ECLI:NL:RBOBR:2023:4601

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
19 september 2023
Publicatiedatum
15 september 2023
Zaaknummer
23/1988
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening sluiting garagebox op grond van Opiumwet

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Oost-Brabant, gedateerd 19 september 2023, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker afgewezen. Verzoeker, eigenaar van een garagebox in Eindhoven, had bezwaar gemaakt tegen het besluit van de burgemeester om de garagebox voor 12 maanden te sluiten op basis van artikel 13b van de Opiumwet. De sluiting volgde op de ontdekking van 400 gram gedroogde henneptoppen en andere druggerelateerde goederen in de garagebox door de politie op 8 mei 2023. De burgemeester had op 29 juni 2023 het besluit genomen, dat verzoeker aanvocht met de stelling dat hij in een spoedeisende financiële noodsituatie verkeerde door de sluiting van de garagebox.

De voorzieningenrechter oordeelde dat verzoeker niet aannemelijk had gemaakt dat er sprake was van een spoedeisend belang. Hoewel verzoeker stelde dat hij de garagebox nodig had voor eigen gebruik en opslag voor de bouw van een appartementencomplex, werd vastgesteld dat hij niet in acute financiële nood zou komen door de sluiting. De voorzieningenrechter benadrukte dat de procedure bedoeld is om in afwachting van de bezwaarprocedure een voorlopige maatregel te treffen, maar dat in dit geval geen onomkeerbare situatie dreigde. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen evident onrechtmatig besluit was en wees het verzoek af, waardoor de burgemeester het besluit tot sluiting van de garagebox mocht uitvoeren.

De uitspraak heeft geen mogelijkheid tot hoger beroep of verzet en er is geen aanleiding voor vergoeding van griffierecht of proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 23/1988

uitspraak van de voorzieningenrechter van 19 september 2023 in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [woonplaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. M. de Jong),
en

de burgemeester van de gemeente Eindhoven, de burgemeester

(gemachtigden: mr. A. van de Waerdt en mr. S. van Rooij).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen het besluit van 29 juni 2023 (verzonden op 6 juli 2023). Bij dit besluit (hierna verder te noemen: het bestreden besluit) heeft de burgemeester met toepassing van artikel 13b van de Opiumwet besloten een aan verzoeker in eigendom toebehorende garagebox aan [adres] in [plaats] (ter plaatse en bij partijen bekend als garagebox nummer 11, hierna verder te noemen: de garagebox) voor 12 maanden te sluiten. In het bestreden besluit is aangegeven dat de garagebox gesloten wordt met ingang van de dag dat daar een openbare bekendmaking wordt aangebracht.
1.2
Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen het bestreden besluit. De burgemeester heeft het bezwaarschrift op 26 juli 2023 ontvangen.
1.3
De burgemeester heeft de griffie op 4 augustus 2023 laten weten dat hij wacht met het sluiten van de garagebox totdat op het verzoek om een voorlopige voorziening is beslist.
1.4
Op 7 augustus 2023 heeft de voorzieningenrechter verzoeker in de gelegenheid gesteld om nader toe te lichten en zoveel mogelijk met financiële stukken te onderbouwen dat voor verzoeker een financiële noodsituatie dreigt als de sluiting van de garagebox gedurende de bezwaarfase niet wordt geschorst. Hierop heeft verzoeker op 14 augustus 2023 gereageerd.
1.5
De burgemeester heeft op 14 augustus 2023 een verweerschrift (inclusief een bijlage) ingediend.
1.6
Verzoeker heeft bij e-mail van 4 september 2023 een nader stuk ingediend, te weten een e-mail van [bedrijf] aan verzoeker van 14 augustus 2023.
1.7
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 5 september 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, bijgestaan door zijn gemachtigde, en de gemachtigden van de burgemeester.

Wat ging aan het verzoek vooraf?

2.1
Verzoeker is eigenaar van 16 garageboxen aan [adres] in Eindhoven, waaronder de garagebox. Hij verhuurt de garageboxen aan derden. Op 8 mei 2023 heeft de politie in de garagebox 400 gram gedroogde henneptoppen en goederen voor de productie van synthetische drugs, zoals caustic soda, cafeïne, methanol, waterfilters, een gasbrander, een brandersteun, een elektromotor voor een roerwerk en vloeistofslangen, aangetroffen. Dit staat in een bestuurlijke rapportage van de politie aan de burgemeester van 30 mei 2023.
2.2
Naar aanleiding van de bevindingen van de politie heeft de burgemeester verzoeker en [naam] , volgens de door verzoeker op 8 mei 2023 aan de politie verstrekte huurovereenkomst de huurder van de garagebox, bij separate brieven van 15 juni 2023 (verzonden op 16 juni 2023) laten weten dat hij voornemens is de garagebox voor een periode van 12 maanden te sluiten. [naam] heeft op 20 juni 2023 telefonisch zijn zienswijze over het voornemen gegeven. Verzoeker heeft op 21 juni 2023 telefonisch en op 22 juni 2023 bij e-mail zijn zienswijze over het voornemen gegeven. Vervolgens heeft de burgemeester het bestreden besluit genomen.
2.3
Anders dan verzoeker, heeft [naam] geen bezwaar gemaakt tegen het bestreden besluit. Evenmin heeft hij een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

3.1
De voorzieningenrechter stelt voorop dat deze procedure is bedoeld om in afwachting van de uitkomst van de bezwaarprocedure een voorlopige maatregel te treffen. De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) alleen een voorlopige voorziening als "onverwijlde spoed" dat vereist. Bij een louter financieel geschil, waar het in deze zaak op neerkomt (waarover hierna meer), is dat niet snel het geval. In beginsel kan namelijk na afloop van de bodemzaak het bedrag waarover het geschil gaat, alsnog worden (terug)betaald, zo nodig met vergoeding van de wettelijke rente. Als er geen onomkeerbare situatie dreigt, bijvoorbeeld faillissement, of acute financiële nood is, kan worden aangenomen dat spoedeisend belang ontbreekt, zodat de voorzieningenrechter alleen al daarom geen voorlopige voorziening treft.
3.2
Verzoeker heeft in zijn verzoekschrift van 4 augustus 2023 gesteld dat hij een spoedeisend belang heeft bij het treffen van een voorlopige voorziening omdat hij de garagebox – als die wordt gesloten – niet kan gebruiken en daardoor schade lijdt. Verder heeft verzoeker in zijn brief van 14 augustus 2023 aangegeven dat zijn belang niet alleen financieel van aard is. Hij heeft aangegeven dat hij er belang bij heeft dat de garagebox niet gesloten wordt, omdat hij de garagebox nodig heeft voor eigen gebruik. Verzoeker wil namelijk op het naburige terrein een appartementencomplex bouwen. Vanwege de beperkte omvang van het bouwterrein is de garagebox hard nodig als opslagruimte. Dit blijkt ook uit de e-mail van 14 augustus 2023 van de aannemer, [bedrijf] Er is geen andere mogelijkheid om opslagruimte te realiseren, aldus verzoeker.
3.3
De voorzieningenrechter overweegt over het spoedeisend belang als volgt. Naar verzoeker stelt, verhuurde hij ten tijde van de handhavingsactie van de politie op 8 mei 2023 de garagebox aan [naam] en wel vanaf 2018. Verder staat vast dat na die handhavingsactie verzoeker en zijn zoon de garagebox in gebruik hebben genomen als opslag voor de bouw van een nabijgelegen appartementencomplex. Tijdens de zitting heeft verzoeker verklaard dat hij destijds daarvoor toestemming heeft gekregen van de politie. Wat ook van deze verklaring zij, verzoeker had op grond van wat aan drugs en goederen in die garagebox is aangetroffen ermee rekening moeten houden dat de burgemeester hiertegen handhavend zou kunnen optreden. Het komt voor verzoekers rekening en risico dat hij, naar hij stelt, niet ervan op de hoogte was dat de burgemeester die mogelijkheid op grond van de wet heeft. Het komt dan ook voor verzoekers rekening en risico dat hij de garagebox als opslagruimte is gaan gebruiken. Tijdens de zitting heeft verzoeker verklaard dat als hij de garagebox niet langer kan gebruiken als opslagruimte er alleen (via zijn aannemer) een veel duurdere alternatieve opslagruimte mogelijk is. Het staat echter vast dat hij daardoor niet in acute financiële nood komt te verkeren. Onder deze omstandigheden heeft verzoeker niet aannemelijk gemaakt een spoedeisend belang te hebben.
3.4
Verzoeker heeft het spoedeisend belang bij de door hem verzochte voorlopige voorziening niet aangetoond. Ingevolge vaste jurisprudentie kan in dat geval alleen nog een voorziening worden getroffen als sprake is van een evident onrechtmatig besluit. Daarmee wordt bedoeld dat zonder diepgaand onderzoek naar de relevante feiten en/of het recht zeer ernstig moet worden betwijfeld of het door de burgemeester ingenomen standpunt juist is en of het besluit in de bezwaarprocedure in stand zal blijven. Mede gelet op de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 28 augustus 2019, 2 februari 2022 en 6 juli 2022 [1] oordeelt de voorzieningenrechter dat hij in dit geval geen ernstige twijfels in die zin heeft. Daarom is er ook geen sprake van een evident onrechtmatig besluit.

Conclusie en gevolgen

4.1
De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Verzoeker krijgt dus geen gelijk. De burgemeester mag uitvoering geven aan het bestreden besluit en de garagebox sluiten.
4.2
Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek af.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 19 september 2023 door mr. S.D.M. Michael, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. J.R. Leegsma, griffier.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Respectievelijk ECLI:NL:RVS:2019:2912, ECLI:NL:RVS:2022:285 en ECLI:NL:RVS: 2022:1910