ECLI:NL:RBOBR:2023:4321

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
7 september 2023
Publicatiedatum
1 september 2023
Zaaknummer
20/1447
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van projectplan waterschap wegens onjuiste inschatting afwaterend gebied

In deze zaak heeft de rechtbank Oost-Brabant op 7 september 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een melkveehouderij, en het Dagelijks Bestuur van waterschap Aa en Maas. Eiseres had beroep ingesteld tegen het besluit van het waterschap van 14 april 2020, waarin het projectplan voor de afwatering in het gebied werd vastgesteld. De rechtbank concludeert dat het waterschap bij de vaststelling van het projectplan is uitgegaan van een verkeerde inschatting van de omvang van het afwaterende gebied. Dit heeft geleid tot de vernietiging van het projectplan voor zover het niet voorziet in meer maatregelen bij de percelen van eiseres. De rechtbank oordeelt dat het waterschap onvoldoende informatie heeft verzameld en geeft aanwijzingen voor het verzamelen van relevante gegevens voor een nieuw besluit. De rechtbank heeft het waterschap twaalf maanden de tijd gegeven om een nieuw besluit te nemen, waarbij het waterschap eiseres moet betrekken. Tevens is het waterschap veroordeeld tot terugbetaling van griffierecht en vergoeding van proceskosten aan eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 20/1447

uitspraak van de meervoudige kamer van 7 september 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , te [vestigingsplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. N.M.C.H. Crooijmans),
en

het Dagelijks Bestuur van het waterschap Aa en Maas, waterschap

(gemachtigden: mr. ing. E.H.J. van Laarhoven en ing. J. Jansen).

Inleiding

1.1
Deze zaak gaat over het beroep van eiseres tegen het besluit van 14 april 2020 van het waterschap tot vaststelling van het projectplan Deelgebied Molenbroekseloop en Peelse Loop (het projectplan).
1.2
De zaak is behandeld op de zitting van 15 september 2020. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Het waterschap heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.
1.3
De zaak is vervolgens aangehouden om partijen de gelegenheid te geven om in overleg te gaan. Om dit overleg te bevorderen is ook de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak (StAB) ingeschakeld. De StAB heeft op 22 september 2022 beschreven hoe het overleg is verlopen, heeft hierbij een beschrijving van feiten gegeven en heeft aangegeven dat het helaas niet is gelukt om tot een voor beide partijen bevredigende uitkomst te komen. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld om hierop te reageren en hebben hiervan gebruik gemaakt.
1.4
Desgevraagd heeft geen van de partijen binnen de daartoe gestelde termijn aangegeven prijs te stellen op een tweede zitting en heeft de rechtbank het onderzoek gesloten met toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Beoordeling

Inleiding
2. Hieronder zet de rechtbank eerst de feiten op een rij. Daarna behandelt de rechtbank de beroepsgronden. Hierbij worden het verslag van de StAB en de daarop gegeven reacties betrokken.
Feiten
3. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten:
 De afwatering aan de noordzijde van Gemert vindt voor een belangrijk deel plaats via de Peelse Loop en Molenbroekse Loop. De Molenbroekse Loop voert water van de overstorten van Gemert af. Dit wordt afgevoerd naar de Peelse Loop. De Peelse Loop wordt gevoed door onder meer waterloop 251029 en watergang 03834, die in westelijke richting op de Peelse Loop afwateren. De peilen in de Peelse Loop liggen tussen de 14,5 en 15 m +NAP.
 Ten zuiden van Gemert vindt de afwatering van overstortwater en lage en hoge delen ten zuiden van de Mortel plaats via onder meer waterloop 253022.
 Eiseres exploiteert een melkveehouderij aan de [adres] te [vestigingsplaats] op de percelen kadastraal bekend gemeente Gemert, [nummers] . De percelen van eisers worden aan de westkant doorkruist door waterloop 253022. Net buiten het perceel van eisers bevindt zich stuw 253BH. Stroomopwaarts van stuw 253BH stroomt water uit de Zandstraatse loop in watergang 253022.
 Het projectplan ziet op de realisatie van het Gewenste Grond- en Oppervlaktewater Regime (hierna: GGOR) in het stroomgebied van de Goorloop, Snelle Loop en Peelse Loop en is een uitwerking van de GGOR-visie Goorloop, Snelle Loop en Peelse Loop. In het projectplan worden meerdere maatregelen uitgewerkt. In de waterloop 253022 is een kleine stuw aanwezig (253BH). In het projectplan wordt stuw 253BH verbreed (althans, de klep wordt breder gemaakt en de betonconstructie en stuw blijven behouden)..
Behandeling beroepsgronden
4.1
Eiseres betreurt dat het waterschap niet in overleg is getreden voor de vaststelling van het projectplan. Het projectplan is in zoverre niet met de vereiste zorgvuldigheid tot stand gekomen.
4.2
Het waterschap heeft zich op het standpunt gesteld dat in de aanloop naar het vaststellen van het projectplan intensief contact is gezocht met de belanghebbenden. Het voorafgaande traject van GGOR is volgens het waterschap bij uitstek een traject waarin belanghebbenden, onder wie eiseres, intensief betrokken zijn.
4.3
De rechtbank ziet in deze meer algemene beroepsgrond geen aanleiding voor het oordeel dat het projectplan onrechtmatig is. De procedure tot vaststelling van het projectplan is juist doorlopen. Er heeft overleg plaatsgevonden waarbij concrete maatregelen zijn besproken. Bovendien is nadien nog meermalen overlegd (zowel na de vaststelling als na de zitting). Deze beroepsgrond slaagt niet.
5.1
Eiseres denkt dat het waterschap de omvang van het afwaterende watersysteem heeft onderschat. Zij wijst er op dat het stedelijk gebied ook afwatert op de watergang en de watergang bij de percelen van eiseres en ook bij stuw 253BH en dat er meer water moet worden afgevoerd dan waarvan het waterschap is uitgegaan bij de vaststelling van het projectplan. Eiseres heeft verder aangevoerd dat in het plan geen enkele onderbouwing is geleverd voor de capaciteit van stuw 253BH in relatie tot het gebied boven- en onderstrooms, terwijl dat relevant is voor de beoordeling van de stuw. Eiseres heeft in de zienswijze aangegeven dat zij ervan uitgaat dat voor de stuw berekeningen zijn gemaakt en dat aan de hand van de berekeningen een bepaalde maat voor de stuw tot stand komt. Eiseres heeft zeer snel wateroverlast aangezien de huidige stuw onvoldoende capaciteit heeft en daardoor feitelijk iedere drooglegging ontbreekt. Zij onderbouwt dit met een rapport van Aveco De Bondt uit 2017 waarin modelmatig is getoetst wat de invloed was van de stuw 253BH tijdens de wateroverlast in het voorjaar van 2016. Hierin wordt aangegeven dat alleen aanpassing van stuw 235BH onvoldoende is en dat de daarachter gelegen duiker ook moet worden aangepast.
5.2
Het waterschap denkt bij de vaststelling van het projectplan wel te zijn uitgegaan van het juiste afwaterende gebied. Afhankelijk van de uit te voeren maatregelen kàn een beoordeling van het afwaterend gebied aan de orde zijn, maar dat is niet bij ieder projectplan het geval.
Het waterschap heeft bevestigd dat voor het bepalen van de breedte van de stuw géén modelmatige berekening is gemaakt omdat daarbij vele aannames moeten worden gedaan. De uitkomsten sluiten dan niet altijd aan bij de werkelijke situatie in het veld. Het waterschap is van de eigen ervaring en expertise uitgegaan. Hierbij heeft het waterschap de breedte van de bodem als uitgangspunt genomen omdat de stuw dan geen remmende werking meer heeft. Verder is de stuw verbreed en is een benedenstroomse stuw geautomatiseerd. Het waterschap merkt daarbij op dat de streefpeilen niet wijzigen en er dus géén nadelige effecten voor eiseres te verwachten zijn. Het waterschap neemt hierbij aan dat het watersysteem ter hoogte van de percelen van eiseres voldoet aan artikel 2.3 van Verordening water Noord-Brabant (thans: artikel 4.4 van de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant, verder IOV)) . De verbreding van de stuw is louter een optimalisatie in het belang van eiseres. Dat er geen hydrologische berekeningen ten grondslag liggen aan de gekozen breedte, betekent niet dat de belangen van eiseres geschaad zijn.
5.3
In het twee jaar durende overleg met de StAB zijn tal van oplossingsrichtingen verkend. Hierbij heeft eiseres aangegeven zich niet te willen verzetten tegen de verbreding van stuw 253BH maar dat hiernaast aanvullende maatregelen noodzakelijk zijn. Uiteindelijk hebben partijen op 30 mei 2022 afgesproken dat op een andere locatie bij de duiker onder de Broekstraat door, tussen de watergang bij de percelen van eiseres en de buffervijver bij de N272, een extra tijdelijke stuw zou worden geplaatst. Het doel van deze stuw zou zijn om de doorstroom naar de watergangen bij eiseres af te knijpen en het effect hiervan te monitoren. Dit gebeurde mede op suggestie van de door het waterschap ingeschakelde deskundige (Aequator). Weliswaar is vervolgens een monitoringsplan opgesteld maar het waterschap heeft aangegeven niet in staat te zijn om op korte termijn de tijdelijke stuw te plaatsen. Daarmee is de door beide partijen voorgestane minnelijke oplossing buiten beeld geraakt.
5.4
Na het onderlinge overleg blijft eiseres van mening dat de verbreding van de stuw 253BH toekomstige wateroverlast in het gebied niet zal voorkomen. Zij benadrukt nogmaals dat het waterschap is uitgegaan van een verkeerde uitgangssituatie.
5.5
Het waterschap heeft aangegeven dat verbreding van de stuw voldoende is en ziet geen noodzaak voor extra maatregelen. Er is geen duidelijke oorzaak voor de wateroverlast bij eiseres aan te wijzen. Dan is er ook geen goede oplossing te bedenken. Het watersysteem voldoet wel aan de provinciale normen in de IOV.
5.6
De rechtbank acht niet aannemelijk dat de maatregel ter verbreding van de stuw 253BH om meer water af te kunnen voeren zal leiden tot meer wateroverlast bij eiseres. Eiseres verzet zich ook niet tegen de verbreding maar vreest dat het niet genoeg is. De rechtbank is verder van oordeel dat eiseres onvoldoende heeft betwist dat het watersysteem voldoet aan de provinciale normen in de IOV.
5.7
De rechtbank stelt evenwel ook vast dat beide partijen onderkennen dat, als water over de stuwen vloeit bij een piekafvoer, opstuwing kan plaatsvinden bij de daarachter gelegen duiker. In dat geval zouden delen van de percelen van eiseres tijdelijk onder water komen te staan.
5.8
Noch in het projectplan, noch in de GGOR wordt vermeld dat er een afwaterend gebied van 450 ha is. Het is in dit geval niet nodig dat het waterschap deze omvang tot de hectare nauwkeurig bepaalt. Het waterschap zal bij de vaststelling van een projectplan wel voldoende inzicht moeten hebben in het watersysteem en de waterlopen / overstorten die dit watersysteem voeden. Die noodzaak is extra aanwezig als het waterschap er voor kiest om maatregelen te bedenken en te treffen enkel op basis van expertise en ervaring zonder modelmatige voorafgaande berekeningen.
5.9
De rechtbank betrekt de volgende feitelijke bevindingen van de StAB bij haar oordeel:
 De door eiseres veronderstelde verdichting van de bodem is niet aangetroffen door Aequator;
 Er lijkt geen sprake te zijn van kwel;
 Het afwaterend gebied lijkt 450 hectare te omvatten;
 De StAB signaleert in paragraaf 1.3.4 van de beschrijving enkele feitelijke afwijkingen (twee stuwen in de Mortelseloop) van de legger. Daardoor is het afwaterend oppervlak groter dan werd aangenomen. Ook is er onvoldoende informatie over het functioneren van twee stuwen die inmiddels door het waterschap worden beheerd;
 De in het gebied aanwezige overstorten hebben volgens de StAB nauwelijks effect op de waterstanden en zijn geen factor in de potentiële wateroverlast;
 Nieuw stedelijk gebied wordt hydrologisch neutraal aangelegd en leidt niet tot een toename van de hoeveelheid af te voeren water;
 De waterpeilen bij de percelen van eiseres worden in hoge mate beïnvloed door de waterdoorlaat bij de stuwen in de Zuid-Om. Er kunnen hoge waterstanden ontstaan als er een piekafvoer is en een afvoergolf vanuit de Rips over de Zuid-Om stuwen richting de percelen van eiseres gaat. Dit leidt tot opstuwing gedurende enkele dagen.
Op basis hiervan is de rechtbank van oordeel dat het waterschap bij de vaststelling van het projectplan lijkt te zijn uitgegaan van een verkeerde inschatting van de omvang van het afwaterende gebied. Het waterschap beschikte destijds niet over deze informatie en kan deze informatie dus ook niet hebben betrokken bij de bepaling van de maatregelen ter plaatse van de percelen van eiseres. De rechtbank gaat er van uit dat het waterschap over de benodigde expertise en ervaring beschikt. Dat is echter niet genoeg, het waterschap kan deze expertise en ervaring pas volledig benutten als het waterschap uitgaat van de juiste feiten en omstandigheden. Nu het besluit tot vaststelling van het projectplan ten doel heeft om de GGOR visie uit te werken, moet de rechtbank concluderen dat niet vast staat dat dit doel met het projectplan wordt bereikt. Het besluit tot vaststelling van het projectplan is onvoldoende gemotiveerd.

Conclusie en gevolgen

6.1
Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het besluit tot vaststelling van het projectplan voor zover hierbij ter plaatse van de percelen van eiseres niet is voorzien in meer maatregelen dan de maatregel van verbreding van de stuw 253BH.
6.2
De rechtbank ziet als rode draad in deze zaak dat op dit moment onvoldoende informatie beschikbaar is. De rechtbank geeft het waterschap daarom de volgende aanwijzingen met als doel om te voorkomen dat het nieuwe besluit wederom wordt genomen op basis van onvoldoende informatie:
 Het waterschap moet in afwachting van het nieuwe besluit monitoren wat de waterstand is nabij de percelen van eiseres.
 Verder dient het waterschap te onderzoeken (door middel van monitoring over een langere periode) wat de omvang is van de invoer vanuit de watergang De Rips.
 Tot slot dient het waterschap het beheer van de twee stuwen in de Mortelseloop in afwijking van de legger te registreren
 Het waterschap dient deze informatie maandelijks aan eiseres te verstrekken.
Bij het nemen van het nieuwe besluit dient het waterschap de verzamelde informatie te betrekken. De rechtbank geeft het waterschap daarom twaalf maanden de tijd om een nieuw besluit over de vaststelling van het projectplan te nemen. De rechtbank gaat er van uit dat het waterschap eiseres hierbij betrekt en zal daarom ook bepalen dat het waterschap afdeling 3.4 van de Awb buiten toepassing kan laten en dus geen ontwerpbesluit ter inzage hoeft te leggen.
De rechtbank ziet geen aanleiding om in deze uitspraak het waterschap te verplichten om de in rechtsoverweging 5.3 genoemd tijdelijke stuw te plaatsen. Dit valt buiten de omvang van het geding.
6.3
Omdat het beroep gegrond is moet het waterschap het griffierecht aan eiseres terugbetalen en wordt het waterschap veroordeeld tot vergoeding van de door eiseres gemaakte proceskosten. Die kosten worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand begroot op € 2.092,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen tijdens de zitting en 0,5 punt voor de reactie op het StAB onderzoek, met een waarde van € 837,00 per punt)

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart het beroep gegrond;
 vernietigt het besluit tot vaststelling van het projectplan voor zover hierbij ter plaatse van de percelen van eiseres niet is voorzien in meer maatregelen dan de maatregel ter verbreding van de stuw 253BH;
 draagt het waterschap op binnen twaalf maanden na dagtekening van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak en de daarin gegeven aanwijzingen;
 bepaalt dat het waterschap hierbij afdeling 3.4 van de Awb buiten toepassing kan laten;
 bepaalt dat het waterschap het door eiseres betaalde griffierecht van € 181,00 aan haar vergoedt;
 veroordeelt het waterschap in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 2.092,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.H.M Verhoeven, voorzitter, en mr. C.T.C. Wijsman en mr. C.N. van der Sluis, leden, in aanwezigheid van R.G. van der Korput, griffier. De uitspraak is in het openbaar geschied op 7 september 2023.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening. Op het hoger beroep tegen deze uitspraak is de Crisis- en herstelwet van toepassing. Dit betekent dat in het beroepschrift de gronden van hoger beroep kenbaar moeten worden gemaakt. Op grond van artikel 1.6a van de Crisis- en herstelwet kunnen na de genoemde termijn van zes weken geen gronden meer worden ingediend.