SIN Omschrijving bemonsteringZAAE2166NL#01 billen, natZAAE2166NL#02 tussen billen, natZAAE2166NL#03 buitenste schaamlippen, natZAAE2166NL#04 binnenste schaamlippen, natZAAE2166NL#05 ondiep vaginaalZAAE2166NL#06 diep vaginaal
Op basis van de resultaten van het onderzoek naar biologische sporen en het vergelijkend DNA-onderzoek is geconcludeerd dat bemonsteringen ZAAE2166NL#01 tot en met #05 sperma bevatten dat afkomstig kan zijn van verdachte [verdachte] . DNA-profielen ZAAE2166NL#01 tot en met #05 zijn elk meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer de bemonstering DNA bevat van slachtoffer [slachtoffer 1] en sperma van verdachte [verdachte] , dan wanneer de bemonstering DNA bevat van slachtoffer [slachtoffer 1] en sperma van één willekeurige, niet aan verdachte [verdachte] verwante, man.
5.
een geschrift, te weten een NFI-rapport (2022.05.02.068, aanvraag 005) van rapporteur dr. [rapporteur] van 22 september 2022, bron 2, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, inhoudende:Van het mannelijke DNA in bemonstering ZAAE2166NL#06 (diep vaginaal) is een Y-chromosomaal DNA-profiel verkregen. Het Y-chromosomale DNA-profiel van verdachte [verdachte] komt overeen met dit Y-chromosomale DNA-profiel. Dit betekent dat het mannelijke DNA in deze bemonstering afkomstig kan zijn van verdachte [verdachte] , of van een in de mannelijke lijn aan verdachte [verdachte] verwante man.
Bewijskracht van het vergelijkend Y-chromosomaal DNA-onderzoek:
Hypothese 1: Het mannelijke DNA in bemonstering ZAAE2166NL#06 is afkomstig van verdachte [verdachte] of van een in de mannelijke lijn aan verdachte [verdachte] verwante man.
Hypothese 2: Het mannelijke DNA in bemonstering ZAAE2166NL#06 is afkomstig van een willekeurig gekozen man die niet in de mannelijke lijn verwant is aan verdachte [verdachte] .
Y-chromosomaal DNA-profiel ZAAE2166NL#06 is veel waarschijnlijker wanneer hypothese 1 waar is, dan wanneer hypothese 2 waar is.
6.
een proces-verbaal van bevindingen (analyse historische verkeersgegevens [telefoonnummer verdachte] ) van verbalisant [verbalisant 1] van 26 mei 2022, bron 1, pagina 239-243 van het zaaksdossier, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, inhoudende:
Gelet op de historische verkeersgegevens is op te maken dat op 1 mei 2022:
- door het telefoonnummer [telefoonnummer verdachte] om 02:58 en 03.34 uur een zendmast gelegen aan de Handelsweg te Bladel werd aangestraald;
- de plaats delict is gelegen binnen het dekkingsgebied van de aangestraalde (cell-id van deze) zendmast.
7.
een proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van bovengenoemde rechtbank van 22 augustus 2023, bron 3, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, inhoudende de verklaring van verdachte:
Op 1 mei 2022 kwam ik die mevrouw tegen en toen is het gebeurd. Op de vraag waarom ik haar van de fiets heb geduwd, zeg ik vanwege de seksuele behoefte van mij. Op de vraag of het de bedoeling was haar in de sloot te duwen, zodat zij uit het zicht verdween, zeg ik: zeker. Op de vraag of ik in die mevrouw ben geweest zeg ik ja, met mijn vinger. Op de vraag waar ik met mijn vinger in ben geweest, zeg ik in haar vagina. Op de vraag of mijn penis ontbloot was, zeg ik ja. Op de vraag op welk moment dat was, zeg ik dat ik toen boven haar was. Ik heb me met één hand afgetrokken en ik ben klaargekomen. Op de vraag hoe mevrouw aan het letsel is gekomen, zeg ik dat ik denk dat het komt doordat ik haar duwde.
Bijzondere overwegingen ten aanzien van het bewijs.
Verdachte heeft het tenlastegelegde feit bekend, met uitzondering van het onderdeel van de tenlastelegging ‘binnendringen van het slachtoffer met zijn penis’.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onderdeel van de tenlastelegging ‘binnendringen met de penis’. De rechtbank komt wel tot een bewezenverklaring van het binnendringen met de vinger. Daartoe overweegt de rechtbank dat aangeefster [slachtoffer 1] in haar gedetailleerde verklaring heeft verklaard dat de man toen zij op haar buik lag op een gegeven moment in haar vagina is binnengedrongen. In haar beleving was dat met zijn vinger en aangeefster is daar vrij zeker van. Dat is in lijn met de verklaring van verdachte die er op neer komt dat hij eerst is klaargekomen en daarna met zijn vinger in de vagina van het slachtoffer is binnengedrongen. Het op de billen en schaamlippen en in de vagina van het slachtoffer aangetroffen sperma of andere DNA-sporen laten zich op die manier verklaren. De rechtbank zal derhalve verdachte vrijspreken van dit onderdeel van de tenlastelegging.
1.
een proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 2] van 4 mei 2022, nummer PL2100-2022081431-2, bron 1, pagina 81-84 van het zaaksdossier, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, inhoudende:
Ik fietste op 21 april 2022 rond 22:30 uur op de Rondweg in Bladel. Op een gegeven moment zag ik een man die aan het oversteken was. Toen hij over was gestoken stond hij eerst stil. Op de richting die ik op moest ging hij heel langzaam lopen. Ik ben toen heel hard gaan fietsen. Toen ik er langs kwam pakte hij mij bij mijn rechter bovenbeen in het midden stevig vast en gleed zijn hand langs mijn benen af. Ik ben heel hard doorgefietst. Ik hoorde dat hij nog achter mij aan rende. Dit deed hij best lang. De man was klein van postuur en had donker haar. Ik ben zelf 1.68 m. Ik denk dat als ik er langs zou staan, dat we even groot waren. Hij was helemaal in het zwart gekleed en had een leren jas aan. Het was geen jonge, maar ook geen oude man.
2.
een proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming van verbalisant [verbalisant 2] van 17 mei 2022, bron 1, pagina 19-22 van het algemeen dossier, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, inhoudende:
Op 16 mei 2022 werd voor een doorzoeking ter inbeslagneming binnengetreden in de woning [adres 1] . De doorzoeking vond plaats in het bijzijn van de partner en kinderen van de aangehouden verdachte [verdachte] . Tijdens de doorzoeking werd het volgende in beslag genomen: een zwarte leren jas (beslagnummer 720616) en een Samsung telefoon (beslagnummer 720614) aangetroffen in het voertuig met kenteken [kenteken] . De bewoner is in de gelegenheid gesteld om een verklaring af te leggen omtrent de in beslag genomen voorwerpen. De Samsung telefoon en de zwarte leren jas die aangetroffen zijn in het voertuig zouden gebruikt worden door verdachte [verdachte] .
3.
een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] van 24 juni 2022, bron 1, pagina 237 van het zaaksdossier, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, inhoudende:
De gegevensdrager met beslagnummer 720614 betreft een zwarte Samsung S9+ telefoon met het nummer [telefoonnummer verdachte] .
4.
een proces-verbaal van bevindingen (analyse historische verkeersgegevens [telefoonnummer verdachte] ) van verbalisant [verbalisant 1] van 26 mei 2022, bron 1, pagina 239-243 van het zaaksdossier, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, inhoudende:
Gelet op de historische verkeersgegevens is op te maken dat op 21 april 2022:
- door het telefoonnummer [telefoonnummer verdachte] om 22:44 uur een zendmast gelegen aan de Handelsweg te Bladel werd aangestraald;
- de plaats delict is gelegen binnen het dekkingsgebied van de aangestraalde (cell-id van deze) zendmast.
5.
een proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van bovengenoemde rechtbank van 22 augustus 2023, bron 3, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, inhoudende de verklaring van verdachte:
Mij wordt voorgehouden dat onderzoek is gedaan aan mijn telefoon met het nummer [telefoonnummer verdachte] . Op de vraag of ik mijn telefoon altijd bij me heb, zeg ik ja. Op de vraag of ik mijn telefoon wel eens uitleen, zeg ik dat ik mijn telefoon aan niemand uitleen.
Bijzondere overwegingen ten aanzien van het bewijs.
De rechtbank ziet zich in deze voor de vraag gesteld of de bovengemelde bewijsmiddelen kunnen leiden tot een bewezenverklaring van de aan verdachte tenlastegelegde poging tot aanranding. De rechtbank overweegt dat louter op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen niet tot een bewezenverklaring kan worden gekomen, omdat niet zonder gerede twijfel kan worden vastgesteld dat verdachte de dader is geweest. Op grond van vaste rechtspraak is het evenwel mogelijk om onder omstandigheden zogeheten schakelbewijs te gebruiken om tot een bewezenverklaring te komen. Een schakelbewijsconstructie is een bewijsconstructie waarbij voor de bewezenverklaring van een feit mede redengevend wordt geacht de omstandigheid dat de verdachte bij één of meer andere strafbare feiten betrokken was. Daarbij is ten minste vereist dat de wijze waarop de verschillende feiten zijn begaan op essentiële punten belangrijke overeenkomsten of kenmerkende gelijkenissen vertoont met het bewijsmateriaal van het te bewijzen feit en dat het duidt op een herkenbaar en gelijksoortig patroon in de handelingen van de verdachte.
In dit geval heeft de rechtbank bij de bewezenverklaring ten aanzien van feit 1 in aanmerking genomen dat verdachte:
- klein van postuur, met zwarte kleding waaronder een zwarte leren jas;
- op het fietspad dat gelegen is aan de – vanuit Bladel gezien – rechterkant van de rondweg N284 tussen Bladel en Reusel;
- in de nachtelijke uren;
- na plotseling te zijn overgestoken vanaf de zijde van het industrieterrein;
- een fietsende vrouw seksueel heeft belaagd.
De wijze waarop door de dader uitvoering is gegeven aan de belaging van het slachtoffer onder feit 2, komt op elk van deze punten overeen met de wijze waarop verdachte het onder feit 1 ten laste gelegde heeft gepleegd. De telefoon van verdachte straalde bovendien de zendmast aan de Handelsweg aan rond het tijdstip waarop het onder feit 2 ten laste gelegde plaatsvond. Diezelfde zendmast werd door verdachtes telefoon ook aangestraald omstreeks het plegen van feit 1. De rechtbank leidt hieruit, in combinatie met verdachtes verklaring dat hij zijn telefoon altijd bij zich heeft, af dat verdachte op het tijdstip waarop het delict onder feit 2 werd gepleegd, ter plaatse was.
Verdachte heeft geen verklaring gegeven voor zijn aanwezigheid ’s avonds laat op de plaats delict, een fietspad langs een industrieterrein aan een provinciale weg op enkele kilometers afstand van zijn huis. De rechtbank vindt het volstrekt onaannemelijk dat verdachte zich daar toevallig heeft opgehouden op het moment dat iemand anders een delict pleegde dat in zo veel opzichten overeenkomt met de werkwijze die verdachte heeft gehanteerd bij het begaan van het onder feit 1 ten laste gelegde.
De rechtbank is op grond van de zendmastgegevens in combinatie met het schakelbewijs van oordeel dat het niet anders kan dan dat het verdachte is geweest die het slachtoffer heeft vastgepakt.
De rechtbank ziet onder andere in het gegeven dat hij het slachtoffer van feit 1 op gewelddadige wijze heeft verkracht ook voldoende grond om bewezen te verklaren dat verdachte de opzet had om het slachtoffer met geweld op zijn minst te dwingen tot het dulden van ontuchtige handelingen. Een andere reden voor verdachte om het slachtoffer vast te pakken aan haar bovenbeen en met zijn hand langs haar been af te glijden is niet gesteld of aannemelijk geworden.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen – bezien in het licht van hetgeen hiervoor is overwogen – komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
1.
op 1 mei 2022 te Bladel door geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , immers heeft hij, verdachte,
- zijn, verdachtes, vinger in de vagina van die [slachtoffer 1] gebracht
en bestaande dat geweld hierin dat hij, verdachte:
- naar die voorbij fietsende [slachtoffer 1] is gelopen en
- vervolgens tegen die langs fietsende [slachtoffer 1] heeft gezegd: “stop, stop” en
- vervolgens die fietsende [slachtoffer 1] met kracht met haar fiets een diepe droogstaande sloot in heeft geduwd en
- vervolgens die [slachtoffer 1] met kracht heeft vastgegrepen en vastgehouden en op de rug van die op haar buik liggende [slachtoffer 1] is gaan zitten en
- zich zodanig heeft gepositioneerd, dat aan die [slachtoffer 1] de vlucht werd belet en belemmerd en
- met kracht een hoeveelheid gras en een sjaal in de mond van die [slachtoffer 1] heeft geduwd en
- tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd: “Rustig blijven jij” en “stil zijn” en
- de broek en de onderbroek van die [slachtoffer 1] naar beneden heeft getrokken en
aldus voor die [slachtoffer 1] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan.
2.
op 21 april 2022 te Reusel, gemeente Reusel-De Mierden, of Bladel, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [slachtoffer 2] te dwingen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen,
- naar die voorbij fietsende [slachtoffer 2] is gelopen en
- vervolgens die [slachtoffer 2] bij haar bovenbeen heeft vastgepakt en
- vervolgens enige tijd achter die fietsende [slachtoffer 2] aan is gerend,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De strafbaarheid van de feiten.
Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
De oplegging van straf en maatregelen.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie eist een gevangenisstraf van 42 maanden met aftrek van voorarrest. Daarnaast eist zij een maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging verzoekt de rechtbank om bij de strafoplegging rekening te houden met de mogelijke gevolgen die deze uitspraak heeft voor de verblijfsstatus van verdachte en om die reden aan verdachte geen maatregel van terbeschikkingstelling op te leggen. Mocht de rechtbank daartoe wel overgaan, dan zal daar sterk rekening mee gehouden moeten worden bij de hoogte van de aan verdachte op te leggen gevangenisstraf.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Strafmaat
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee zedendelicten, waaronder een verkrachting. Hij heeft zich doelbewust laat op de avond en midden in de nacht begeven op een weg die door de gemeenschap wordt gebruikt om zich tussen Reusel en Bladel te bewegen, bijvoorbeeld na het uitgaan. Zijn kennelijke doel was om willekeurige voorbijgangsters onverhoeds van hun fiets te trekken en ze op brute wijze seksueel te belagen. Hij heeft een 15-jarig meisje bij haar been gepakt en is achter haar aan gerend toen zij hard wegfietste. Verdachte heeft vervolgens 10 dagen later een vrouw met grof geweld van haar fiets geduwd en haar gedwongen om handelingen te ondergaan die geen ander doel hadden dan het bevredigen van zijn eigen seksuele behoeften. Verdachte heeft daarmee een zeer ernstige inbreuk gemaakt op hun fysieke en geestelijke integriteit en geen acht geslagen op hun autonomie, welzijn en menselijke waardigheid.
De slachtoffers van dit soort daden worden vaak langdurig geconfronteerd met gevoelens van angst, onveiligheid en wantrouwen. Dat is in deze gevallen ook gebleken uit de op de zitting afgelegde verklaringen van het slachtoffer van feit 1 en de moeder van het slachtoffer van feit 2.
Verdachte heeft niet alleen de slachtoffers op onaanvaardbare wijze gekrenkt. Ook de samenleving reageert met afschuw op dit soort misdrijven. Midden in de nacht op een verlaten weg door een onbekende man verkracht te worden, is de nachtmerrie van elke vrouw en ouder van kinderen. Door deze feiten te plegen, heeft verdachte een sterke bijdrage geleverd aan reeds levende gevoelens van onveiligheid en angst die maken dat vooral vrouwen bang zijn om alleen over straat te gaan.
Hoewel verdachte heeft aangegeven spijt te hebben van het bewezenverklaarde onder feit 1, heeft hij verder weinig zelfreflectie getoond. Waar hij precies spijt van heeft, is niet duidelijk geworden. Hij lijkt het vooral te betreuren dat hij zelf geconfronteerd wordt met de gevolgen van zijn acties. De verdachte heeft verder geen enkel inzicht en openheid van zaken willen geven ten aanzien van het bewezenverklaarde onder feit 2. Daarmee heeft verdachte getoond dat hij kennelijk nog steeds zijn eigen belang boven dat van zijn slachtoffer stelt.
De rechtbank heeft bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf en luiden alleen al in geval van een verkrachting met geweld een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden. Voor een (poging tot) aanranding zijn thans geen oriëntatiepunten ontwikkeld, maar gelet op de omstandigheden waaronder dit tweede feit heeft plaatsgevonden (’s nachts, op een vrijwel verlaten weg, het onverhoedse handelen jegens een jong meisje en het vervolgens achter haar aanrennen) beoordeelt de rechtbank dit als een ernstig feit.
De rechtbank houdt bij de bepaling van de hoogte van de gevangenisstraf in het voordeel van verdachte rekening met de hierna te melden rapportages van de gedragsdeskundigen, waaruit blijkt dat de door verdachte gepleegde strafbare feiten in verminderde mate aan hem kunnen worden toegerekend. Daarnaast weegt de rechtbank mee dat – zoals hieronder zal worden toegelicht – zij tevens de maatregel van terbeschikkingstelling uit zal spreken.
De rechtbank is, gelet op het voorgaande, van oordeel dat voor beide feiten in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden. De tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, zal hierop in mindering worden gebracht.
De rechtbank zal hiermee een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
Maatregel van terbeschikkingstelling
Op 7 maart 2023 heeft psychiater dr. [psychiater] , een rapport omtrent verdachte uitgebracht. De conclusie en het advies luiden (kort en zakelijk weergegeven):
“Vanuit het strafdossier en vanuit het onderzoek komen er aanwijzingen naar voren dat
betrokkene lijdende zou kunnen zijn aan seksuele preoccupatie en hyperseksualiteit. Bij de mederapporterend psycholoog heeft hij in gesprekken en in vragenlijsten aangegeven dat er bij hem sprake is van hyperseksualiteit en het gebruiken van seksualiteit als coping. Ook heeft hij aangegeven dat hij de behoefte heeft gevoeld om zijn penis te laten zien aan nietsvermoedende vrouwen of kinderen. Al met al kan gesteld worden dat er bij betrokkene sprake is van seksuele problematiek, waarbij er onvoldoende informatie is om een specifieke parafiele stoornis te kunnen vaststellen. Er worden echter voldoende aanwijzingen gezien om een ongespecificeerde parafiele stoornis bij betrokkene vast te stellen. Daarnaast is er – sinds de detentie – sprake van een aanpassingsstoornis met een gemengde stoornis van emoties en gedrag.
De ongespecificeerde parafiele stoornis heeft onderzochtes gedragdskeuzes en gedragingen ten tijde van het ten laste gelegde beïnvloed. De parafiele stoornis met de hoge mate van seksuele opwinding heeft er toe geleid dat hij verminderd in staat was om andere gedragskeuzes te maken. Er zijn geen aanwijzingen dat betrokkene vanuit een stoornis in het geheel geen controle meer had over zijn handelen ten tijde van de tenlastegelegde feiten. Daarom wordt geadviseerd om betrokkene het tenlastegelegde in verminderde mate toe te rekenen.
Vanuit klinisch oogpunt is het zorgelijk dat betrokkene geen verantwoordelijkheid neemt voor de hem tenlastegelegde verkrachting. Hij toont geen doorleefd schuldgevoel ten aanzien van aangeefster, maar lijkt vooral bezig met zijn eigen lijden door het tenlastegelegde. Uiteindelijk geeft hij aan dat hij bevangen was door een niet door hem te beteugelen seksuele lust en noemt hij bij onderzoeker dat hij een seksobsessie zou hebben. Er lijkt sprake geweest te zijn van een opbouw in ernst en van een dubbelleven. Het recidiverisico wordt op grond van een klinische weging dan ook als hoog ingeschat.
Een behandeling gericht op het verminderen van de parafiele stoornis wordt geadviseerd.
Het eerste doel kan zijn om in de loop van een langer tijdsbestek meer zicht te
krijgen op de aard en ernst van de parafiele stoornis en het al dan niet aanwezig zijn
van een verstandelijke beperking, een posttraumatische stress-stoornis en/of een persoonlijkheidsstoornis, die behandeling behoeven. Behandeling van de parafiele stoornis,
zal het recidiverisico beperken en passende begeleiding bij een verstandelijke beperking,
indien aanwezig, eveneens. Behandeling van een posttraumatische stressstoornis,
indien aanwezig, zal het algehele welbevinden en daarmee ook het algehele
functioneren van betrokkene ten goede kunnen komen. Behandeling van een eventuele
persoonlijkheidsstoornis zal het recidiverisico beperken en het algehele functioneren
van betrokkene ten goede komen.
Omdat betrokkene vooralsnog geen intrinsieke motivatie voor behandeling laat zien,
slechts beperkt openheid heeft gegeven over zijn seksuele problemen, instabiel gedrag
laat zien, een basaal inzicht in zijn handelen, denken en voelen lijkt te ontberen,
de Nederlandse taal niet goed machtig is, er sprake lijkt van culturele aspecten die de
behandeling kunnen bemoeilijken, er door het ten laste gelegde mogelijk sprake is van
sociale problemen (niet kunnen terugkeren naar zijn gezin en naar [adres 1] ) en er sprake
lijkt van een groot herhalingsrisico wordt een langdurige klinische behandeling in
een in aanvang gesloten forensische setting nodig geacht. De benodigde behandeling kan het beste worden uitgevoerd in het kader van een tbs met verpleging. Verwacht wordt
dat hij zich niet aan gestelde voorwaarden zal kunnen houden en lijkt een minder
zwaar kader, zoals een tbs met voorwaarden, niet haalbaar.”
Op 7 maart 2023 heeft de psycholoog [psycholoog] een rapport omtrent verdachte uitgebracht. De conclusie en het advies luiden (kort en zakelijk weergegeven):
“Er is bij betrokkene sprake van een verstandelijke beperking, licht (verstandelijke handicap). Daarnaast is sprake van een psychische stoornis in de vorm van een ongespecificeerde parafiele stoornis en een aanpassingsstoornis. Gesteld kan worden dat de ongespecificeerde parafiele stoornis, alsmede de verstandelijke beperking (licht) bij betrokkene van invloed zijn geweest op het ten laste gelegde. Betrokkene voelde zich verdrietig en boos over de omstandigheden van zijn broer (en mogelijk ook zijn neef) in [geboorteplaats] . Hij had seks nodig om een blij gevoel te kunnen krijgen, waarbij steeds extremere vormen van seks nodig waren om in zijn seksuele behoeftes te kunnen voorzien. Hij voelde zich boos na het telefoongesprek met zijn broer, had een sterke drang tot seks en had problemen met zelfcontrole op het gebied van seksuele gedachten, verlangens en gedragingen. Betrokkene is vervolgens naar het industrieterrein gegaan. Daarbij valt op – ook kijkend naar het ten laste gelegde feit betreffende ontucht – dat hij niet differentieerde tussen wie hij nodig had om in zijn seksuele behoeftes te voorzien. Hij had een vrouw nodig, ongeacht de leeftijd. Betrokkene voelde zich opgewonden toen hij de vrouw van haar fiets trok en verkrachtte. Hij is klaargekomen. Hij heeft voor en tijdens de ten laste gelegde verkrachting geen rekening gehouden met de lichamelijke en emotionele schade die dit voor het slachtoffer zou kunnen opleveren. Ook lijkt hij geen rekening te hebben gehouden met eventuele schade voor zichzelf ten gevolge van het uitkomen van de ten laste gelegde feiten. Gelet op zijn verstandelijke beperking (licht) heeft hij dit mogelijk ook niet in zijn geheel overzien. Zijn seksuele drang en de wens om in zijn seksuele behoeftes te worden voorzien, lijken leidend te zijn geweest. De combinatie van de verstandelijke beperking (licht) en de ongespecificeerde parafiele stoornis bij betrokkene hebben ertoe geleid dat hij in verminderde mate in staat was om andere (gedrags)keuzes te maken, hoewel hij wel wist of had kunnen weten dat zijn gedrag strafbaar was. Op basis hiervan wordt geadviseerd om betrokkene de ten laste gelegde feiten in een verminderde mate toe te rekenen.
Betrokkene is een cognitief beperkte man die kampt met hyperseksualiteit en seksuele coping en die onvoldoende controle heeft over zijn gedrag of de gevolgen daarvan overziet. Er is sprake geweest van opbouw in ernst en van een soort dubbelleven. Betrokkene denkt ook nu vooral aan de gevolgen voor zichzelf en niet aan het slachtoffer van de verkrachting. Hij geeft geen volledige openheid van zaken over seksuele problemen, maar lijkt het ook allemaal niet te overzien. De combinatie van al deze factoren maakt dat het recidiverisico op basis van de klinische blik als hoog wordt ingeschat.
Geadviseerd wordt om betrokkene te behandelen voor de parafiele stoornis. Hierbij dient
verder zicht te worden verkregen op de aard en ernst van de seksuele problematiek. Binnen
de behandeling dient rekening te worden gehouden met de cognitieve beperking van
betrokkene. Daarnaast dient er verder zicht te komen op de aanwezigheid van eventuele
traumagerelateerde problematiek, hetgeen onder de seksuele problematiek kan liggen.
Ook hiervoor is, indien dit aan de orde is, behandeling nodig. Omdat het ingewikkeld zal
zijn om betrokkene te behandelen vanwege een gebrek aan intrinsieke motivatie, de
taalbarrière, de cultuurbarrière, het gebrek aan openheid over seksuele problemen, de
cognitieve beperking bij betrokkene, de sociale problemen die hij heeft (niet terug kunnen
naar zijn gezin in [adres 1] , de onmacht die hij hierbij ervaart, de begeleiding en zorg die hij
op verschillende basale gebieden nodig heeft), de ernst van de gepleegde delicten (indien
dit bewezen kan worden verklaard), de opbouw die hierin plaats heeft kunnen vinden
buiten het zicht van anderen om, alsmede het hoge recidiverisico en daarmee gepaard
gaand maatschappelijk gevaar, maken dat een langdurige klinische behandeling vanuit een
forensische setting in het kader van een tbs met dwangverpleging noodzakelijk wordt geacht en geadviseerd. Een minder zwaar kader, zoals een tbs met voorwaarden, wordt als niet afdoende beschouwd.”
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van het reclasseringsrapport van 14 maart 2023, waarin aangesloten wordt bij de conclusies van de hiervoor genoemde psycholoog en psychiater.
De rechtbank komt tot het oordeel dat de rapportages van de psycholoog en psychiater op een zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen en dat de conclusies worden gedragen door een deugdelijke en inzichtelijk motivering. De rechtbank neemt deze conclusies dan ook over en maakt deze tot de hare. Met de deskundigen is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling noodzakelijk maakt.
De rechtbank overweegt voorts dat is voldaan aan de formele voorwaarden om de maatregel van terbeschikkingstelling op te leggen. De hierna te kwalificeren feiten 1 en 2 betreffen misdrijven waarop naar wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld. Voorts merkt de rechtbank op dat het misdrijven betreft die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De totale duur van de maatregel kan daarom een periode van vier jaar te boven gaan.
In hetgeen de raadsvrouw van verdachte heeft aangevoerd over de vreemdelingenrechtelijke aspecten van de terbeschikkingstelling in relatie tot een eventuele intrekking van de verblijfsvergunning van verdachte, ziet de rechtbank onvoldoende grond om af te zien van het opleggen van de maatregel. De rechtbank realiseert zich dat dit vonnis (indien onherroepelijk) mogelijke gevolgen zou kunnen hebben voor de verblijfstatus van de verdachte. Bij een onwettig verblijf in Nederland kan het door de beperkte verlofmogelijkheden (veel) moeilijker zijn om te toetsen of het verantwoord is om een terbeschikkinggestelde te laten terugkeren in de maatschappij (in beginsel die van zijn land van herkomst) en dat daardoor het gevaar dreigt dat de maatregel van terbeschikkingstelling bij vreemdelingen steeds verlengd en daardoor uitzichtloos wordt. Gelet op de ernstige problematiek van de verdachte en het daaruit voortvloeiende hoge recidivegevaar, dient in dit geval echter het belang van de samenleving om beschermd te worden tegen het gevaar dat van verdachte uitgaat, te prevaleren. Dit geldt temeer nu er geen andere (lichtere) alternatieven zijn om de maatschappij adequaat te beschermen en de verdachte adequaat te behandelen. Net als bij iedere andere terbeschikkinggestelde zal door de rechter de verlenging van de maatregel periodiek worden getoetst. In die fase zal ook aan de orde komen wat de verblijfsstatus van de verdachte betekent voor de behandeling en of repatriëring mogelijk is.
Gelet op het vorenstaande zal de rechtbank verdachte ter beschikking stellen. De rechtbank zal voorts bevelen dat verdachte van overheidswege verpleegd wordt.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] .
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft verzocht om de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank acht de vordering ter hoogte van € 13.788,59, nu deze onbetwist is, voldoende is onderbouwd en de rechtbank niet onredelijk voorkomt, in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 mei 2022 tot de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 mei 2022 tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] .
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft verzocht om de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging refereert zich voor wat betreft de reiskosten naar Affect. Voor de overige reiskosten heeft de raadsvrouw verzocht om de vorderingen primair niet-ontvankelijk te verklaren en subsidiair af te wijzen. Ten aanzien van de immateriële schadevergoeding heeft de raadsvrouw verzocht de vordering toe te wijzen tot een bedrag van € 1500,- en voor het overige niet-ontvankelijk te verklaren.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank acht de vordering tot vergoeding van de reiskosten naar Affect ter hoogte van € 12,54, nu deze onbetwist is, voldoende is onderbouwd en de rechtbank niet onredelijk voorkomt, toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 juni 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor de overige gevorderde materiële kosten niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij heeft – mede gelet op de betwisting – naar oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd van welk psychisch letsel sprake is en in hoeverre er sprake is van causaal verband tussen enerzijds het bewezen verklaarde feit en dit letsel en anderzijds dit letsel en de gemaakte reiskosten.
Ten aanzien van de geleden immateriële schade acht de rechtbank de vordering tot een bedrag van € 1500,- toewijsbaar. De rechtbank is ervan overtuigd dat slachtoffer [slachtoffer 2] ontzettend moet zijn geschrokken van wat er is gebeurd. Toch mist de rechtbank een voldoende concrete en ter zake onderbouwing van de gestelde gevolgen van het bewezen verklaarde feit om een hoger bedrag toe te kennen. De rechtbank wijst daarom de vordering toe tot een bedrag van € 1500,- euro, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 april 2022 tot aan de dag der algehele voldoening. Voor het meerdere verklaart de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in kosten van de benadeelde partij (proceskosten), tot op heden begroot op € 250,00. Verder zal de verdachte worden veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag – met uitzondering van de proceskosten – tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 april 2022 tot de dag der algehele voldoening ten aanzien van de immateriële schadevergoeding en vanaf 8 juni 2023 tot de dag der algehele voldoening ten aanzien van de materiele schadevergoeding.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
De toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen 36f, 37a, 37b, 38d, 45, 57, 60a, 242 en 246 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het wijzen van dit vonnis rechtens gelden.
DE UITSPRAAK
verklaart het ten laste gelegde onder feit 1 en feit 2 bewezen zoals hiervoor is omschreven;
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart dat het bewezenverklaarde oplevert de misdrijven:
ten aanzien van feit 1:
verkrachting
ten aanzien van feit 2:
poging tot feitelijke aanranding van de eerbaarheid
verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
legt op de volgende
straf:
ten aanzien van feit 1 en feit 2:
een
gevangenisstrafvoor de duur van
36 maanden met aftrekovereenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht;
legt op de volgende
maatregelen:
ten aanzien van feit 1 en feit 2:
de
maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege;
legt aan de verdachte op
de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 1], van een bedrag van
13.788,59 euro. Bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt
gijzelingkan worden toegepast
voor de duur van 103 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Voormeld bedrag bestaat uit 788,59 euro als materiële schadevergoeding en 13.000,00 euro als immateriële schadevergoeding.
Het toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente berekend vanaf 1 mei 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] :
Wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 1] , van een bedrag van 13.788,59 euro (bestaande uit 788,59 euro als materiële schadevergoeding en 13.000,00 euro als immateriële schadevergoeding).
Het toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente berekend vanaf 1 mei 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
legt aan de verdachte op
de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 2], van een bedrag van
1.512,54 euro. Bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt
gijzelingkan worden toegepast
voor de duur van 25 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Voormeld bedrag bestaat uit 12,54 euro als materiële schadevergoeding en 1.500,00 euro als immateriële schadevergoeding.
De materiële schadevergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente berekend vanaf 8 juni 2023 tot aan de dag der algehele voldoening. De immateriële schadevergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente berekend vanaf 21 april 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] :
Wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 2] , van een bedrag van 1.512,54 euro (bestaande uit 12,54 euro als materiële schadevergoeding en 1.500,00 euro als immateriële schadevergoeding).
De materiële schadevergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente berekend vanaf 8 juni 2023 tot aan de dag der algehele voldoening. De immateriële schadevergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 april 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet ontvankelijk is en de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijk rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij, tot op heden begroot op € 250,00. Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.E. de Kryger, voorzitter,
mr. J.H.P.G. Wielders en mr. O.Y. Ifzaren, leden,
in tegenwoordigheid van Ş. Altun, griffier,
en is uitgesproken op 5 september 2023.