ECLI:NL:RBOBR:2023:424

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
1 februari 2023
Publicatiedatum
31 januari 2023
Zaaknummer
22/324
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling wijziging maatwerkvoorschriften geluid voor inrichting HRB Metaal Recycling B.V.

In deze uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant op 1 februari 2023, wordt het beroep van eiser tegen de wijziging van de maatwerkvoorschriften voor geluid voor de inrichting van HRB Metaal Recycling B.V. beoordeeld. Eiser, die in de nabijheid van de inrichting woont, heeft bezwaar gemaakt tegen de wijziging van de geluidsnormen die door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oss zijn vastgesteld. De rechtbank behandelt de beroepsgronden van eiser, die onder andere aanvoert dat het akoestisch rapport niet correct is en dat de wijziging van de maatwerkvoorschriften leidt tot een grotere geluidbelasting voor de omgeving.

De rechtbank concludeert dat het college op het akoestisch rapport mocht afgaan en dat de wijziging van de maatwerkvoorschriften deugdelijk is gemotiveerd. De rechtbank oordeelt dat het college in redelijkheid heeft kunnen besluiten om de grenswaarden voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau te verhogen, en dat de wijziging van de maatwerkvoorschriften niet in strijd is met de wetgeving. Eiser krijgt geen vergoeding van proceskosten en het beroep wordt ongegrond verklaard, waardoor de wijziging van de maatwerkvoorschriften in stand blijft.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 22/324

uitspraak van de meervoudige kamer van 1 februari 2023 in de zaak tussen

[eiser] , [adres] te [woonplaats] ,eiser,

(gemachtigde: mr. M.H.C. Peters),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oss,het college,

(gemachtigden: ing. A. Zwaans, mr. M. de Laat, ir. J.R. Brouwer en mr. N. Brouwers).

Als derde-partij neemt aan de zaak deel: HRB Metaal Recycling B.V. uit Oss,HRB,

(gemachtigde: mr. S. Sabur).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de wijziging van de maatwerkvoorschriften voor geluid voor de inrichting van HRB. Deze voorschriften zijn op verzoek van HRB met het bestreden besluit van 17 december 2021 gewijzigd. Hierbij zijn de maatwerkvoorschriften 1.1.1 en 1.1.2 herzien en de maatwerkvoorschriften 1.2.1 t/m 1.2.4 ingetrokken.
1.1.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 10 januari 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen:
  • Eiser en mr. M.J.C. Mol als vervanger van eisers gemachtigde,
  • de gemachtigden van het college,
  • de gemachtigde van HRB, [naam] (directeur HRB) en [naam] (akoestisch adviseur van Nipa Milieutechniek B.V.).

De totstandkoming en inhoud van het bestreden besluit

2. HRB exploiteert een inrichting voor metaalinzameling, -opslag en -verwerking aan de [adres] in [woonplaats] (gemeente Oss). Eiser woont in de onmiddellijke nabijheid aan de [adres] in [woonplaats] .
2.1.
Op de inrichting van HRB is het Activiteitenbesluit milieubeheer (Activiteitenbesluit) van toepassing. Op 17 september 2015 zijn maatwerkvoorschriften voor het onderdeel geluid vastgesteld.
2.1.
HRB heeft de inrichting uitgebreid met een containeropstelplaats. HRB heeft het college verzocht om wijziging van de maatwerkvoorschriften voor geluid, omdat deze maatwerkvoorschriften niet langer zijn toegesneden op de bedrijfssituatie.
2.2.
Met het bestreden besluit heeft het college de maatwerkvoorschriften voor het geluid als volgt gewijzigd:
 Voorschrift 1.1.1 is herzien in die zin dat op een aantal beoordelingspunten aangepaste normen zijn gesteld voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau. Bij [adres] is ten opzichte van het eerdere maatwerkbesluit een toename toegestaan van 44 naar 49 dB(A) in de dagperiode en van 28 naar 29 dB(A) in de avondperiode.
 Voorschrift 1.1.2 is herzien in die zin dat het maximale geluidniveau ter plaatse van woningen van derden en andere gevoelige objecten is vervallen. Dat is vervangen door de verplichting een containerwand met een hoogte van 8,7 meter te plaatsen om akoestische afscherming naar de woonomgeving te realiseren.
 De voorschriften 1.2.1 en 1.2.4 waren bestemd voor incidentele situaties, te weten het gebruik van een knipschaar en het verladen van schroot in de avondperiode. Die voorschriften zijn ingetrokken, omdat deze incidentele situaties zich niet meer kunnen voordoen nu deze werkzaamheden niet langer worden verricht.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt de wijziging van de maatwerkvoorschriften. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser. De wettelijke regels die voor de beoordeling van het beroep van belang zijn, staan in de bijlage bij deze uitspraak.
3.1.
Het beroep is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Handhavingstraject nog niet afgerond
4. Eiser voert aan dat geen maatwerkbesluit kan worden genomen terwijl er nog een handhavingstraject loopt. Het college heeft in dat kader nog opdracht gegeven om verder akoestisch onderzoek te laten uitvoeren. Volgens eiser kan dan geen goede belangenafweging worden verricht.
4.1.
Het handhavingstraject dat eiser bedoelt, gaat over de naleving van de maximale geluidsnormen uit het Activiteitenbesluit. Dat traject heeft tot het opleggen van een last onder dwangsom geleid. Het college heeft onweersproken gesteld dat geluidmetingen worden verricht om vast te stellen of de last onder dwangsom wordt nageleefd. Dit handhavingstraject staat los van de wijziging van de maatwerkvoorschriften. Het college hoefde de besluitvorming over het bestreden besluit dan ook niet uit te stellen totdat het handhavingstraject zou zijn afgerond.
Deze beroepsgrond slaagt niet.
Akoestisch rapport5. Eiser voert aan dat het akoestisch rapport van Nipa milieutechniek van 9 juli 2021 (het akoestisch rapport) niet correct is. De feitelijke geluidsbelasting op de gevel van zijn woning is hoger dan in het rapport wordt aangegeven.
5.1.
Het college heeft het bestreden besluit onder meer gebaseerd op het akoestisch rapport. Eiser heeft geen concrete aanknopingspunten naar voren gebracht voor twijfel aan de zorgvuldigheid of totstandkoming van het akoestisch rapport, de begrijpelijkheid van de daarin gevolgde redenering of het aansluiten van de conclusies daarop. De enkele stelling van eiser dat hij een hogere feitelijke geluidsbelasting ervaart, is daarvoor niet voldoende. Eiser heeft ook geen contra-expertise ingebracht. Het college mocht dan ook op het akoestisch rapport afgaan.
Deze beroepsgrond slaagt niet.
Maatwerkvoorschrift 1.1.16. Eiser voert aan dat sprake is van uitbreiding van de inrichting en dat dit tot een grotere geluidbelasting voor de omgeving leidt. Er is al bekend dat de normen worden overschreden. Toch wordt vastgehouden aan een maatwerkvoorschrift met extra belasting voor de omwonenden.
6.1.
Het college is op grond van artikel 2.20, eerste en tweede lid, van het Activiteitenbesluit bevoegd om door middel van maatwerkvoorschriften andere waarden voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau vast te stellen dan de waarden die in het Activiteitenbesluit zijn opgenomen. Het college kan op grond van artikel 8.42, vierde lid, van de Wet milieubeheer eerder gestelde maatwerkvoorschriften wijzigen, indien dat nodig is ter bescherming van het milieu. Aan de orde is de vraag of het college de grenswaarde voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau op de woning [adres] in redelijkheid heeft kunnen verhogen van 44 naar 49 dB(A) in de dagperiode en 28 naar 29 dB(A) in de avondperiode.
6.2.
De woning [adres] ligt dichter bij de inrichting dan de woning van eiser. Op de woning [adres] wordt nog steeds voldaan aan de grenswaarde van het Activiteitenbesluit voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau. Die bedraagt immers 50 dB(A) in de dagperiode en 45 dB(A) in de avondperiode op de gevel van gevoelige gebouwen. Het college heeft een beperkte toename van de het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau toegestaan om het bedrijf van HRB niet te beperken in de activiteiten, waarbij het college niet meer geluidruimte wilde toestaan dan nodig is. Het college heeft zich op het standpunt mogen stellen dat met de grenswaarden in het maatwerkvoorschrift voldoende is geborgd dat de geluidbelasting niet zal leiden tot hinder, dan wel dat de hinder voldoende wordt beperkt. Het college heeft de wijziging van maatwerkvoorschrift 1.1.1 deugdelijk gemotiveerd. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college in redelijkheid tot de conclusie kunnen komen dat de grenswaarden voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau tot een milieuhygiënisch aanvaardbaar niveau zijn vastgelegd.
Deze beroepsgrond slaagt niet.
Maatwerkvoorschrift 1.1.27. Eiser voert aan dat de maatwerkvoorschriften geen oplossing bieden voor piekmomenten. Juist daarvan heeft eiser veel last.
7.1.
Voordat het bestreden besluit werd genomen, bevatte voorschrift 1.1.2 grenswaarden voor het maximaal geluidniveau. Deze grenswaarden kwamen overeen met de grenswaarden voor het maximaal geluidniveau in het Activiteitenbesluit. Door de intrekking van de in voorschrift 1.1.2 opgenomen grenswaarden voor het maximaal geluidniveau, wordt teruggevallen op de grenswaarden in het Activiteitenbesluit. HRB is verplicht om zich daaraan te houden. Het college heeft in redelijkheid tot de conclusie kunnen komen dat de grenswaarden voor het maximale geluidniveau (nog steeds) tot een milieuhygiënisch aanvaardbaar niveau zijn vastgelegd. De stelling van eiser dat het maximale geluidniveau in de praktijk wordt overschreden, betreft een kwestie van handhaving. Dat kan in een procedure tegen een maatwerkvoorschrift niet aan de orde komen.
7.2.
Maatwerkvoorschrift 1.1.2 bevat nu de verplichting om een containerwand van 8,7 meter hoog te plaatsen. Eiser voert aan dat de containerwand niet kan dienen als geluiddemping. Daar zijn containers niet voor bedoeld. Bovendien is de containerwand niet passend in de omgeving. Esthetisch gezien is de containerwand volgens eiser zeer lelijk.
7.3.
De stelling van eiser dat de containerwand niet passend is in de omgeving en zeer lelijk is, valt buiten het kader van een procedure tegen een maatwerkvoorschrift. Voor de containerwand is een omgevingsvergunning verleend. Eiser en anderen hebben bezwaar gemaakt tegen die omgevingsvergunning. Deze stelling kan in het kader van de bezwaarprocedure tegen de omgevingsvergunning aan de orde komen.
7.4.
Het college heeft in zijn verweerschrift uitleg gegeven over de criteria waaraan een object volgens de Handreiking meten en rekenen industrielawaai moet voldoen om als geluidscherm te kunnen worden beschouwd. Het college heeft zich gemotiveerd op het standpunt gesteld dat de containerwand aan deze criteria voldoet. In het licht van de uitleg van het college en de Handreiking meten en rekenen industrielawaai ziet de rechtbank in wat eiser heeft aangevoerd geen aanleiding voor twijfel aan de geluidwerende werking van de containerwand. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat eiser zijn stelling dat de containerwand geen geluidwerende werking heeft niet met stukken heeft onderbouwd.
De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de wijziging van de maatwerkvoorschriften in stand blijft. Omdat het beroep ongegrond is, krijgt eiser het griffierecht niet terug en krijgt hij ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank,
verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.J. Hutten, voorzitter, mr. D.J. de Lange en mr. J.H.G. van den Broek, leden, in aanwezigheid van mr. J.F.M. Emons, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 1 februari 2023.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hoger beroepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hoger beroepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
BIJLAGE

Wet milieubeheer

Artikel 8.42
1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 8.40 kan met betrekking tot daarbij aangegeven onderwerpen de verplichting worden opgelegd te voldoen aan voorschriften die nodig zijn ter bescherming van het milieu, gesteld door een bij die maatregel aangegeven bestuursorgaan.
2. Op het stellen van voorschriften als bedoeld in het eerste lid, is artikel 8.40, tweede en derde lid, van overeenkomstige toepassing.
3. Het bestuursorgaan, bedoeld in het eerste lid, kan voorschriften stellen die afwijken van de regels, gesteld bij of krachtens de maatregel, bedoeld in dat lid, indien dat bij of krachtens die maatregel is bepaald. Bij of krachtens de maatregel kan worden bepaald in welke mate de voorschriften kunnen afwijken en kan worden bepaald dat slechts kan worden afgeweken in daarbij aangegeven categorieën van gevallen.
4. Het bestuursorgaan kan de voorschriften aanvullen, wijzigen of intrekken indien dat nodig is ter bescherming van het milieu.
5. (..).
6. (..).
7. Op de voorbereiding van een beschikking op de aanvraag tot het stellen van voorschriften zijn de artikelen 3.8 en 3.9, eerste en tweede lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van overeenkomstige toepassing, tenzij afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht daarop van toepassing is.

Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit)

Artikel 2.16b
1. Deze afdeling is van toepassing op degene die een inrichting type A of een inrichting type B drijft.
Artikel 2.17
1. Voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr,LT) en het maximaal geluidniveau LAmax, veroorzaakt door de in de inrichting aanwezige installaties en toestellen, alsmede door de in de inrichting verrichte werkzaamheden en activiteiten en laad- en losactiviteiten ten behoeve van en in de onmiddellijke nabijheid van de inrichting, geldt dat:
a.de niveaus op de in tabel 2.17a genoemde plaatsen en tijdstippen niet meer bedragen dan de in die tabel aangegeven waarden;
Tabel 2.17a
07:00–19:00 uur 19:00–23:00 uur 23:00–07:00 uur
LAr,LT op de gevel van
gevoelige gebouwen 50 dB(A) 45 dB(A) 40 dB(A)
LAr,LT in in- en aanpandige
gevoelige gebouwen 35 dB(A) 30 dB(A) 25 dB(A)
LAmax op de gevel van
gevoelige gebouwen 70 dB(A) 65 dB(A) 60 dB(A)
LAmax in in- en aanpandige
gevoelige gebouwen 55 dB(A) 50 dB(A) 45 dB(A)
b. de in de periode tussen 07.00 en 19.00 uur in tabel 2.17a opgenomen maximale geluidniveaus LAmax niet van toepassing zijn op laad- en losactiviteiten;
c. de in tabel 2.17a aangegeven waarden binnen in- of aanpandige gevoelige gebouwen niet gelden indien de gebruiker van deze gevoelige gebouwen geen toestemming geeft voor het in redelijkheid uitvoeren of doen uitvoeren van geluidsmetingen;
d. de in tabel 2.17a aangegeven waarden op de gevel ook gelden bij gevoelige terreinen op de grens van het terrein, (..);
e (..);
f. de waarden in in- en aanpandige gevoelige gebouwen slechts gelden in geluidsgevoelige ruimten en verblijfsruimten; en
g. de in tabel 2.17a aangegeven waarden niet gelden op gevoelige objecten die zijn gelegen op een gezoneerd industrieterrein.
2. Indien de inrichting is gelegen op een gezoneerd industrieterrein gelden de waarden van het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr,LT) uit tabel 2.17a ook op een afstand van 50 meter vanaf de grens van de inrichting.
Artikel 2.20
1. In afwijking van de waarden, bedoeld in de artikelen 2.17, 2.17a, 2.19 dan wel 2.19a, kan het bevoegd gezag bij maatwerkvoorschrift andere waarden voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (LAr,LT) en het maximaal geluidniveau LAmax vaststellen.
2. Het bevoegd gezag kan slechts hogere waarden vaststellen dan de waarden, bedoeld in de artikelen 2.17, 2.17a, 2.19 dan wel 2.19a, indien binnen geluidsgevoelige ruimten dan wel verblijfsruimten van gevoelige gebouwen, die zijn gelegen binnen de akoestische invloedssfeer van de inrichting, een etmaalwaarde van maximaal 35 dB(A) wordt gewaarborgd.
3. (..).
4. Het bevoegd gezag kan maatwerkvoorschriften stellen over de plaats waar de waarden, bedoeld in de artikelen 2.17, 2.17a, 2.19 dan wel 2.19a, voor een inrichting gelden.
5. Het bevoegd gezag kan bij maatwerkvoorschrift bepalen welke technische voorzieningen in de inrichting worden aangebracht en welke gedragsregels in acht worden genomen teneinde aan geldende geluidsnormen te voldoen.
6. In afwijking van de waarden, bedoeld in de artikelen 2.17, 2.17a, 2.19 dan wel 2.19a kan het bevoegd gezag bij maatwerkvoorschrift voor bepaalde activiteiten in een inrichting, anders dan festiviteiten als bedoeld in artikel 2.21, andere waarden voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (LAr,LT) en het maximaal geluidniveau LAmax vaststellen. Het bevoegd gezag kan daarbij voorschriften vaststellen met betrekking tot de duur van de activiteiten, het treffen van maatregelen, de tijdstippen waarop de activiteiten plaatsvinden of het vooraf melden per keer dat de activiteit plaatsvindt.
7. t/m 9. (..).