ECLI:NL:RBOBR:2023:4534

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
25 september 2023
Publicatiedatum
14 september 2023
Zaaknummer
01/141447-23
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag en zware mishandeling met steekwapen in 's-Hertogenbosch

Op 25 september 2023 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot doodslag en poging tot zware mishandeling. De zaak vond zijn oorsprong in een steekincident op 9 juni 2023 in 's-Hertogenbosch, waarbij het slachtoffer, [slachtoffer], meerdere steekwonden opliep. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de rechtbank bevoegd was om van de zaak kennis te nemen. Tijdens de zitting op 11 september 2023 heeft de officier van justitie vrijspraak bepleit voor de poging tot doodslag, terwijl de verdediging ook vrijspraak voor de zware mishandeling heeft gevraagd. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de poging tot doodslag, omdat cruciale informatie over de toedracht van de verwondingen ontbrak. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de poging tot doodslag, maar verklaarde de poging tot zware mishandeling wel bewezen. De verdachte had het slachtoffer met een mes in de buik en borst gestoken, wat leidde tot zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 5 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals meldplicht bij de reclassering en een contactverbod met het slachtoffer.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.141447.23
Datum uitspraak: 25 september 2023
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1979] ,
wonende te [adres 1] ,
thans gedetineerd te: P.I. Grave.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 11 september 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 3 augustus 2023.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
T.a.v. feit 1 primair:
hij op of omstreeks 9 juni 2023 te 's-Hertogenbosch, althans in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer]
opzettelijk
van het leven te beroven,
meermalen, in elk geval eenmaal (met kracht) met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de buik en/of de borstkas, althans het (boven)lichaam van voornoemde [slachtoffer] heeft gestoken/gesneden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
T.a.v. feit 1 subsidiair:
hij op of omstreeks 9 juni 2023 te 's-Hertogenbosch, althans in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [slachtoffer]
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
meermalen, in elk geval eenmaal (met kracht) met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de buik en/of de borstkas, althans het (boven)lichaam van voornoemde [slachtoffer] heeft gestoken/gesneden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Vrijspraak ten aanzien van feit 1 primair.

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van de onder feit 1 primair ten laste gelegde poging tot doodslag.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft vrijspraak van de onder feit 1 primair ten laste gelegde poging tot doodslag bepleit.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank dient te beoordelen of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder feit 1 primair ten laste gelegde poging tot doodslag. Een poging tot een misdrijf is strafbaar, wanneer het voornemen van de dader zich door het begin van uitvoering heeft geopenbaard. Voornemen mag gelijkgesteld worden met opzet, hetgeen wil zeggen dat het opzet, net als bij voltooide delicten, moet zijn gericht op alle bestanddelen van de delictsomschrijving. Dat betekent dat de rechtbank in de voorliggende zaak dient te beoordelen of verdachte opzet, al dan niet in voorwaardelijke zin, heeft gehad op de dood van het slachtoffer [slachtoffer] . De rechtbank overweegt daarover het volgende.
Van voorwaardelijk opzet is sprake als de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het gevolg – zoals in dit geval de dood van het slachtoffer – zal intreden. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
Uit het strafdossier en het onderzoek ter terechtzitting volgt dat het slachtoffer lichamelijk letsel heeft opgelopen in de vorm van een steekwond van 2,5 cm met drie hechtingen in de borst en een steekwond van 1,6 cm met twee hechtingen op de rand van de borst en de buik. Informatie over de daadwerkelijke toedracht daarvan ontbreekt helaas. Zo blijkt niet met hoe veel kracht het slachtoffer is gestoken. Evenmin is bekend met welk voorwerp het slachtoffer is gestoken. Verdachte is een dag later aangehouden en had toen een kaasmes met een lemmet van 8 centimeter onder zich, maar nu er geen bloedsporen of DNA van het slachtoffer op dit kaasmes zitten, kan niet worden vastgesteld dat verdachte slachtoffer met dit mes heeft gestoken. Informatie over de toedracht van de verwondingen en het wapen dat daarbij is gebruikt, is cruciaal voor de beoordeling of sprake is geweest van een aanmerkelijke kans op het intreden van de dood van het slachtoffer. Nu deze informatie ontbreekt, kan de rechtbank niet vaststellen dat sprake is van een dergelijke aanmerkelijke kans. Nu de aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer niet kan worden vastgesteld, kan de rechtbank evenmin vaststellen dat sprake is van voorwaardelijk opzet.
De rechtbank komt op basis van het voorgaande tot de conclusie dat het onder feit 1 primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend kan worden bewezen en zal verdachte daarvan vrijspreken.

Bewijs ten aanzien van feit 1 subsidiair.

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder feit 1 subsidiair ten laste gelegde poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van het onder feit 1 subsidiair ten laste gelegde.
Het oordeel van de rechtbank. [1]
Bewijsmiddelen.
­
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] d.d. 9 juni 2023, p. 39/40:
Op vrijdag 9 juni 2023 omstreeks 03:14 uur (Pagina 39) ben ik verzocht te gaan naar de [adres 3] in Den Bosch voor een steekpartij.
Omstreeks 03:16 uur kwam ik ter plaatse (Pagina 39)
Ik zag dat er een man op een betonblok zat. De man bleek later te zijn genaamd [slachtoffer] . (Pagina 39)
Ik zag dat het t-shirt van het slachtoffer naar boven was opgerold waardoor zijn buik ontbloot was. Ik zag een sjaal om de buik van het slachtoffer was gebonden. Ik zag dat de sjaal onder het bloed zat. (Pagina 39)
Ik hoorde de [getuige 1] , zeggen dat het slachtoffer was neergestoken en dat [verdachte] dit had gedaan. (Pagina 39)
Ik zag dat het slachtoffer twee steekwonden had in zijn maagstreek (Pagina 39)
Ik ging in dat gesprek met [getuige 1] en een vroeg wat er was gebeurd. Ik hoorde de getuige zeggen zij in gesprek was met een vriendin en [slachtoffer] . Ik hoorde dat [verdachte] (Pagina 39) erbij was gekomen en met haar in gesprek wilde. Ik hoorde dat [verdachte] haar ex partner betrof. Ik hoorde dat zij dit gesprek had afgewezen en weg was gelopen richting het park omdat zij geen zin had in een gesprek. Ik hoorde dat [slachtoffer] met haar mee liep richting het park waarbij [verdachte] achter [slachtoffer] bleef lopen. Ik hoorde dat [slachtoffer] zich op enig moment omdraaide waarna [verdachte] hem in zijn buik had gestoken. Ik hoorde de getuige zeggen dat zij de verdachte had horen zeggen:" Lekker he ik steek je gewoon". (Pagina 40)
­
Het proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer] d.d. 9 juni 2023, p. 44/45/48/49:
V: ik wil je vragen om zo uitgebreid mogelijk te vertellen over wat er is gebeurd. Ieder detail kan van belang zijn.
A: We zijn van de [adres 2] onderweg naar het huis van [persoon] . Ik was met [getuige 1] en [persoon] . We kwamen halverwege bij de Esso en kwamen daar wat andere mensen tegen, we raken daar aan de praat en vervolgens komt [verdachte] samen met de broer van [getuige 1] . Ze hadden een lachgasfles bij zich voor ballonnen. [verdachte] loopt naar [getuige 1] toe om te praten. (Pagina 44) Het werd een woordenwisseling. Vervolgens liep [getuige 1] om de parkeerplaats heen en richting het water. Op dat moment waarschuwde [verdachte] ons van als haar iets zou overkomen waren wij allemaal verantwoordelijk. En nadat [verdachte] dat gezegd had ben ik achter [getuige 1] aan gelopen. Op een gegeven moment was ik bij [getuige 1] in de buurt. Zij rent mij voorbij richting [verdachte] , ik draai me om. Ze staan met zijn tweeën tegenover elkaar te bekvechten, ik ga naast [getuige 1] staan en zeg [verdachte] ophouden, genoeg is genoeg. Meneer pikt dat niet en zei een paar keer "ik steek je neer" en voordat ik het in de gaten had heeft hij me twee keer gestoken. Ik had in eerste instantie niet in de gaten dat ik gestoken was. Ik loop terug richting de Esso en toen voelde ik me niet lekker. Ik keek en deed mijn trui omhoog en zag twee steekwonden. Mensen daar zagen het ook. [getuige 1] werd gehaald en heeft de politie gebeld. (Pagina 45)
V: Wat is het letsel dat je hebt?
A: Twee steekwonden in mijn buik waarvan bij een steek ook mijn borstspier is geraakt dat heeft geleid tot een ontsteking. (Pagina 48)
­
Het proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer] d.d. 11 juni 2023, p. 52:
V: Wat kan je vertellen over jouw verwondingen?
A: Links onder bij mijn ribben heb ik twee steekwonden. De wonden zijn ongeveer 2 cm lang. Een van de steekwonden was zo diep dat het mijn borstspier heeft geraakt waardoor ik mijn borstspier ontstoken heb.
V: Hoe ziet de toekomt van het herstel eruit?
A: Ik moet rustig herstellen. Ik mag nu alleen niet zwaar tillen. Per wond zijn er drie hechtingen geplaatst en de bovenste zijn er nu uit om de wond te laten luchten. (Pagina 52)
­
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] d.d. 9 juni 2023, p. 56:
Op vrijdag 9 juni 2023 omstreeks 03.05 uur ik bij het gelegen aan de [adres 3] in Den Bosch. Ik was hier samen met een vriendin en een vriend genaamd [slachtoffer] . (Pagina 56)
Op enig moment kwam [verdachte] erbij staan. (Pagina 56)
Ik ben weggelopen vanaf de achterzijde tankstation richting het park. [slachtoffer] volgde mij. Ik en [slachtoffer] wonen op dezelfde locatie op het [adres 2] . (Pagina 56)
[verdachte] schreeuwde tegen [slachtoffer] dat hij niet bij mij in de buurt moest komen. Ik zag dat [verdachte] achter [slachtoffer] aan liep. Ik zag dat [slachtoffer] omdraaide en toen werd [slachtoffer] meteen in zijn maagstreek gestoken door [verdachte] . (Pagina 56)
Ik zag dat [slachtoffer] naar zijn maagstreek greep. Ik zag dat [slachtoffer] zijn shirt naar boven deed. Ik zag iets wat voor mij leek op twee schrammen. (Pagina 56)
­
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] d.d. 12 juni 2023, p. 65/66/67:
V: Vertel mij eens alles wat er is voorgevallen met [verdachte] ?
A: Vrijdagochtend belde [verdachte] mij dat hij iemand had neergestoken bij de Esso. Hij vroeg mij of hij langs mocht komen om te praten met mij over het steekincident, want zo zei hij dat tegen mij. Hij zei ook tegen mij dat hij op de vlucht was. (Pagina 65)
V: Wat heeft [verdachte] precies tegen jou gezegd over het steekincident?
A: Hij belde mij vrijdagochtend. [getuige 3] ik heb gisteren nacht iemand neergestoken. De politie weet dat ik de dader ben. Ik ben op de vlucht. Wat moet ik doen? Mag ik bij jou komen praten. (Pagina 67)
V: Weet je bij welke Esso het was?
A: Het is de Esso Brabantbad. Het is de [adres 3] in Den Bosch.
V: Hoe weet je dat het bij die Esso was?
A: Dat heeft hij gezegd tegen mij.
­
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] d.d. 12 juni 2023, p. 71/72:
Op 9 juni 2023 werd een telefoontap aangesloten op het nummer [telefoonnummer] .
TA001, [telefoonnummer] , in gebruik bij [verdachte] (Pagina 71)
Sessienummer 218
09-06-2023 12:07 uur
Omstreeks 12:07 uur belt [verdachte] naar een onbekende man. In dit gesprek zegt [verdachte] : " [...] luister, ik word gezocht, snap je, ik heb iemand neergestoken, bij de Esso en zo, snap je. Is nou in het ziekenhuis en heel die kutzooi, dus" (Pagina 72)
­ Letselrapportage Forensische Geneeskunde GGD Brabant ZuidOost d.d. 17 juni 2023, p. 108/109:
Naam: [slachtoffer]
Dhr heeft verklaard 2x gestoken te zijn in zijn (rechter)lichaamshelft en laat zien: 1x ca halverwege tepel en navel; 1x onder navel meer richting de flank. Hij is hiermee naar het ziekenhuis gegaan waar wonden zijn behandeld en gehecht. (Pagina 108)
1. re-flank : snij/steekletsel: ca 2.5cm 3 hechtingen,
2. re-buik : snij/steekletsel: ca 1,6cm 2 hechtingen
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 1 subsidiair.
De rechtbank dient te beoordelen of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder feit 1 subsidiair ten laste gelegde een poging tot zware mishandeling. De rechtbank overweegt het volgende.
Op basis van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting stelt de rechtbank vast, zoals hiervoor onder ‘Vrijspraak ten aanzien van feit 1 primair.’ overwogen, dat het slachtoffer lichamelijk letsel heeft opgelopen in de vorm van een steekwond van 2,5 cm met drie hechtingen in de borst en een steekwond van 1,6 cm met twee hechtingen op de rand van de borst en de buik. Het slachtoffer heeft over deze verwondingen verklaard dat zijn borstspier is geraakt, waardoor hij een ontsteking heeft opgelopen.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte deze steekwonden heeft toegebracht. Tijdens het onderzoek ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij het slachtoffer [slachtoffer] niet heeft gestoken en dat het slachtoffer zichzelf moet hebben verwond. Deze verklaring acht de rechtbank ongeloofwaardig, gelet op de verklaringen van het slachtoffer en de getuige [getuige 2] en de uitlating van verdachte tijdens een telefoongesprek kort na het voorval, inhoudende dat hij iemand heeft neergestoken bij de Esso. De rechtbank is anders dan de verdediging niet van oordeel dat de verklaringen van het slachtoffer en de getuige [getuige 2] leugenachtig en onbetrouwbaar zijn. Daarnaast acht de rechtbank ongeloofwaardig dat de verdachte, zoals hij tijdens het onderzoek ter terechtzitting heeft verklaard, dusdanig onder invloed van verdovende middelen verkeerde tijdens voornoemd het telefoongesprek, dat deze uitlating niet serieus genomen kan worden.
De vraag rijst of verdachte zich door het steken van het slachtoffer schuldig heeft gemaakt aan een poging tot zware mishandeling. Ook in dit geval dient de rechtbank te beoordelen of verdachte opzet, al dan niet in voorwaardelijke zin, heeft gehad op zware mishandeling. Van zware mishandeling is sprake wanneer het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel als bedoeld in artikel 302 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) heeft opgelopen. Als zwaar lichamelijk letsel in de zin van artikel 302 Sr kan volgens jurisprudentie van de Hoge Raad worden aangemerkt elk lichamelijk nadeel dat voldoende belangrijk is om naar gewoon spraakgebruik als zodanig te worden aangeduid.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte door het steken van het slachtoffer in de borst en op de grens van de borst en de buik – en daarmee in de nabijheid van vitale organen – bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel zou oplopen.
Op basis van het voorgaande acht de rechtbank het onder feit 1 subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
T.a.v. feit 1 subsidiair:
op 9 juni 2023 te 's-Hertogenbosch,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [slachtoffer]
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
meermalen met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp,
in de buik en de borstkas van voornoemde [slachtoffer] heeft gestoken,,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie eist een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en de bijzondere voorwaarden, zoals geadviseerd door de Reclassering Leger des Heils.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft de rechtbank verzocht om bij bewezenverklaring van het ten laste gelegde aansluiting te zoeken bij het voorarrest en geen straf op te leggen die het voorarrest te boven gaat.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling door het slachtoffer tweemaal te steken in de borst-/buikstreek. Dit betreft een ernstig feit, waarmee verdachte ernstig inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Daarnaast neemt de rechtbank verdachte kwalijk dat hij geen verantwoordelijkheid voor het bewezenverklaarde heeft genomen.
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte d.d. 2 augustus 2023 dat weliswaar 11 pagina’s telt, maar waarop vrijwel geen geweldsdelicten voorkomen.
Ook heeft de rechtbank bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf. Het oriëntatiepunt voor het opzettelijk toebrengen van middelzwaar lichamelijk letsel met behulp van een wapen (niet zijnde een vuurwapen) betreft een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden. Gelet op de omstandigheid dat het in de onderhavige zaak bij een poging als bedoeld in artikel 45 Sr is gebleven, dient het oriëntatiepunt met een derde te worden verminderd.
Alles afwegende, is de rechtbank van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden met aftrek van het voorarrest. De rechtbank zal deze gevangenisstraf voor een gedeelte van 2 maanden voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Aan deze voorwaardelijke straf zullen de volgende bijzondere voorwaarden worden gekoppeld: meldplicht bij de reclassering, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, contactverbod, dagbesteding, meewerken aan middelencontrole en zich houden aan aanwijzingen. Ondanks dat de verdediging ter terechtzitting heeft aangegeven dat verdachte geen contact meer heeft of wil met het slachtoffer [slachtoffer] acht de rechtbank het opleggen van een contactverbod passend en geboden gelet op de aard en het ernst van het bewezenverklaarde.
De rechtbank legt een lichtere straf op dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.

Beslag.

De rechtbank zal de teruggave gelasten van het in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerp aan verdachte nu naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave van dit voorwerp.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
14a, 14b, 14c, 45, 302 Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder feit 1 primair is ten laste gelegd.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
Poging tot zware mishandeling
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf:
T.a.v. feit 1 subsidiair:
Een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht waarvan 2 maanden voorwaardelijk en een proeftijd van 2 jaren
Voorwaarde is dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
En stelt als bijzondere voorwaarden:
­ dat veroordeelde zich (uiterlijk) binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij Reclassering Leger des Heils op het adres Dr. Cuyperstraat 80 te Eindhoven of op het telefoonnummer 088-0901140 en zich daarna gedurende de proeftijd op door de reclassering te bepalen tijdstippen blijft melden bij deze instelling, zo vaak en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht.
­ dat veroordeelde gedurende de proeftijd, zal verblijven in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, indien door de reclassering noodzakelijk geacht en nader te bepalen door de reclassering en dat veroordeelde zich zal houden aan de huisregels en het (dag-) programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld.
­ dat veroordeelde gedurende de proeftijd geen contact zal opnemen, zoeken of hebben -in welke vorm dan ook, ook niet via derden- met [slachtoffer] , [geboortedatum slachtoffer] , [adres slachtoffer] , tenzij dit contact plaatsvindt met uitdrukkelijke toestemming van de reclassering en daarbij de aanwijzingen van de reclassering worden opgevolgd.
­ dat verdachte mee werkt aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak betrokkene wordt gecontroleerd.
­ dat veroordeelde zich inspant voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur.
­ dat veroordeelde zich houdt aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft, voor zolang de reclassering dat nodig acht.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit nodig acht, daaronder begrepen.
Teruggave inbeslaggenomen goed, vermeld op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen:
1. STK Mes MET HOUTEN HANDVAT EN GATEN IN LEMMET,
aan [verdachte] .
Dit vonnis is gewezen door:
mr. S.W.A.M.M. Delauw, voorzitter,
mr. H.M. Hettinga en mr. J.J.A. Donkersloot, leden,
in tegenwoordigheid van mr. N.A. Schipper, griffier,
en is uitgesproken op 25 september 2023.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de politie eenheid Oost-Brabant, nummer OB2R023066, onderzoek Hazelaar, afgesloten op 3 juli 2023 aantal doorgenummerde pagina’s 112. De inhoud van de bewijsmiddelen wordt zakelijk weergegeven.