuldigingen aan zijn adres, die evident verder gaan dan het enkel éénmaal ‘aaien’ waarover verdachte zelf heeft verklaard – de hem gemaakte verwijten niet direct heeft ontzenuwd. Dit, terwijl hem – blijkens de inhoud van het gesprek – daartoe wel meermaals de gelegenheid is geboden. Dat verdachte zich overrompeld voelde, past naar het oordeel van de rechtbank bij een verdachte die werd geconfronteerd met een op waarheid gestoelde beschuldiging waarmee hij zich op dat moment geen raad wist.
Ter zake de door verdachte gestelde overrompeling is bovendien relevant de verklaring van [tante van slachtoffer] .
c.
De verklaring van [tante van slachtoffer]
Kort na het telefoongesprek met oma is verdachte naar [tante van slachtoffer] gereden die inmiddels door oma op de hoogte was gesteld van hetgeen aangeefster had verteld. Daarbij hecht de rechtbank in het bijzonder belang aan het gegeven dat [tante van slachtoffer] – die verdachte al erg lang kende – aanvankelijk niets geloofde van het verhaal van aangeefster. Blijkens haar verklaring heeft zij verdachte daarmee geconfronteerd en recht op de man af gevraagd of verdachte seks met aangeefster had gehad. Ook toen heeft verdachte aangegeven dat het fout was wat hij had gedaan en dat het al langer speelde. Van enige overrompeling was hier geen sprake. Integendeel. Verdachte heeft [tante van slachtoffer] zelf opgezocht en wederom erkend dat sprake is geweest van seks met aangeefster. Dat het hier – net als in het telefoongesprek met oma – zou gaan om een ‘miscommunicatie’, zoals verdachte ter terechtzitting heeft verklaard, omdat hij dacht dat werd gesproken over het ‘aaien’ over de broek, acht de rechtbank onder verwijzing wat hiervoor onder b. is overwogen, niet geloofwaardig. Bovendien is verdachte gevraagd of hij seks had gehad met aangeefster, hetgeen zich niet verhoudt met de gestelde gedachte van verdachte dat het gesprek slechts zou gaan over het aaien over de broek. Indien daar al twijfel over zou bestaan bij verdachte, ziet de rechtbank niet in waarom hij niet toen al aan [tante van slachtoffer] om verduidelijking zou hebben gevraagd en vervolgens zou hebben aangeven hoe de vork volgens hem daadwerkelijk in de steel zat.
Ook deze verklaring ondersteunt naar het oordeel van de rechtbank de verklaring van aangeefster.
d.
De WhatsApp-gesprekken
Verdachte en aangeefster hebben in de ten laste gelegde periode ook meermalen contact gehad via WhatsApp. Uit het dossier volgt dat aangeefster en verdachte vanaf 25 juni 2022 tot en met 8 september 2022 dagelijks contact hebben. Daarna wordt het contact minder en het contact eindigt op 20 november 2022.
Ter terechtzitting van 7 september 2023 zijn de WhatsApp-gesprekken aan verdachte voorgehouden. Verdachte heeft daarover verklaard dat hij weliswaar gesprekken met aangeefster voerde over seks, maar dat het niet daadwerkelijk tot seks is gekomen. Verdachte heeft herhaald dat er slechts sprake is geweest van het ‘aaien’ van de vagina van aangeefster over haar broek. De chatberichten moeten – net zoals het telefoongesprek met oma en het daaropvolgende gesprek met [tante van slachtoffer] – in dat licht worden gezien, aldus verdachte.
De rechtbank is van oordeel dat de chatgesprekken, waarvan een selectie voor het bewijs is opgenomen – in onderling verband en samenhang beschouwd met het overige steunbewijs – steun geven aan de verklaringen van aangeefster. Dat is niet anders bij de gesprekken waar slechts in flirterige zin over en weer wordt gesproken over de
mogelijkheidtot het hebben van seks of het verrichten van seksuele handelingen bij elkaar. Dergelijke gesprekken passen immers niet bij de relatie die verdachte stelt met aangeefster te hebben gehad, te weten niets meer dan een vertrouwensrelatie. Dergelijke gesprekken passen echter wel bij de ontwikkeling in de relatie die aangeefster omschrijft, te weten een vertrouwensrelatie die gaandeweg is uitgegroeid tot een seksuele relatie.
Dat in de WhatsApp-gesprekken niet concreet wordt gesproken over seksuele handelingen die daadwerkelijk zouden zijn verricht, doet aan het bovenstaande niet af. Daarbij wijst de rechtbank ook op het gegeven dat verdachte bepaalde zaken niet via WhatsApp wilde bespreken omdat ‘elektronica alles onthoudt’. [5]
Enkele van de chatgesprekken bieden echter concreter steun aan de verklaring van aangeefster in die zin dat er meer is gebeurd dan de handeling waarover verdachte heeft verklaard. Deze chatgesprekken zal de rechtbank hieronder in chronologische volgorde bespreken.
Herhaling van nachtelijk samenzijn
08-08-2022 16:31 - [slachtoffer] : Vond het vannacht heel leuk samen
08-08-2022 16:31 - [verdachte] : lk ook hoor
08-08-2022 16:31 - [verdachte] : Is goed bevallen
08-08-2022 16:31 - [slachtoffer] : Fijn
08-08-2022 16:32 - [slachtoffer] : Nou succes met opruimen en laat maar weten als
je thuis bent
08-08-2022 16:32 - [verdachte] : Wil GRAAG herhaling
Uit dit gesprek leidt de rechtbank – in onderling verband en samenhang bezien met het overige bewijs – af dat sprake is geweest van een in seksueel opzicht nachtelijk samenzijn, hetgeen verdachte graag nog eens over zou doen. Dat past bij de verklaring van aangeefster. Het gesprek is ter terechtzitting aan verdachte voorgehouden, maar hij heeft desgevraagd niet kunnen beantwoorden wat er die nacht is voorgevallen, wat daar zo fijn aan was en waarvan hij dan graag herhaling zou willen.
Klaarkomen binnen twintig minuten
10-08-2022 20:30 - [slachtoffer] : Als er een nieuw bed is dan gaat het feestje
langzaam beginnen denk ik.
10-08-2022 20:31 - [verdachte] : Langzaam hoeft niet hoor
10-08-2022 20:32 - [slachtoffer] : Kom binnen 20 minuten klaar met jou
10-08-2022 20:32 - [slachtoffer] : Dekhengst
10-08-2022 20:32 - [verdachte] : Ha ha ha ha ha ha
10-08-2022 20:32 - [slachtoffer] : Jij doet met mij wat andere niet kunnen
10-08-2022 20:33 - [slachtoffer] : Ben daar maar trots op
10-08-2022 20:33 - [slachtoffer] : Streelt jou ego weer
10-08-2022 20:34 - [verdachte] : Zeker
De rechtbank leidt uit dit gesprek – wederom in relatie tot het overige bewijs – af dat er eerder seksuele handelingen tussen aangeefster en verdachte hebben plaatsgevonden waarbij aangeefster binnen 20 minuten is klaargekomen.
Gezoend
10-08-2022 20:38 - [slachtoffer] : Maar eigenlijk heb jij al een jongen gekust hé
10-08-2022 20:38 - [slachtoffer] : Als jij komt te weten waar mijn lippen allemaal
zijn geweest
10-08-2022 20:39 - [verdachte] : Helaas is dat dan zo
Anders dan verdachte heeft verklaard, leidt de rechtbank uit dit gesprek af dat aangeefster en verdachte hebben gezoend.
e.
De getuigenverklaring van [getuige]
Uit de verklaring van [getuige] , een vrouw waarmee verdachte – mede gedurende een deel van de ten laste gelegde periode – een seksuele relatie had, volgt dat zij geslachtsgemeenschap heeft gehad met verdachte, tijdens die gemeenschap geen voorbehoedmiddelen gebruikte en dat de seks meestal plaatsvond op de keukentafel bij verdachte thuis. Ook kreeg [getuige] geld van verdachte. Op enig moment voelde [getuige] jaloezie richting aangeefster, omdat aangeefster, zodra zij bij verdachte op de markt was, alle aandacht kreeg.
Deze verklaring vertoont enkele kenmerkende gelijkenissen met de gemeenschap met verdachte die aangeefster in haar verklaringen omschrijft en biedt in zoverre steun aan de aangifte. Immers had ook aangeefster blijkens haar verklaring altijd onbeschermde geslachtsgemeenschap met verdachte. Tevens is er sprake geweest van seks op de keukentafel. Daarnaast is typerend dat [getuige] cadeautjes c.q. geld kreeg van verdachte, hetgeen ook het geval was bij aangeefster.
f.
De getuigenverklaring van [vriend van verdachte]
In een (tweede) onderzoek in de telefoon van verdachte is een chatgesprek gevonden tussen hem en aangeefster dat is doorgestuurd naar [vriend van verdachte] op 25 november 2022. Verdachte heeft daarover ter terechtzitting van 7 september 2023 verklaard dat hij [vriend van verdachte] van de markt kent en hem na het telefoongesprek met oma en het gesprek thuis met [tante van slachtoffer] om raad heeft gevraagd. [vriend van verdachte] heeft verklaard dat verdachte hem vertelde dat hij aangeefster had gevingerd, dat zij hem had uitgedaagd en naakt voor hem stond. Deze getuigenverklaring biedt eveneens steun aan de aangifte. Aangeefster heeft namelijk verklaard dat zij, met enige regelmaat in de tenlastegelegde periode, is gevingerd door verdachte.
Daar waar de getuigenverklaring de verklaring van aangeefster juist ondersteunt, is deze in tegenspraak met de verklaring van verdachte. Vingeren is immers iets anders dan het aaien over de broek bij de vagina. Verdachte heeft daarover verklaard dat hij dacht dat alles wat op seksueel gebied met de hand gebeurde ‘vingeren’ werd genoemd. Die, door verdachte gegeven uitleg voor zijn gekozen bewoordingen, acht de rechtbank volstrekt ongeloofwaardig. Verdachte is in het verhoor van 12 mei 2023 met de verklaring van [vriend van verdachte] geconfronteerd en toen voor het eerst met die uitleg gekomen. Echter eerder in dat verhoor is verdachte door de verbalisanten bevraagd over zijn seksuele handelingen bij [getuige] :
‘Vingeren?
- O ja dat is ook een keer gebeurd. Ze zei steek je vinger er maar in en voel maar hoe dat voelt in de binnenkant van een vrouw. Die vinger ging in de vagina’.
Uit niets blijkt dat er sprake was van enige verwarring bij verdachte over de betekenis van vingeren. Uit dat verhoor blijkt bovendien dat verdachte op de hoogte is van de inhoud en betekenis van andere seksuele terminologie zoals ‘pijpen’.
Ook op andere punten komt de verklaring van de getuige niet overeen met die van verdachte, maar wél met die van aangeefster. Volgens verdachte zou hij haar hebben geaaid over de broek, terwijl de getuige juist heeft verklaard dat aangeefster ineens naakt voor verdachte zou hebben gestaan waarna de ontuchtige handelingen zouden hebben plaatsgevonden.
4.
Conclusie
Gelet op het bovenstaande in onderling verband en samenhang bezien acht de rechtbank de verklaring van aangeefster betrouwbaar. Die verklaring vindt bovendien steun in overige bewijsmateriaal. Gelet daarop is de rechtbank van oordeel dat buiten redelijke twijfel is dat verdachte het hem primair tenlastegelegde heeft begaan.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de uitgewerkte bewijsmiddelen die in de bewijsbijlage zijn opgenomen, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat
Primair
hijop een of meer tijdstippeninomstreeksde periode van 1 juli 2022tot en met 23 november 2022te Veldhoven, althansin Nederland(telkens)met [slachtoffer] , geboren op [2007] ,die toen de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jarenhad bereikt,
buiten echt,
een of meerhandelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of medebestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die[slachtoffer] ,
te weten- het duwen/brengen van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die[slachtoffer] en/of-het duwen/brengen van zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina en/oftussen de schaamlippen van die [slachtoffer] en/of- het duwen/brengen van zijn, verdachtes, tong in de vagina en/oftussen de schaamlippen van die [slachtoffer] en/of- het met de hand(en) en/of vinger(s) en/of tong en/of mondbetasten/aanraken van de vagina en/of de schaamlippen, althans deschaamstreek van die [slachtoffer] en/of- het brengen/duwen van zijn, verdachtes, penis in de mond van die[slachtoffer] en/of- het zich door die [slachtoffer] laten aftrekken en/of
-(in elk geval)het door die [slachtoffer] met haar mond en/of hand(en)laten betasten van zijn, verdachtes, penis en/of- het wrijven met zijn, verdachtes, penis tegen de billen en/of hetlichaam van die [slachtoffer] en/of- het betasten van het lichaam van die [slachtoffer] ,
terwijl voornoemde [slachtoffer] een minderjarige was die aan zijn,verdachtes zorg en/ofwaakzaamheid was toevertrouwd.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte een gevangenisstraf wordt opgelegd voor de duur van tweeënveertig maanden waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De tijd die verdachte reeds in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht dient daar van af te worden getrokken. De officier van justitie acht daarnaast van belang dat aan het voorwaardelijke deel van de straf de bijzondere voorwaarden worden gekoppeld zoals door de reclassering zijn geadviseerd, waaronder het volgen van een verplichte ambulante behandeling en een contact- en locatieverbod met het slachtoffer.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouw heeft indien de rechtbank tot een veroordeling van het primair tenlastegelegde komt, een straf bepleit waarvan het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan het deel dat verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. Daarbij heeft de raadsvrouw gewezen op jurisprudentie in vergelijkebare zaken.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte, destijds, 65-jaar, heeft zich schuldig gemaakt aan het seksueel misbruik van een 15- jarig, kwetsbaar meisje. Die kwetsbaarheid kwam niet alleen voort uit haar leeftijd. Het slachtoffer maakte immers een zeer moeilijke fase in haar leven door. Haar moeder was na een kort ziekbed overleden en zij kon niet meer bij haar stiefmoeder blijven wonen. Aangeefster is vervolgens bij haar (stief)opa en oma ingetrokken. Haar leven stond op z’n kop. In verdachte, een familievriend, vond zij een vertrouwenspersoon. Een opa-figuur met wie zij kon praten als het moeilijk was of tegenzat. Verdachte is ondanks deze kwetsbaarheid een seksuele relatie met aangeefster aangegaan.
De seksuele handelingen, waaronder geslachtsgemeenschap, vonden gedurende een periode van enkele maanden plaats in de woning van verdachte, waar het slachtoffer enkele keren kwam logeren. Dat verdachte ten behoeve van eigen seksueel gerief grovelijk misbruik heeft gemaakt van de kwetsbare situatie waarin aangeefster zich bevond, rekent de rechtbank verdachte zwaar aan. Ook neemt de rechtbank het verdachte kwalijk dat hij – ter zake de ontuchtige handeling die hij heeft bekend – bij herhaling heeft aangegeven dat het aangeefster was die hem verleidde. De verdachte legt hiermee de verantwoordelijkheid voor dat onderdeel van het misbruik ten onrechte bij het jonge slachtoffer en geeft er aldus geen blijk van dat hij het verwerpelijke van ontucht met een kwetsbaar kind van 15 jaar oud inziet. Minderjarigen bevinden zich in een kwetsbare ontwikkelingsfase en dienen derhalve beschermd te worden, ook in seksueel opzicht en soms tegen zichzelf. Het was aan verdachte om als volwassene en vertrouwenspersoon aangeefster in de moeilijke periode die zij doormaakte terzijde te staan en avances in woord en daad – die zich vanuit de kwetsbaarheid van aangeefster ook laten verklaren – resoluut van de hand te wijzen. Dat heeft verdachte echter niet gedaan. De verdachte heeft daarmee een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer. Het is een feit van algemene bekendheid dat misbruik van jonge kinderen hun seksuele ontwikkeling kan verstoren en dat zij lange tijd op diverse vlakken ernstige gevolgen kunnen ondervinden van hetgeen hen is aangedaan. Gevoelens van schaamte spelen daarbij vaak een rol, hetgeen ook volgt uit de ter terechtzitting voorgedragen slachtofferverklaring van aangeefster. Dergelijke gevolgen staan nog meer op de voorgrond als – zoals in deze zaak – het misbruik heeft plaatsgevonden door iemand uit hun directe omgeving in wie zij juist hun vertrouwen moesten kunnen stellen. Daar komt bij dat verdachte niet alleen het vertrouwen van aangeefster heeft beschaamd, maar ook dat van haar familieleden, hetgeen ook volgt uit de ter terechtzitting voorgedragen slachtofferverklaring van de oma van aangeefster. Zij mochten er op vertrouwen dat aangeefster bij verdachte, die aan zijn zorg en waakzaamheid was toevertrouwd, in goede handen was. Verdachte heeft echter misbruik gemaakt van dat vertrouwen.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de ernst van het feit en in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf van langere duur.
De door de officier van justitie gevorderde straf acht de rechtbank evenwel te zwaar. Daarbij heeft de rechtbank acht geslagen op het binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunt van verkrachting. Bij een verkrachting – waarop een hoger strafmaximum is gesteld dan het feit waarvoor verdachte wordt veroordeeld – wordt, afhankelijk van de mate van dwang en het toegepaste geweld, geldt als oriëntatiepunt een gevangenisstraf tussen de vierentwintig maanden en achtenveertig maanden. De eis van de officier van justitie komt in de buurt bij wat volgens de oriëntatiepunten doorgaans bij een behoorlijk ernstige verkrachting zou worden opgelegd en sluit ook niet aan bij de straffen die doorgaans in soortgelijke zaken worden opgelegd. De rechtbank volgt die eis dan ook niet.
Wel ziet de rechtbank aanleiding om het oriëntatiepunt van verkrachting waarbij een beperkte mate van dwang is gebruikt, te weten een gevangenisstraf voor de duur van vierentwintig maanden, als vertrekpunt bij het bepalen van de hoogte van de straf te hanteren. Weliswaar heeft de rechtbank niet kunnen vaststellen dat sprake is geweest van enige mate van dwang, hetgeen (na wijziging van de tenlastelegging) ook niet is ten laste gelegd, maar wel is komen vast te staan te staan – hetgeen het ontbreken van dwang in die zin compenseert – dat verdachte bij herhaling ontucht heeft gepleegd bij een erg kwetsbaar minderjarig meisje, welke ontucht mede bestond in het seksueel binnendringen van het lichaam.
In strafverzwarende zin neemt de rechtbank daarbij in aanmerking dat er een zeer groot leeftijdsverschil tussen verdachte en aangeefster bestond, dat de geslachtsgemeenschap zonder condoom plaatsvond en dat verdachte blijkens zijn procesopstelling geen verantwoordelijkheid neemt voor het bewezenverklaarde. Bovendien was aangeefster aan de zorg en waakzaamheid van verdachte toevertrouwd hetgeen, gelet op het bepaalde in artikel 248, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, eveneens als strafverhogende factor wordt meegewogen.
De rechtbank ziet in het reclasseringsrapport van 16 maart 2023 geen redenen die ten gunste van verdachte bij de strafoplegging dienen te worden betrokken. Dat verdachte blijkens het uittreksel justitiële documentatie van 14 augustus 2023 niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest geeft daartoe ook geen aanleiding nu bij bovenvermeld vertrekpunt van vierentwintig maanden reeds is uitgegaan van een first offender.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren passend en geboden en wordt de ernst van het feit voldoende tot uitdrukking gebracht. De rechtbank acht het aangewezen om aan deze voorwaardelijke straf te verbinden de in het dictum te noemen bijzondere voorwaarden – waaronder een ambulante behandeling en een contactverbod met aangeefster, zoals ook door de reclassering is geadviseerd, en daarnaast nog een locatieverbod.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] .

De vordering van de benadeelde partij
De wettelijk vertegenwoordiger van [slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en heeft een bedrag gevorderd van in totaal € 7.000,- bestaande uit geleden immateriële schade. Daarnaast is de wettelijke rente gevorderd en is verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft zich aangaande de te nemen beslissing op de vordering van de benadeelde partij gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft zich primair om het standpunt gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard omdat niet duidelijk is welk deel van de geleden schade is veroorzaakt door het handelen van verdachte. Een onderzoek daar naar zal het strafgeding onevenredig belasten. Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht de vordering aanzienlijk te matigen.
Beoordeling.
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, de immateriële schadevergoeding ad € 5.000,- vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren in het overige gedeelte van de vordering, omdat de rechtbank van oordeel is dat behandeling van dat deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De benadeelde partij kan deze onderdelen van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
14a, 14b, 14c, 36f, 57, 245, 248 Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:

Bewezenverklaring
Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Kwalificatie
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, terwijl de schuldige het feit begaat tegen een aan zijn zorg en waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd
Strafbaarheid
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Straf en maatregel
Legt ten aanzien van het bewezenverklaarde feit op de volgende
straf:
- een
gevangenisstrafvoor de duur van
30 maandenmet aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht waarvan
6 maanden voorwaardelijken een
proeftijd van 2 jaren.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
En stelt als bijzondere voorwaarden:
- dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal melden bij Reclassering Nederland, Eekbrouwerweg 6 te Den Bosch. Veroordeelde blijft
zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
- dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd van 2 jaren, of zoveel korter als de reclassering nodig vindt, laat behandelen door Reinier van Arkel of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering.
Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
- dat veroordeelde gedurende de proeftijd geen contact zal opnemen, zoeken of hebben – in welke vorm dan ook, ook niet via derden – met [slachtoffer] , geboren op [2007] , tenzij dit contact plaatsvindt met uitdrukkelijke toestemming van de reclassering en daarbij de aanwijzingen van de reclassering worden opgevolgd;
- dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd niet zal bevinden in het gebied zoals aangegeven op het aan dit vonnis gehechte kaartje (de A2, A50 en de John F. Kennedylaan vallen uitdrukkelijk niet onder dit verbod), tenzij deze aanwezigheid plaatsvindt met uitdrukkelijke schriftelijke toestemming van de reclassering en daarbij de aanwijzingen van de reclassering worden opgevolgd;
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit nodig acht, daaronder begrepen.
Legt ten aanzien van het bewezen verklaarde feit op de volgende
maatregel:
- de schadevergoedingsmaatregel. Legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer] , van een bedrag van € 5.000,- euro. Bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 60 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Voormeld bedrag bestaat uit immateriële schade. De immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 november 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.
Vordering benadeelde partij
- wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer] , van een bedrag van € 5,000,- , bestaande uit immateriële schade. De immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 november 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.
- veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
- bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk is en de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijk rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. T. Kraniotis, voorzitter,
mr. A.E. de Kryger en S.A.J. Louwers, leden,
in tegenwoordigheid van mr. G.J.B. van Weegen, griffier,
en is uitgesproken op 20 september 2023.

Voetnoten

1.Proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden, p. 7 en 21 en het proces-verbaal van verhoor getuige [(stief)opa slachtoffer] , p. 36.
2.Proces-verbaal van verhoor getuige [tante van slachtoffer] , p. 40. Proces-verbaal verhoor verdachte, p. 181-182.
3.Proces-verbaal verhoor verdachte, p. 184-185, diens verklaring afgelegd ter terechtzitting van 7 september 2023 en het proces-verbaal van verhoor getuige [(stief)opa slachtoffer] , p. 37.
4.Het proces-verbaal van verhoor aangever, p. 151 en 155.
5.Bijlage 5, p. 75.