ECLI:NL:RBOBR:2023:4398

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
7 september 2023
Publicatiedatum
6 september 2023
Zaaknummer
01/335509-21
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor verkrachting en betasting van twee collega’s in de zorgsector in coronatijd

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 7 september 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van verkrachting en seksuele aanranding van twee collega’s in de zorgsector. De feiten vonden plaats in de periode van november tot december 2020, tijdens de coronapandemie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verklaringen van de aangeefsters betrouwbaar zijn en dat er voldoende steunbewijs is voor de tenlastegelegde feiten. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest en een proeftijd van twee jaar. Daarnaast is er schadevergoeding toegewezen aan de slachtoffers van respectievelijk € 6.618,72 en € 3.500,-. De vordering tot schadevergoeding van de werkgever is niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft in haar oordeel rekening gehouden met de ernst van de feiten, de kwetsbaarheid van de slachtoffers en de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd. De verdachte had eerder al blijk gegeven van seksueel grensoverschrijdend gedrag en heeft met zijn handelen een grote inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.335509.21
Datum uitspraak: 07 september 2023
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1994,
wonende te [adres] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 24 augustus 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 20 juli 2023.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
T.a.v. feit 1:
hij op of omstreeks 24 november 2020, althans in of omstreeks de periode van 17 november 2020 tot en met 26 november 2020, te Veldhoven door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten door, terwijl hij zich met [slachtoffer 1] in een medicijnhok met dichte deur bevond, onverhoeds en/of onverwacht zijn hand in de broek en/of zijn vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer 1] te steken, [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] ,
te weten het brengen van zijn vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer 1] en/of het op en neer bewegen van zijn vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer 1] ;
T.a.v. feit 2:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 17 november 2020 tot en met 26 november 2020 te Veldhoven, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten door het onverhoedse karakter van de ondergenoemde handelingen, [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten het vastpakken en/of aanraken van de billen en/of de borsten van die [slachtoffer 1] en/of het knijpen in de billen en/of de borsten van die [slachtoffer 1] ;
T.a.v. feit 3:
hij op of omstreeks 8 december 2020 te Veldhoven
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten door, terwijl hij zich met [slachtoffer 2] in een medicijnhok met dichte deur bevond, onverhoeds en/of onverwacht het mondkapje van die [slachtoffer 2] af te trekken en/of die [slachtoffer 2] onverhoeds en/of onverwacht te zoenen en/of de kleding van die [slachtoffer 2] open te maken en/of de hand van die [slachtoffer 2] vast te pakken en/of op zijn penis te leggen en/of op en neer te bewegen en/of het hoofd van die [slachtoffer 2] naar beneden te duwen en/of naar zijn penis te brengen en/of die [slachtoffer 2] aan het haar te trekken en/of haar hoofd vast te houden en/of zijn penis met kracht in de mond van die [slachtoffer 2] te brengen, [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] , te weten het op de mond zoenen van die [slachtoffer 2] en/of brengen van zijn tong in de mond van die [slachtoffer 2] en/of het ontbloten en/of aanraken van een borst van die [slachtoffer 2] en/of aan de tepel van die [slachtoffer 2] trekken en/of het leggen van de hand van die [slachtoffer 2] op zijn, verdachtes, ontblote penis en/of het op en neer bewegen van de hand van die [slachtoffer 2] over zijn penis en/of zich door die [slachtoffer 2] laten aftrekken en/of het brengen van zijn penis in de mond van die [slachtoffer 2] en/of zich door die [slachtoffer 2] laten pijpen;
T.a.v. feit 4:
hij op of omstreeks 8 december 2020 te Veldhoven, meermalen, althans eenmaal, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten door het onverhoedse karakter van de ondergenoemde handelingen, [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten het aanraken van en/of slaan tegen de billen van die [slachtoffer 2] en/of het aanraken van en/of knijpen in een borst van die [slachtoffer 2] ;

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

De bewijsmiddelen en de beoordeling daarvan.

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle feiten zoals ten laste gelegd.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van verdachte heeft primair verzocht uit te gaan van de visie van verdachte dat alle ten laste gelegde handelingen zijn gepleegd met wederzijdse instemming. Er moet op zijn minst worden getwijfeld aan het waarheidsgehalte van de verklaringen van aangeefsters waar het gaat om dwang. Het lijkt erop dat de verklaringen van aangeefsters zijn afgesproken. Verdachte moet integraal worden vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten. Subsidiair geldt ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde dat verdachte geen seksueel motief had, het waren slechts plagerijtjes. Vrijspraak van deze ten laste gelegde aanranding is dan ook op zijn plaats.
Het oordeel van de rechtbank.
Bewijsmiddelen. [1]
1.
Verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 24 augustus 2023 – kort en zakelijk weergegeven – inhoudende:
Ik heb aan [slachtoffer 1] haar billen gezeten toen wij samen dienst hadden. Later op die dag heb ik in het medicijnhok tegen haar billen geslagen. Ook ben ik met mijn hand in haar broek gegaan. Ik stond op dat moment achter haar. Eerst gaf ik haar een tik op haar billen, toen ging ik met mijn hand naar voren om haar lichaam heen en heb ik mijn hand een stuk in haar broek gedaan. Daarna ben ik weggegaan.
Ik heb [slachtoffer 2] een tik op haar billen gegeven toen zij gebukt stond toen wij samen dienst hadden. Ik had haar een berichtje gestuurd met een piemelafbeelding: [afbeelding] . Ik was haar aan het uitdagen. Ik moest medicijnen controleren. Ik heb toen naar haar geseind van: “kom dan” en een pijpbeweging gemaakt met mijn mond: met mijn tong in mijn wang. Ik heb haar hand toen op mijn stijve geslachtsdeel gelegd. Ik heb mijn broek opengemaakt en zij heeft mij gepijpt. Ik heb toen aan haar borst gezeten. Ik ben in haar mond klaargekomen en heb de ruimte verlaten.
2.
Verklaring van aangeefster [slachtoffer 1] d.d. 26 april 2021, p. 14-22 – kort en zakelijk weergegeven – inhoudende:
Ik doe aangifte van verkrachting tegen [verdachte] . Hij is met zijn hand mijn lichaam binnengedrongen. Dit is eind november gebeurd, ik denk 24 november 2020. Het is gebeurd op het werk, op de locatie [locatie] in Veldhoven.
[verdachte] en ik moesten samenwerken. Hij zat aan mijn borsten of aan mijn billen. Ook op de kamer van een cliënt. Als ik zei dat hij dat niet moest doen, dan deed hij het toch. Het is een paar keer gebeurd. We moesten naar het medicijnhok. Naar mijn weten omdat ik een medicijn klaar moest maken. Hij kwam schuin naast mij staan en is toen met zijn vingers naar binnen gegaan. Ik heb gezegd dat hij dat niet moest doen en dat ik het niet oké vond. Hij ging gewoon door. Dat heeft een paar minuten geduurd. Iemand riep mij of ik hoorde iets op de gang. Van binnenuit kun je het medicijnhok zo openmaken, maar van buiten moet je de deur met een tag openen en dat duurt even. Toen liep hij weg en hij zei dat ik mijn mond moest houden tegen de leidinggevenden en tegen de verpleegkundigen.
Op 26 november heeft hij met zijn hand aan mijn borsten en billen gezeten. Hij begon ermee vanaf de cohortperiode, dat is op 17 november 2020 geweest. Vanaf de 17e tot de 26e hebben we elkaar vier of vijf keer gezien. Bij het aantrekken van de pakken moet je die pakken vastmaken rond je middel en in je nek. Dat was voor hem een goede gelegenheid om even verder te gaan. Hij zat dan even aan mijn borsten of aan mijn billen. Hij vond wel een manier om me aan te raken.
U vraagt mij of er een situatie is die ik specifiek kan benoemen waarin hij mij betastte. Ja, ik stond bij een cliënt op de kamer met mijn gezicht naar de rug van de cliënt toe. [verdachte] kwam naast me staan en ging met zijn handen aan mijn borsten en billen zitten. Ik zei toen:
“doe normaal (…)”. Hij zei ook nog tegen me: “het doet niets met je he, als ik aan je zit”. [verdachte] wist dat ik een vrouw als partner had. Dat zei hij later ook in het medicijnhok toen hij met zijn vingers in me zat.
Wat deed hij dan op dat moment bij jouw billen?
- Er met zijn hand overheen voelen en knijpen.
Wat deed hij dan op dat moment bij jouw borsten?
- Hetzelfde
Dat voelen aan je borsten of billen, was dat over of onder de kleding?
- Dat was over mijn kleding.
Ik stond voor de medicijnkast in het medicijnhok. Hij kwam aan de linkse kant van mij staan, een beetje schuin. Terwijl ik aan het lezen of uitrekenen was, gebeurde het zonder iets te zeggen. Hij ging met zijn vingers naar binnen.
Hoe kwam hij dan in jouw broek?
- Ik stond gewoon en hij deed dat. Ik heb mijn broek aangehouden. Ik weet dus niet of mijn riem los was, maar dat zal bijna wel moeten denk ik.
Hoe reageer jij dan?
-Ik wist niet wat ik moest doen. Ik zei wel dat hij moest stoppen maar ik kon niets. Hij zei: “het doet niets met je”. Ik blokkeerde ofzo. Ik wist niet wat me overkwam.
Op wat voor toon zei je dat hij moest stoppen?
-Daar ben ik denk ik wel duidelijk in. Ik kon niet wegdraaien ofzo, of hem een
vuistslag geven, ik kon niets. Dat vond ik achteraf wel lastig. Ik denk nu, had ik dat maar gedaan ofzo.
Hoe komt het dat je dat niet kon?
- Ik wist niet wat me overkwam. Ik bevroor ofzo. Ik kon niets meer.
Wat voel je dan dat hij doet?
- Ik merkte wel dat hij naar binnen ging.
Hoe ging dat precies?
-Dat hij met zijn vinger naar binnen ging in mijn vagina en dat hij met zijn vinger bewoog in mijn vagina. Hij zei daarna: “Het doet niets met je”
.Waar komt die uitspraak van hem dan door denk je?
- Omdat ik natuurlijk niet zei dat ik het fijn vond of zoiets.
Heb je daar nog op gereageerd toen hij dat zei?
- Nee, ik kon echt niets.Ik weet alleen dat ik stop heb gezegd en dat hij dat niet moest doen en meer kwam er niet uit me.
Hoe is het uiteindelijk gestopt?
- Doordat iemand mijn naam riep of dat er werd geroepen vanaf de gang. Ik denk dat het toen gestopt is.
Wie is de verpleegkundige tegen wie je als eerste hierover hebt gesproken?
- [getuige] .
3.
Verklaring van getuige [getuige 2] , d.d. 24 november 2021, p. 32-44 (p. ..) – kort en zakelijk weergegeven – inhoudende:
[slachtoffer 1] was heel stil en teruggetrokken toen ze erover sprak met mij. Ze vond het lastig om het te vertellen. Ze was ook wel emotioneel van slag. [slachtoffer 1] gaf aan dat ze het wilde vertellen omdat ze wilde voorkomen dat anderen het slachtoffer zouden worden van [verdachte] . Ze gaf aan dat het haar niet zou verbazen als er meerdere slachtoffers zijn van [verdachte] .
4.
Verklaring van aangeefster [slachtoffer 2] d.d. 10 juni 2021, p. 50-63 – kort en zakelijk weergegeven – inhoudende:
Ik doe aangifte van verkrachting.
Tegen wie doe je aangifte?
- Tegen [verdachte] .
Wanneer is het gebeurd?
- Op 8 december 2020.
Waar is het gebeurd?
- Op [locatie] . Bij [zorginstelling] .
Vertel eens, wat is jou overkomen?
- Op 8 december ben ik naar mijn werk gegaan. Ik kwam om ongeveer om 14.45 uur aan. Ik zag [verdachte] pas toen we pauze hadden. Het was één van de eerste keren dat ik met [verdachte] werkte. Mijn collega had geadviseerd om wat te vertellen over mijn privésituatie. Ik deed dat toen en moest meteen huilen. Ineens trok [verdachte] zijn polo uit. Ik dacht: wat gebeurt mij nou? Ik zit hier mijn hart te luchten en jij trekt je polo uit. [verdachte] zei: “dat ziet er goed uit he"”. Ik hoorde dat [verdachte] zei: “ik ben hoerig”. Vervolgens liet hij zijn erectie zien. Hij had toen wel zijn broek nog aan. Ik zag dat hij zijn geslachtsdeel vastpakte. Dit liet hij zien toen hij opstond. Ik heb toen iets gezegd van: “je hebt toch een vrouw”. Ik ben toen weggelopen naar de ruimte waar ik me moest omkleden en toen begon hij me al aan te raken op plekken waar ik het niet wilde. Ik heb toen wel gezegd dat hij normaal moest doen. Ik ben naar mijn afdeling gegaan om zorg te verlenen. [verdachte] bleef de hele tijd bij mij in de buurt. [verdachte] heeft een paar keer geprobeerd mij de badkamer in te trekken. Ik heb toen wel duidelijk gezegd dat ik dit niet wilde. [verdachte] bleef me maar achtervolgen. Ik heb die avond geprobeerd hem te ontlopen. Hij bleef me appen. Deze appjes waren ook seksistisch. [verdachte] bleef ook maar vragen of ik mee naar de medicijnkast wilde komen. Ik wilde dat niet en bleef het maar uitstellen, maar we werkten op dat moment op de cohortafdeling en ik had morfine nodig en dat moet je met zijn tweeën aftekenen. Ik had er geen goed gevoel bij, maar dacht ook dat zoiets niet op een werkplek zou gebeuren. Toen we in de medicijnkast waren, is alles heel snel gegaan. Hij trok meteen mijn mondkapje af en deed de zijne af en begon te zoenen met zijn tong. Ik schrok hiervan en ik draaide mijn hoofd weg. Ik zei: “nee, wat doe je nou, denk aan je vrouw”. [verdachte] zei: “ach [slachtoffer 2] , dit wil je toch ook?”. Hij deed al snel zijn riem los en broek uit. Hij haalde zijn piemel eruit en begon zich af te trekken. Hij pakte mijn hand en legde deze op zijn piemel en ik moest hem aftrekken. Hij begon ook mijn schort open te trekken en de knopen van mijn uniform. Hij haalde één borst eruit en ging aan mijn tepel trekken. Hij duwde op een gegeven moment mijn hoofd naar beneden om hem te pijpen. Ik had toen nog makkelijk los kunnen trekken. Het moment dat hij duwde was voor mij heel heftig want toen kon ik mij niet meer verzetten. Hij trok hard aan mijn haren en ik moest hem pijpen. Hij deed het hard en ik moest kokhalzen. Het zweet brak me uit. Hij heeft zichzelf afgetrokken en kwam klaar in mijn mond. Ik heb dit ook doorgeslikt. Toen was hij klaar en liep hij weg. Hij zei dat hij twee nieuwe schorten zou halen. Ik was helemaal van slag en liep zonder isolatie op de afdeling. (…). Drie dagen daarna moest ik werken en zag ik dat ik met [verdachte] moest werken en was ik helemaal van slag. Ik heb toen [getuige] geappt, zij is toen bij mij geweest en toen heb ik het verteld.
Hoe zag je aan [verdachte] dat het niet binnenkwam wat je zei?
- Zijn ogen stonden raar en ik kreeg geen reactie. Ik had het idee dat hij heel wild uit zijn ogen keek. Ik was emotioneel mijn verhaal aan het vertellen en ik kreeg de indruk dat hij mij als een zwak persoon zag.
Wat is er op de overloop precies gebeurd?
- Hij begon mij te knijpen in mijn borst. In verband met corona moesten wij op dat moment
isolatiepakken aan over onze kleding. Achter moet je de kleding met een touwtje vast maken bij je rug en nek. Daar hielpen we elkaar mee. Toen ik mijn isolatiepakket aan had, liep hij langs mij en kneep hij mij in mijn borst. Hij liep een paar keer op en neer en tijdens het voorbijlopen kneep hij in mijn borst. Het ging heel snel. Het was een soort plagerijtje.
Heeft hij je op dat moment nog op andere plekken aangeraakt?
- Hij heeft mevolgens mij nog tegen mijn billen aangetikt. Ik weet niet of dit voor het knijpen in borst was of daarna.
Je verklaarde dat hij jou meerdere keren de badkamer in probeerde te trekken op de kamer van een cliënt. Vertel eens hoe dat ging?
- De cliënt zat in een rolstoel en ik stond voorovergebogen. Ik was zorg aan het verlenen. Hij is constant om mij heen aan het lopen en hij sloeg mij ook een paar keer op mijn kont
.Hij heeft mij toen twee keer aan mijn arm getrokken en wilde mij richting de badkamer trekken. Hij zei: “kom eens mee”. Ik zei: “niet doen, niet doen”. Ik trok mezelf los en zei dat ik het niet wilde.
Hoe reageerde hij toen je zei: “niet doen, niet doen”?
- Hij keek wild uit zijn ogen. Hij was ook onrustig en bleef maar op en neer lopen.
Wat voor appjes stuurde hij je toen?
- Een paar = tekens met druppels erachter of courgettetekens.
Wat bedoelde hij met die appjes?
- Ik denk mij intimideren.
Hoe reageerde jij daarop?
- Ik zat op dat moment bij cliënten en heb het genegeerd.
We gaan het nu hebben over wat er naar in de medicijnkast is gebeurd. Je verklaarde dat hij vroeg of je mee naar de medicijnkast wilde. Hoe vroeg hij dat?
- Heel raar, hij bleef een beetje om mij heen lopen en stond bij de medicijnkast en had een paar keer geroepen. Hij vroeg of ik naar hem toe wilde komen. In de medicijnkamer hangt geen camera en de ruimte wordt afgesloten met een schuifdeur en er is geen raam. Het is een kleine ruimte.
Jullie gaan die medicijnkast naar binnen. Hoe gaat dat?
- Hij had de deur al opengemaakt en toen liep ik naar binnen en voordat de deur dicht was trok hij mijn mondkapje al af. Ik weet niet meer de volgorde of hij eerst mijn of zijn mondkapje aftrok.
En toen? Je verklaarde dat hij begon te zoenen. Hoe ging dat?
- Het ging heel snel. Ik schrok ervan. Ik dacht: ik ben hier op mijn werk, we komen net van een corona-afdeling af. Ik kon toen nog wel makkelijk mijn hoofd wegdraaien.
Waar stond je op dat moment in de ruimte?
- Tegenover elkaar. Ik weet niet meer of hij voor of na het zoenen zei: “jij wil dit toch ook?”.
Hoe lang hebben jullie gezoend?
- Nog geen twee seconden. Ik schrok ervan en heb mijn hoofd meteen weggedraaid.
Wat heb je toen nog gezegd?
- Ik weet niet of het na de zoen of voor de zoen was, maar ik heb nog gezegd: “wat doe
je nou?”.
Je verklaarde net dat hij daarna zijn broek uitdeed en zijn piemel eruit haalde en zich begon af te trekken. Waar stond je toen?
- Nog op dezelfde plek. We zijn niet van plek veranderd.
Hoe zat het op dat moment met jullie kleding. Wat had jij aan toen je de ruimte in ging?
- Nog helemaal in isolatiepak. Hij droeg ook nog een isolatiepak. Ik noemde dat
zojuist een schort en die trok hij uit.
Je vertelde eerder dat hij zijn schort uittrok en die van jou. Was dat voor of na hij
zich aan het aftrekken was?
- Ik denk tijdens. Ik weet het niet precies. Het ging allemaal heel snel.
Je verklaarde dat hij jouw hand pakte en op zijn piemel legde. Hoe ging dat toen?
-Hij was zichzelf aan het aftrekken en pakte mijn hand en legde mijn hand op zijn
piemel terwijl hij mijn hand vasthield en hij bewoog mijn hand over zijn piemel heen. Hij
maakte een aftrekbeweging. Op een gegeven moment liet zijn hand los en ben ik doorgegaan met aftrekken.
Waarom ben je doorgegaan?
-Alles ging zo snel. Ik denk op dat moment dat ik gedacht heb. Ik doe maar mee want
dan kan ik zo snel mogelijk weg. Ik had toen nog makkelijk weg kunnen lopen. Achteraf
gezien
.Zei je nog iets op dat moment?
- Nee. Ik sloot me af.
Heeft hij nog iets gezegd?
- Nee, niet dat ik mij kan herinneren.
Hoe is dit aftrekken gestopt?
-Hij duwde mij met mijn hoofd naar beneden zodat ik hem moest pijpen.
Hoe duwde hij jouw hoofd naar beneden?
- Ik weet niet welke hand, maar hij duwde met zijn hand op de bovenkant van mijn hoofd mij naar beneden.
En toen?
- Hij duwde toen zijn piemel in mijn mond.
(…)
En toen?
- Wat mij het meeste is bijgebleven is dat hij aan mijn haren trok zodat zijn piemel nog verder in mijn mond kwam en ik daardoor moest kokhalzen. Ik vond het toen echt niet meer leuk en was alle macht over me verloren. Ik trad uit mijn lichaam. Ik verstijfde en had nergens nog controle over. Ik dacht: als het maar voorbij is.
Je verklaarde net: “ik vond het toen echt niet meer leuk”. Wat bedoel je daarmee?
- Dat kwam misschien verkeerd over, want ik vond het daarvoor ook niet leuk maar op
dat moment had ik zoiets van dat ik moest overleven.
Wat deed hij toen zijn piemel in jouw mond zat?
- Dat klinkt misschien een beetje onbeschoft, maar het was of hij mij in mijn mond neukte.
Hoe stopte dit?
- Het enige wat ik mij nog kan herinneren is dat hij op een gegeven moment zichzelf
weer ging aftrekken, maar wel met zijn piemel bij mijn mond. Ik bood ook geen weerstand meer en zat in de overlevingsstand.
Bedoel je bij je mond of in je mond?
- Beiden, afwisselend. Hij is wel in mijn mond klaargekomen.
5.
Verklaring van getuige [getuige] d.d. 17 mei 2021, p. 23-27 – kort en zakelijk weergegeven – inhoudende:
[slachtoffer 1] kwam op een gegeven moment en gaf aan dat ze met me wilde praten en dat ze dit lastig vond omdat ze bang was dat er dan koppen zouden gaan rollen. (…) Zij gaf aan dat zij ZZP’er was en dat zij dan de eerste zou zijn die eruit zou moeten. Ik heb toen tegen haar gezegd dat ik hierover met haar in gesprek wilde gaan. Dat wilde ze wel maar niet op het werk. Ik heb toen met haar afgesproken dat zij bij mij thuis zou komen. (…)
[slachtoffer 1] gaf aan dat zij moeite had met mensen vertrouwen en zij mij wel vertrouwde en het dus liever tegen mij wilde vertellen. (…) Toen gaf [slachtoffer 1] aan dat er een incident was geweest met [verdachte] . Ik weet niet meer precies hoe het ging, of hij haar had opgewacht of anders, maar wel dat hij haar had aangeraakt. Dat [verdachte] met zijn hand in haar broek zou zijn geweest. Dat zij op dat moment verstijfde. Dat zij meerdere keren had gezegd dat hij dit niet moest doen.
(…)
Toen ik bij haar was, was [slachtoffer 2] helemaal overstuur en in tranen. Zij gaf aan dat ze het niet kon vertellen en dat zij gedronken had en dat ze het allemaal niet meer zag zitten en dat
ze niet meer kon. [slachtoffer 2] zei dat het echt waar was en dat [verdachte] akelige dingen met haar had gedaan en dat ze het echt niet wilde, dat ik haar moest geloven. Ik vroeg toen of zij er iets over wilde vertellen. [slachtoffer 2] was heel emotioneel en angstig dat ik haar niet zou geloven. Ze zei dat ze er van [verdachte] met niemand over mocht praten en zeker niet met mij. Toen vertelde ze met horten en stoten wat hij gedaan had. Toen ze vertelde was ze van mij afgedraaid en rookte en dronk ze en was ze heel erg overstuur. Zij vertelde dat [verdachte] haar bij haar haren had gepakt en hij zijn broek los had gemaakt en haar hoofd naar zijn broek had geduwd en dat zij hem toen oraal moest bevredigen en zij dit heel vies vond. Dit deed zij bij mij voor, doordat zij mij bij mijn haar pakte. [slachtoffer 2] gaf aan dat hij dit heel stevig deed.
Nadere bewijsoverwegingen.
In deze zaak staat vast dat er seksuele en seksueel getinte handelingen hebben plaatsgevonden tussen verdachte en aangeefsters. Door de verdediging is betoogd dat deze handelingen met wederzijdse instemming waren, althans dat verdachte geen van beide aangeefsters heeft gedwongen deze handelingen te ondergaan. Zoals meestal bij zedenzaken het geval is, waren ook hier in beide situaties slechts twee mensen aanwezig. Bekeken moet worden of de verklaringen van aangeefsters betrouwbaar zijn en zo ja, of er voldoende steunbewijs is voor de tenlastegelegde dwang.
Betrouwbaarheid verklaringen aangeefsters..
De rechtbank merkt de verklaringen van beide aangeefsters aan als betrouwbaar. De rechtbank heeft geen enkele reden om aan hun verklaringen te twijfelen. Beide aangeefsters hebben, kort na elkaar, hun verhaal verteld tegen [getuige] , een verpleegkundig ondersteuner. Aangeefsters wisten op dat moment niet van elkaars verhaal, zo blijkt uit het dossier. Er zijn geen aanwijzingen voor afstemming van verklaringen en uit het dossier blijkt ook niet dat aangeefsters een reden hadden om te liegen over de omstandigheden waaronder de seksuele handelingen hadden plaatsgevonden. Beide aangeefsters verklaren consistent dat verdachte hen onvrijwillig aanraakte en dat er een opbouw zat in de ernst van de gedragingen. De rechtbank zal dan ook uitgaan van de verklaringen van aangeefsters.
Steunbewijs.
In de inhoud van beide verklaringen zoals door de aangeefsters afgelegd en de emoties die [getuige 2] en [getuige] na de incidenten bij aangeefsters waarnemen, ziet de rechtbank de bevestiging dat de seksuele handelingen niet hebben plaatsgevonden met wederzijds goedvinden. De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte de slachtoffers heeft verkracht door bij [slachtoffer 1] met zijn vingers in haar vagina te dringen en [slachtoffer 2] te dwingen hem te pijpen.
Bewijsverweren.
De rechtbank heeft de door de verdediging ter terechtzitting van 24 augustus 2023 gevoerde verweren voor het overige als bewijsverweren aangemerkt. Die verweren vinden hun weerlegging in de inhoud van de bewijsmiddelen die de rechtbank heeft gebruikt, zoals die hierboven zijn opgenomen. De rechtbank heeft in het verhandelde ter terechtzitting 24 augustus 2023 geen aanknopingspunten gevonden die maken dat aan de betrouwbaarheid en juistheid van de inhoud van die bewijsmiddelen moet worden getwijfeld.
Conclusie.
De rechtbank komt tot integrale bewezenverklaring van alle vier de ten laste gelegde feiten.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
1.
omstreeks 24 november 2020 te Veldhoven, door een andere feitelijkheid, te weten door, terwijl hij zich met [slachtoffer 1] in een medicijnhok met dichte deur bevond, onverhoeds en onverwacht zijn hand in de broek en zijn vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer 1] te steken, [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , te weten het brengen van zijn vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer 1] en het bewegen van zijn vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer 1] ;
2.
in de periode van 17 november 2020 tot en met 26 november 2020 te Veldhoven, door een andere feitelijkheid, te weten door het onverhoedse karakter van de ondergenoemde handelingen, [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, te weten het vastpakken en aanraken van de billen en de borsten van die [slachtoffer 1] en het knijpen in de billen en de borsten van die [slachtoffer 1] ;
3.
op 8 december 2020 te Veldhoven, door geweld of een andere feitelijkheid, te weten door, terwijl hij zich met [slachtoffer 2] in een medicijnhok met dichte deur bevond, onverhoeds en onverwacht het mondkapje van die [slachtoffer 2] af te trekken en die [slachtoffer 2] onverhoeds en onverwacht te zoenen en de kleding van die [slachtoffer 2] open te maken en de hand van die [slachtoffer 2] vast te pakken en op zijn penis te leggen en op en neer te bewegen en het hoofd van die [slachtoffer 2] naar beneden te duwen en naar zijn penis te brengen en die [slachtoffer 2] aan het haar te trekken en haar hoofd vast te houden en zijn penis met kracht in de mond van die [slachtoffer 2] te brengen, [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] , te weten het op de mond zoenen van die [slachtoffer 2] en brengen van zijn tong in de mond van die [slachtoffer 2] en het ontbloten en aanraken van een borst van die [slachtoffer 2] en aan de tepel van die [slachtoffer 2] trekken en het leggen van de hand van die [slachtoffer 2] op zijn, verdachtes, ontblote penis en het op en neer bewegen van de hand van die [slachtoffer 2] over zijn penis en zich door die [slachtoffer 2] laten aftrekken en het brengen van zijn penis in de mond van die [slachtoffer 2] en zich door die [slachtoffer 2] laten pijpen;
4.
op 8 december 2020 te Veldhoven, door een andere feitelijkheid, te weten door het onverhoedse karakter van de ondergenoemde handelingen, [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, te weten het aanraken van en slaan tegen de billen van die [slachtoffer 2] en het aanraken van en knijpen in een borst van die [slachtoffer 2] .

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van verdachte heeft verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en van de eis af te wijken. Een andere strafmodaliteit, namelijk een voorwaardelijke (gevangenis)straf met een langere proeftijd, in combinatie met de oplegging van de maximale taakstraf, is passend. Omdat verdachte drie dagen in voorlopige hechtenis heeft gezeten, is oplegging van deze strafmodaliteit ook mogelijk.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit, betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten voor verkrachting, waarbij de gevangenisstraffen variëren tussen de 24 maanden en 48 maanden per delict, afhankelijk van de mate van dwang en/of geweld, dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft twee, van hem afhankelijke, collega’s in coronatijd betast en verkracht. Verdachte is eerder door een werkgever ontslagen vanwege seksueel grensoverschrijdend gedrag begaan tegen een stagiaire en had daarmee al eerder blijk gegeven van een foutieve inschatting met seksueel gerelateerde handelingen op de werkvloer. Verdachte wilde een populaire positie verwerven op de werkvloer en geeft aan ervan overtuigd te zijn dat zijn slachtoffers hem uitdaagden en dat zij het ondergaan en verrichten van ontuchtige en seksuele handelingen ook wilden. Dat verdachte stelt dat hij door de vrouwen in deze positie is gebracht omdat zij hem hebben verleid en hij er te ver in mee is gegaan, neemt de rechtbank hem zeer kwalijk. Verdachte wist dat beide slachtoffers het moeilijk hadden met hun relatiebreuk en heeft misbruik gemaakt van hun kwetsbaarheid op dat moment. Verdachte heeft met zijn handelwijze een grote inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de vrouwen, maar ook op hun vertrouwen in de mens. Verdachte heeft zijn slachtoffers benaderd in het medicijnhok waar zij geen kant op konden en waar de kans op betrapping het kleinst was. Na hen te hebben verkracht heeft verdachte zijn slachtoffers in totale verwarring achtergelaten. Hij heeft enkel gedacht aan zijn eigen lusten en op geen enkel moment rekening gehouden met of inzicht getoond in de gevoelens van de slachtoffers.
De rechtbank houdt anderzijds in strafmatigende zin rekening met het gegeven dat de feiten van (bijna) drie jaar geleden zijn. Verdachte heeft inmiddels de zorgsector verlaten, heeft een vaste baan in een bakkerij en heeft een jong gezin.
De reclassering heeft op 13 juli 2023 een rapport over verdachte uitgebracht, hierin staat beschreven dat het recidiverisico wordt ingeschat als laag en dat bij een veroordeling voor de feiten, een straf wordt geadviseerd zonder bijzondere voorwaarden. Er zijn, afgezien van de algemene nadelen van detentie, geen contra-indicaties voor het opleggen van een gevangenisstraf. Ook is verdachte in staat tot het verrichten van een taakstraf en het betalen van een geldboete.
Naar aanleiding van de tenlastelegging, heeft er ook een psychologisch onderzoek plaatsgevonden. Klinisch psycholoog drs. [klinisch psycholoog] heeft naar aanleiding van dit onderzoek op 21 februari 2021 een Pro Justitia-rapport uitgebracht. Verdachte is niet lijdende aan een psychische stoornis, verstandelijke beperking of een psychogeriatrische aandoening. Wel kan er bij verdachte een zogenaamde latente borderline persoonlijkheidsorganisatie worden vastgesteld, deze wordt met name zichtbaar wanneer verdachte onder expliciete druk staat. Er zijn aanwijzingen gevonden voor het in pathologische zin bestaan van expliciete persoonlijkheidsproblematiek. Omdat verdachte het ten laste gelegde ontkent en er geen betrouwbare en valide uitspraken kunnen worden gedaan over de kans op recidive door de rapporteur, wordt er op basis van de score van drie risicotaxatie-instrumenten gesproken over een – in principe – laag recidiverisico. Er kunnen door de rapporteur geen verdere zorgprognose en eventuele beïnvloedingsmogelijkheden worden weergegeven omdat binnen de kader van het onderhavige onderzoek, geen stoornis, beperking of aandoening is vastgesteld en verdachte het huidige ten laste gelegde ontkent.
De rechtbank neemt deze conclusies over.
De raadsman heeft verzocht aan verdachte de maximale taakstraf en een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van het voorarrest van verdachte met een (groot) deel voorwaardelijk op te leggen. De rechtbank heeft oog voor de privéomstandigheden van verdachte, namelijk dat hij is getrouwd, twee kleine kinderen heeft, een koopwoning heeft en een baan heeft als bakker. Een gevangenisstraf zal ervoor zorgen dat deze stabiele basis dreigt verloren te gaan. De rechtbank is echter van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden. Een taakstraf zou geen recht doen aan de ernst van het bewezen verklaarde en is een te geringe straf gelet op de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd en de houding van verdachte.
De rechtbank acht uit een oogpunt van vergelding en ter beveiliging van de maatschappij een vrijheidsbeneming van deze lange duur op zijn plaats, maar zal van deze straf een gedeelte van zes (6) maanden voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen die in verband worden gebracht met seksueel grensoverschrijdend gedrag.
De rechtbank zal dezelfde straf opleggen als de door de officier van justitie gevorderde straf.
De rechtbank is in navolging van de officier van justitie van oordeel dat de gevorderde straf in overeenstemming is met de ernst van het bewezen verklaarde.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] .

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] .
De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert een schadevergoeding van € 6.618,72 voor het onder 1 en 2 ten laste gelegde te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 november 2020. Dit bedrag bestaat voor € 3.118,72 aan materiele schade bestaande uit gederfde inkomsten en € 3.500,- aan immateriële schade. Daarnaast wordt verzocht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering in haar geheel kan worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging.
Gelet op de bepleite vrijspraak, heeft de raadsman van verdachte zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vordering. Subsidiair heeft de verdediging zich, in het geval van een bewezenverklaring, gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling.
De rechtbank acht de vordering van € 6.618,72 voldoende onderbouwd en acht, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, de vordering in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente over de immateriële schade vanaf 24 november 2020 en over de materiële schade vanaf 22 augustus 2023 tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente over de immateriële schade vanaf 24 november 2020 en over de materiële schade vanaf 22 augustus 2023 tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] .

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] .
De benadeelde partij [slachtoffer 2] vordert een schadevergoeding van € 3.500,- voor het onder 3 en 4 ten laste gelegde te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 december 2020. Dit bedrag bestaat geheel uit immateriële schade. Daarnaast wordt verzocht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering in haar geheel kan worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging.
Gelet op de bepleite vrijspraak, heeft de raadsman van verdachte zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vordering. Subsidiair heeft de verdediging zich, in het geval van een bewezenverklaring, gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling.
De rechtbank acht de vordering van € 3.500,- voldoende onderbouwd en acht, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, de vordering in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 december 2020 tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 december 2020 tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

De vordering van de benadeelde partij [zorginstelling] .

De vordering van de benadeelde partij [zorginstelling] .
De benadeelde partij [zorginstelling]vordert een schadevergoeding van € 15.830,49 voor het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde te vermeerderen met de proceskosten conform het liquidatietarief en met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat geheel uit materiele schade. € 13.499,08 ziet op de onderzoekskosten naar aanleiding van de ontvangen meldingen omtrent het gedrag van verdachte. € 2.331,41 ziet op de therapiekosten van beide aangeefsters.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering in haar geheel kan worden aangemerkt als rechtstreeks toegebrachte schade en kan worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging.
Gelet op de bepleite vrijspraak, heeft de raadsman van verdachte zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vordering. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat ten aanzien van de onderzoekskosten en therapiekosten sprake is van een te ver verwijderd verband ten opzichte van het ten laste gelegde.
Beoordeling.
De rechtbank zal de benadeelde partij als onevenredig belastend niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, aangezien op dit moment niet kan worden vastgesteld dat sprake is van rechtstreeks door de bewezen verklaarde feiten toegebrachte schade
aan de stichting. De gevorderde onderzoekskosten zien op een onderzoek dat meeromvattend is dan enkel onderzoek naar de tenlastegelegde en bewezenverklaarde feiten en het strafrechtelijk onderzoek bovendien ook deels heeft doorkruist en vertraagd. De therapiekosten kunnen voor de Stichting als werkgever/opdrachtgever van aangeefsters niet zonder meer als rechtstreekse schade worden aangemerkt. In dat verband merkt de rechtbank op dat bijvoorbeeld uit bovengenoemd rapport blijkt dat de Stichting niet alles op orde had. De vraag is in hoeverre dat een rol speelt bij het al dan niet ontstaan van schade. Kort gezegd komt het erop neer dat deze vordering teveel haken en ogen heeft om in deze strafprocedure af te doen.
De benadeelde partij kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal de kosten van partijen compenseren aldus dat elke partij haar eigen kosten draagt.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen: 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 60a, 242 en 246 van het Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven;
- verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
Ten aanzien van feit 1:
verkrachting
Ten aanzien van feit 2:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van feit 3:
verkrachting
Ten aanzien van feit 4:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid.
- verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
- legt op de volgende straf en maatregelen.
Ten aanzien van feit 1, feit 2, feit 3 en feit 4:
* een
gevangenisstrafvoor de duur van
30 maandenmet aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan
6 maanden voorwaardelijken een proeftijd van 2 jaren.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Ten aanzien van feit 1 en feit 2:
*
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] :
- wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 1] , van een bedrag van 6.618,72 euro, bestaande uit 3.118,72 euro materiële schade en 3.500,00 euro immateriële schade, het toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente voor de immateriële schade vanaf 24 november 2020 en voor de materiële schade vanaf 22 augustus 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
- veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
- legt aan de verdachte op de
verplichting tot betaling aan de Staatten behoeve van
[slachtoffer 1], van een bedrag van
6.618,72 euro. Bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 68 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Voormeld bedrag bestaat uit 3.118,72 euro materiële schade en 3.500,00 euro immateriële schade, het toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente voor de immateriële schade vanaf 24 november 2020 en voor de materiële schade vanaf 22 augustus 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Ten aanzien van feit 3 en feit 4:
*
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] :
- wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 2] , van een bedrag van 3.500,00 euro, bestaande uit immateriële schade, de immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 december 2020 tot aan de dag der algehele voldoening.
- veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
- legt aan de verdachte op de
verplichting tot betaling aan de Staatten behoeve van
[slachtoffer 2], van een bedrag van
3.500,00 euro. Bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 45 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Voormeld bedrag bestaat uit immateriële schade, de immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 december 2020 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Ten aanzien van feit 1, feit 2, feit 3 en feit 4:
*
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [zorginstelling] :
- bepaalt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding.
- bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen proceskosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E. Boersma, voorzitter,
mr. A. Bernsen en mr. M.J.C. van der Vegte, leden,
in tegenwoordigheid van mr. N.J.S. Doornbosch, griffier,
en is uitgesproken op 7 september 2023.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de politie Eenheid Oost-Brabant, Zedenteam Eindhoven, genummerd PL2100-2020287016 en PL2100-2021053351 (onderzoek Caged).