ECLI:NL:RBOBR:2023:4381

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
6 september 2023
Publicatiedatum
5 september 2023
Zaaknummer
01/262899-21
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Brandstichting, diefstal en gevaarzettend rijgedrag door verdachte onder invloed van lachgas

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 6 september 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1999, die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten. De verdachte is veroordeeld voor brandstichting van een afvalbak in een park, diefstal uit een auto met braak en gevaarzettend rijgedrag onder invloed van lachgas. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 30 september 2021 opzettelijk brand heeft gesticht in een afvalbak te Oss, wat gemeen gevaar voor goederen met zich meebracht. Daarnaast heeft de verdachte op 19 september 2021 een aansteker gestolen uit een auto en is hij betrokken geweest bij een verkeersongeval op 3 augustus 2020, waarbij hij de plaats van het ongeval heeft verlaten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 150 dagen, waarvan 100 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Tevens is hem een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen opgelegd voor de duur van twee jaar. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van twee brandstichtingen bij basisscholen, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat hij deze feiten had gepleegd. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn psychische stoornissen, en heeft besloten geen tbs-maatregel op te leggen.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK OOST-BRABANT
Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummers: 01.262899.21, 01.251277.21 en 01.103162.21 (ter terechtzitting gevoegd)
Datum uitspraak: 06 september 2023
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1999,
wonende te [adres 1] .
Dit vonnis is, nadat de zaken met de parketnummers 01.251277.21 en 01.103162.21 door de politierechter op 5 september 2022 naar de meervoudige kamer zijn verwezen, op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 19 april 2023
en – na heropening van het onderzoek bij tussenvonnis van 3 mei 2023 – van 23 augustus 2023.
De rechtbank heeft op de zitting van 19 april 2023 de tegen verdachte onder de hiervoor genoemde parketnummers aanhangig gemaakte zaken gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaardingen van 10 maart 2023 (01.262899.21), 20 september 2021 (01.251277.21) en 26 juli 2021 (01.103162.21).
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
t.a.v. parketnummer 01.262899.21:
feit 1
hij op of omstreeks 30 september 2021 te Oss opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met (een) brandba(a)(re) voorwerp(en) aanwezig in een afvalbak/prullenbak staande in het park tussen het [adres 2] en de [adres 3] aldaar,
althans met een brandbare stof ten gevolge waarvan die/dat brandba(a)(re) voorwerp(en) in die afvalbak/prullenbak geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan,
en daarvan gemeen gevaar voor een in de directe nabijheid van die afvalbak staande haag, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
feit 2
hij op of omstreeks 25 september 2021 te Oss opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met (een) brandba(a)(re) voorwerpen aanwezig in een of meer tegen het pand van basisschool [basisschool 1] (gelegen aan [adres basisschool 1] aldaar) staande afvalcontainer(s)/kliko('s), althans met een brandbare stof ten gevolge waarvan die/dat brandba(a)(re) voorwerpen in die afvalcontainer(s)/kliko('s) en/of die afvalcontainer(s)/kliko('s) geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk
geval brand is ontstaan,
en daarvan gemeen gevaar voor voormeld pand van basisschool [basisschool 1] , in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
feit 3
hij op of omstreeks 29 september 2021 te Oss opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met (een) brandba(a)(re) voorwerp(en) aanwezig in een afvalcontainer/prullenbak staande in een fietsenstalling(schuurtje), in elk geval open vuur in aanraking te brengen met (een) brandba(a)r(e) voorwerp(en) aanwezig in een fietsenstalling(schuurtje), althans met een brandbare stof, welke fietsenstalling(schuurtje) was gesitueerd tegen het (losstaande) gymzaalgebouw [basisschool 2] (gelegen aan de [adres basisschool 2] aldaar), ten gevolge waarvan die/dat brandba(a)(re) voorwerp(en) aanwezig in voormelde afvalcontainer/prullenbak, in elk geval aanwezig in voormelde fietselstalling(schuurtje), geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan,
en daarvan gemeen gevaar voor die/dat fietsenstalling(schuurtje) en/of voormeld gymzaalgebouw van die [basisschool 2] en/of het pand van die [basisschool 2] , in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was.
t.a.v. parketnummer 01.103162.21
feit 1
hij, als degene die al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig betrokken was geweest bij een verkeersongeval dat had plaatsgevonden in Oss op/aan [adres 4] , op een tijdstip in of omstreeks de periode van 2 augustus 2020 tot en met 3 augustus 2020, de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te weten Gemeente Oss) letsel en/of schade was toegebracht;
feit 2 primair
hij, op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 2 augustus 2020 tot en met 3 augustus 2020 te Oss als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de wegen, [adres 4] , [adres 5] , [adres 6] , [adres 7] en/of [adres 8] , zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden door
- op/in [adres 4] tegen een lantaarnpaal aan te rijden, en/of
- (vervolgens) met hoge snelheid, althans met een hogere snelheid dan voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was, over een drempel, gelegen op/in [adres 5] te rijden, waardoor, althans mede waardoor er een vonkenregen onder het voertuig van verdachte vandaan kwam en/of het voertuig (deels) los van de grond kwam, en/of
- (vervolgens) met een hoge snelheid over de (onoverzichtelijke) kruising tussen [adres 6] met [adres 7] en/of [adres 8] te rijden en/of (daarbij) het rode stoplicht te negeren, en/of
- (vervolgens) met hoge snelheid (tussen de 81 en 92 km/u) te rijden over [adres 8] , en/of
- (vervolgens) met voornoemde hoge snelheid is gebotst tegen de achterzijde van een voor hem rijdend (politie)voertuig, waardoor, althans mede waardoor het voertuig van verdachte (vervolgens) tegen een geparkeerd voertuig (Suzuki) is aangereden,

door welke verkeersgedraging(en) van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een) ander(en) te duchten was;

subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks de periode van 2 augustus 2020 tot en met 3 augustus 2020 te Oss als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de wegen, [adres 4] , [adres 5] , [adres 6] , [adres 7] en/of [adres 8] ,
- op/in [adres 4] tegen een lantaarnpaal heeft aan gereden, en/of
- (vervolgens) met hoge snelheid, althans met een hogere snelheid dan voor een

veilig verkeer ter plaatse geboden was, over een drempel, gelegen op/in [adres 5] heeft gereden, waardoor, althans mede waardoor er een vonkenregen onder het voertuig van verdachte vandaan kwam en/of het voertuig (deels) los van de grond kwam, en/of

- (vervolgens) met een hoge snelheid over de (onoverzichtelijke) kruising tussen [adres 6] met [adres 7] en/of [adres 8] heeft gereden en/of (daarbij) het rode stoplicht heeft genegeerd, en/of
- (vervolgens) met hoge snelheid (tussen de 81 en 92 km/u) heeft gereden over [adres 8] , en/of
- (vervolgens) met voornoemde hoge snelheid is gebotst tegen de achterzijde van een voor hem rijdend (politie)voertuig, waardoor, althans mede waardoor het voertuig van verdachte (vervolgens) tegen een geparkeerd voertuig (Suzuki) is aangereden,

door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;

feit 3
hij, op of omstreeks 3 augustus 2020, te Oss, als bestuurder van een voertuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, terwijl hij verkeerde onder zodanige invloed van een stof, te weten lachgas, waarvan hij wist of redelijkerwijs moest weten, dat het gebruik daarvan - al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof - de rijvaardigheid kon verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht.
t.a.v. parketnummer 01.251277.21
hij op of omstreeks 19 september 2021 te Oss een aansteker, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaardingen geldig zijn. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
De bewijsvraag.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van alle tenlastegelegde feiten (in de zaak met parketnummer 01.103162.21 onder bewezenverklaring van feit 2 primair).
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouw van verdachte heeft vrijspraak bepleit van feit 2 en feit 3 in de zaak met parketnummer 01.262899.21 en zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank voor de overige tenlastegelegde feiten.
De bewijsbijlage.
Voor de leesbaarheid van het vonnis zijn de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen uitgewerkt in een bewijsbijlage die onderdeel uitmaakt van dit vonnis. De inhoud van die bijlage geldt als hier herhaald en ingelast.
Het oordeel van de rechtbank.
ten aanzien van parketnummer 01.262899.21, feit 2 en feit 3
Verdachte wordt verweten dat hij op 25 september 2021 brand heeft gesticht bij basisschool [basisschool 1] aan [adres basisschool 1] te Oss (feit 2) en op 29 september 2021 bij de [basisschool 2] aan de [adres basisschool 2] te Oss (feit 3).
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte in de tenlastelegging met parketnummer 01.262899.21 onder feit 2 en onder feit 3 is tenlastegelegd.
De rechtbank overweegt daartoe dat niet buiten redelijke twijfel kan worden uitgesloten dat een ander dan verdachte de betreffende branden heeft gesticht. Van belang daarbij acht de rechtbank dat uit het dossier blijkt dat er in de periode van 16 augustus 2021 tot 27 september 2021 in de gemeente Oss in totaal 13 meldingen van branden zijn geweest. Het betroffen brandstichtingen in afvalbakken, huisvuil, twee auto's en drie scholen. Tevens bleken zes branden alleen bij de brandweer te zijn gemeld en niet bij de politie. Aan een groot aantal van deze branden kan verdachte niet door de politie worden gelinkt en uit de locatiegegevens van de onderzochte telefoon van verdachte blijkt dat hij bij een aantal branden ook niet kan worden gelokaliseerd, terwijl hij deze telefoon naar eigen zeggen altijd bij zich heeft. Dat alleen al doet veronderstellen dat niet alleen verdachte verantwoordelijk gehouden kan worden voor de brandstichtingen in Oss.
Verdachte heeft de brandstichtingen op 25 en 29 september 2021 ontkend. Met de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat de aanvankelijke verklaring van de verdachte bij het onderzoek op de terechtzitting van 19 april 2023 dat hij die branden wel heeft gesticht onvoldoende betrouwbaar is om als een bekentenis aan te merken. Op die verklaring is hij immers later weer teruggekomen. Bovendien hield deze verklaring niet meer in dan de opmerking dat hij de branden had gesticht, maar wist hij bij doorvragen geen enkel concreet antwoord te geven om die verklaring te verduidelijken.
Uit het dossier blijkt weliswaar dat verdachte op 25 september 2021 kort voor het tijdstip van de brand bij Basisschool [basisschool 1] (feit 2) met zijn telefoon in de buurt van die basisschool is geweest, maar terecht heeft de raadsvrouw van verdachte er op gewezen dat meerdere getuigen verklaren dat zij omstreeks het tijdstip van de brand op 25 september 2021 verschillende personen, niet specifiek verdachte, in de nabijheid van [basisschool 1] hebben waargenomen. Sommigen van die personen vertoonden verdacht gedrag. De identiteit van deze personen is niet vastgesteld.
Op een hek van de [basisschool 2] (feit 3), in de nabijheid waarvan op 29 september 2021 brand is gesticht, is DNA-materiaal aangetroffen. Onderzoek heeft uitgewezen dat dit DNA-materiaal onder meer een match oplevert met het DNA van verdachte. Dit levert naar het oordeel van de rechtbank echter nog geen bewijs op voor het ten laste gelegde nu niet vaststaat op welk tijdstip en op welke wijze dat DNA-materiaal op het hek terecht is gekomen en bovendien de plaats van de brandstichting ook kan worden bereikt op andere wijze dan via het hek. Verdachte verklaart dat hij op 29 september 2021 ’s nachts in de buurt is geweest van de [basisschool 2] , maar dat hij toen van een cafetaria kwam die tot 02.00 uur geopend was en daarna bij de school, waar toen een brand woedde, de door hem gekochte etenswaren heeft genuttigd. Deze verklaring van verdachte acht de rechtbank niet op voorhand onaannemelijk. Verdachte heeft consequent verklaard dat hij rond dat tijdstip bij de cafetaria is geweest en uit nader onderzoek van de raadsvrouw is gebleken dat die cafeteria inderdaad tot 02.00 uur geopend is geweest. Deze verklaring is bovendien niet door bewijsmiddelen weerlegd en past evengoed bij de telefoongegevens en het feit dat hij die nacht niet in het [crisisopvang 1] was als bij het scenario dat hij de brand gesticht heeft.
Ander bewijs voor betrokkenheid bij de brandstichtingen zoals onder feit 2 en feit 3 ten laste gelegd ontbreekt. Het feit dat verdachte wel voor een latere brandstichting wordt veroordeeld (zie hierna bij de bespreking van feit 1) en het gegeven dat verdachte een fascinatie heeft voor vuur, kan het vermoeden staven dat hij met de schoolbranden te maken heeft, maar is onvoldoende om het gebrek aan bewijs voor betrokkenheid bij die brandstichtingen te compenseren. Daarbij komt dat die fascinatie ook past bij het scenario dat verdachte als toeschouwer van de branden heeft ‘genoten’.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat verdachte weliswaar op enigerlei wijze in verband kan worden gebracht met deze brandstichtingen, maar dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte de brandstichtingen heeft gepleegd. Verdachte behoort dan ook van deze tenlastegelegde feiten te worden vrijgesproken.
ten aanzien van parketnummer 01.262899.21, feit 1
De rechtbank acht dit feit op grond van de in de bewijsbijlage uitgeschreven bewijsmiddelen bewezen. Naar het oordeel van de rechtbank volgt het daderschap van verdachte bij deze brandstichting evident en zonder enige vorm van twijfel uit de in die bewijsmiddelen uitgeschreven redengevende feiten en omstandigheden. De kale ontkenning van verdachte wordt afdoende weerlegd door de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen. De bewezenverklaring behoeft, mede in het licht van het standpunt van de raadsvrouw van verdachte te dier zake (referte), dan ook geen nadere bespreking.
ten aanzien van parketnummers 01.251277.21 en 01.103162.21 (feit 1, feit 2 primair en feit 3)
De rechtbank acht al deze feiten bewezen. De rechtbank volstaat dienaangaande in de bewijsbijlage met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte het bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend en er geen vrijspraak is bepleit.
De bewezenverklaring.
De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de
hierna in de bijlage uitgewerkte bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen,
dat verdachte:
t.a.v. parketnummer 01.262899.21
feit 1
op 30 september 2021 te Oss opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met brandbare voorwerpen aanwezig in een afvalbak staande in het park tussen het [adres 2] en de [adres 3] aldaar, ten gevolge waarvan die brandbare voorwerpen in die afvalbak geheel of gedeeltelijk zijn verbrand, en daarvan gemeen gevaar voor een in de directe nabijheid van die afvalbak staande haag te duchten was;
t.a.v. parketnummer 01.103162.21
feit 1:
als degene die als bestuurder van een motorrijtuig betrokken was geweest bij een verkeersongeval dat had plaatsgevonden in Oss op [adres 4] , op 3 augustus 2020, de voornoemde plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist aan een ander (te weten Gemeente Oss) schade was toegebracht;
feit 2 primair
op 3 augustus 2020 te Oss als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de wegen, [adres 4] , [adres 5] , [adres 6] , [adres 7] en [adres 8] , zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden door
- op [adres 4] tegen een lantaarnpaal aan te rijden, en
- vervolgens met hoge snelheid over een drempel, gelegen op [adres 5] te rijden,
waardoor er een vonkenregen onder het voertuig van verdachte vandaan kwam en het
voertuig deels los van de grond kwam, en
- vervolgens met een hoge snelheid over de onoverzichtelijke kruising tussen [adres 6]
[adres 6] met [adres 7] en [adres 8] te rijden en daarbij het rode
stoplicht te negeren, en
- vervolgens met hoge snelheid (tussen de 81 en 92 km/u) te rijden over [adres 8] , en
- vervolgens met hoge snelheid is gebotst tegen de achterzijde van een voor hem rijdend
politievoertuig, waardoor het voertuig van verdachte vervolgens tegen een geparkeerd
voertuig (Suzuki) is aangereden,
door welke verkeersgedragingen van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten was;
feit 3
op 3 augustus 2020 te Oss, als bestuurder van een voertuig (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, terwijl hij verkeerde onder zodanige invloed van een stof, te weten lachgas, waarvan hij wist dat het gebruik daarvan - al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof - de rijvaardigheid kon verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht;
t.a.v. parketnummer 01-251277-21
op 19 september 2021 te Oss een aansteker, toebehorende aan [naam] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
De strafbaarheid van de feiten.
Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
De op te leggen straf.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gepersisteerd bij haar ter zitting van 19 april 2023 gevorderde eis, inhoudende:
- een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met aftrek van voorarrest;
- de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege;
- een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel (GVM) overeenkomstig
artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht na beëindiging van de TBS-periode
(inhoudende dat verdachte deelneemt aan een ambulante behandeling en/of een ambulant
begeleidingsprogramma);
-de gevangenneming van verdachte bij uitspraak.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouw van verdachte heeft ter zitting van 23 augustus 2023 op gronden als verwoord in haar schriftelijke pleitnota een gevangenisstraf overeenkomstig de duur
van het ondergane voorarrest bepleit met eventueel daarbij een voorwaardelijke strafdeel.
Zij heeft zich tegen de oplegging van een tbs-maatregel en de gevorderde gevangenneming verzet. De raadsvrouw heeft zich voor wat betreft de eventuele oplegging van een rijontzegging gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank.
algemeen
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende ten nadele van verdachte in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een brandstichting van een afvalbak in een park,
diefstal uit een auto met braak en uiterst gevaarzettend rijgedrag waarbij hij tegen een lantaarnpaal en een politieauto is gereden en vervolgens is doorgereden, dit terwijl hij verkeerde onder invloed van lachgas.
Brandstichting is in zijn algemeenheid een uiterst gevaarzettend delict met een onvoorspelbaar karakter en brengt onrust, overlast en materiële schade met zich.
Diefstallen veroorzaken overlast en schade. Nu er sprake is van een autokraak is er ook feitelijk materiële schade veroorzaakt. Uit verdachtes handelen spreekt minachting door andermans eigendom.
Verdachte verkeerde tijdens de verkeersdelicten onder invloed van lachgas, waarvan hij
de negatieve werking op zijn rijvaardigheid en rijgedrag moest begrijpen. Dat heeft hem
er echter niet van weerhouden om als bestuurder van een auto op te treden, met als gevolg
zeer gevaarlijk rijgedrag waardoor in potentie slachtoffers hadden kunnen vallen. Dat het afkeurenswaardige verkeersgedrag van verdachte enkel tot materiële schade heeft geleid
is een gelukkige bijkomstigheid die niet aan het handelen van verdachte te danken is geweest.
De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij zich niets van al deze negatieve gevolgen
heeft aangetrokken.
oplegging tbs-maatregel?
In de aanloop naar het onderzoek ter terechtzitting van 19 april 2023 zijn diverse gedrags- deskundige rapportages en een reclasseringsadvies over de mogelijkheid van het opleggen van een tbs-maatregel met voorwaarden opgesteld. Op genoemde zitting heeft de rapporterend psycholoog mw. [psycholoog] ook als deskundige een toelichting gegeven.
In het tussenvonnis van 3 mei 2023 zijn de conclusies van de diverse rapporteurs en het standpunt van deskundige [psycholoog] samengevat weergegeven. In de kern komt het er op neer dat bij verdachte sprake is van diverse stoornissen, te weten: een autisme spectrum stoornis, een licht verstandelijke beperking, een milde neurocognitieve stoornis en een stoornis in gebruik van lachgas. De meervoudige pathologie van verdachte is onomkeerbaar en blijvend. Psycholoog [psycholoog] opteert in haar rapport en als deskundige ter terechtzitting van 19 april 2023 uitdrukkelijk voor een tbs met dwangverpleging. Volgens haar is een tbs met voorwaarden niet haalbaar, omdat verdachte gezien zijn pathologie niet in staat is zich te houden aan voorwaarden. Dit laatste volgt ook uit het negatieve advies van de reclassering over het opleggen van een tbs met voorwaarden.
De rechtbank heeft bij tussenvonnis van 3 mei 2023 het onderzoek heropend, omdat de rechtbank nader onderzoek naar alternatieven voor de tbs-maatregel noodzakelijk achtte.
De rechtbank kwam hiertoe mede tegen de achtergrond van haar in het tussenvonnis
geformuleerde (voorlopige) bewijsbeslissingen, waaronder vrijspraken van de twee
zwaarste beschuldigingen waarvoor een tbs-maatregel opgelegd zou kunnen worden
(twee brandstichtingen). Bovendien zou volgens de verdediging een opname van verdachte in [crisisopvang 2] tot de mogelijkheden behoren. De reclassering, psychiater [psychiater] en psycholoog [psycholoog] werd opgedragen deze nieuwe informatie in een nader advies over de meest geschikte afdoeningsmodaliteit en eventuele alternatieven voor een tbs-maategel te betrekken.
Uit het samenstel van aanvullende adviezen van de reclassering van 8 juni 2023 en 17 juli 2023 en een emailbericht van reclasseringswerker [reclasseringsmedewerker] d.d. 21 augustus 2023 volgt dat vanwege een gebrek aan motivatie en medewerking van verdachte een opname bij [crisisopvang 2] of een soortgelijke behandelinstelling niet tot de mogelijkheden behoort. De reclassering adviseert een klinische opname of dwangverpleging
Psychiater dr. [psychiater] heeft op 10 augustus 2023 een nader rapport omtrent de persoon van verdachte uitgebracht. Volgens de psychiater is bij verdachte sprake van de hiervoor reeds benoemde stoornissen en die stoornissen hebben zijn handelen ten tijde van de verweten feiten ook beïnvloed. Het handelen lijkt met name gerelateerd aan roekeloos gedrag en emotie disregulatie. Er is geen duidelijk sprake van pyromanie. De psychiater adviseert om verdachte de feiten in verminderde mate toe te rekenen. De rapporteur schat het recidiverisico in als matig tot hoog. Volgens rapporteur is een tbs-maatregel met dwangverpleging eigenlijk de enige reële mogelijkheid om een mogelijke recidive te voorkomen. Tegelijkertijd stelt de deskundige dat een tbs-plaatsing waarschijnlijk niet tot langdurige gedragsverandering zal leiden, gezien de blijvende problematiek. De rapporteur adviseert met enige terughoudendheid de oplegging van een (gemaximeerde)
tbs-maatregel met dwangverpleging, waarbij hij zich afvraagt of dit wel proportioneel is. Ter terechtzitting van 23 augustus van 2023 heeft de deskundige zijn eerdere bevindingen, conclusies en advies herhaald. De deskundige komt op genoemde zitting (letterlijk) ‘schoorvoetend tot het advies van tbs met dwangverpleging uit het oogpunt van beperking van recidive’. Hij verwacht echter geen verandering van het ziektebeeld en denkt dat een tbs met dwangverpleging niet zoveel zin zal hebben en uiteindelijk op een time-out zal uitdraaien. Hooguit zou de in de kliniek aangeboden psycho-educatie met het oog op de autisme spectrum stoornis enige toegevoegde waarde kunnen hebben.
GZ-psycholoog mevrouw [psycholoog] heeft op 15 augustus 2023 een nader rapport over de persoon van verdachte uitgebracht. De psycholoog bevestigt de bevindingen en conclusies van psychiater [psychiater] voor wat betreft de aanwezige stoornissen, de doorwerking ervan
op het handelen van verdachte ten tijde van de verweten feiten en zijn verminderde toerekenbaarheid. Volgens de rapporteur is er geen sprake van pyromanie. Verdachte is weliswaar gefascineerd door brand, vuur en rook, maar hij lijkt brand te stichten vanuit gevoelens van boosheid, wrok en wraak. Dit wijst volgens de deskundige niet op pyromanie, omdat het stichten van brand om uitdrukking te geven aan woede of wraak deze diagnose uitsluit. De rapporteur schat de kans op herhaling van brandstichting/gevaarlijk gedrag als hoog in en acht een klinische behandeling geïndiceerd om het risico op recidive te verminderen. De rapporteur adviseert, gezien de ernst van de pathologie, het hoge recidiverisico en het gevaar voor anderen, de oplegging van een tbs-maatregel met dwangverpleging. De rapporteur is met name bevreesd voor recidive indien de huidige beschermende setting - in de ouderlijke woning met ouders die verdachte in ieder opzicht welwillend tegemoet komen om bij voorbaat mogelijke frustraties bij hem te voorkomen - wegvalt. Een tbs met voorwaarden is niet haalbaar, omdat verdachte gezien zijn pathologie niet in staat is zich te houden aan voorwaarden. De deskundige heeft ter zitting van 23 augustus 2023 gepersisteerd bij haar bevindingen, conclusies en advies. Zij heeft hierbij
met name de in de kliniek aangeboden psycho-educatie met het oog op de autisme spectrum stoornis als zinvol geacht.
De discussie spitst zich in de kern toe op de vraag of aan verdachte al dan niet tbs met dwangverpleging dient te worden opgelegd. Immers, gezien de meervoudige, hardnekkige pathologie is verdachte niet in staat om zich aan voorwaarden te houden. Daarmee is de
weg naar een tbs met voorwaarden bij voorbaat afgesloten.
De rechtbank overweegt allereerst dat de tbs maatregel een zeer ingrijpende
vrijheidsbenemende maatregel betreft, die niet te lichtvaardig dient te worden opgelegd.
De rechtbank is tot meerdere bewezenverklaringen gekomen, waarvan twee feiten misdrijven betreffen waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier
jaar of meer is gesteld (brandstichting en diefstal met braak). Bovendien bestond bij verdachte tijdens het begaan van deze feiten een ziekelijke stoornis. Op grond daarvan rechtvaardigen beide feiten in beginsel de oplegging van de tbs-maatregel.
De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden, is of de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen de oplegging van de tbs-maatregel
eist(artikel 37a lid 1 Sr.). Hierbij dient, naast de overige adviezen en rapporten over de persoonlijkheid van verdachte, ook de
ernstvan het begane feit of de veelvuldigheid van voorafgegane veroordelingen wegens misdrijf te worden betrokken (artikel 37a lid 5 Sr.).
De rechtbank overweegt dat de bewezenverklaring een diefstal van een aansteker door het inslaan van een autoruit en een brandstichting van een afvalbak in een park betreft, hetgeen een relatief lichte vorm van brandstichting is, en dat de gedragsdeskundigen geen pyromanie bij verdachte hebben vastgesteld. Voorts volgt uit het uittreksel justitiële documentatie van verdachte dat er sprake is van een beperkt strafblad met enkel veroordelingen vanwege andersoortige en naar hun aard relatief lichte delicten.
Naar het oordeel van de rechtbank rechtvaardigen de relatief geringe ernst van de indexdelicten, het niet relevante strafblad, de vastgestelde pathologie, waarbij geen sprake is van pyromanie, het gebrek aan een succesvol behandelperspectief gezien de niet behandelbare pathologie, het ontbreken van een alternatief ter beperking van recidive en de enkele vrees voor recidive indien verdachte uit de huidige beschermende ouderlijke setting zou geraken, niet de oplegging van een tbs met dwangverpleging. De rechtbank acht de oplegging van deze maatregel bij de geschetste stand van zaken niet passend of geboden (noodzakelijk). De maatregel zou feitelijk neerkomen op een vrijheidsbeneming van vier jaar voor een in ernst beperkte diefstal uit een auto en de brandstichting van een afvalbak in een park (
hetgeen de rechtbank niet passend acht)terwijl verdachte zich in het verleden en sinds de opheffing van de voorlopige hechtenis op 18 november 2021 – voor zover bekend –
niet schuldig heeft gemaakt aan soortgelijk feiten en dááruit in elk geval geen reëel recidivegevaar kan worden afgeleid (
zodat de tbs-maatregel ook niet geboden is).
Vorenstaande leidt ertoe dat de rechtbank geen tbs met dwangverpleging zal opleggen.
gedragsbeïnvloedende maatregel?
Nu aan verdachte geen tbs-maatregel wordt opgelegd en hij niet wordt veroordeeld wegens een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar oplevert voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen en waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld, komt deze maatregel niet voor oplegging in aanmerking.
gevangenisstraf en rijontzegging
Bij de hoogte van de op te leggen straf weegt de rechtbank in het voordeel van verdachte mee dat uit de hiervoor genoemde rapporten van de gedragsdeskundigen blijkt dat de door hem gepleegde strafbare feiten slechts in verminderde mate aan hem kunnen worden toegerekend. De rechtbank maakt deze conclusie en de gronden waarop dit is gebaseerd
tot de hare en neemt deze over.
Ook houdt de rechtbank in matigende zin er rekening mee dat sinds het tijdstip waarop de door verdachte gepleegde strafbare feiten hebben plaatsgehad geruime tijd is verstreken en dat er sprake is van een relatief lichte vorm van brandstichting.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank acht geslagen op de bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van 150 dagen. De rechtbank zal deze straf voor 100 dagen voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
De rechtbank zal hierbij geen bijzondere voorwaarden opleggen , omdat - zoals hiervoor reeds besproken - verdachte door zijn pathologie niet in staat wordt geacht om zich aan voorwaarden te houden.
De rechtbank acht verder voor de bewezenverklaarde verkeersdelicten een rijontzegging voor de duur van twee jaar op zijn plaats.
De rechtbank komt tot een lichtere straf(modaliteit) dan door de officier van justitie gevorderd, omdat de rechtbank in afwijking van het standpunt van de officier van justitie verdachte zal vrijspreken van de twee zwaarste beschuldigingen en de rechtbank verder
van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst en aard van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
gevangenneming?
Gelet op het voorgaande wijst de rechtbank de door de officier van justitie gevorderde gevangenneming af.
De vordering van de benadeelde partij [naam] .(01.251277.21)
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft de gehele toewijzing van de vordering met toekenning van de wettelijke rente en toepassing van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling.
De rechtbank acht de vordering in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het strafbare feit (19 september 2021) tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoer-legging nog te maken kosten.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het strafbare feit (19 september 2021) tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 63, 157 en 311 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5a, 7, 8, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
DE UITSPRAAK
De rechtbank
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte in de zaak met parketnummer 01.262899.21 onder feit 2 en feit 3 is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 01.262899.21 onder feit 1, het in de zaak met parketnummer 01.251277.21 en het in de zaak met parketnummer 01.103162.21 onder feit 1, feit 2 primair en feit 3 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
t.a.v. parketnummer 01.262899.21 feit 1:
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is
t.a.v. parketnummer 01.103162.21
onder feit 1:
overtreding van artikel 7, eerste lid, onder a van de Wegenverkeerswet 1994
onder feit 2 primair:
overtreding van artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994
onder feit 3:
overtreding van artikel 8, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994
t.a.v. parketnummer 01.103162.21:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.

Legt op de volgende straffen en maatregel.

t.a.v. 01-262899-21 feit 1, 01-103162-21 feit 1, feit 2 primair, feit 3, 01-251277-21:
Een gevangenisstrafvoor de duur van 150 dagen met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht waarvan 100 dagen voorwaardelijk en een proeftijd van 2 jaren.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
t.a.v. 01-103162-21 feit 1, feit 2 primair, feit 3:
Een ontzeggingvan de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 2 jaren met aftrek overeenkomstig artikel 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
t.a.v. 01-251277-21 feit 1:
Wijst toede vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [naam] , van een bedrag van 75,00 euro, bestaande uit materiële schade. De materiële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 september 2021 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Legtaan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [naam] , van een bedrag van 75,00 euro. Bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 1 dag. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op. Voormeld bedrag bestaat uit materiële schade. De materiële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 september 2021 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C.A. Mandemakers, voorzitter,
mr. M.E. Bartels en mr. P.T. Heblij, leden,
in tegenwoordigheid van D.A. Koopmans, griffier,
en is uitgesproken op 06 september 2023.