Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
[verdachte] ,
De tenlastelegging.
Ten aanzien van feit 1:
1
Ten aanzien van feit 2:
Ten aanzien van feit 3:
gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft,
De formele voorvragen.
Bewijs
Ten aanzien van feit 1:
Ten aanzien van feit 2:
De bewezenverklaring.
Ten aanzien van feit 1:
1
Ten aanzien van feit 2:
Ten aanzien van feit 3:
De strafbaarheid van het feit.
De strafbaarheid van verdachte.
Oplegging van straf en/of maatregel.
Thans kan slechts met zekerheid een zogenaamde anders gespecificeerde parafiele stoornis
worden vastgesteld, maar nadere seksuologische diagnostiek dient in de behandeling plaats
te vinden.
Hoewel betrokkene geen primair antisociale man is, heeft de persoonlijkheid van betrokkene
ook antisociale kenmerken. die feitelijk het gevolg zijn van de kwetsbare borderline structuur samengaand met de narcistische afweer. De antisociale kenmerken laten zich vooral zien in een gebrekkig verantwoordelijkheidsgevoel, egocentrisme, antisociale cognities, impulsiviteit, sensatiezucht, impulsregulatie-problemen en een gebrekkige gewetensfunctie.
Wanneer de problematiek van betrokkene volgens DSM 5 wordt geclassificeerd is er sprake
van een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met borderline- en antisociale-
kenmerken. Daarnaast is er sprake van een zogenaamde andere gespecificeerde parafiele
stoornis. Ook is er sprake van een stoornis in het gebruik van stimulantia (xtc en speed) en
een stoornis in het gebruik van een hypnoticum of anxiolyticum (GHB), beide matig van ernst en in vroegtijdige remissie.
Klinisch wordt het recidiverisico als hoog ingeschat, niet alleen speelt hierin het ontbreken
van adequate coping mechanismen en de bestaande seksuele coping een rol, Maar ook
draagt de andere gespecificeerde parafiele stoornis op zich bij aan het hoge recidiverisico.
Bij de Static-99 komen als risicofactoren naar voren het feit dat sprake is van eerdere seksuele delicten en eerdere veroordelingen voor “hands-off” delicten en dat sprake is van niet verwante en onbekende slachtoffers. Op grond van het voorgaande kan betrokkene in de risicocategorie matig-hoog worden ingedeeld.
Toepassing van de Stable-2007 toont als risicofactoren dat betrokkene geen diepe
matig en hoog).
Betrokkene valt (uitgaande van de combinatie van beide instrumenten) in de risicocategorie
hoog.
Onderzoekers merken op dat escalatiegevaar naar hands-on delicten niet uit te sluiten valt,
gezien het feit dat de seksuele stoornis zich in de loop der jaren naar steeds extremere vormen heeft uitgebreid en het betrokkene niet is gelukt hier weerstand tegen te bieden. Uit het dossier komt naar voren dat betrokkene met zijn eerdere sekspartner [persoon 2] belangstelling had voor hands-on contact met een jonge jongen. Het contact heeft naar het zich laat aanzien geen doorgang gevonden als gevolg van contextuele omstandigheden en niet zo zeer door terughoudendheid van betrokkene. Het is aldus - mede gezien de interpersoonlijke vervloeiing- niet uit te sluiten dat de parafiele stoornis zich verder zou door ontwikkelen.
Betrokkene heeft intensieve klinische behandeling nodig gericht op de bij de persoonlijkheidsstoornis behorende emotieregulatieproblematiek en verstoorde gevoelsafweer, op het verstevigen van het zelfgevoel en de eigen identiteit, op het aanleren van meer adequate copingmechanismen, op de willoze inschikkelijkheid en op het verstevigen van het zwakke persoonlijkheidsfundament, waarbij het afstand nemen van en niet langer vervloeien met anderen, en het zich niet langer overgeven aan de wensen van anderen aandacht behoeft.
Daarnaast dient behandeling van de seksuele stoornis plaats te vinden, waarbij deze gaande
de behandeling nader in kaart gebracht dient te worden.
Van belang is dat betrokkene allereerst meer adequate copingmechanismen leert ontwikkelen in plaats van de door hem gehanteerde seksuele coping.
Naar de mening van het onderzoekend team is schematherapie aangewezen om ontstane
gedragspatronen te doorbreken.
Het onderzoekend team heeft uitgebreid overwogen of de geadviseerde klinische behandeling mogelijk zou zijn in het kader van een tbs met voorwaarden en kwam daarbij tot de volgende overwegingen: een voordeel van de tbs met voorwaarden zou kunnen zijn dat betrokkene aangesproken kan worden op de eigen verantwoordelijkheid en zelf het heft in handen kan nemen in de voortgang van zijn behandeling. De ervaring in de eerdere behandeling heeft echter geleerd dat betrokkene zich heeft onttrokken en de behandelaar geen inzicht in zijn wezenlijke belevingswereld ten aanzien van delictgedrag heeft gegeven. Betrokkene is tijdens de eerdere voorwaardelijk opgelegde behandeling gerecidiveerd. Het onderzoekend team is van mening dat de druk die uitgaat van de seksuele stoornis dusdanig
Aldus ziet het onderzoekend team geen andere mogelijkheid dan betrokkene de behandeling
op te leggen in het kader van een tbs met verpleging.”