Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
1.Het procesverloop
2.De feiten
3.Het verzoek
4.De beoordeling
“Mijn broer [B] , ik kon er niet in. Je hebt veel goeds met me gedaan, dus ik kon er niet in, maar ik zal ook niet weer aan het werk kunnen.”.Nadat [vennoot 1] aan [verzoeker] om 19:17 uur terugstuurt:
“Jij stopt met werken?”, antwoordt [verzoeker] daarop om 19:36 uur:
“Ja, ik werk niet meer, ik was erg beledigd en ik zal het niet meer aankunnen.”. Daarnaast heeft [vennoot 1] tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat [verzoeker] op 23 januari 2023 naar hem toe is gekomen en hem heeft gevraagd of het mogelijk was om de arbeidsovereenkomst te laten eindigen en dan een tijdje “zwart” voor [vennootschap] te komen werken waarbij hij dan ook aanspraak zou maken op een WW-uitkering, om zo sneller te kunnen sparen voor het halen van een rijbewijs en het kopen van een auto. [verzoeker] zou na die drie maanden dan weer bij [vennootschap] in dienst treden. [vennootschap] wenste daar, aldus [vennoot 1] tijdens de mondelinge behandeling, niet aan mee te werken, waarna [verzoeker] op 24 januari 2023 zijn collega [A] zodanig treiterde, dat [A] boos werd op [verzoeker] en er over en weer aan elkaar werd geduwd en getrokken. Verder heeft [vennoot 1] verklaard dat hij op dat moment tussen [verzoeker] en [A] in stond en dat [verzoeker] na een tijdje wegrende. [vennootschap] heeft betwist dat [A] [verzoeker] die dag heeft mishandeld en ook dat [verzoeker] meermaals op de werkvloer is mishandeld. Er is volgens [vennootschap] dan ook geen sprake geweest van een hevige emotionele toestand en zij heeft er dan ook op mogen vertrouwen dat [verzoeker] heeft bedoeld om de arbeidsovereenkomst op te zeggen, met name omdat [verzoeker] dat op een later moment nog aan haar heeft bevestigd.
“Op 24 januari 2023 ben ik zwaar mishandeld tijdens mijn werk. Helaas was dat niet de eerste keer. Omdat dit eerder is gebeurd en u hiertegen niets hebt gedaan, heb ik in een emotionele toestand tegen u gezegd dat ik ontslag neem. U hebt direct het ontslag aan mij bevestigd. Het was u echter duidelijk dat ik uit emotie handelde en dat ik niet werkelijk de intentie of de wil had om mijn dienstverband op te zeggen. U hebt dat bij mij ook niet nagevraagd en mij niet gewezen op de consequenties. Ik deel u hierbij mede dat ik geen ontslag neem en dat ik terugkom op mijn bericht van gisteren. Ik meld mij bij deze ziek en verzoek u mij in te plannen voor het spreekuur van de bedrijfsarts.”[verzoeker] is dus direct na zijn opzegging, te weten één dag later, op zijn eerdere bericht teruggekomen.
nietop 24 januari 2023 is geëindigd, komt zij niet toe aan de beoordeling van de voorwaardelijke verzoeken, waaronder de verzochte vergoeding voor onregelmatige opzegging. Tijdens de mondelinge behandeling heeft (de gemachtigde van) [verzoeker] gesteld dat met deze vergoeding de aanzegvergoeding is bedoeld, maar gelet op de onderbouwing van het verzoek onder 46 en 47 van het verzoekschrift en de omschrijving van het verzoek onder IV van het subsidiaire verzoek, is geen sprake van een kennelijke fout of verschrijving. Daarnaast heeft [verzoeker] zijn verzoek ook niet gewijzigd zodat de kantonrechter uitgaat van een verzoek voor onregelmatige opzegging. Zoals hiervoor al is aangegeven komt de kantonrechter niet toe aan een beoordeling van dit voorwaardelijke verzoek. Verder geldt dat [verzoeker] zijn verzoek tot toekenning van een billijke vergoeding tijdens de mondelinge behandeling heeft ingetrokken zodat dat verzoek niet meer ter beoordeling voorligt.