ECLI:NL:RBOBR:2023:4553

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
21 september 2023
Publicatiedatum
14 september 2023
Zaaknummer
10501717
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Instemmingsrecht ondernemingsraad bij wijziging salarisaanpassing VDL GL Precision B.V.

In deze zaak heeft de ondernemingsraad (OR) van VDL GL Precision B.V. verzocht om een beschikking van de kantonrechter met betrekking tot het instemmingsrecht bij een besluit van de onderneming om de datum van individuele salarisaanpassingen te verschuiven van januari naar maart. De OR is van mening dat dit besluit instemming behoeft op grond van artikel 27 van de Wet op de Ondernemingsraden (WOR) en een eerder afgesloten convenant. De kantonrechter heeft op 21 september 2023 uitspraak gedaan.

De feiten van de zaak zijn als volgt: VDL GL, onderdeel van de VDL Groep, heeft in november 2022 besloten om de individuele salarisaanpassingen voortaan per 1 maart in plaats van per 1 januari door te voeren. De OR heeft hiertegen bezwaar gemaakt en stelt dat dit besluit instemmingsplichtig is. De OR heeft de nietigheid van het besluit ingeroepen, omdat zij niet betrokken is bij de besluitvorming. VDL GL betwist dat er sprake is van een instemmingsplichtig besluit en heeft de OR niet om instemming gevraagd.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat het besluit van VDL GL niet onder de instemmingsplicht van artikel 27 WOR valt, omdat het niet gaat om een wijziging van het beloningssysteem of een regeling op het gebied van personeelsbeoordeling. Ook het beroep van de OR op het convenant uit 2015 werd verworpen, omdat het besluit geen wijziging van bedrijfsregelingen met zich meebrengt. De verzoeken van de OR zijn afgewezen, en de kantonrechter heeft geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht
Zittingsplaats Eindhoven
zaaknummer: 10501717 EJ VERZ 23-237
Beschikking van 21 september 2023
in de zaak van
Ondernemingsraad VDL GL Precision B.V.,
gevestigd te Eindhoven,
verzoeker,
gemachtigden: mrs. L.C.J. Sprengers en R. van der Stege,
t e g e n :
de besloten vennootschap
VDL GL Precision B.V.,
gevestigd te Eindhoven,
verweerster,
gemachtigde: mr. A. Sauvé.
Partijen zullen hierna “de OR” en “VDL GL” worden genoemd.

1.Het verloop van het geding

1.1.
Dit blijkt uit het volgende:
- het verzoekschrift met producties 1 tot en met 11;
- het verweerschrift met producties 1 tot en met 4;
- de mondelinge behandeling die op 24 augustus 2023 heeft plaatsgevonden, waarbij de gemachtigden van beide partijen aan de hand van overgelegde pleitnotities het woord hebben gevoerd.
1.2.
Op de zitting is namens de OR verschenen zijn voorzitter, de heer [A] , bijgestaan door mr. Sprengers. Verder zijn ook vijf leden van de OR verschenen. Namens VDL GL zijn verschenen de heer [B] (arbeidsjurist van de VDL Groep) en de heer [C] (bestuurder), bijgestaan door mr. Sauvé. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht.
1.3.
Vervolgens is de uitspraak bepaald op vandaag.

2.Inleiding

Deze zaak gaat, kort gezegd, over het volgende. Binnen VDL GL was het gebruikelijk dat individuele salarisaanpassingen (dus niet de algemene salarisaanpassingen conform de geldende cao) werden doorgevoerd per 1 januari van ieder jaar. In november 2022 heeft VDL GL besloten de individuele salarisaanpassingen voortaan te laten plaatsvinden per 1 maart van ieder jaar. De OR is het daarmee niet eens en is, anders dan VDL GL, van mening dat dit besluit zijn instemming behoeft op grond van artikel 27 van de Wet op de Ondernemingsraden (hierna: WOR).

3.De feiten

3.1.
De VDL Groep, met het hoofdkantoor in Eindhoven, is een internationaal industrieel
familiebedrijf met meer dan 100 ondernemingen, verspreid over 19 landen en met in totaal ruim 16.000 medewerkers. VDL GL is één van de ondernemingen binnen de VDL Groep.
3.2.
De onderneming van VDL GL is opgericht in 1967. In 2015 is de onderneming overgenomen door VDL. Bij de overname is een convenant afgesloten, waarin (onder andere) is opgenomen:
“4. Het eerste jaar na overname zullen er binnen GL Precision geen stappen worden
genomen in het kader van harmonisatie van de bedrijfsregelingen binnen de VDL
Groep
5. Daarna zullen voorstellen tot wijziging van bedrijfsregelingen binnen GL Precision
in het kader van de door VDL geambieerde harmonisatie ter instemming worden
voorgelegd aan de OR.
6. Conform de Wet op de Ondernemingsraden zal de OR zijn huidige status als OR
behouden incl. zijn huidige reglement.”
3.3.
Op 14 november 2022 heeft de OR een brief ontvangen van VDL GL over het verschuiven van de uitbetaling vakantietoeslag en het verschuiven van salarissen. In deze brief schrijft VDL GL, onder andere:
“Graag willen wij jullie informeren over het voorgenomen besluit de uitbetaling vakantietoeslag en de salarisronde te verschuiven.
(…)
Verschuiven salarisronde:
Bij VDL Groep is het gebruikelijk dat er een salarisronde wordt gehouden waarbij eventuele
individuele salarisaanpassingen per 1 januari worden doorgevoerd. We zijn voornemens de
salarisronde structureel te verplaatsen naar maart, waarbij eventuele individuele salarisaanpassingen per 1 maart worden doorgevoerd. Voor de goede orde: het gaat hier niet om cao-verhogingen. Cao-verhogingen worden conform cao-afspraken uitgevoerd.
Aanleiding hiervoor is dat we vorig jaar de salarisronde vanwege de cyberaanval noodgedwongen hebben moeten verzetten naar maart. Uit de evaluatie hiervan is gebleken dat deze verschuiving positief is ervaren. Er blijkt meer tijd beschikbaar te zijn voor het voorbereiden/houden van gesprekken in februari/maart dan in de drukke maanden december/januari. Tevens kunnen bedrijven voor het bepalen van de loonruimte beter rekening houden met de cijfers over het voorgaande jaar en de prognoses voor het komende jaar. Een ander voordeel is dat er naar de individuele prestatie van medewerkers over een volledig afgesloten jaar gekeken kan worden. Bovendien is het in de sectoren waarin wij actief zijn gebruikelijk om de salarisronde niet in januari te doen maar later in het jaar.
Omdat het brutoloon op 1 januari als uitgangspunt wordt genomen voor de pensioengrondslag is er voor de medewerker die in aanmerking komt voor een individuele verhoging een beperkt nadelig effect. VDL is voornemens om aan alle vaste medewerkers met een arbeidsovereenkomst (bepaalde- en onbepaalde tijd) een éénmalig bedrag van € 100,00 bruto (naar rato werktijd) uit te keren om daarmee eventuele nadelige gevolgen op te vangen. Voor medewerkers die niet in aanmerking komen voor een individuele salarisverhoging is deze € 100,- bruto een extra steuntje in de rug.
Wij vinden het prettig om onze medezeggenschap vooraf te informeren en hebben graag overleg hierover.”
3.4.
Op 28 november 2022 heeft VDL GL via een interne mededeling het volgende aan alle medewerkers in de organisatie kenbaar gemaakt:
“Als laatste willen we jullie alvast op de hoogte brengen dat de eventuele individuele salarisverhoging in 2023 per maart zal plaatsvinden en niet per januari. De exacte uitwerking hiervan wordt nog vanuit het hoofdkantoor medegedeeld.”
3.5.
Naar aanleiding van de interne mededeling van 28 november 2022, heeft de OR zich op 16 december 2022 tot VDL GL gewend en -kort gezegd- geschreven dat hij signalen heeft ontvangen dat VDL GL al is begonnen met het uitvoeren van het voorgenomen besluit [betreffende het verschuiven van de salarisronde, verder te noemen: het besluit] maar dat dat naar de mening van de OR niet kan zonder dat het instemmingstraject goed en formeel is afgerond.
3.6.
Bij brief van 21 december 2022 heeft de OR een beroep gedaan op de nietigheid van het besluit, omdat hij meent dat sprake is van een instemmingsplichtig besluit in de zin van artikel 27 WOR, terwijl hij niet betrokken is bij de besluitvorming.
3.7.
VDL GL heeft bij brief van 22 december 2022 gereageerd op voornoemde brief van de OR. Zij schrijft dat zij van mening is dat er geen sprake is van een instemmingsplichtig besluit en dat de OR geen beroep op nietigheid toekomt.
3.8.
De OR heeft bij brief van 29 december 2022 gereageerd op de brief van VDL GL. Geconstateerd wordt dat een verschil van mening bestaat over de vraag of het besluit wel of niet instemingsplichtig is.
3.9.
Vervolgens heeft nog overleg plaatsgevonden tussen de OR en VDL GL dat echter niet tot resultaat heeft geleid.
3.10.
Op 15 maart 2023 is de volgende interne mededeling binnen de onderneming verspreid, ondertekend door de directie van VDL ETG:
“Eerder is gecommuniceerd over het door VDL genomen besluit om de jaarlijkse
salarisronde structureel naar maart te verplaatsen. In die berichtgeving was ook te lezen
dat de directie van VDL ETG nog in gesprek was met de GOR hoe vorm te geven aan dit
door VDL genomen besluit. Doel van deze dialoog was om te verzekeren dat er voldoende
aandacht zou zijn voor de gevolgen van deze verschuiving voor de collega's van VDL
ETG.
In de afgelopen periode hebben er met betrekking tot dit onderwerp meerdere gesprekken
plaatsgevonden tussen de directie van VDL ETG en de GOR. Voor GL Precision heeft dat
geleid tot de conclusie dat, conform eerdere aankondiging, de jaarlijkse salarisronde per
maart zal worden geeffectueerd, in lijn met de aanpak die wordt gehanteerd binnen VDL
Groep. Dat houdt in dat in de komende week de aanzegmededelingen worden verspreid
door alle leidinggevenden en dat bij de salarisbetaling van maart het salaris, inclusief
individuele verhoging (indien van toepassing), zal worden uitbetaald.”
3.11.
Bij brief van 7 april 2023 heeft de OR VDL GL geïnformeerd dat hij het geschilpunt met betrekking tot het instemmingsrecht aan de kantonrechter gaat voorleggen.

4.Het geschil

4.1.
De OR verzoekt de kantonrechter bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat:
1. het besluit tot het verplaatsen van het moment van de individuele salarisverhoging van januari van ieder jaar naar maart van ieder jaar onder het instemmingsrecht valt op grond van artikel 27 WOR en/of op basis van het convenant uit 2015;
2. te bepalen dat de ondernemingsraad tijdig de nietigheid van dit besluit heeft
ingeroepen als bedoeld in artikel 27 lid 5 WOR;
3. de ondernemer op te dragen met inachtneming van artikel 27 lid 6 en artikel 36 lid 5 WOR al die handelingen te verrichten die nodig zijn om de gevolgen van het besluit ongedaan te maken, zoals omschreven in randnummer 22 van het verzoekschrift;
4. de ondernemer een verbod op te leggen om in de jaren na 2023 de verschuiving van
salarisronde door te voeren, zolang een nog op te starten instemmingstraject met de
ondernemingsraad daarover niet is afgerond.
4.2.
De OR legt aan deze verzoeken ten grondslag dat het besluit van VDL GL ter instemming aan de OR moest worden voorgelegd, primair op grond van art. 27 lid 1 sub c WOR, subsidiair op grond van art. 27 lid 1 sub g WOR, en meer subsidiair op basis van het convenant. Aangezien VDL GL geen instemming heeft gevraagd aan de OR, moet het besluit als nietig worden aangemerkt.
4.3.
VDL GL voert verweer. Zij stelt -kort gezegd- dat voor het besluit geen instemmingsrecht geldt. Voorts betwist zij dat het besluit onder de reikwijdte van het convenant valt.

5.De beoordeling

ontvankelijkheid
5.1.
De OR is ontvankelijk in zijn verzoek. De nietigheid van het besluit is tijdig ingeroepen.
inhoudelijke beoordeling
5.2.
Tussen partijen is in geschil of voor het onder randnummer 3.10 weergegeven besluit het instemmingsrecht van de OR geldt.
5.3.
Vooropgesteld wordt dat in artikel 27 lid 1 WOR de besluiten, waarvoor de ondernemer de instemming van de OR nodig heeft, limitatief zijn opgesomd.
5.4.
Primair beroept de OR zich op artikel 27 lid 1 sub c WOR. Daarin is bepaald, dat de ondernemer de instemming van de ondernemingsraad behoeft voor elk door hem voorgenomen besluit tot vaststelling, wijziging of intrekking van een belonings- of functiewaarderingssysteem.
Anders dan de OR betoogt, is de kantonrechter van oordeel dat het besluit om de individuele salarisaanpassing structureel niet meer in januari maar in maart door te voeren, niet ziet op de wijziging van het beloningssysteem. Volgens de parlementaire geschiedenis is een beloningssysteem een systeem volgens hetwelk beloningen worden berekend en aan bepaalde functies worden toegekend en heeft het betrekking op de onderlinge rangorde van functies. Het nu door VDL GL genomen besluit heeft enkel gevolgen voor het tijdstip waarop een (eventuele) individuele salarisverhoging wordt toegepast, maar er is geen sprake van een wijziging van het systeem van toekenning van beloningen aan bepaalde functies en er wordt geen wijziging gebracht in de onderlinge rangorde van beloningen. Deze uitleg is in lijn met de restrictieve uitleg van de Hoge Raad in het zogenoemde
Holland Casino-arrest (ECLI:NL:HR:2002:AF0155) en de jurisprudentie over de uitleg van het begrip ‘beloningsysteem’. Voor de door de OR bepleite uitleg ziet de kantonrechter onvoldoende aanknopingspunten; de door de OR aangehaalde jurisprudentie op dit punt overtuigt niet. Er is daarom geen sprake van een besluit als bedoeld in art. 27 lid 1 sub c WOR.
5.5.
Aan artikel 27 lid 1 sub g WOR kan evenmin een instemmingsrecht worden ontleend. Daarin is bepaald dat de ondernemer instemming van de ondernemingsraad behoeft voor elk door hem voorgenomen besluit tot vaststelling, wijziging of intrekking van een regeling op het gebied van de personeelsbeoordeling.
De ruime uitleg die de OR geeft aan het begrip ‘een regeling op het gebied van de personeelsbeoordeling’ vindt geen steun in de wetsgeschiedenis of de rechtspraak. Het verschuiven van de datum voor een (jaarlijkse) salarisaanpassing van 1 januari naar 1 maart houdt geen (direct) verband met een systeem van personeelsbeoordeling. Van een besluit als bedoeld in art. 27 lid 1 sub g WOR is dan ook geen sprake.
5.6.
Tot slot beroept de OR zich op het convenant uit 2015. Hij stelt daartoe dat VDL GL kenbaar heeft gemaakt zich te richten naar het VDL-beleid op dit punt en dat beleid over te nemen. Daarmee vindt er dus een harmonisatie plaats van hetgeen binnen VDL GL gold met het nieuwe beleid van de VDL Groep. In het convenant uit 2015 is afgesproken dat na het eerste jaar na de overname wijzigingen van regelingen in het kader van door VDL gewenste harmonisatie ter instemming aan de OR zullen worden voorgelegd. Op basis van de in het convenant vastgelegde afspraken dient instemming aan de OR gevraagd te worden. Aldus de OR.
5.7.
Het verweer van VDL GL, dat aan de OR geen beroep toekomt op het convenant omdat het is overeengekomen tussen de OR en de directie van de VDL Groep, wordt verworpen. VDL GL is na de overname onderdeel van de VDL Groep en gezien de strekking van het convenant mag er vanuit worden gegaan dat het aangaan van het convenant door VDL Groep, die 100% aandeelhouder in VDL GL is, ook aan VDL GL toegerekend kan worden.
5.8.
Op grond van artikel 5 van het convenant moeten na het eerste jaar na de overname voorstellen tot wijziging van bedrijfsregelingen binnen VDL GL in het kader van de door VDL geambieerde harmonisatie ter instemming worden voorgelegd aan de OR.
VDL GL stelt allereerst, dat het besluit geen wijziging brengt in "bedrijfsregelingen" die binnen haar onderneming gelden. Er gelden slechts twee bedrijfsregelingen, namelijk het bedrijfsreglement voor medewerkers die na 1 januari 2021 in dienst zijn getreden en het reglement voor medewerkers die vóór die datum al in dienst waren (producties 1 en 2 bij brief van 18 augustus 2023). Het zijn (aanvullende) arbeidsvoorwaardenregelingen, waarin niets is bepaald over de datum van een jaarlijkse salarisaanpassing of over de (wijze van) beoordeling van medewerkers. Van een "wijziging" van een geldende regeling is daarom geen sprake. Anders gezegd: door het besluit wijzigen de reglementen niet.
Een en ander is door de OR niet weersproken. Van een situatie als bedoeld in artikel 5 van het convenant is daarom geen sprake.
5.9.
De OR heeft op zitting nog aangevoerd dat het standpunt van VDL GL, dat hetgeen in het convenant is overeengekomen alleen geldt voor de twee genoemde bedrijfsreglementen, in strijd is met de eisen van redelijkheid en billijkheid.
In die stellingname wordt de OR niet gevolgd.
Artikel 32, tweede lid, WOR bepaalt, voor zover hier van belang, dat bij schriftelijke overeenkomst tussen de ondernemer en de ondernemingsraad aan laatstgenoemde meer bevoegdheden dan de in de WOR genoemde kunnen worden toegekend. Het artikel vormt een aanvulling op artikel 27 lid 1 WOR waarin limitatief is vastgelegd voor welke besluiten de ondernemer instemming van de OR nodig heeft. In de eis van schriftelijke vastlegging, zoals voorgeschreven in artikel 32, tweede lid, WOR is het belang van duidelijkheid en rechtszekerheid tot uitdrukking gebracht. Dat belang laat niet toe, dat aan artikel 5 van het convenant een ruimere uitleg wordt gegeven dan volgt uit de bewoordingen ervan. Overigens valt ook afgezien daarvan niet goed in te zien dat "eisen van redelijkheid en billijkheid" zouden meebrengen dat de ondernemer de instemming van de OR moet vragen voor het onderhavige besluit.
De OR kan daarom ook aan het convenant geen instemmingsrecht ontlenen wat betreft het gewraakte besluit.
5.10.
De slotsom is, dat de verzoeken 1 en 3 van de OR worden afgewezen. Bij toewijzing van verzoek 2 heeft de OR geen belang meer en verzoek 4 wordt ook afgewezen, omdat geen sprake is van een instemmingsplichtig besluit.
5.11.
Voor een veroordeling in de proceskosten is geen plaats, gelet op artikel 22a WOR.
6. De beslissing
De kantonrechter:
wijst de verzoeken van de OR af.
Deze beschikking is gegeven door mr. G.J. Roeterdink, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van donderdag 21 september 2023, in tegenwoordigheid van de griffier.