8.2De rechtbank stelt voorop dat de burgemeester bij het opstellen van zijn beleid al rekening heeft gehouden met de elementen van geschiktheid, noodzakelijkheid en evenwichtigheid door in de Uitvoeringsregels een stappenplan op te nemen op grond waarvan bij aanhoudende overtredingen een zwaarder handhavingsmiddel wordt toegepast. Dat neemt echter niet weg dat bij ieder besluit ook maatwerk dient te worden toegepast.
-
Noodzaak en geschiktheid van de sluiting
9 De rechtbank is van oordeel dat de sluiting van een horecabedrijf een geschikt middel is om de geconstateerde overtreding van de openingstijden te beëindigen en herhaling te voorkomen. Door de sluiting wordt het begaan van die overtreding immers onmogelijk gemaakt. Daar komt bij dat de eerder opgelegde last onder dwangsom voor overtreding van openingstijden niet het beoogde effect heeft gehad, zodat een ander middel in beeld kwam. Ook is de rechtbank van oordeel dat sluiting van het horecabedrijf in dit geval noodzakelijk is. De burgemeester heeft er terecht op gewezen dat sprake is van een negatief gedragspatroon van eiseres en dat hij eiseres herhaaldelijk heeft gewaarschuwd dat zij de voor haar geldende voorschriften moet naleven. Ondanks die waarschuwingen, de bestuurlijke boete en lasten onder dwangsom die bij besluiten van 19 november 2021 en 12 februari 2022 aan eiseres zijn opgelegd, heeft eiseres opnieuw een overtreding begaan. De burgemeester heeft de sluiting dan ook noodzakelijk mogen vinden en hoefde niet met een ander, minder ingrijpend, middel te volstaan. In dit oordeel ligt besloten dat de rechtbank eiseres niet volgt in de stelling dat de eerdere overtredingen, waarvoor waarschuwingen, lasten onder dwangsom en een bestuurlijke boete zijn opgelegd, slechts een administratief karakter hebben en daardoor niet bij de beoordeling van de noodzakelijkheid van de sluiting kunnen worden betrokken.
10 De stelling van eiseres dat er gelet op het tijdsverloop tussen de constatering van de overtreding op 26 maart 2022 en het besluit tot sluiting van 21 juli 2022 sprake is van een verminderde noodzaak tot sluiting, volgt de rechtbank niet. Het tijdsverloop is niet zo lang dat een sluiting geen doel meer zou dienen. Bovendien wijst de burgemeester er terecht op dat het tijdsverloop ook te maken heeft met de tijd die het kost de besluitvorming zorgvuldig voor te bereiden door het voornemen tot sluiting, de gelegenheid die aan eiseres is geboden om daar haar zienswijze op te geven en de voorbereiding van het uiteindelijke besluit tot sluiting.
-
Evenwichtigheid van de sluiting
11 Tot slot is de rechtbank van oordeel dat sluiting van het horecabedrijf voor twee weken ook evenwichtig is. In tegenstelling tot wat eiseres vindt, kan haar een verwijt worden gemaakt van de overtreding. Dat er in die periode onduidelijkheid zou hebben bestaan bij eiseres, haar medewerkers en bezoekers over de geldende sluitingstijden, neemt niet weg dat van eiseres, als horecaondernemer, mag worden verwacht dat zij weet welke regels voor haar gelden. Het is dus aan eiseres als exploitant van het horecabedrijf om zich daarvan te vergewissen en haar medewerkers en bezoekers daarover te informeren. Niet gesteld of gebleken is dat eiseres daartoe inspanningen heeft verricht. Zo blijkt uit het rapport van de politie dat de portier desgevraagd heeft aangegeven dat hij dacht dat de sluitingstijd ergens tussen 02.00 uur en 03.00 uur lag. Tot slot heeft de burgemeester zich op het standpunt kunnen stellen dat het hier gaat om een tijdelijke sluiting van twee weken en dat eiseres daar weliswaar (financiële) gevolgen van heeft ondervonden, maar dat is niet gebleken dat deze gevolgen dusdanig onevenredig waren dat van sluiting had moeten worden afgezien. Hierbij betrekt de rechtbank dat eiseres slechts in algemene bewoordingen heeft gesteld dat zij (financiële) schade heeft geleden als gevolg van de sluiting, zonder deze stelling te onderbouwen met concrete, objectieve en verifieerbare gegevens.
12 Omdat de sluiting geschikt, noodzakelijk en evenwichtig was, is de besluitvorming niet in strijd is met het evenredigheidsbeginsel van artikel 3:4, tweede lid, van de Awb. De nadelige gevolgen van de sluiting zijn daarom niet onevenredig in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen. Deze beroepsgrond slaagt evenmin.