ECLI:NL:RBOBR:2023:4297

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
31 augustus 2023
Publicatiedatum
31 augustus 2023
Zaaknummer
10549939
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens verstoorde arbeidsverhouding met toekenning van transitievergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 31 augustus 2023 uitspraak gedaan over het verzoek van [verzoekster] B.V. tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [verweerster] wegens een verstoorde arbeidsverhouding. Ondanks meerdere gesprekken en mediationpogingen is het vertrouwen tussen partijen niet hersteld. [verzoekster] heeft aangevoerd dat [verweerster] een medische fout heeft gemaakt door een diagnose van baarmoederhalskanker niet tijdig te communiceren aan patiënte B., wat heeft geleid tot een klacht en een verstoorde samenwerking. [verweerster] heeft het verzoek betwist en stelt dat de verstoring van de arbeidsrelatie het gevolg is van de reactie van [verzoekster] op haar fout. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de arbeidsverhouding zodanig is verstoord dat voortzetting van de arbeidsovereenkomst niet redelijk is. De arbeidsovereenkomst wordt ontbonden met ingang van 1 oktober 2023, en [verzoekster] is veroordeeld tot betaling van een transitievergoeding van € 8.161,96 bruto aan [verweerster]. De kantonrechter heeft geen aanleiding gezien om een billijke vergoeding toe te kennen, omdat er geen sprake was van ernstig verwijtbaar handelen van de werkgever. De proceskosten worden door beide partijen gedragen.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Zaaknummer: 10549939 \ EJ VERZ 23-287
Beschikking van 31 augustus 2023
in de zaak van:
de besloten vennootschap
[verzoekster] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verzoekster,
gemachtigde: mr. G.M. Gerdes,
tegen:
[verweerster] ,
wonende te [woonplaats] ,
verweerster,
gemachtigde: mr. M.J.H. Ruijters.
Partijen zullen hierna “ [verzoekster] ” en “ [verweerster] ” worden genoemd.

1.Het procesverloop

in de zaak van het verzoek en het tegenverzoek
1.1.
[verzoekster] heeft een verzoek gedaan om de arbeidsovereenkomst tussen partijen te ontbinden. [verweerster] heeft een verweerschrift en een tegenverzoek ingediend.
1.2.
Op 10 augustus 2023 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Voorafgaand aan de zitting heeft [verzoekster] bij brief van 27 juni 2023 de nog ontbrekende productie 18 toegezonden. Mr. Gerdes heeft op zitting een pleitnota overgelegd en voorgedragen.
1.3.
Vervolgens is een datum voor beschikking bepaald.

2.De feiten

in de zaak van het verzoek en het tegenverzoek
2.1.
[verzoekster] is een kleinschalige vrouwenkliniek met vestigingen in [plaats] en [plaats] . Er is sprake van een klein team van 10 medewerkers (per 30 mei 2023) waaronder
4 gynaecologen, 2 leefstijl consultenten, 3 verpleegkundigen en een medisch secretaresse. De directie wordt gevoerd door [A] (tevens gynaecoloog, verder te noemen: [A] ) en [B] (verder te noemen: [B] ).
2.2.
[verweerster] , geboren [geboortedatum] 1979, is op [datum] 2020 in dienst getreden bij [verzoekster] als gynaecoloog voor 27 uren per week.
2.3.
Op 3 oktober 2022 heeft een patiënte (verder te noemen patiënte B.) het spreekuur van [verweerster] bezocht. [verweerster] heeft biopten genomen van weefsel van patiënte B.
Op of omstreeks 23 oktober 2022 heeft [verweerster] van de patholoog de uitslag van het biopten ontvangen. In het verslag van de patholoog is melding gemaakt van plaveiselcarcinoom van de baarmoederhals (baarmoederhalskanker) én van CIN II (matige dysplasie). Patiënte B. is niet geïnformeerd over de baarmoederhalskanker, wel is zij geïnformeerd over de matige dysplasie. De behandeling van patiënte B. is voortgezet, op 29 november 2022 heeft een poliklinische behandeling plaatsgevonden. Aansluitend is wederom weefsel gezonden aan de patholoog. Op 12 december 2022 heeft de patholoog met [verweerster] gebeld om de uitslag door te geven. [verweerster] heeft diezelfde dag met patiënte B. gebeld en haar medegedeeld dat zij baarmoederhalskanker heeft. Patiënte B. is vervolgens doorverwezen naar het Radboud Ziekenhuis.
24. [verweerster] heeft na de overdracht van patiënte B. naar het Radboud Ziekenhuis nog diverse keren telefonisch contact met haar opgenomen.
2.5.
Op 1 maart 2023 heeft [verzoekster] een klacht van patiënte B. ontvangen over het missen van baarmoederhalskanker in de uitslag van een biopt. Patiënte B. schrijft dat [verweerster] naar aanleiding van de uitslag van de biopten van 3 oktober 2022 aan haar heeft benadrukt dat zij geen kanker heeft, maar dat zij na het telefoongesprek van 12 december 2022 de uitslag van de biopten van 3 oktober 2022 heeft bekeken en tot haar verbazing zag dat daar meerdere keren wordt benoemd dat er een tumor gevonden is. In het Radboud Ziekenhuis is later ook bevestigd dat in de uitslag van de biopten van 3 oktober 2022 al kanker zat. Patiënte B. schrijft dat zij ontstelt en ontzet was.
Deze klacht is gemaild aan het algemene e-mailadres van [verzoekster] ( [e-mailadres] ) en gericht aan [verweerster] . Door de e-mail van patiënte B. is [verzoekster] op de hoogte geraakt van deze situatie; [verweerster] heeft dit eerder niet gemeld.
2.6.
Aanvankelijk is [A] met [verweerster] in gesprek gegaan over deze situatie. Later heeft ook een gesprek plaatsgevonden tussen [verweerster] , [A] en [B] . Na dit laatste gesprek, heeft [B] bij e-mail van 9 maart 2023 gereageerd op de conceptreactie voor patiënte B. die [verweerster] had opgesteld. Hij schrijft in zijn e-mail:
“Onderstaand een aanvulling.Kijk maar even, vul gerust aan of schrap tekst.
Verder nog even nadenken, om voor het weekend te sturen of erna?(…)
Na correctie en aanvulling misschien nog even langs [C] en [D] van [bedrijf] ?”
2.7.
Op vrijdag 10 maart 2023 heeft [verweerster] een reactie aan patiënte B. gezonden. Zij schrijft, onder andere:
Hierbij reactie op uw email van 2 maart. Het is duidelijk, dat u een zware periode achter de rug heeft en dat betreur ik zeer. De diagnose cervixcarcinoom vernam ik pas op 12 december, op het moment dat de PA uitslag van de LLETZ binnenkwam. Tot dan was ik in de veronderstelling dat er sprake was van een CIN II, als gevolg van het feit dat dit geel gearceerd stond in de PA uitslag. Hoe dit heeft kunnen gebeuren is voor mij onduidelijk. Het beloop is spijtig. (…)”
[verweerster] heeft diezelfde dag een kopie van dit bericht aan [A] en [B] gemaild.
2.8.
Patiënte B. heeft op 12 maart 2023 gereageerd op het bericht van [verweerster] van 10 maart 2023. Patiënte B. schrijft het onbegrijpelijk te vinden dat [verweerster] de werkelijke diagnose heeft gemist, nu die 5x genoemd staat in die uitslag. Patiënte B. schrijft verder dat zij de verklaring van [verweerster] over hoe dit heeft kunnen gebeuren, dat dit onduidelijk en spijtig is, te makkelijk vindt en zij geeft aan het antwoord van [verweerster] te betreuren.
2.9.
[verzoekster] heeft in maart/april 2023 een SIRE onderzoek uitgevoerd naar aanleiding van het missen van de uitslag plaveiselcelcarcinoom.
2.10.
Op 16 maart 2023 hebben [A] en [B] een gesprek met [verweerster] gehad, onder andere over de klacht en ook over het besluit van [verzoekster] om een nieuwe collega aan te trekken. [verweerster] was het met dat laatste besluit niet eens.
2.11.
Op 23 maart 2023 zijn [A] en [B] opnieuw met [verweerster] in gesprek gegaan.
2.12.
Na het gesprek van 23 maart 2023, heeft [verzoekster] op 24 maart 2023 een – uitvoerige – brief aan [verweerster] geschreven over de gebeurtenissen die zich in de afgelopen periode hebben voorgedaan. [verzoekster] schrijft in deze brief, onder andere, dat sprake is van een verstoorde arbeidsrelatie tussen [verweerster] enerzijds en [A] en [B] anderzijds, maar ook van een zeer moeizame samenwerking tussen [verweerster] en het ondersteunend personeel. Ook geeft [verzoekster] aan dat het vertrouwen als gevolg van de door [verweerster] gemaakte medische fout en meer in het bijzonder het feit hoe zij daarmee is omgegaan ernstig is beschadigd. [verzoekster] heeft mediation voorgesteld om te bezien of het vertrouwen kan worden hersteld en vraagt [verweerster] op korte termijn te laten weten naar welke van de drie voorgestelde mediators haar voorkeur uitgaat.
[verzoekster] stelt tenslotte voor dat [verweerster] haar werkzaamheden blijft verrichten onder een aantal voorwaarden. [verzoekster] schrijft dat het haar, gezien de verstoorde relaties, uit het oogpunt van patiëntveiligheid verstandig lijkt dat [verweerster] voorlopig geen (poliklinische) operaties alleen of samen met [A] [opmerking kantonrechter: [A] ] uitvoert op POK of OK.
2.13.
Bij e-mailbericht van 30 maart 2023 heeft [verweerster] een mediator voorgesteld. [verzoekster] is met deze mediator akkoord gegaan.
2.14.
Op 3 april 2023 is [verweerster] op de OK en in de koffiekamer gekomen. Onder verwijzing naar de brief van 24 maart 2023 heeft [A] [verweerster] verzocht te vertrekken, maar [verweerster] heeft dat aanvankelijk geweigerd. Pas na (telefonische) tussenkomst van [B] is [verweerster] vertrokken. Zij heeft daarbij haar ongenoegen geuit over de gang van zaken.
2.15.
Bij brief van 4 april 2023 heeft [verzoekster] aan [verweerster] geschreven dat zij haar gedrag onacceptabel en onbeschoft vindt, en heeft zij [verweerster] een officiële waarschuwing gegeven.
2.16.
Op 17 april 2023 heeft het eerste mediationgesprek plaatsgevonden.
2.17.
Op 18 april 2023 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [verweerster] , [A] en patiënte B. Dit gesprek is goed afgesloten, aan patiënte B. is een schadevergoeding aangeboden.
2.18.
Bij brief van 22 mei 2023 heeft de gemachtigde van [verzoekster] een beëindigingsvoorstel gedaan aan de gemachtigde van [verweerster] , omdat volgens [verzoekster] tijdens de mediaton is gebleken dat sprake is van een onherstelbaar verstoorde arbeidsrelatie en een totaal gebrek aan vertrouwen.
2.19.
Bij e-mail van 30 mei 2023 heeft de gemachtigde van [verweerster] daarop gereageerd dat [verweerster] niet instemt met het voorstel van [verzoekster] . [verweerster] stelt zich op het standpunt dat geen sprake is van een onherstelbaar verstoorde arbeidsrelatie en zij heeft aangegeven haar dienstverband te willen behouden.
2.20.
Op 31 mei 2023 is de mediation zonder resultaat beëindigd.
2.21.
Op 1 juni 2023 is [verweerster] op non-actief gesteld.

3.Het verzoek

3.1.
[verzoekster] verzoekt de arbeidsovereenkomst met [verweerster] te ontbinden op grond van artikel 7:671b lid 1, onderdeel a, van het Burgerlijk Wetboek (BW), in verbinding met artikel 7:669 lid 3, onderdeel g BW.
3.2.
Aan dit verzoek legt [verzoekster] ten grondslag dat sprake is van – kort gezegd – een verstoorde arbeidsverhouding, zodanig dat van haar redelijkerwijs niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Gezien de totaal verstoorde verhouding is herplaatsing naar het oordeel van [verzoekster] niet aan de orde. Ter onderbouwing daarvan heeft [verzoekster] het volgende naar voren gebracht.
[verweerster] laat zich niet op haar houding en gedrag aanspreken, gesprekken monden veelal uit in een welles/nietes discussie waarna [verweerster] boos opstapt en [verweerster] weigert redelijke opdrachten op te volgen.
Daarnaast heeft [verzoekster] totaal geen vertrouwen meer in [verweerster] , omdat zij heeft geprobeerd een medische fout te verzwijgen. Dat [verweerster] een fout heeft gemaakt neemt [verzoekster] haar niet kwalijk. Immers, iedereen maakt fouten. Maar had de patiënte op 1 maart 2023 geen klacht ingediend dan zou [verzoekster] nimmer op de hoogte zijn gebracht van de medische fout. Deze verzwijging verwijt [verzoekster] [verweerster] wel en dit heeft ook het vertrouwen in haar in ernstige mate geschaad. Temeer nu [verweerster] daarvoor tot op de dag van vandaag niet haar verantwoordelijkheid neemt en iedere zelfreflectie ontbreekt, waardoor [verzoekster] vreest voor herhaling.
Verder is ook de samenwerking met collega’s bemoeilijkt, zo niet onmogelijk geworden als gevolg van het feit dat [verweerster] weigert haar houding en gedrag aan te passen en zij zich ook door hen, net als door de directie van [verzoekster] , niet laat aanspreken.
[verzoekster] heeft tevergeefs getracht om het een en ander met [verweerster] op constructieve wijze te bespreken door middel van gesprekken tussen haar en [B] en [A] . De verhoudingen zijn helaas alleen maar verder geëscaleerd. Zelfs mediation is tevergeefs geprobeerd. De gesprekken en de mediation hebben de verhoudingen niet kunnen normaliseren.

4.Het verweer en het tegenverzoek

4.1.
[verweerster] verweert zich tegen het verzoek en stelt dat de verzochte ontbinding moet worden afgewezen. Zij voert daartoe – samengevat – het volgende aan.
[verweerster] herkent zich niet in de verwijten die [verzoekster] haar maakt. Zij staat open voor feedback, organiseerde altijd besprekingen en team overleggen en is zich goed bewust van hiërarchische verhoudingen. Tot 1 juni 2023 (de dag dat zij op non-actief werd gesteld) heeft zij zonder al te veel problemen met [A] samengewerkt. Er waren zeker wel discussies, maar de zakelijke samenwerking verliep prima. Het klopt dat er sprake is van verschillende karakters, dat is wel eens besproken. Zij heeft aangeboden daarvoor samen met [A] een communicatietraining te volgen met de gedachte dat verschillende karakters elkaar juist kunnen verstreken. Daar stond [A] echter niet voor open. [verzoekster] heeft drie verklaringen overgelegd van collega’s, om een verstoorde verhouding te onderbouwen, maar [verweerster] vraagt daarbij niet uit het oog te verliezen dat deze collega’s nog in dienst zijn bij [verzoekster] . Zij heeft een verklaring van een oud-collega overgelegd, die verklaart heel prettig met haar te hebben samengewerkt.
[verweerster] betwist dat zij een medische fout verzwegen heeft. Ze was zich lange tijd zelf niet bewust van het feit dat zij iets over het hoofd had gezien. Nadat dat [verweerster] bekend was geworden, heeft zij [verzoekster] geïnformeerd. [verweerster] kan zich niet aan de indruk onttrekken dat dit incident door [verzoekster] is aangegrepen om te trachten tot een afscheid te komen. De wijze waarop zij buiten spel is gezet, vindt zij onacceptabel en verdient het predicaat goed werkgeverschap allerminst. [verzoekster] verwijt haar zaken, die niet terecht zijn. Voor de vorm werd nog mediation doorlopen, maar inhoudelijk hebben die twee sessies geen enkel nut gehad. Over de mediation zelf kan [verweerster] vanwege de vertrouwelijkheid geen uitspraken doen, maar al op de dag van de eerste mediation afspraak werd [verweerster] medegedeeld dat zij op non-actief werd gezet. Dat tekent dat van echte pogingen nader tot elkaar te komen, geen sprake is geweest. [verweerster] had een fout gemaakt en moest het veld ruimen.
Het is niet aan de fout van [verweerster] te wijten dat de arbeidsrelatie is verstoord. De reactie van [verzoekster] op die fout heeft voor de verstoring gezorgd. [verweerster] ontving geen enkele steun van haar werkgever. Zij werd zonder gegronde reden uit een belangrijk deel van haar functie gezet doordat zij niet meer op de OK mocht werken, een patiëntcontactverbod kreeg en een bijzonder eisenpakket met zwijggebod richting ander personeel. En vervolgens is er geen enkele serieuze poging gedaan de arbeidsrelatie te trachten te herstellen. Er werden zonder enig overleg twee nieuwe gynaecologen aangenomen in april 2023. [verweerster] werd mede-gedeeld dat zij op non-actief werd gesteld en het was wachten op het ontbindingsrekest. Nu [verzoekster] geen serieuze pogingen heeft ondernomen de ontstane spanningen weg te nemen, kan dit ontbindingsrekest de toets niet doorstaan en ligt het ontbindingsrekest wat [verweerster] betreft voor afwijzing gereed. Bovendien zijn er wel degelijk herplaatsingsmogelijkheden. Er staat een vacature voor een gynaecoloog uit en [verweerster] is van mening dat het toch mogelijk moet zijn een (zakelijke) modus te vinden om met elkaar samen te werken. [verweerster] is nog steeds bereid de communicatietraining met [A] te doorlopen.
4.2.
Voor zover de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden, verzoekt [verweerster] bij wijze van tegenverzoek om toekenning de transitievergoeding en van een billijke vergoeding van
€ 199.426,20. [verzoekster] heeft daartegen verweer gevoerd.
4.3.
Op de stellingen van partijen en aangevoerde achtergronden wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan en beslist.

5.De beoordeling

in de zaak van het verzoek
5.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of de arbeidsovereenkomst tussen partijen moet worden ontbonden. In geval van ontbinding moet ook worden beoordeeld of aan [verweerster] een billijke vergoeding dient te worden toegekend.
5.2.
De kantonrechter stelt voorop dat uit artikel 7:669 lid 1 BW volgt dat de arbeidsovereenkomst alleen kan worden ontbonden indien daar een redelijke grond voor is en herplaatsing van de werknemer binnen een redelijke termijn niet mogelijk is of niet in de rede ligt. In artikel 7:669 lid 3 BW is nader omschreven wat onder een redelijke grond moet worden verstaan. Bij regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 23 april 2015 (
Stcrt.2015/12685) zijn daarvoor nadere regels gesteld (Ontslagregeling).
5.3.
[verzoekster] heeft haar verzoek gegrond op artikel 7:669 lid 3 sub g BW, te weten een verstoorde arbeidsverhouding, zodanig dat van de werkgever in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Tussen partijen is niet in geschil dát sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding; ook [verweerster] erkent dit in haar verweerschrift en op de mondelinge behandeling. Volgens [verweerster] is het echter niet aan de door haar gemaakte fout te wijten dat de arbeidsrelatie verstoord is, maar aan de reactie van [verzoekster] op die fout. [verweerster] is verder van mening dat de verstoring niet onherstelbaar is. Zij wil proberen de arbeidsrelatie te herstellen, bijvoorbeeld door mediation of een communicatietraining.
5.4.
Voorzover [verweerster] wil betogen dat de verstoorde arbeidsverhouding niet zodanig is, dat van [verzoekster] in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren, volgt de kantonrechter haar daarin niet. Er hebben meerdere gesprekken plaatsgevonden tussen [verweerster] enerzijds en [A] en [B] anderzijds. Volgens [verzoekster] verliepen de gesprekken vaak moeizaam, liepen de gemoederen hoog op en liep [verweerster] vaker boos weg. [verweerster] betwist dat laatste, in ieder geval ten aanzien van het gesprek van 23 maart jl., waaraan gerefereerd wordt in de brief van 24 maart jl.; volgens [verweerster] liep zij niet kwaad de zaal uit maar was de bespreking klaar. [verweerster] benoemt juist dat [A] vaak briesend op de werkvloer rondliep en boos wegliep als [verweerster] haar ergens op aansprak. Beiden wijzen dus naar de ander als degene die met haar boze gedrag een constructief overleg onmogelijk maakte. Wat daar ook van zij, geconstateerd kan worden dat de communicatie tussen partijen in ieder geval moeizaam verliep. Omdat partijen er onderling niet uitkwamen, heeft [verzoekster] vervolgens mediation voorgesteld. [verweerster] vindt dat [verzoekster] zich niet heeft ingespannen om de verhoudingen te verbeteren, maar [verzoekster] heeft de mediation voorgesteld en mediation is vervolgens ook gestart. Volgens [verweerster] is die mediation niet serieus ingestoken, want zij was al voor de mediation op non-actief gesteld. Na een brief van haar advocaat is die non-actiefstelling op dat moment weer ingetrokken, maar dat geeft wel aan hoe de mediation is ingegaan, aldus [verweerster] . De kantonrechter volgt [verweerster] niet in haar stelling dat uit de non-actiefstelling volgt dat de mediation niet serieus is ingestoken. Zoals uit de brief van 24 maart 2023 ook blijkt, is de insteek van [verzoekster] voor de mediation het wederzijdse beschadigde vertrouwen te herstellen om te komen tot een prettige voortzetting van de samenwerking. Voorafgaand aan de mediation zag [verzoekster] als gevolg van het beschadigde vertrouwen geen mogelijkheid meer voor een constructieve samenwerking en dat was de reden voor de non-actiefstelling op dat moment. Dat beschadigde vertrouwen wilde [verzoekster] in de mediation herstellen. Dat is uiteindelijk echter niet gelukt. Het vertrouwen is niet hersteld; uit de overgelegde gedingstukken en hetgeen ter zitting is gesteld volgt dat partijen in de loop van de tijd steeds meer tegenover elkaar zijn komen te staan. [verweerster] wil dat oplossen door middel van een communicatietraining of mediation, maar mediation is eerder niet succesvol gebleken en niet valt in te zien hoe het vertrouwen hersteld kan worden door een communicatietraining. Onder deze omstandigheden is de kantonrechter van oordeel dat de arbeidsverhouding zodanig is verstoord dat van [verzoekster] in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortbestaan. Gelet op de verwijten die partijen elkaar over en weer maken, is de kantonrechter verder van oordeel dat herplaatsing van [verweerster] binnen een redelijke termijn niet in de rede ligt.
5.5.
De conclusie is dat de kantonrechter het verzoek van [verzoekster] zal toewijzen en dat de arbeidsovereenkomst met toepassing van artikel 7:671b lid 9, onderdeel a, BW zal worden ontbonden met ingang van 1 oktober 2023. Dat is de datum waarop de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging zou zijn geëindigd, verminderd met de duur van deze procedure.
transitievergoeding
5.6.
[verzoekster] is bereid de transitievergoeding aan [verweerster] te betalen. [verzoekster] heeft de transitievergoeding berekend, uitgaande van een uitdiensttreding per 1 augustus 2023. Nu de arbeidsovereenkomst wordt verbonden per 1 oktober, zal de transitievergoeding tot die datum berekend worden. De transitievergoeding bedraagt, conform de berekening van [verweerster] , € 8.161,96 bruto. [verzoekster] zal worden veroordeeld tot betaling van dit bedrag. De gevorderde wettelijke rente zal, conform artikel 7:686a lid 1 BW, worden toegewezen vanaf 1 november 2023.
billijke vergoeding
5.7.
De kantonrechter ziet geen aanleiding om aan [verweerster] een billijke vergoeding toe te kennen. Gelet op artikel 7:671b lid 8, onderdeel c, BW is voor toekenning van een billijke vergoeding alleen plaats indien de ontbinding van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever. Uit de wetsgeschiedenis volgt dat ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van een werkgever zich slechts zal voordoen in uitzonderlijke gevallen, bijvoorbeeld als een werkgever grovelijk de verplichtingen niet nakomt die voortvloeien uit de arbeidsovereenkomst en er als gevolg daarvan een verstoorde arbeidsverhouding ontstaat of als een werkgever een valse grond voor ontslag aanvoert met als enig oogmerk een onwerkbare situatie te creëren (zie:
Kamerstukken II, 2013-2014, 33 818, nr. 3, pag. 34). Een dergelijke situatie doet zich hier niet voor. Daarover wordt het volgende overwogen.
[verweerster] verwijt [verzoekster] dat zij haar na ontdekking van de gemaakte fout volledig buiten spel heeft gezet, waardoor de verstoring van de arbeidsrelatie volledig aan [verzoekster] te wijten is. Uit het dossier en uit hetgeen ter zitting is besproken, volgt echter dat [verzoekster] na de melding van de klacht, meerdere gesprekken met [verweerster] heeft gevoerd. [verweerster] heeft zelf op zitting ook aangegeven dat er meerdere malen langdurig over de casus is gesproken. Op 8 en 9 maart 2023 hebben [A] en [B] meegedacht over een goede reactie naar patiënte B. [verweerster] stelt dat haar verweten wordt dat zij al een reactie naar de patiënte heeft gestuurd, terwijl de instructies van de directie waren dat nog niet te doen. Maar bewijs van die instructies is er niet, aldus [verweerster] . Uit de mail van [B] kan niet de conclusie worden getrokken dat het haar niet vrijstond tot verzending over te gaan, zo stelt [verweerster] . Met [verweerster] is de kantonrechter van oordeel dat uit de betreffende mail geen harde instructie volgt dat mail nog niet en niet op die manier verzonden mocht worden, maar het moet [verweerster] duidelijk zijn geweest dat zij met haar afweging inging tegen de uitdrukkelijke wens van [verzoekster] , nu [verzoekster] onweersproken heeft gesteld tijdens de gesprekken nadrukkelijk te hebben aangegeven dat er gezamenlijk een brief verzonden zou worden in goed onderling overleg en dit zou kunnen wachten tot na het weekend. Patiënte B. heeft niet goed op de door [verweerster] verzonden mail gereageerd. [verweerster] en [verzoekster] zijn verder in gesprek gebleven over (onder andere) deze casus. Na – in de visie van [verzoekster] – niet goed verlopen gesprekken op 16 en 23 maart 2023, zag [verzoekster] zich genoodzaakt voorwaarden te stellen aan het blijven verrichten van werkzaamheden door [verweerster] , in afwachting van de mediation. In de brief van 24 maart 2023 heeft zij aan [verweerster] geschreven dat het haar uit het oogpunt van patiëntveiligheid verstandig leek om voorlopig geen (poliklinische) operaties alleen of samen met [A] uit te voeren op POK of OK. Desondanks is [verweerster] op 3 april 2023 op de OK verschenen en heeft zij – ondanks verzoek daartoe van [A] onder verwijzing naar de brief van 24 maart 2023 – aanvankelijk geweigerd de OK althans de koffiekamer te verlaten. Daarmee heeft zij de toch al kwetsbare verhoudingen tussen partijen verder op scherp gezet, hetgeen (ook) heeft bijgedragen aan het verstoord raken van verhoudingen. Van het op onacceptabele manier buiten spel zetten van [verweerster] door [verzoekster] , is naar het oordeel van de kantonrechter dan ook geen sprake.
5.8.
Omdat aan de ontbinding geen billijke vergoeding wordt verbonden, hoeft [verzoekster] geen gelegenheid te krijgen het verzoek in te trekken.
5.9.
Gelet op de uitkomst van de zaak, is de kantonrechter van oordeel dat het redelijk is dat partijen ieder hun eigen proceskosten dragen.
in de zaak van het tegenverzoek
5.10.
Voor zover [verweerster] bij wijze van tegenverzoek heeft gevraagd om toekenning van een billijke vergoeding, behoeft dit verzoek niet te worden behandeld, omdat daarop al is beslist in de zaak van het verzoek. Hetzelfde geldt voor het verzoek om toekenning van een transitievergoeding.
5.11.
Gelet op de uitkomst van de zaak, is de kantonrechter van oordeel dat het redelijk is dat partijen ieder hun eigen proceskosten dragen.

6.De beslissing

De kantonrechter:
in de zaak van het verzoek
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 1 oktober 2023;
veroordeelt [verzoekster] om aan [verweerster] een transitievergoeding te betalen van € 8.161,96 bruto, vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 1 november 2023 tot aan de dag van algehele voldoening;
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
in de zaak van het tegenverzoek
wijst het verzoek af;
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.
Deze beschikking is gewezen door mr. J.A.M. van den Berk, kantonrechter en op
31 augustus 2023 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.