Uitspraak
RECHTBANK Oost-Brabant
1.[gedaagde 1] ,
2.
[gedaagde 2],
1.De procedure
2.Het geschil en de beoordeling
3.De beslissing
woensdag 11 oktober 2023voor conclusie van antwoord van de zijde van [gedaagden] c.s.
Rechtbank Oost-Brabant
Op 30 augustus 2023 heeft de Rechtbank Oost-Brabant een tussenuitspraak gedaan in een civiele procedure waarin [eiseres] een incident tot voeging heeft gevorderd met een andere aanhangige zaak. De rechtbank heeft vastgesteld dat de onderhavige zaak en de zaak tussen [eiseres] en Netcar Juridische Dienstverlening B.V. nagenoeg identiek zijn, wat betreft het feitencomplex en de juridische standpunten. De rechtbank heeft geoordeeld dat de Nederlandse rechter bevoegd is om over het geschil te oordelen, op basis van artikel 26 van de Verordening Brussel I-bis, aangezien [gedaagden] c.s. zich heeft gesteld zonder de bevoegdheid van de Nederlandse rechter te betwisten.
De rechtbank heeft verder overwogen dat op grond van artikel 222 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) voeging kan worden gevorderd wanneer er verknochte zaken aanhangig zijn bij dezelfde rechter. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er sprake is van verknochte zaken, omdat beide zaken betrekking hebben op een vordering van [eiseres] van € 1.175.606,64, voortvloeiend uit overeenkomsten met Netcar. De rechtbank heeft de vordering tot voeging toegewezen, ondanks de bezwaren van [gedaagden] c.s. die stelden dat de voeging niet mogelijk was vanwege een nog te nemen besluit over de bevoegdheid van de rechtbank in de hoofdzaak.
In de beslissing heeft de rechtbank de kosten van het incident gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. De zaak is opnieuw op de rol gezet voor 11 oktober 2023 voor conclusie van antwoord van [gedaagden] c.s. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. E.J.C. Adang.