4.1.De rechtbank moet eerst beoordelen of de werkzaamheden aan de schouw zijn aan te merken als asbestverwijderingswerkzaamheden. Als deze werkzaamheden niet zijn aan te merken als asbestverwijderingswerkzaamheden, zoals eiseres stelt, dan heeft zij artikel 4.45, eerste lid, van het Arbobesluit op dit punt niet overtreden. Zoals de Afdeling in haar uitspraak van 20 april 2022 heeft overwogen, moet onder asbestverwijderingswerkzaamheden worden verstaan de werkzaamheden als bedoeld in artikel 4:54a van het Arbobesluit.Dat betekent dat asbestverwijderingswerkzaamheden zijn a) het geheel of gedeeltelijk afbreken of uit elkaar nemen van bouwwerken waarin asbest of asbesthoudende producten zijn verwerkt, b) het verwijderen van asbest of asbesthoudende producten uit de bouwwerken of objecten en c) het opruimen van asbest of asbesthoudende producten die ten gevolge van een incident zijn vrijgekomen. Bij deze beoordeling is verder van belang dat, zoals ook uit genoemde uitspraak van de Afdeling volgt, voor extensieve interpretatie van wettelijke regels geen plaats is als het gaat om handhavingsmaatregelen.
4.1.1.Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister zich ten onrechte op het standpunt gesteld dat de schouw is aan te merken als een bouwwerk of object waarin asbest of asbesthoudende producten zijn verwerkt, als bedoeld in artikel 4.54a, eerste lid, aanhef en onder a, van het Arbobesluit. De werkzaamheden zijn dan ook niet aan te merken als asbestverwijderingswerkzaamheden. De rechtbank overweegt daarover als volgt. Uit het asbestinventarisatierapport van 2 december 2020 volgt dat tijdens de inventarisatie als asbesthoudende en asbestverdachte toepassing bron 8 - M05 is waargenomen, zijnde een acbuis/rookgaskanaal (hierna aangeduid als rookgaskanaal) met als locatie schouw en schoorsteen. In paragraaf 4 ‘Overzicht analyseresultaten’ van het inventarisatierapport staat bij deze bron vermeld dat het gaat om een rookgaskanaal dat uit twee delen bestaat en in de schouw is ingemetseld. Het gedeelte van het kanaal dat in de schouw zit, moet in een binnen situatie worden verwijderd. Op de buis staat een volgende buis, die door het golfplaten dak naar buiten gaat. Dit gedeelte van het kanaal staat los en kan als geheel naar buiten worden verwijderd, aldus het rapport. Verder volgt uit het rapport dat het rookgaskanaal niet is beschadigd. Uit de tweede versie van het asbestinventarisatierapport van 13 juli 2021, dat is opgemaakt nadat eiseres werkzaamheden aan de schouw had verricht, volgt dat de buis in de schouw was vrij gehakt. Het rookgaskanaal is door de hitte beschadigd en dit is zichtbaar geworden na het vrij hakken van het kanaal. Verder staat in de tweede versie van het rapport dat stukjes buis van ongeveer 0,1 m² zijn aangetroffen tussen het puin van de schouw en op de vloer verspreid over een gebied van 2,5m x 6m. De rechtbank stelt vast dat uit de asbestinventarisatierapporten volgt dat de schouw die om het rookgaskanaal heen was gemetseld geen asbest bevatte. Dit valt af te leiden uit het feit dat de schouw was aangeduid als locatie van de asbesthoudende toepassing. Dit staat tussen partijen ook niet ter discussie. Verder staat tussen partijen niet ter discussie dat het rookgaskanaal los in de schouw stond. Dat heeft ook de minister ter zitting van de rechtbank bevestigd. Gelet hierop gaat de rechtbank niet mee met het standpunt van de minister dat in de schouw asbest of asbesthoudende producten zijn verwerkt. Dat de schouw eerst moest worden gesloopt, voordat het asbesthoudende rookgaskanaal kon worden verwijderd, leidt niet tot een ander oordeel. Met deze stelling houdt de minister naar het oordeel van de rechtbank een te onzekere en daarmee te extensieve interpretatie aan van het begrip “verwerken” in artikel 4.54a, eerste lid, aanhef en onder a, van het Arbobesluit. Het is bij deze interpretatie onduidelijk wanneer het, bij los van elkaar staande en gescheiden objecten, waarvan één object asbest bevat, gaat om het verwerken van asbest of asbesthoudende producten. De rechtbank gaat in zoverre dus mee met het standpunt van eiseres.
4.1.2.Het oordeel hierboven tast echter de bevoegdheid van de minister om een boete op te leggen voor het overtreden van artikel 4.45, eerste lid, van het Arbobesluit niet aan. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister zich namelijk terecht op het standpunt gesteld dat eiseres de restanten asbest die waren vrijgekomen na het vrij hakken van het rookgaskanaal niet zo spoedig mogelijk heeft verzameld en afgevoerd.
4.1.3.Gelet op artikel 4.45, tweede lid, aanhef en onder d, van het Arbobesluit rustte op eiseres de verplichting om afvalstoffen, ontstaan als gevolg van het toepassen of bewerken van asbest of van asbesthoudende producten zo spoedig te verzamelen en af te voeren in een daarvoor geschikte en gesloten verpakking voorzien van een etiket met de duidelijk en goed leesbare vermelding dat de inhoud daarvan asbest bevat. Anders dan eiseres stelt, zijn de restanten asbest die zijn vrijgekomen bij de werkzaamheden aan de schouw aan te merken als afvalstoffen. Deze restanten zijn ontstaan als gevolg van het toepassen van het rookgaskanaal. Het rookgaskanaal is, zoals uit de tweede versie van het asbestinventarisatierapport volgt, door de hitte beschadigd en daardoor zijn stukjes van het rookgaskanaal en daarmee dus restanten asbest vrijgekomen. Artikel 4.45, tweede lid, aanhef en onder d, van het Arbobesluit biedt geen grondslag voor de stelling van eiseres dat de restanten asbest alleen als afvalstof zijn aan te merken als ze zijn ontstaan als gevolg van de saneringswerkzaamheden. In die bepaling wordt geen verband gelegd tussen de afvalstof en degene die de werkzaamheden verricht. Het moet gaan om een afvalstof, ontstaan als gevolg van het toepassen van asbesthoudende producten en die situatie doet zich hier voor. Uit boeterapport 1 blijkt verder dat de persoon die namens eiseres de werkzaamheden heeft verricht, de restanten asbest heeft gezien, maar ze heeft laten liggen. De arbeidsinspecteur heeft de restanten vervolgens een week later aangetroffen tijdens zijn inspectie. Gelet hierop heeft minister terecht gesteld dat eiseres de restanten niet zo spoedig mogelijk heeft verzameld en afgevoerd. Daarmee heeft zij niet alles gedaan wat mogelijk was om emissie van asbest zoveel mogelijk te voorkomen en heeft zij artikel 4.45, eerste lid, van het Arbobesluit overtreden.
4.1.4.De rechtbank komt gelet op het voorgaande dan ook tot de conclusie dat, hoewel de werkzaamheden aan de schouw niet zijn aan te merken als asbestverwijderingswerkzaamheden, eiseres toch artikel 4.45, eerste lid, van het Arbobesluit heeft overtreden door de restanten asbest niet zo spoedig als mogelijk af te voeren. De rechtbank ziet geen reden om de boete voor dit onderdeel van bestreden besluit 1 te verlagen. Daarvoor is allereerst van belang dat, zoals de minister ter zitting heeft toegelicht, ook alleen voor het niet zo spoedig verzamelen en afvoeren van restanten asbest al een boete van € 6.750,- kan worden opgelegd. De rechtbank neemt hierbij verder nog in aanmerking dat de persoon die namens eiseres de werkzaamheden aan de schouw heeft verricht, de restanten asbest die tussen het puin lagen, heeft gezien. Deze persoon heeft vervolgens bewust de afweging gemaakt om de situatie ongemoeid achter te laten en de restanten asbest een week te laten liggen. Dat valt eiseres te verwijten.
4.1.5.De rechtbank ziet dan ook geen reden om bestreden besluit 1 op dit onderdeel te vernietigen.
Overtreding 2 (het CV-hok)