ECLI:NL:RBOBR:2023:4265

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
30 augustus 2023
Publicatiedatum
29 augustus 2023
Zaaknummer
C/01/394044 / HA ZA 23-382
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident tot voeging in civiele procedure met internationale bevoegdheid en beoordeling van verknochte zaken

Op 30 augustus 2023 heeft de Rechtbank Oost-Brabant een tussenuitspraak gedaan in een civiele procedure waarin [eiseres] een incident tot voeging heeft gevorderd met een andere aanhangige zaak. De rechtbank heeft vastgesteld dat de onderhavige zaak en de zaak tussen [eiseres] en Netcar Juridische Dienstverlening B.V. nagenoeg identiek zijn, wat betreft het feitencomplex en de juridische standpunten. De rechtbank heeft geoordeeld dat de Nederlandse rechter bevoegd is om over het geschil te oordelen, op basis van artikel 26 van de Verordening Brussel I-bis, aangezien [gedaagden] c.s. zich heeft gesteld zonder de bevoegdheid van de Nederlandse rechter te betwisten.

De rechtbank heeft verder overwogen dat op grond van artikel 222 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) voeging kan worden gevorderd wanneer er verknochte zaken aanhangig zijn bij dezelfde rechter. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er sprake is van verknochte zaken, omdat beide zaken betrekking hebben op een vordering van [eiseres] van € 1.175.606,64, voortvloeiend uit overeenkomsten met Netcar. De rechtbank heeft de vordering tot voeging toegewezen, ondanks de bezwaren van [gedaagden] c.s. die stelden dat de voeging niet mogelijk was vanwege een nog te nemen besluit over de bevoegdheid van de rechtbank in de hoofdzaak.

In de beslissing heeft de rechtbank de kosten van het incident gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. De zaak is opnieuw op de rol gezet voor 11 oktober 2023 voor conclusie van antwoord van [gedaagden] c.s. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. E.J.C. Adang.

Uitspraak

RECHTBANK Oost-Brabant

Civiel recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Zaaknummer: C/01/394044 / HA ZA 23-382
Vonnis in incident van 30 augustus 2023
in de zaak van
[eiseres],
te [plaats] , gemeente [gemeente] ,
eiseres in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
hierna te noemen: [eiseres] ,
advocaat: mr. A.G. Baan te Oldenzaal,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

te [woonplaats] ( [land] ),
2.
[gedaagde 2],
te [woonplaats] ( [land] ),
gedaagden in de hoofdzaak,
verweerders in het incident,
hierna samen te noemen: [gedaagden] c.s. (mannelijk, enkelvoud),
advocaat: mr. M.M. de Jong te Tilburg.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding,
- een akte herstel verzuim van [eiseres] ,
- een conclusie van antwoord in het incident.
1.2.
Vervolgens heeft de rechtbank bepaald dat vonnis in het incident zal worden gewezen.

2.Het geschil en de beoordeling

2.1.
[eiseres] vordert – samengevat – deze zaak te voegen met de zaak die bij deze rechtbank aanhangig is tussen [eiseres] en Netcar Juridische Dienstverlening B.V. (hierna: “Netcar”) onder zaak- en rolnummer 390498 HA ZA 23-133 (hierna: de “zaak [eiseres] /Netcar”). Volgens [eiseres] zijn de onderhavige zaak en de zaak [eiseres] /Netcar nagenoeg identiek aan elkaar, omdat in beide procedures over hetzelfde feitencomplex en over dezelfde standpunten geoordeeld moeten worden.
2.2.
[gedaagden] c.s. voert het hierna beschreven verweer.
2.3.
De rechtbank overweegt als volgt.
2.4.
[gedaagden] c.s. woont in [land] . Het geschil heeft daarmee een internationaal karakter.
De Nederlandse rechter is bevoegd te oordelen over dit geschil op grond van artikel 26 Verordening Brussel I-bis [1] , aangezien [gedaagden] c.s. is verschenen en de bevoegdheid van de Nederlandse rechter niet heeft betwist. Dat [gedaagden] c.s. heeft gesteld voornemens te zijn de bevoegdheid van de Nederlandse rechter in de hoofdzaak te zullen betwisten betekent nog niet dat hij de bevoegdheid van de Nederlandse rechter om te oordelen over dit incident heeft betwist.
Aangezien de Nederlandse rechter bevoegd is te oordelen over dit geschil, is ook gegeven dat het Nederlandse procesrecht van toepassing is.
2.5.
In artikel 222 lid 1 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) is bepaald dat voeging kan worden gevorderd in het geval, onder andere, voor dezelfde rechter verknochte zaken aanhangig zijn. Doel van de voeging is het voorkomen van tegenstrijdige beslissingen en het voorkomen van dubbel werk door het voeren van meerdere procedures over hetzelfde onderwerp. Bij het beantwoorden van de vraag of zaken moeten worden gevoegd dient een belangenafweging plaats te vinden, waarbij het enerzijds gaat om de eisen van een goede rechtspleging en de daarmee gemoeide belangen, waaronder die van partijen, en anderzijds om de bezwaren die verbonden kunnen zijn aan een voeging van zaken. [2]
2.6.
Naar het oordeel van de rechtbank is, anders dan [gedaagden] c.s. betoogt, van verknochte zaken in de zin van artikel 222 lid 1 Rv zodanig sprake dat voeging aan de orde kan zijn. Beide zaken gaan in de hoofdzaak over een vordering van € 1.175.606,64 die [eiseres] stelt te hebben op grond van overeenkomsten die zijn gesloten tussen enerzijds [eiseres] en anderzijds Netcar, althans diens rechtsvoorgangster Netcar Automotive V.O.F. In beide zaken zal de vraag moeten worden beantwoord wat de rechten van [eiseres] zijn die voortvloeien uit de overeenkomsten en of op grond daarvan nakoming/schadevergoeding kan worden gevorderd. De onderhavige zaak gaat in aanvulling op hetgeen in de zaak [eiseres] / Netcar voorligt, over de vraag of [eiseres] de rechten ook kan doen gelden jegens gedaagden als (voormalige) vennoten van Netcar Automotive V.O.F. Deze laatste vraag is echter alleen een (beperkt) onderdeel van het geschil in de onderhavige zaak.
Dat de partijen in beide procedures niet dezelfde zijn en dat in onderhavige zaak niet alle partijen in Nederland wonen / zijn gevestigd, zoals [gedaagden] c.s. heeft aangevoerd, staat aan voeging niet in de weg.
2.7.
[gedaagden] c.s. voert aan dat voeging niet mogelijk is, omdat eerst een besluit moet worden genomen over een voor alle weren door hem te voeren verweer in de hoofdzaak over de (on)bevoegdheid van deze rechtbank. Dat verweer faalt, alleen al omdat [gedaagden] c.s. de bevoegdheid van de rechtbank (vooralsnog) niet heeft betwist en de rechtbank (vooralsnog) ook niet is gebleken dat zij onbevoegd is te oordelen over het geschil in de hoofdzaak.
2.8.
[gedaagden] c.s. voert verder aan, naar de kantonrechter begrijpt, dat Netcar en [gedaagden] c.s. in hun verdediging zijn geschaad omdat in de zaak [eiseres] / Netcar niet kon worden geanticipeerd op een op te werpen exceptie van onbevoegdheid in de onderhavige zaak na toewijzing van de voeging. Ook dit verweer faalt. De door [gedaagden] c.s. beschreven omstandigheid betreft de vordering tot voeging in de andere procedure en niet de gevorderde voeging in deze procedure.
2.9.
[gedaagden] c.s. voert tenslotte aan dat voeging onmogelijk is, omdat in de zaak [eiseres] / Netcar bij incident voeging is gevorderd met onderhavige zaak en dat honorering van dat verzoek onmogelijk is omdat de vordering tot voeging in die zaak niet is gedaan voor de conclusie van antwoord. Het is de rechtbank ambtshalve bekend dat de vordering tot voeging in die zaak om genoemde reden is afgewezen (vonnis van 2 augustus 2023, ECLI:NL:RBOBR:2023:3891). Dat in de zaak [eiseres] / Netcar de vordering tot voeging om genoemde reden is afgewezen is echter naar het oordeel van de rechtbank geen reden om de vordering tot voeging in de onderhavige zaak af te wijzen. Anders dan in de zaak [eiseres] / Netcar is in de onderhavige zaak de vordering tot voeging bij dagvaarding ingediend. Dat is volgens artikel 222 lid 2 Rv tijdig. Artikel 222 Rv verzet zich niet tegen voeging van de jongere zaak (de onderhavige) met de oudere zaak (de zaak [eiseres] / Netcar).
2.10.
Naar het oordeel van de rechtbank kan in dit incident geen van partijen als de in het ongelijk gestelde partij worden beschouwd. Daarom zullen de proceskosten worden gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

3.De beslissing

De rechtbank
in het incident
3.1.
voegt de hoofdzaak met de bij deze rechtbank aanhangige zaak met zaak/rolnummer 390498 HA ZA 23-133;
3.2.
compenseert de kosten van dit incident tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
in de hoofdzaak (met zaak-/rolnummer 394044 HA ZA 23-382):
3.3.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
woensdag 11 oktober 2023voor conclusie van antwoord van de zijde van [gedaagden] c.s.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J.C. Adang en in het openbaar uitgesproken op 30 augustus 2023.

Voetnoten

1.Verordening betreffende de rechterlijke bevoegdheid, erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken nr. 1215/2012 d.d. 12 december 2012.
2.MvT, 27 824, nr. 3, p. 40-41; Van Mierlo/Bart,