ECLI:NL:RBOBR:2023:4388

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
30 augustus 2023
Publicatiedatum
5 september 2023
Zaaknummer
10545823 EJ VERZ 23-292
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep op dwaling door werkgever slaagt niet; werknemer had geen meldingsplicht met betrekking tot aandoening

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Oost-Brabant op 30 augustus 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer, aangeduid als [verzoekende partij], en haar werkgever, Stantec B.V. De werknemer had een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, maar werd ziek en meldde zich gedeeltelijk ziek. De werkgever heeft de arbeidsovereenkomst op 13 april 2023 buitengerechtelijk vernietigd op basis van dwaling, omdat de werknemer naar hun mening essentiële informatie over haar gezondheid had verzwegen tijdens de sollicitatie. De werknemer betwistte dit en verzocht om vernietiging van de opzegging en doorbetaling van haar salaris.

De kantonrechter oordeelde dat Stantec niet voldoende had aangetoond dat de werknemer bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst op de hoogte was van een zodanige gezondheidstoestand dat zij dit had moeten melden. De rechter concludeerde dat de werknemer niet in strijd met haar mededelingsplicht had gehandeld en dat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig was. De rechter heeft Stantec veroordeeld om het salaris van de werknemer door te betalen vanaf 13 april 2023 tot het moment dat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig eindigt. Ook werd Stantec veroordeeld tot betaling van de proceskosten. De uitspraak bevestigt dat een werkgever niet zomaar kan aannemen dat een werknemer ongeschikt is voor de functie zonder voldoende bewijs van de gezondheidstoestand van de werknemer.

Uitspraak

RECHTBANKOOST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Eindhoven
Zaaknummer / rekestnummer: 10545823 \ EJ VERZ 23-292
Beschikking van 30 augustus 2023
in de zaak van
[verzoekende partij],
wonende in [woonplaats] ,
verzoekende partij,
verwerende partij in het tegenverzoek,
hierna te noemen: [verzoekende partij] ,
gemachtigde: mevrouw mr. C.M. Dentro,
tegen
STANTEC B.V.,
statutair gevestigd in Delft,
verwerende partij,
verzoekende partij in het tegenverzoek,
hierna te noemen: Stantec,
gemachtigde: mr. M.J.W. Hoek.

1.Inleiding

In de kern gaat deze zaak over de vraag of Stantec (werkgever) met [verzoekende partij] (werknemer) per direct mocht beëindigen.

2.De verloop van de procedure

2.1.
In het dossier zitten de volgende processtukken::
- het verzoekschrift met producties 1 t/m 10
- het verweerschrift met productie 1 t/m 7
- de aanvullende producties 11 t/m 13 van de zijde van [verzoekende partij] .
2.2.
Op 15 augustus 2023 is de zaak tijdens de zitting behandeld. Bij die gelegenheid waren partijen met hun gemachtigden aanwezig. Partijen hebben tijdens de zitting hun standpunten toegelicht; de gemachtigden van partijen hebben spreekaantekeningen in de procedure gebracht. Verder hebben partijen vragen van de kantonrechter beantwoord. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat tijdens de mondelinge behandeling is besproken.
2.3.
Tot slot is de uitspraakdatum bepaald.

3.De feiten

3.1.
Per [datum] 2022 is [verzoekende partij] op basis van een arbeidsovereenkomst met een duur van één jaar, in de functie van Consultant, in dienst getreden bij Stantec. Partijen hebben de arbeidsovereenkomst op 19 september 2022 ondertekend. Verder is, voor zover hier relevant, een arbeidsduur van 32 uur per week en een salaris van € 4.480,46 bruto per maand overeengekomen (productie 2 bij het verzoekschrift).
3.2.
Gedurende het dienstverband had [verzoekende partij] wekelijks gesprekken met haar reviewmanager. Die gesprekken gingen over het functioneren van [verzoekende partij] .
3.3.
Op 2 januari 2023 heeft [verzoekende partij] contact opgenomen met de afdeling HR van Stantec. [verzoekende partij] heeft vervolgens een consult bij de bedrijfsarts van Stantec aangevraagd.
3.4.
Op 16 januari 2023 is [verzoekende partij] op het spreekuur van de bedrijfsarts geweest. De bedrijfsarts heeft vastgesteld dat [verzoekende partij] voor 50% arbeidsongeschikt was en aan [verzoekende partij] het advies gegeven om halve dagen te gaan werken.
3.5.
Per 17 januari 2023 is [verzoekende partij] gedeeltelijk ziekgemeld.
3.6.
Op 8 februari 2023 is [verzoekende partij] gestart met een behandeling bij de DC-kliniek.
3.7.
Op 9 februari 2023 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen mevrouw [A] (HR Business partner bij Stantec), mevrouw [B] (directe collega van [verzoekende partij] ) en [verzoekende partij] over de samenwerking tussen mevrouw [B] en [verzoekende partij] en de vraag of mevrouw [B] het project waar zij op dat moment aan werken met [verzoekende partij] samen wil afronden (productie 13 bij akte van de zijde van [verzoekende partij] ).
3.8.
Op 20 februari 2023 heeft de bedrijfsarts een probleemanalyse opgesteld. In deze probleemanalyse is, voor zover hier relevant, het volgende vermeld (productie 5 bij het verzoekschrift):
“[…] 4.1. Functie werknemer Senior consultant
4.2.
Omschrijving werkzaamheden Projecten, adviserende rol, onderzoek, rapporten
opmaken, presenteren, overleggen, aansturen,
overzicht houden, bezoeken klanten.
4.3
Kenmerkende functiebelasting geconcentreerd werken
continu de aandacht verdelen in het werk
veel herinneren in het werk
zelfstandig het werk uitvoeren
veelal afleiding zoals storingen en onderbrekingen
in het werk
veelal deadlines en/of productiepieken in het
werk
een hoog handelingstempo is vereist in het werk
veel communiceren in het werk
veel samenwerken met collega's
voor het werk veel reizen
veel contact met klanten
bedient veelal toetsenbord en muis
moet zitten […]
5.3
Reden(en) van verzuim: Wegens privacy redenen wordt deze vraag niet
Beantwoord […]
6.1
Wat zijn de beperkingen van de werknemer waardoor hij zijn eigen of ander werk
(gedeeltelijk) niet meer kan verrichten?
De beperkingen staan omschreven bij punt 10.1van de probleemanalyse.
6.2
Door welke aspecten kan de werknemer zijn werk niet doen?
Door de ervaren beperkingen, welke benoemd zijn bij 6.1 kunnen bepaalde taken niet
worden uitgeoefend.
6.3
Welke mogelijkheden om te werken heeft de werknemer nog wel?
Afgesproken is dat op dit moment de re-integratie tijdelijk afgeraden wordt. […]
8.1
Wat is uw conclusie over de mogelijkheid tot werken van de werknemer?
Zie 10.1 van de probleemanalyse (de route naar werkhervatting). […]
9.1
Wat is het einddoel van de re-integratie, waarop het Plan van aanpak gericht moet worden?
Werkhervatting in de eigen functie […]
10.1
Heeft de werknemer benutbare mogelijkheden, geef dan een advies voor een mogelijke
route naar werkhervatting.
[…]
Beperkingen:
Mevrouw ervaart beperkingen op gebied van behouden van focus, omgaan met deadlines,
omgaan met storingen en onderbrekingen, omgaan met aandacht verdelen, langdurig
zitten/staan/gebruik maken van toetsenbord en muis, mevrouw heeft baat bij het afwisselen
van haar houding, dragen van eindverantwoording, omgaan met werkdruk/werkstress en
tijdsdruk.
Behandeling:
Mevrouw ontvangt behandeling.
Advies:
Ten aanzien van de re-integratie is het volgende in goed overleg met mevrouw afgesproken:
Mevrouw is op dit moment bezig met 2 projecten, advies is om deze projecten over te
dragen, wanneer dit is gelukt zal mevrouw zich 2 à 3 weken volledig richten op herstel en
behandeling. Na deze 'herstel' periode kan een gesprek plaats vinden tussen werkgever en
mevrouw om de (passende) taken te bespreken en de inhoud en hoeveelheid van de taken af
te stemmen op halve werkdagen. Wanneer hier afspraken over gemaakt zijn kan mevrouw
starten met 4 dagen van 4 uur per werkdag in passende werkzaamheden rekening houdend
met de beperkingen.
Vervolgens kan er een consult met de bedrijfsarts ingepland worden om de belastbaarheid
opnieuw te actualiseren.
Prognose:
De prognose voor volledige hervatting in eigen werk is nog onbekend.
Evaluatie:
ArboAnders adviseert werkgever en werknemer om periodiek de re-integratie evalueren. […]”
3.9.
In (elk geval tijdens) het gesprek van 23 februari 2023 is aan de orde gekomen dat [verzoekende partij] een chronische aandoening heeft, namelijk fybromyalgie.
3.10.
Per 27 februari 2023 is [verzoekende partij] volledig ziekgemeld.
3.11.
Op 17 maart 2023 hebben partijen met elkaar gesproken over het hervatten van werkzaamheden door [verzoekende partij] . Per 20 maart 2023 is zij gestart met 2 uur werken per dag.
3.12.
Op 22 maart 2023 heeft Stantec aan [verzoekende partij] kenbaar gemaakt dat zij niet meer verder wil met haar en dat zij een beëindigingsovereenkomst met [verzoekende partij] wil sluiten. [verzoekende partij] is daarmee niet akkoord gegaan. Op 30 maart 2023 heeft Stantec aan [verzoekende partij] een bevestiging gezonden van wat is besproken op 22 maart 2023 en heeft [verzoekende partij] op deze verslaglegging gereageerd (productie 5 bij het verzoekschrift). Voor zover hier relevant:
(e-mail van [A] , namens Stantec)
“[…] We hebben samen teruggeblikt op ons gesprek van vorige week, waarin we je een
vaststellingsovereenkomst hebben aangeboden.
Jij gaf aan dat dit gesprek jou verraste. We hebben uitgelegd dat wij het vooral zien als een
vervolg op gesprekken eerder dit jaar.
Zo heeft [C] meerdere malen met je gesproken over je functioneren. De kwaliteit bleef
wat ons betreft achter en communicatie en samenwerking werd door collega's en klanten
meermalen als moeizaam ervaren.
In januari heb je contact met mij, HR gezocht omdat je preventief advies wilde over fysieke
en mentale klachten die je ervaarde. Je wilde niet benoemen wat de oorzaak was.
Ik heb je toen geadviseerd eens met [D] te gaan praten, hij is arbeidspsycholoog
en heeft ook een achtergrond als bedrijfsarts, dus zou je eventueel ook door kunnen verwijzen indien nodig.
Daar heb je geen gebruik van gemaakt; je hebt op eigen initiatief om een bedrijfsarts consult bij onze arbodienst gevraagd.
Na dat consult volgde mede op advies van de bedrijfsarts een ziekmelding, waarbij bij ons
nog steeds geen reden van het verzuim bekend was.
Pas later heb je openheid over de oorzaak van je ziekteverzuim gegeven richting [C] , en
op verzoek van de arbodienst en mij ook met ons gedeeld datje fybromyalgie hebt.
Wat wij nu op dit moment lastig en vervelend vinden, is dat je ons niet van tevoren tijdens je
sollicitatie hebt geïnformeerd over je ziektebeeld en consequenties die dat heeft voor jouw
functioneren en inzetbaarheid.
Hierdoor hebben wij vooraf geen rekening kunnen houden met je beperkingen en je belastbaarheid.
Nu staan we voor een voldongen feit. In jouw ogen staat jouw functioneren niet helemaal los
van de fybromyalgie. Maar wij zijn van mening dat ook zonder de fybromyalgie we
ontevreden -zijn over je functioneren.
Je functioneren in combinatie met beperkingen die je ervaart als gevolg van fybromyalgie
(inzetbaarheid op projecten, belastbaarheid qua arbeidsduur, reizen naar klanten) maakt dat we onvoldoende mogelijkheden zien om je goed te positioneren binnen Stantec.
Jij hebt aangegeven op dit moment niet over de mogelijkheid voor een
vaststellingsovereenkomst na te willen denken. Wij zijn aan het onderzoeken hoe nu verder en willen graag een volledig beeld vormen voordat we hierover een beslissing nemen.
Onderdeel hiervan is dat je volgende week naar de bedrijfsarts afspraak gaat die ingepland
staat op 5 april. Van de bedrijfsarts vragen we een oordeel of jouw huidige beperkingen een
gevolg zijn van jouw fibromyalgie en of er een relatie is tussen jouw beperkingen en
functioneren. […]”
(reactie van [verzoekende partij] )
“[…] Ik mis nog enkele zaken:
- Er is besproken dat Stantec niet wil dat ik nog werkzaamheden verricht.
- Ik ben het niet eens met jullie constatering dat ik niet goed zou functioneren en vind dat ik niet voldoende kans heb gehad om mij te bewijzen.
- [C] en ik hebben de normale wekelijkse gesprekken tussen manager en werknemer gehad. Er zijn geen extra gesprekken over functioneren geweest. Er is een gesprek geweest over de samenwerking met [B] . Na dit gesprek heb ik van [C] een compliment gekregen over hoe het gesprek was verlopen.
- Ik heb gekozen voor de bedrijfsarts en niet de coach omdat de fysieke component voorliggend was. Niet de mentale.
- De afspraak met de bedrijfsarts staat al langer vast en is onderdeel van de normale procedure bij ziekte. Ik zal uiteraard naar dit gesprek toe gaan. Hij zal moeten beoordelen in hoeverre ik wegens ziekte niet kan werken. De rest is tussen arts en patiënt i.v.m. privacy. […]”
3.13.
Op 5 april 2023 is [verzoekende partij] opnieuw op het spreekuur van de bedrijfsarts geweest. De bedrijfsarts heeft, voor zover hier relevant, op dat moment het volgende geschreven in zijn verslaglegging (productie 6 bij het verzoekschrift):
“[…] Reden verzuim:
Er is sprake van arbeidsongeschiktheid wegens beperkingen door ziekte en/of gebrek
Huidige stand van zaken:
Behandeling is gaande bij meerdere deskundigen gericht op nader herstel van de fysieke/
mentale belastbaarheid.
Betrokkene vertoont actief herstel gedrag in deze.
Beperkingen/mogelijkheden:
Beperkingen in verminderd energie- capaciteit naast omgaan met deadlines en/ of complexe
taakvoering naast afname concentratie/aandacht en herinneren.
Zwaar tillen, bukken, heffen en dragen, staan, hurken, langdurig zitten, langdurig
beeldscherm werk.
Re-integratieadvies:
B/ er dient m.i. op korte termijn mediation ingezet te gaan worden om de stressoren te
gaan bespreken en zo mogelijk op te lossen alvorens er gestart kan gaan worden met
toekomstig re-integratie.
Behandeling/interventies:
Behandeling is gaande bij meerdere deskundigen , betrokkene vertoont actief herstel gedrag
in deze.
Prognose:
Afhankelijk van succesvolle mediation in deze […]”
3.14.
Op 13 april 2023 heeft Stantec de arbeidsovereenkomst met onmiddellijke ingang beëindigd. In de bevestigingsbrief van dezelfde datum heeft Stantec, voor zover hier relevant, het volgende aan [verzoekende partij] kenbaar gemaakt (productie 4 bij het verzoekschrift):
“[…] Je hebt bij jouw sollicitatie niets vermeld over jouw chronische ziekte en dat deze jou zou kunnen belemmeren bij het verrichten van jouw werkzaamheden. Integendeel: in jouw sollicitatiebrief geef je aan dat je de functie goed aan zou kunnen. Je hebt hierover ook niets vermeld in jouw sollicitatiegesprek. De patiëntenvereniging Fibromyalgie en Samenleving (F.E.S.) raadt op hun website ook aan om openheid te geven richting je werkgever. 'Wees eerlijk tegen je werkgever: Geef aan als je klachten hebt, waar je tegenaan loopt en watje wel/niet kunt'. Ook benoemen zij dat wanneer je inschat ongeschikt te zijn voor de functie waarop je solliciteert, je verplicht bent dat te vertellen. En dat verzwijging van je aandoening gevolgen kan hebben voor je recht op loon tijdens ziekte of voor de voortzetting van je dienstverband.
Je hebt essentiële informatie verzwegen in het sollicitatietraject. Dit betreft wezenlijk relevante medische informatie die voor Stantec relevant was om te beoordelen of wij aan jou een arbeidsovereenkomst zouden aanbieden. Door deze informatie te verzwijgen, heb je Stantec de mogelijkheid tot een goede beoordeling van de situatie onthouden. Dit betekent dat Stantec heeft gedwaald met betrekking tot beoordelen van jouw geschiktheid om de functie te kunnen vervullen.
Om deze reden vernietigt Stantec de arbeidsovereenkomst met jou wegens dwaling. Deze
vernietiging heeft terugwerkende kracht. Dit betekent er dat vanaf [datum] 2022 geen
dienstverband is geweest. De vernietiging wegens dwaling brengt met zich mee dat alles wat er op basis van de vernietigde overeenkomst is verricht, ongedaan dient te worden gemaakt. Uiteraard kan dat niet gelden voor de verrichte werkzaamheden. Daarvoor geldt dan ook dat de uitbetaalde salarisbetaling tot 13 april 2023 als compensatie geldt.
Er is sprake van dwaling omdat de arbeidsovereenkomst tot stand is gekomen zonder een goede voorstelling van zaken, terwijl vaststaat dat Stantec jou bij een goede voorstelling van zaken nooit een arbeidsovereenkomst zou hebben aangeboden of gesloten. Er is een direct verband tussen deze dwaling, te weten de onjuiste voorstelling van zaken, en het aangaan van de arbeidsovereenkomst. Je hebt in het sollicitatietraject een mededelingsplicht geschonden. Nu je daar niet aan hebt voldaan, heeft Stantec gedwaald, omdat ze mocht aannemen dat jij geschikt was om de werkzaamheden te verrichten.
Indien en voor zover in rechte zou komen vast te staan dat de vernietiging van de
arbeidsovereenkomst geen standhoudt, verleent Stantec jou ontslag op staande voet, dit wegens het verzwijgen van essentiële medische informatie. Stantec verwijst daarbij naar de opmerkingen in de sollicitatiebrief dat je de functie goed aan kan. Stantec baseert dit voorwaardelijke ontslag op staande voet op grond van het bepaalde in artikel 7:678 lid 2 sub a en b BW nu je bij het sluiten van de arbeidsovereenkomst ons hebt misleid over jouw belastbaarheid. Je hebt verzwegen dat je lijdt aan fibromyalgie en dat je daar beperkingen door ondervindt waardoor je ongeschikt bent voor deze functie. Het verzwijgen is de grond voor het ontslag op staande voet. Bij deze beslissing tot verlening van voorwaardelijk ontslag op staande voet hebben wij jouw persoonlijke omstandigheden meegewogen.
Voor zover het ontslag op staande voet in rechte geen stand zou houden, beroept Stantec zich op het bepaalde in artikel 7:629 lid 3 onder a. BW en kondigt zij een loonstop af met ingang van heden, nu jij als sollicitant tijdens het sollicitatietraject onjuiste informatie hebt verstrekt, geen informatie hebt verstrekt en essentiële informatie hebt verzwegen over een gebrek dat van belang is voor het verrichten van de functie. Dat betekent dat je geen aanspraak hebt op loon bij ziekte.
Tenslotte, voor zover van één van de drie hiervoor genoemde gronden geen sprake is en deze in rechte geen standhouden, deelt Stantec je, voor zover rechtens nog vereist, mee dat de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd per [datum] 2023 niet verlengd wordt. […]”
3.15.
Verder overleg tussen (de gemachtigden van) partijen heeft niet tot een oplossing van het tussen hen ontstane geschil geleid (productie 10 bij het verzoekschrift).

4.Het verzoek van [verzoekende partij]

4.1.
[verzoekende partij] verzoekt, kort weergegeven:
voorlopige voorziening
I. Stantec voor de duur van deze procedure te veroordelen om aan [verzoekende partij] het overeengekomen salaris te betalen vanaf 13 april 2023 tot het moment waarop de arbeidsovereenkomst tussen partijen rechtsgeldig is geëindigd en haar in staat te stellen om de bedongen werkzaamheden te verrichten zodra zij daartoe weer in staat is, dit alles onder verbeurte van een dwangsom,
primair
II. de opzegging te vernietigen,
III. Stantec te verplichten [verzoekende partij] , zodat zij geschikt is om haar werkzaamheden te verrichten, toe te laten tot de overeengekomen werkzaamheden, tot het moment dat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is geëindigd, dit alles onder verbeurte van een dwangsom,
IV. Stantec te veroordelen om aan [verzoekende partij] het salaris van € 4.480,46 bruto per maand te betalen vanaf 13 april 2023 tot het moment dat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is geëindigd,
nevenverzoek
V. voor recht te verklaren dat Stantec de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig heeft vernietigd wegens dwaling,
VI. voor recht te verklaren dat Stantec geen grond heeft om een loonstop op te leggen,
VII. Stantec te veroordelen om aan [verzoekende partij] het overeengekomen salaris te betalen vanaf 13 april 2023 tot het moment waarop de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is geëindigd,
subsidiair, voor het geval de arbeidsovereenkomst wel door opzegging is geëindigd op 13 april 2023
VIII. Stantec te veroordelen om aan [verzoekende partij] een transitievergoeding te betalen,
in alle gevallen
IX. Stantec te veroordelen om aan [verzoekende partij] de wettelijke rente te betalen over de hiervoor genoemde bedragen, vanaf het tijdstip van opeisbaarheid tot aan de dag van voldoening,
X. Stantec te veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten,
XI. Stantec te veroordelen in de proceskosten.
[verzoekende partij] verzoekt deze veroordelingen, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
4.2.
[verzoekende partij] legt, samengevat, het volgende aan haar verzoek ten grondslag.
Voorlopige voorziening
4.2.1.
[verzoekende partij] verzoekt op grond van artikel 223 Rv een voorlopige voorziening te treffen, omdat de opzegging elke rechtsgrond ontbeert en, wegens voor haar ernstige gevolgen, voor haar onaanvaardbaar is. Zij is voor haar loon afhankelijk van haar loon en heeft sinds 13 april 2023 geen loon meer ontvangen.
Vernietigen opzegging en nevenverzoek
4.2.2.
Er bestaat geen grond voor vernietiging van de arbeidsovereenkomst wegens dwaling. Ook bestaat geen grond voor het voorwaardelijk gegeven ontslag op staande voet (voor het geval de vernietiging geen stand houdt). Zij kan de overeengekomen werkzaamheden namelijk prima uitvoeren met haar aandoening (fybromyalgie, diagnose sinds 2016). Het UWV was betrokken omdat zij in 2020 werkloos is geworden en vervolgens arbeidsongeschikt is geraakt. Het UWV heeft ook bevestigd dat de functie bij Stantec passend zou zijn (productie 8 bij het verzoekschrift). Zij heeft de eerste 1,5 maand van haar dienstverband gewoon normaal gefunctioneerd. De door haar geaccepteerde functie betreft geen fysiek zwaar werk, de werkzaamheden konden hybride en in haar omgeving worden uitgevoerd; daarnaast kon zij haar eigen tijd indelen. Halverwege december 2022 is zij uitgevallen wegens griep- en koortsklachten; dit heeft niets te maken met fybromyalgie. Ook had zij te kampen met overgangsklachten. Kort en goed betekent dit dat zij bij indiensttreding volledig arbeidsgeschikt was.
Voor zover sprake zou zijn geweest van een opzegging per direct, geldt dat Stantec de arbeidsovereenkomst heeft opgezegd in strijd met artikel 7:671 BW (want: er was geen dringende reden of toestemming van het UWV) en het opzegverbod tijdens ziekte.
4.2.3.
Het lijkt er volgens [verzoekende partij] op dat Stantec is gaan zoeken naar een reden om de arbeidsovereenkomst met haar te beëindigen. Stantec was namelijk al vanaf 23 februari 2023 op de hoogte van het feit dat [verzoekende partij] een medische aandoening heeft. Zij heeft geen medische informatie verzwegen die relevant was voor de uit te voeren functie.
Subsidiair
4.2.4.
In het geval de opzegging door Stantec wel stand zou houden c.q. rechtsgeldig zou zijn geëindigd op 13 april 2023, maakt [verzoekende partij] aanspraak op de transitievergoeding van
€ 740,39 bruto (productie 9 bij het verzoekschrift).

5.Het verweer en het (voorwaardelijke) tegenverzoek van Stantec

5.1.
Stantec voert verweer tegen het verzoek van [verzoekende partij] en concludeert, kort gezegd [verzoekende partij] niet ontvankelijk te verklaren in haar verzoeken (waaronder haar verzoek voorlopige voorziening), althans haar verzoeken af te wijzen.
5.2.
Daarnaast verzoekt Stantec, kort weergegeven:
I. voor recht te verklaren dat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is geëindigd op 13 april 2023,
II. [verzoekende partij] te veroordelen om, binnen twee dagen na betekening van de te wijzen beschikking, aan Stantec een bedrag van € 7.250,00 bruto te betalen, althans een bedrag dat de kantonrechter in goede justitie zal bepalen, vermeerderd met de wettelijke rente over het toegewezen bedrag, primair vanaf 13 april 2023, subsidiair vanaf 16 juni 2023,
III. voorwaardelijk, indien de kantonrechter het ontslag op staande voet vernietigt: de ontbinding van de arbeidsovereenkomst uit te spreken, zonder toekenning van een transitievergoeding,
IV. [verzoekende partij] te veroordelen in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Stantec verzoekt de veroordelingen, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
5.3.
Stantec licht haar verweer en tegenverzoek, samengevat, als volgt toe.
Voorlopige voorziening
5.3.1.
[verzoekende partij] heeft geen spoedeisend belang bij de door haar verzocht voorlopige voorziening. Dit verzoek kan gelijktijdig met de hoofdzaak worden behandeld.
Verweer en verzochte verklaring voor recht
5.3.2.
Stantec heeft voortvarend, adequaat en zorgvuldig gehandeld. Op basis van de feiten en de ernst van de situatie als ook het bewust overtreden van de verzuimregels door [verzoekende partij] heeft Stantec naar haar oordeel terecht de vernietiging wegens dwaling, subsidiair ontslag op staande voet verleend. [verzoekende partij] heeft essentiële feiten verzwegen bij haar sollicitatie en dit levert een dringende reden op voor ontslag op staande voet (ex artikel 7:677 BW jo artikel 7:678 lid 2 sub a BW). Er is dus geen sprake van strijd met artikel 7:671 lid 1 sub c BW. Zij heeft dus belang bij de door haar verzochte verklaring voor recht.
Ten aanzien van de subsidiair verzochte transitievergoeding
5.3.3.
Ingeval van vernietiging wegens dwaling wordt de arbeidsovereenkomst geacht nooit te hebben bestaan. In dat geval is geen transitievergoeding verschuldigd.
Gefixeerde schadevergoeding
5.3.4.
Stantec maakt verder aanspraak op de gefixeerde schadevergoeding op grond van artikel 7:677 lid 2 en 3 BW, te weten een bedrag gelijk aan de loonsom over de periode van 13 april tot 1 juni 2023 (€ 7.250,00 bruto).
Verzoek tot voorwaardelijke ontbinding
5.3.5.
Voor het geval de kantonrechter toekomt aan behandeling van het subsidiaire verzoek van [verzoekende partij] (vernietiging van het ontslag op staande voet), stelt Stantec het volgende. Het vertrouwen in [verzoekende partij] is, gelet op het verzwijgen van relevante informatie over haar chronische ziekte en de beperkingen in haar belastbaarheid, als ook de feiten en omstandigheden gelegen in haar houding en communicatie (randnummer 14-16 van het verweerschrift), volkomen verdwenen. Zij verzoekt daarom -in dat geval- ex artikel 7:669 lid 3 sub e, subsidiair sub g, meer subsidiair sub h, meer subsidiair sub i BW de arbeidsovereenkomst met [verzoekende partij] te ontbinden. [verzoekende partij] heeft namelijk verwijtbaar gehandeld, er is sprake van een verstoorde verhouding, althans van andere omstandigheden (althans een combinatie van die omstandigheden) als gevolg waarvan van Stantec in redelijkheid niet verwacht kan worden dat zij de arbeidsovereenkomst laat voortduren.

6.De beoordeling

Relatieve bevoegdheid kantonrechter
6.1.
De kantonrechter stelt vast dat hij op grond van artikel 7:686a lid 9 BW in verbinding met artikel 100 Rv bevoegd is om kennis te nemen van het geschil tussen partijen. [verzoekende partij] heeft onweersproken gesteld dat zij ook werkzaamheden verrichtte in Eindhoven.
Samenhang verzoek en tegenverzoek
6.2.
Het verzoek en het tegenverzoek hangen nauw met elkaar samen. De kantonrechter zal alle verzoeken hierna daarom gezamenlijk bespreken.
6.3.
Het gaat in deze zaak vooreerst om de vraag of Stantec de arbeidsovereenkomst met [verzoekende partij] rechtsgeldig op grond van dwaling buitengerechtelijk heeft vernietigd op 13 april 2023.
Uitgangspunten
6.4.
De kantonrechter stelt voorop dat de mogelijkheid van buitengerechtelijke vernietiging op grond van dwaling in het arbeidsrecht niet is uitgesloten. Daarbij moet wel rekening worden gehouden met het bijzondere karakter van de arbeidsovereenkomst. Een arbeidsovereenkomst is rechtsgeldig buitengerechtelijk vernietigd op grond van dwaling, als ten tijde van het ondertekenen van de arbeidsovereenkomst een werknemer over zodanige informatie met betrekking tot zijn of haar gezondheid beschikte, dat hij of zij daarvan mededeling aan de werkgever had behoren te doen. Van dergelijke informatie is sprake als een werknemer ten tijde van het sluiten van de arbeidsovereenkomst daadwerkelijk wist dat zijn of haar gezondheidstoestand zodanig was dat dit hem of haar ingrijpend en langdurig zou belemmeren in de uitoefening van de overeengekomen werkzaamheden.
6.5.
Verder geldt dat Stantec de stelplicht en bewijslast draagt ten aanzien van de feiten en omstandigheden waaruit volgt dat [verzoekende partij] in verband met wat zij omtrent de dwaling wist of behoorde te weten, Stantec had behoren in te lichten. Stantec heeft namelijk de buitengerechtelijke vernietiging wegens dwaling ingeroepen en voert daarmee dus een bevrijdend verweer.
6.6.
Tot slot merkt de kantonrechter vooraf op dat in het algemeen wettelijk geldt dat een werkgever een sollicitant niet mag vragen welke beperkingen, chronische ziekten of handicap hij of zij mogelijk heeft, hoewel een (bestaande) beperking een sollicitant in bepaalde gevallen ongeschikt kunnen maken voor de functie.
Het beroep van Stantec op dwaling gaat niet op
6.7.
In dit geval is onvoldoende gebleken dat [verzoekende partij] bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst (per [datum] 2022) over zodanige informatie over haar gezondheid beschikte dat zij daarvan (vooraf) mededeling aan Stantec had behoren te doen. Uit niets blijkt dat [verzoekende partij] daadwerkelijk wist dat haar gezondheidstoestand zodanig was dat dit haar ingrijpend en langdurig zou belemmeren in de uitoefening van de overeengekomen werkzaamheden. Weliswaar staat vast dat [verzoekende partij] lijdt aan fybromyalgie en dat zij daarvoor een behandeltraject heeft ondergaan in het jaar voorafgaande aan haar indiensttreding bij Stantec, maar daaruit volgt niet dat [verzoekende partij] wist of hoorde te begrijpen of de ernst van haar gezondheidssituatie en de gevolgen daarvan voor de uitoefening van haar werkzaamheden in hoge mate beperkend zouden zijn en zij Stantec daarvan daarom op de hoogte had behoren te stellen. Dat [verzoekende partij] actief melding had moeten maken van haar aandoening volgt, anders dan Stantec lijkt aan te voeren, ook niet uit de rapportages van de bedrijfsarts van 20 februari en 5 april 2023. De volgende overwegingen liggen aan dit oordeel ten grondslag.
6.8.
Vooropgesteld wordt dat niet is gebleken dat [verzoekende partij] gedurende de eerste twee maanden van haar dienstverband (in november en december 2022) in onvoldoende mate heeft kunnen functioneren in haar functie van Consulent als gevolg van haar aandoening. Vast staat namelijk dat partijen wekelijks gesprekken met elkaar voerden over het functioneren van [verzoekende partij] , terwijl ook vaststaat dat er in deze periode geen verslaglegging is waaruit volgt dat sprake is van klachten over haar functioneren, althans dat het zou gaan om klachten die (objectief aantoonbaar) zouden zijn terug te voeren op haar aandoening. Uit het procesdossier blijkt slechts dat partijen met elkaar in gesprek zijn geweest over de samenwerking tussen [verzoekende partij] en mevrouw [B] (productie 13 bij akte van de zijde van [verzoekende partij] ). Tijdens het, in dat verband gevoerde, laatste gesprek op 17 januari 2023 is (met name) gesproken over de manier van communiceren die [verzoekende partij] hanteert en is gezocht naar een oplossing om het betreffende project tot een goed einde te brengen. Tijdens de zitting is naar voren gekomen dat, zoals ook blijkt uit productie 13 van de zijde van [verzoekende partij] , [verzoekende partij] en mevrouw [B] vervolgens hebben afgesproken om het project samen af te zullen (gaan) ronden. Dit alles had niets van doen met de chronische aandoening die [verzoekende partij] heeft, althans daarvan is niet gebleken. De kantonrechter leidt hieruit slechts af dat Stantec en [verzoekende partij] niet geheel op één lijn zaten over de manier van communiceren, maar dat zij daarin desalniettemin (op dat moment) wel een weg hebben kunnen vinden.
6.9.
Stantec heeft verder een aantal redenen genoemd waaruit zou volgen dat [verzoekende partij] (vooraf) had moeten inschatten dat zij vanwege haar aandoening niet geschikt zou zijn voor de functie van Consulent. Als eerste stelt Stantec (samengevat) dat [verzoekende partij] juist op locatie van een bepaald project aanwezig diende te zijn (gedurende de eerste maanden of wanneer de opdrachtgever daarom zou verzoeken), waardoor zij had kunnen weten dat zij voor deze functie niet geschikt was. Stantec heeft daarnaast (samengevat) aangevoerd dat [verzoekende partij] doordat zij een revalidatietraject heeft doorlopen, had moeten inschatten dat zij op zijn minst gedeeltelijk arbeidsongeschikt zou zijn voor de door haar te verrichten functie.
6.10.
[verzoekende partij] betwist deze standpunten van Stantec gemotiveerd. Samengevat, stelt zij het volgende. Tijdens de sollicitatieprocedure is nadrukkelijk gesproken over klanten in de buurt van haar woonplaats [woonplaats] . Als op dat moment was aangegeven dat zij ook bijvoorbeeld naar Groningen had moeten reizen, dan had zij de functie nooit aanvaard. Zij benadrukt verder dat revalidatie bij fybromyalgie er juist op is gericht om weer zoveel mogelijk te kunnen deelnemen aan alle normale dagelijkse activiteiten. In het traject lag de nadruk op hoe om te gaan met klachten en welke valkuilen te vermijden; en dit was juist gericht op het weer kunnen gaan werken na een (drukke) periode van onder meer mantelzorgtaken. Dit alles heeft er volgens haar mee te maken dat het UWV personen met fybromyalgie ook niet als arbeidsongeschikt bestempelt en ook van mening is dat gewoon gewerkt kan worden met deze aandoening. Daar komt bij dat fybromyalgie bij iedereen anders is. Het is dus ook niet gezegd dat iedereen met fybromyalgie niet kan werken. Dat blijkt ook uit productie 2 bij het verweerschrift en productie 11 van haar zijde. Door het volgen van het revalidatietraject heeft zij juist leren omgaan met haar aandoening en daarom had zij geen reden om in te schatten dat zij daardoor arbeidsongeschikt zou zijn voor de functie. Het ging namelijk in essentie niet om fysiek zwaar werk en het ging om afwisselend werk. Zij was niet arbeidsongeschikt toen zij solliciteerde bij [verzoekende partij] en heeft met het UWV (vooraf) zelfs nog overleg gehad over wat passend zou zijn in haar situatie. Zij was gelet op dit alles dus niet verplicht om Stantec over haar aandoening te informeren.
6.11.
De kantonrechter leidt uit de door partijen ingenomen standpunten af dat zij twisten over de vraag of (bijvoorbeeld) ook is aangegeven dat [verzoekende partij] mogelijk op locatie bij een opdrachtgever in Groningen zou moeten werken. Wat hier ook van zij, [verzoekende partij] heeft onweersproken gesteld dat zij gedurende de eerste maanden van haar dienstverband (met inbegrip van de periode waarin zij op advies van de bedrijfsarts nog slechts 50% werkzaam was) enkel werkzaam is geweest in de omgeving Eindhoven en Den Bosch, aldus op een afstand tot ongeveer een uur reizen vanaf haar woonplaats; daarin heeft zij geen problemen ervaren. In zoverre speelt deze reisafstand dus ook geen rol, omdat het dus een puur hypothetische situatie betreft. Dat [verzoekende partij] op enig moment daadwerkelijk naar (bijvoorbeeld) Groningen heeft moeten reizen (en dit niet wilde of niet kon), is onvoldoende gesteld of gebleken. Het enkele feit dat dit mogelijk (in theorie) aan de orde zou kunnen zijn, betekent nog niet dat op [verzoekende partij] een mededelingsplicht rustte om haar aandoening voorafgaande aan haar indiensttreding aan Stantec kenbaar te maken.
6.12.
Uit onder meer de STECR-werkwijze (productie 11 bij akte van [verzoekende partij] ) blijkt dat de beperkingen die samenhangen met fybromyalgie moeilijk zijn te generaliseren gezien het sterk wisselende karakter van de klachten in de loop van de tijd en het sterk wisselen van klachten tussen patiënten. Uit haar stellingen wordt begrepen dat [verzoekende partij] voorafgaande aan haar indiensttreding bij Stantec veel heeft gedaan om te kunnen inschatten welke (soort) werkzaamheden en/of taken zij wel of niet zou kunnen uitvoeren gelet op haar aandoening. Ter onderbouwing van haar stellingen in dit verband heeft zij onder meer een rapportage van het UWV in de procedure gebracht (productie 8 bij het verzoekschrift). Hoewel het verslag dat het UWV heeft opgesteld is opgemaakt op 4 mei 2023 (dus geruime tijd na haar indiensttreding), blijkt hieruit in voldoende mate waar [verzoekende partij] gelet op haar aandoening rekening mee behoorde te houden. Het UWV heeft daarin vermeld dat zij in haar rapportage de - op 26 augustus 2021 - door de verzekeringsarts genoemde beperkingen heeft meegenomen, die inhouden dat [verzoekende partij] rekening dient te houden met “
afwisseling in lopen, staan en zitten”en werk dat
“fysiek niet zwaar (weinig rug- en nekbelastend)”is. Uit deze verslaglegging wordt begrepen dat het UWV op verzoek van [verzoekende partij] met name inzage heeft willen geven in (een onderdeel van) het dossier van [verzoekende partij] in de periode dat zij nog niet bij [verzoekende partij] werkzaam was. Anders gezegd: het gaat hier dus niet om een deskundigenoordeel waarbij Stantec had moeten worden betrokken. Voor zover Stantec bedoelt dat geen acht dient te worden geslagen op de conclusie van de arbeidsdeskundige, omdat zij niet in de gelegenheid is gesteld om haar standpunt kenbaar te maken, kan zij in dat standpunt niet worden gevolgd.
6.13.
Het voorgaande leidt ertoe dat [verzoekende partij] op het moment dat zij op zoek ging naar een nieuwe baan, rekening diende te houden met de hiervoor door de verzekeringsarts van het UWV genoemde beperkingen. De vraag die in dat verband beantwoord moet worden, is of [verzoekende partij] uit de functiebeschrijving had moeten afleiden dat zij, gelet op de voornoemde beperkingen als gevolg van haar aandoening, ongeschikt zou zijn voor deze functie.
6.14.
Uit de functiebeschrijving “Senior Adviseur Energietransitie Oosterhout” (onderdeel van productie 7 bij het verzoekschrift), blijkt dat sprake is van een afwisselende functie. In de functieomschrijving is namelijk het volgende is benadrukt: “
Je mag werken waar en wanneer jij het beste uit jezelf kan halen, de ene dag bijvoorbeeld op één van onze kantoren in Eindhoven of Sittard en de andere dag thuis of bij de klant”. Verder is tussen partijen niet in geschil dat in deze functie geen fysiek zwaar werk behoeft te worden verricht. Gelet op de eerdere conclusie van de verzekeringsarts van het UWV, is het dus de vraag of [verzoekende partij] binnen deze functie in voldoende mate rekening zou kunnen houden of kon houden met de hiervoor genoemde afwisseling in lopen, staan en zitten. Met andere beperkingen behoefde zij naar het oordeel van de kantonrechter op dat moment geen rekening te houden. Dit betekent dat - anders dan Stantec lijkt te veronderstellen met haar verwijzingen naar de website van patiëntenvereniging Fibromyalgie en Samenleving - in algemene zin dus niet kan worden gesteld dat op [verzoekende partij] in dit geval een mededelingsplicht rustte. Daarbij weegt ook mee dat de hiervoor genoemde STECR- werkwijze zich enkel richt op de vraag hoe te handelen tijdens een dienstverband en ingeval van re-integratie. Hieruit volgt in elk geval (ook) geen aanwijzing (aan een werknemer) over de situatie en eventueel (gewenste of noodzakelijke) handelswijze voorafgaande aan indiensttreding. Van strijd met de regels van precontractuele redelijkheid en billijkheid tijdens de solliciatiefase is dan ook niet gebleken.
6.15.
De door Stantec tijdens de zitting gestelde “piekbelasting” die het werk soms vereist of de anderszins aanwezige continue werkdruk, brengt evenmin mee dat [verzoekende partij] voorafgaande aan indiensttreding had moeten weten of zich had moeten realiseren dat zij in de uitvoering van haar werkzaamheden in onvoldoende mate zou kunnen afwisselen in lopen, staan en zitten. Stantec heeft enkel gesteld dat lang reizen soms aan de orde zou kunnen zijn binnen deze functie. Daarmee heeft zij, met verwijzing naar wat daarover hiervoor al is overwogen, onvoldoende onderbouwd waaruit [verzoekende partij] had moeten begrijpen dat een dergelijke afwisseling in onvoldoende mate mogelijk zou zijn of zelf langdurige arbeidsongeschiktheid tot gevolg zou (kunnen) hebben.
6.16.
Ook uit de verslaglegging van de bedrijfsarts volgt niet dat de aard van de klachten die ertoe hebben geleid dat [verzoekende partij] zich heeft ziekgemeld, voortkomen uit haar aandoening. Tijdens de zitting heeft mevrouw [A] (net als in haar brief van 30 maart 2023) aangegeven dat zij, voorafgaande aan het spreekuur op 5 april 2023, aan de bedrijfsarts heeft gevraagd om ook een oordeel te geven over de vraag of de klachten van [verzoekende partij] zijn ingeven door fybromyalgie. De bedrijfsarts heeft in reactie daarop echter niet specifiek aangegeven dat dit het geval is. De bedrijfsarts wijst juist op de mogelijkheden de re-integratie (weer) op te starten, maar pas nadat eerst een mediation-traject is gevolgd tussen partijen. Hieruit kan enkel worden begrepen dat de bedrijfsarts op 5 april 2023 voldoende mogelijkheden zag voor werkhervatting; hieruit volgt in elk geval niet dat de bedrijfsarts ervan uitgaat dat sprake zou zijn van een structurele beperking als gevolg waarvan [verzoekende partij] de functie helemaal niet kan of heeft kunnen uitvoeren. Uit het rapport van 5 april 2023 blijkt verder ook niet dat de aard van de beperkingen als gevolg van de aandoening ruimer is dan enkel de (hiervoor genoemde) door de verzekeringsarts genoemde beperkingen. Stantec stelt weliswaar dat al deze klachten zouden zijn terug te voeren op fybromyalgie, maar dat standpunt heeft zij verder niet onderbouwd, anders dan met verwijzing naar een overzicht van alle mogelijke klachten die zich kunnen voordoen bij fybromyalgie. Daarmee is immers nog niets gezegd over welke specifieke klachten [verzoekende partij] ervaart als gevolg van haar aandoening, laat staat in hoeverre dit ook leidt tot (andere dan de hiervoor door de verzekeringsarts genoemde) beperkingen.
6.17.
[verzoekende partij] heeft daarbij bovendien gemotiveerd toegelicht dat zij is uitgevallen door klachten die gerelateerd waren aan onverklaarbare koortsaanvallen en overgangsklachten. Uit de door [verzoekende partij] tijdens de zitting gegeven toelichting en verdere onderbouwing (onder meer in productie 12 bij akte van haar zijde) volgt dat niet kan worden uitgesloten dat de door de bedrijfsarts genoemde beperkingen (“
Beperkingen in verminderd energie- capaciteit naast omgaan met deadlines en/ of complexe taakvoering naast afname concentratie/aandacht en herinneren. Zwaar tillen, bukken, heffen en dragen, staan, hurken, langdurig zitten, langdurig beeldscherm werk”),ook verband zouden kunnen houden met de door haar genoemde koortsaanvallen en overgangsklachten.
6.18.
Het enkele feit dat personen die leiden aan fybromyalgie wellicht klachten kunnen hebben die gerelateerd zijn aan de klachten als gevolg waarvan [verzoekende partij] zich ziek heeft moeten melden, betekent nog niet dat deze klachten ook aanwezig waren op het moment dat [verzoekende partij] in dienst trad, laat staan dat zij op dat moment had moeten begrijpen dat dit vervolgens gevolgen zou hebben voor het naar behoren kunnen uitvoeren van haar werkzaamheden. Hoewel de kantonrechter uit de stellingen van partijen begrijpt dat niet kan worden uitgesloten dat de genoemde koortsaanvallen en overgangsklachten van invloed zouden kunnen zijn op de aard en de ernst van de aandoening die [verzoekende partij] heeft, brengt dit geen verandering in het feit dat zij daarmee geen rekening had kunnen houden voorafgaande aan haar indiensttreding bij Stantec. Onweersproken staat namelijk vast dat [verzoekende partij] deze koortsaanvallen en overgangsklachten nog niet had toen zij in dienst trad bij Stantec.
6.19.
De conclusie is dat Stantec de arbeidsovereenkomst met [verzoekende partij] ten onrechte buitengerechtelijk heeft vernietigd wegens dwaling. Tussen partijen is rechtsgeldig een arbeidsovereenkomst tot stand gekomen. Dat betekent dat de arbeidsovereenkomst nog altijd voortduurt en [verzoekende partij] recht heeft op loon totdat haar arbeidsovereenkomst rechtsgeldig eindigt.
6.20.
De primair verzochte vernietiging van de opzegging is niet toewijsbaar, nu hiervoor is vastgesteld dat de buitengerechtelijke vernietiging geen stand kan houden. De verzochte verklaring voor recht dat Stantec de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig heeft vernietigd wegens dwaling is wel toewijsbaar. De tegenverzoeken van Stantec strekkende tot verklaring voor recht dat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig een einde heeft genomen per 13 april 2023 en de daarmee samenhangende verzochte gefixeerde schadevergoeding (van
€ 7.250,00 bruto), zullen gelet op het voorgaande worden afgewezen.
6.21.
Het verzoek om Stantec te verplichten om, zodra zij weer arbeidsgeschikt is, haar werkzaamheden te hervatten en toe te laten tot de overeengekomen werkzaamheden, tot het rechtsgeldig einde van de arbeidsovereenkomst, zal worden toegewezen zoals in de beslissing is vermeld. Voor toewijzing van de daaraan gekoppelde dwangsom ziet de kantonrechter geen aanleiding, omdat werkhervatting niet eerder aan de orde kan zijn dan na re-integratie, een en ander in beginsel niet eerder dan na (de door de bedrijfsarts op 5 april 2023 genoemde) mediation.
6.22.
Het verzoek tot betaling van het loon vanaf 13 april 2023 tot het moment dat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is geëindigd is ook toewijsbaar. Ook de daarover gevorderde wettelijke rente en wettelijke verhoging is toewijsbaar, zij het dat de kantonrechter dit matigt nu een geschil aan de niet-betaling ten grondslag heeft gelegen. Nu wordt geoordeeld dat Stantec gehouden is om het loon door te betalen, heeft [verzoekende partij] geen belang bij de verzochte verklaring voor recht dat Stantec geen grond heeft om een loonstop op te leggen. Dit verzoek zal daarom worden afgewezen.
6.23.
Gelet op het voorgaande wordt aan behandeling van het subsidiaire verzoek van [verzoekende partij] niet toegekomen. Waarom [verzoekende partij] ook als nevenverzoek (nogmaals) loondoorbetaling verzoekt, is de kantonrechter niet duidelijk. Dat nevenverzoek zal daarom worden afgewezen.
Ontslag op staande voet
6.24.
Voor het geval de kantonrechter oordeelt dat de buitengerechtelijke vernietiging wegens dwaling en het gegeven ontslag op staande voet geen stand houdt, verzoekt Stantec de arbeidsovereenkomst met [verzoekende partij] te ontbinden op de hiervoor al vermelde gronden. Uit het voorgaande volgt dat de buitengerechtelijke vernietiging wegens dwaling geen stand houdt. Dat betekent dat nu beoordeeld moet worden of sprake is geweest van een rechtsgeldig ontslag op staande voet per 13 april 2023.
6.25.
Tussen partijen is niet in geschil dat [verzoekende partij] op 13 april 2023 arbeidsongeschikt was en op dit moment nog steeds arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat sprake was, en is, van een opzegverbod, omdat [verzoekende partij] ongeschikt is tot het verrichten van haar arbeid wegens ziekte. Dat kan niet los gezien worden van de verzochte ontbinding.
6.26.
Het verzwijgen van medische klachten kan echter desondanks een dringende reden zijn voor ontslag, als de werknemer wist of had moeten begrijpen dat hij of zij vanwege die klachten ongeschikt was voor de dienstbetrekking. Uit het oordeel van de kantonrechter met betrekking tot het verzoek van [verzoekende partij] volgt dat niet is komen vast te staan dat [verzoekende partij] bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst wegens haar aandoening ongeschikt was of wist of behoorde te weten dat zij ongeschikt zou zijn voor het verrichten van de overeengekomen werkzaamheden. Dat [verzoekende partij] een mededelingsplicht heeft geschonden of anderszins verwijtbaar heeft gehandeld, kan niet worden aangenomen. Er is dus geen sprake van een dringende reden voor ontslag, zoals door Stantec daaraan in haar brief van 13 april 2023 ten grondslag heeft gelegd.
6.27.
Ten overvloede merkt de kantonrechter nog het volgende op. Partijen hebben niet gedebatteerd over de vraag of sprake is geweest van een opzegging door Stantec in strijd met de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte (hierna: Wgbh/cz). De vraag of in dit geval (ook) sprake is geweest van een opzegging in strijd met artikel 7:681 lid 1 onder c, behoeft in deze procedure – waarin [verzoekende partij] ook geen concrete stellingen inneemt – daarom niet beantwoord te worden.
Loonstop
6.28.
Uit het voorgaande volgt dat Stantec ook geen geldige reden heeft om het loon van [verzoekende partij] stop te zetten per 13 april 2023.
Het (voorwaardelijke) ontbindingsverzoek
6.29.
Dit alles betekent dat de hiervoor genoemde voorwaarde is vervuld en het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [verzoekende partij] beoordeeld moet worden. Stantec heeft ook belang bij de verzochte ontbinding, omdat de arbeidsovereenkomst nog voortduurt.
6.30.
Hiervoor is al vastgesteld dat sprake is van een opzegverbod. Een verzoek om ontbinding kan desondanks toch worden toegewezen als het verzoek geen verband houdt met omstandigheden waarop het opzegverbod betrekking heeft (de ziekte). Daarvan is in dit geval geen sprake. Tussen partijen is namelijk niet in geschil dat het opzegverbod in dit geval onverkort geldt. Het opzegverbod staat echter niet in de weg aan ontbinding van de arbeidsovereenkomst als sprake is van een dringende reden.
6.31.
Hiervoor is al geoordeeld dat niet is gebleken dan [verzoekende partij] een mededelingsplicht heeft geschonden of anderszins verwijtbaar heeft gehandeld. Voor zover Stantec meent dat het verwijtbaar handelen aan de zijde [verzoekende partij] uit iets anders zou volgen dan in het volgens Stantec verzwijgen van medische informatie, heeft zij daartoe onvoldoende gesteld. Voor zover Stantec bedoelt dat Stantec door haar houding en communicatie verwijtbaar handelt, kan zij daarin ook niet worden gevolgd. Uit wat tijdens de zitting naar voren is gekomen en productie 13 van de zijde van [verzoekende partij] blijkt namelijk dat de communicatieproblemen die er waren met mevrouw [B] , naar ieders tevredenheid zijn opgelost. In zoverre is dus geen sprake van een dringen reden die ontbinding van de arbeidsovereenkomst rechtvaardigt.
6.32.
De door Stantec gestelde verstoorde arbeidsverhouding is gebaseerd op “
de feiten en omstandigheden, zoals het verzwijgen van relevante informatie over haar chronische ziekte en de beperkingen in haar belastbaarheid, als ook de feiten en omstandigheden gelegen in haar houding en communicatie”, waardoor volgens haar (al dan niet als een combinatie van die omstandigheden) in redelijkheid niet verwacht kan worden dat zij de arbeidsovereenkomst laat voortduren. In hoeverre deze verstoring meer of iets anders betreft dan de hiervoor al besproken verwijten die Stantec maakt jegens [verzoekende partij] , heeft Stantec verder niet toegelicht. De kantonrechter komt daarom niet tot de conclusie dat de verstoring van de arbeidsverhouding dusdanig is, dat van haar niet meer kan worden gevergd deze te laten voortduren. Daarbij speelt mee dat de bedrijfsarts heeft geoordeeld dat partijen eerst met elkaar in gesprek zullen moeten gaan (door middel van mediation), alvorens de re-integratie verder kan worden vormgegeven. In zoverre mag van Stantec dan ook worden verwacht dat zij eerst (had) in(ge)zet op mediation, voordat zij concludeert dat enige vorm van samenwerken met [verzoekende partij] in redelijkheid niet meer van haar kan of mag worden verwacht.
6.33.
Dit alles leidt tot de conclusie dat het verzoek om ontbinding van de arbeidsovereenkomst verband houdt met de ziekte van [verzoekende partij] , terwijl geen sprake is van een dringende reden. Het opzegverbod staat dus aan ontbinding in de weg. Dat betekent dat het verzoek om ontbinding van de arbeidsovereenkomst zal worden afgewezen.
Buitengerechtelijke incassokosten
6.34.
[verzoekende partij] verzoekt Stantec te veroordelen in vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter zal de verzochte buitengerechtelijke incassokosten afwijzen nu [verzoekende partij] , gelet op de betwisting van Stantec, onvoldoende heeft gesteld dat buitengerechtelijke werkzaamheden zijn verricht die voor vergoeding in aanmerking behoren te komen. De enkele (algemene) stelling dat door haar gemachtigde inspanningen zijn verricht en dat daar kosten bij horen, is onvoldoende.
Voorlopige voorziening
6.35.
[verzoekende partij] heeft verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Nu in deze beschikking al een beslissing wordt gegeven op het verzoek van de [verzoekende partij] , is er geen reden meer om met toepassing van artikel 223 Rv een voorlopige voorziening te treffen. Een voorlopige voorziening op grond van dat artikel kan namelijk alleen worden getroffen voor de duur van de procedure.
De proceskosten
6.36.
De proceskosten komen, zowel wat betreft het verzoek van [verzoekende partij] als wat betreft het tegenverzoek van Stantec, voor rekening van Stantec, omdat zij ongelijk krijgt. De proceskosten worden tot vandaag als volgt vastgesteld aan de zijde van [verzoekende partij] :
Wat betreft het verzoek van [verzoekende partij] :
Griffierecht € 244,00
Salaris gemachtigde € 1.058,00
Totaal € 1.302,00
Wat betreft het tegenverzoek van Stantec:
Salaris gemachtigde € 529,00.

7.De beslissing

De kantonrechter
het verzoek
7.1.
verklaart voor recht dat Stantec de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig heeft vernietigd wegens dwaling;
7.2.
bepaalt dat Stantec verplicht is, zodra [verzoekende partij] geschikt is om haar werkzaamheden te hervatten, toe te laten tot de overeengekomen werkzaamheden c.q. toe te laten de re-integratieverplichtingen voort te zetten overeenkomstig het laatste oordeel van de bedrijfsarts, tot het moment dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen rechtsgeldig is geëindigd;
7.3.
veroordeelt Stantec om aan [verzoekende partij] haar salaris van € 4.480,46 bruto per maand te betalen vanaf 13 april 2023 tot het moment dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen rechtsgeldig geëindigd is, te vermeerderen met de wettelijke verhoging met een maximum van 20% en te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf de opeisbaarheid van het loon tot aan de dag van de gehele betaling;
7.4.
veroordeelt Stantec tot betaling van de proceskosten, die aan de zijde van [verzoekende partij] tot vandaag zijn vastgesteld op € 1.302,00;
7.5.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
7.6.
wijs af het meer of anders verzochte;
het tegenverzoek
7.7.
wijst het verzoek af;
7.8.
veroordeelt Stantec tot betaling van de proceskosten, die aan de zijde van [verzoekende partij] tot vandaag zijn vastgesteld op € 529,00.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.M.J. Godrie, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 30 augustus 2023.