ECLI:NL:RBOBR:2023:4565

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
8 september 2023
Publicatiedatum
15 september 2023
Zaaknummer
23/1648
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van last onder dwangsom in verband met huisvesting tijdelijke werknemers

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Oost-Brabant op 8 september 2023 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening van een verzoeker tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Vught. Het college had op 8 juni 2023, gewijzigd op 6 september 2023, aan de verzoeker een last onder dwangsom opgelegd om een einde te maken aan een illegale situatie met betrekking tot de huisvesting van tijdelijke werknemers. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om schorsing van deze last toegewezen, onder voorwaarden. De voorzieningenrechter oordeelde dat het college beter had moeten onderzoeken of de opgelegde last noodzakelijk was om het doel van het voorkomen van doorgangshuizen te bereiken. De voorzieningenrechter heeft de schorsing van de last onder dwangsom tot twee weken na de beslissing op bezwaar bepaald, met de voorwaarde dat de bewoners ingeschreven moeten zijn in het BRP, dat de wooneenheden op basis van een huurcontract van een jaar of langer moeten zijn verhuurd, en dat als meerdere mensen in een wooneenheid wonen, zij een huishouden in de zin van de planregels moeten vormen. De voorzieningenrechter heeft benadrukt dat het oordeel voorlopig is en niet bindend voor een eventueel bodemgeding. Tevens heeft hij bepaald dat het college het griffierecht en de proceskosten aan de verzoeker moet vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 23/1648

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van

8 september 2023 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. E. Beele),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Vught, het college

(gemachtigde: mr. C.M.M. van Mil).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen het besluit van 8 juni 2023, gewijzigd op 6 september 2023, waarin aan hem een last onder dwangsom is opgelegd om uiterlijk een dag na de uitspraak van de voorzieningenrechter een einde te maken aan de illegale situatie en het strijdig gebruik. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar ingesteld. Ook heeft hij een verzoek om voorlopige voorziening ingediend, waarmee hij wil bereiken dat de last wordt geschorst.
2.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 8 september 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker en zijn gemachtigde en de gemachtigde van het college.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- schorst het primaire besluit tot twee weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar,
- bepaalt dat de schorsing vervalt twee weken na toezending van de rapportage van de constatering dat niet aan een van de volgende voorwaarden wordt voldaan:
 De bewoners moeten worden ingeschreven in het BRP;
 De wooneenheden moeten zijn verhuurd op basis van een huurcontract met een termijn van een jaar of langer;
 Als meerdere mensen in een wooneenheid wonen, moeten ze wel een huishouden in de zin van de planregels vormen. Er moet sprake zijn van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 184,00 aan verzoeker moet vergoeden;
- veroordeelt het college tot betaling van € 1.674,00 aan proceskosten aan eisers.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

3. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
4. Tijdens de zitting heeft het college aangegeven dat iemand die een tijdelijke werknemer is, niet wordt beschouwd als ‘huishouden’ in de zin van de planregels, ook al woont deze persoon in een woning of zelfstandige wooneenheid. De voorzieningenrechter heeft zijn twijfels over de rechtmatigheid van dit voorschrift. Bij een letterlijke uitleg van dit voorschrift kan iemand die in Vught een woning woont (ongeacht of sprake is van een huurwoning of koopwoning) en een tijdelijk arbeidscontract heeft, geen huishouden vormen. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding voor een voorlopig oordeel met een uitgebreide exceptieve toets van het bestemmingsplan, want daar is een voorlopige voorzieningenprocedure niet bedoeld. De bezwaarfase kan worden gebruikt voor een verder debat over het doel en de strekking van het bestemmingsplan. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) heeft meerdere uitspraken gedaan over bestemmingsplannen over de huisvesting van arbeidsmigranten waarbij ook de definitief van begripsbepalingen in de planregels (over ‘huishouden’ of ’wonen’) van de onderliggende bestemmingsplannen worden gewijzigd. Hierbij heeft de Afdeling zich uitgelaten over het anti-discriminatieverbod in de Dienstenrichtlijn en de toetsing aan evenredigheid. Die kan het college bij de heroverweging betrekken.
5. De bedoeling van het college is om te voorkomen dat er zogenoemde ‘doorgangshuizen’ binnen de gemeente Vught komen waar mensen gedurende korte tijd in wisselende samenstelling verblijven zonder binding met de gemeente of de omgeving. Gesteld dat sprake is van een overtreding en het college bevoegd is om handhavend op te treden, vindt de voorzieningenrechter dat het college beter had moeten onderzoeken of de huidige vormgeving van last noodzakelijk is om dit doel te bereiken en daarmee evenredig is. Hierbij kan het college tevens onderzoeken of de stellingen van verzoeker kloppen (namelijk dat alle bewoners zijn ingeschreven in het BRP en dat zij een tijdelijk huurcontract met de duur van één jaar hebben gesloten met verzoeker). Deze omstandigheden kan het college betrekken bij zijn volledige heroverweging.
6. Daarom schorst de voorzieningenrechter de last onder dwangsom, zoals die is gewijzigd tot twee weken na de beslissing op bezwaar. De voorzieningenrechter wil verzoeker wel aan zijn stellingen houden en zal daarom bepalen dat de voorlopige voorziening van rechtswege (automatisch) vervalt als niet aan de volgende voorwaarden wordt voldaan
  • De bewoners moeten worden ingeschreven in het BRP;
  • De wooneenheden moeten zijn verhuurd op basis van een huurcontract met een termijn van een jaar of langer;
  • Als meerdere mensen in een wooneenheid wonen, moeten ze wel een huishouden in de zin van de planregels vormen. Er moet sprake zijn van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan.
De voorzieningenrechter vindt dit belangrijke voorwaarden om het kennelijke onderliggende doel van het parapluplan te bereiken.
Als wordt geconstateerd dat in een van de wooneenheden niet aan deze voorwaarden wordt voldaan, zal de gemeente dit moeten vastleggen in een rapportage. Dan vervalt de schorsing twee weken nadat de rapportage is toegezonden aan verzoeker. Dat biedt hem de tijd om hier op te reageren en zo nodig om een aanvullende voorziening te verzoeken en voorkomt dat hij wordt gedwongen om bewoners zomaar op straat te zetten.

Conclusie en gevolgen

7. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe en treft de voorlopige voorziening die hierboven is genoemd. Omdat het verzoek wordt toegewezen moet het college het griffierecht vergoeden alsmede de proceskosten van verzoeker. Partijen zijn erop gewezen dat tegen deze mondelinge uitspraak geen hoger beroep of verzet openstaat.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 8 september 2023 door
mr. M.J.H.M Verhoeven, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. N. Duin, griffier.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.