ECLI:NL:RBOBR:2023:412

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
31 januari 2023
Publicatiedatum
31 januari 2023
Zaaknummer
01/056019-22
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot moord en bedreiging met gevangenisstraf en schadevergoeding

Op 31 januari 2023 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van poging tot moord en bedreiging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 5 maart 2022 in Best met voorbedachte rade heeft geprobeerd zijn toenmalige partner, [slachtoffer 1], van het leven te beroven. Dit gebeurde door haar keel dicht te knijpen en haar meerdere malen met een mes te steken. Het slachtoffer heeft ernstige verwondingen opgelopen, waaronder snijwonden in het gezicht en de hals, en is in kritieke toestand naar het ziekenhuis gebracht. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de verdachte eerder, in de periode van 1 tot en met 28 februari 2022, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met de dood. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan beide feiten en heeft hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 jaar, met aftrek van het voorarrest. Daarnaast is er een maatregel opgelegd die de verdachte verbiedt om contact op te nemen met het slachtoffer en haar dochter voor een periode van 5 jaar. De rechtbank heeft ook schadevergoeding toegewezen aan het slachtoffer en haar dochter voor de geleden immateriële en materiële schade, in totaal € 29.013,75 voor [slachtoffer 1] en € 13.573,00 voor [slachtoffer 2]. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen gedeeltelijk toegewezen en de verdachte veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Team strafrecht
Parketnummer: 01.056019.22
Datum uitspraak: 31 januari 2023
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren [geboortejaar 1] 1970,
thans gedetineerd te: P.I. Vught.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 15 juni 2022, 24 augustus 2022, 26 oktober 2022 (pro forma), 11 januari 2023 (inhoudelijk) en 17 januari 2023 (sluiting onderzoek).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn verdediging, mr. L.H. van der Grinten , naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 13 mei 2022.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 5 maart 2022 te Best ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [ slachtoffer 1] opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade van het leven te beroven,
- (met kracht) (gedurende enige tijd) de keel van die [ slachtoffer 1] heeft dichtgeknepen en/of die [ slachtoffer 1] heeft verwurgd en/of die [ slachtoffer 1] de ademhaling heeft belet en/of belemmerd en/of
- meermalen, althans eenmaal (met kracht) met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in/op/tegen de keel en/of de nek/hals, althans het (boven)lichaam van die [ slachtoffer 1] heeft gesneden en/of gestoken en/of
- meermalen, althans eenmaal (met kracht) met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in/op/tegen het gezicht en/of het hoofd en/of het bovenlichaam, althans het lichaam van die [ slachtoffer 1] heeft gestoken/gesneden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

2.

hij in of omstreeks de periode van 1 februari 2022 tot en met 28 februari 2022 te Best
[ slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door
- met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, op die [ slachtoffer 1] af te rennen en/of achter die [ slachtoffer 1] aan te lopen en/of
- een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de richting van die [ slachtoffer 1] te wijzen en/of
- een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, aan die [ slachtoffer 1] te tonen en/of
- (daarbij) die [ slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen dat hij haar zou doden, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

De bewijsbeslissing.

In dit hoofdstuk zal de rechtbank beoordelen of zij de in de tenlastelegging neergelegde beschuldigingen tegen verdachte wettig en overtuigend bewezen acht.
Na een korte inleiding zal het standpunt van het Openbaar Ministerie en daarna het standpunt van de verdediging worden samengevat. Daarna volgt het oordeel van de rechtbank.
Voor de leesbaarheid van het vonnis zijn de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen uitgewerkt in de bijlage (hierna: de bewijsmiddelenbijlage) bij dit vonnis. De inhoud daarvan geldt als hier ingevoegd.
Inleiding.
Op 5 maart 2022 omstreeks 03.40 uur is bij de meldkamer van de politie de melding binnengekomen dat in de woning op het [adres] in Best een vrouw in haar keel is gesneden, dat zij mogelijk is overleden en dat de dader inmiddels de woning heeft verlaten. Hierop zijn verschillende eenheden naar deze woning gereden. In een slaapkamer troffen zij een vrouw aan die roerloos in een grote plas bloed lag en verschillende snijverwondingen in haar gezicht en hals had. Naast deze vrouw lag een bebloed stanleymes, waarvan het lemmet uitgeschoven was. Enkele minuten later is in de buurt van de woning een man aangetroffen die voldeed aan het signalement van de vermoedelijke dader. Deze man (verdachte) had bloed op zijn kleding, schoenen en handen en een snijwond op zijn bovenbeen en zijn rechterborst. Hij is door de politie aangehouden. Het slachtoffer, [ slachtoffer 1] , is in kritische toestand overgebracht naar het ziekenhuis. Daar is zij direct geopereerd aan haar verwondingen. Het slachtoffer is daarna nog in kunstmatige coma gehouden en heeft dit incident weten te overleven. Het slachtoffer heeft grote ontsierende littekens in haar gezicht opgelopen.
Onder leiding van de officier van justitie is een strafrechtelijk opsporingsonderzoek onder de naam [onderzoeksnaam] gestart. Binnen dit onderzoek zijn verschillende doorzoekingen gedaan in de woning van het slachtoffer, is een aangifte van [ slachtoffer 1] (hierna: aangeefster) opgemaakt, hebben aangeefster, haar dochter en andere getuigen verklaringen afgelegd, zijn medische stukken over het slachtoffer in het dossier gevoegd en is verdachte onderworpen aan meerdere verhoren. De officier van justitie is op grond van de onderzoeksresultaten tot de conclusie gekomen dat verdachte verantwoordelijk gehouden kan worden voor het plegen van twee strafbare feiten en heeft de verdachte voor de rechtbank gedagvaard.
Op de verdachte rust de verdenking dat hij op 5 maart 2022 in Best geprobeerd heeft om aangeefster te doden. Dat is onder feit 1 impliciet primair ten laste gelegd als een poging tot moord en impliciet subsidiair als een poging tot doodslag. Daarnaast wordt de verdachte onder feit 2 verweten dat hij in de periode van 1 februari 2022 tot en 28 februari 2022 in Best het slachtoffer heeft bedreigd.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder feit 1 impliciet primair tenlastegelegde poging tot moord en de onder feit 2 tenlastegelegde bedreiging.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging van verdachte heeft betoogd dat niet kan worden bewezen dat verdachte met voorbedachten rade geprobeerd heeft om aangeefster te doden. Daarom behoort de verdachte te worden vrijgesproken van het impliciet primair tenlastegelegde onder feit 1. De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank of het onder feit 1 impliciet subsidiair tenlastegelegde poging tot doodslag bewezen is. Ten aanzien van feit 2 heeft de verdediging vrijspraak bepleit; verdachte ontkent dat hij aangeefster heeft bedreigd en er is verder onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voor het onder feit 2 tenlastegelegde.
Het oordeel van de rechtbank.
Feit 1: poging moord danwel doodslag
De rechtbank dient zich allereerst te buigen over de vraag of verdachte op 5 maart 2022 heeft geprobeerd om aangeefster – kort samengevat – om het leven te brengen door haar keel dicht te knijpen en vervolgens meerdere malen met een mes te steken. Op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen (zoals die zijn opgenomen in de bewijsmiddelenbijlage) acht de rechtbank dat wettig en overtuigend bewezen.
Aangeefster is door de politie roerloos en hevig bloedend in een slaapkamer van haar woning aangetroffen. Uit het opgemaakte letselrapportage blijkt dat aangeefster ten minste 18 serieuze snijverwondingen had in onder meer haar beide armen, bovenzijde van de borstkast, gezicht, achter in de nek en twee snijwonden in de hals van ongeveer 13 en 20 centimeter lang; allemaal zeer goed passend bij het scenario waarbij aangeefster is gesneden. Aangeefster heeft naar verwachting blijvende (litteken)schade. Ook is in de medische informatie met betrekking tot de opname van aangeefster in het ziekenhuis opgemerkt dat sprake was van ernstig bloedverlies, waarbij aangeefster in shock verkeerde en dat intubatie nodig was door bedreigde ademwegen en een instabiele situatie.
Aangeefster heeft verklaard dat het verdachte is geweest die haar, nadat zij samen naar bed zijn gegaan, op enig moment heeft aangevallen. Verdachte zou eerst bovenop haar benen zijn gaan zitten, waarbij hij met twee handen aangeefster bij haar keel heeft vast gehouden en haar heeft gewurgd. Verdachte zou toen hebben gezegd dat hij haar dood ging maken. Aangeefster heeft verdachte toen met haar benen van zich af weten te duwen, waardoor verdachte tegen een muur viel. Aangeefster schreeuwde dat verdachte haar wurgde en op dat moment zou verdachte uit zijn broekzak een mes hebben gepakt en haar keel hebben doorgesneden. Verdachte bleef maar steken, in haar gezicht en nog eens in de hals, en bleef daarmee doorgaan toen aangeefster op de vloer lag. Voor ze wegzakte voelde aangeefster nog dat zij in haar achterhoofd werd gestoken.
De dochter van aangeefster verbleef ook in de woning. Zij verklaart geschreeuw van haar moeder en een knal tegen een muur te hebben gehoord, waarna ze met haar vriend naar de slaapkamer van aangeefster en verdachte is gegaan. In de slaapkamer zei aangeefster tegen haar dochter dat verdachte haar keel heeft doorgesneden; aangeefster hield daarbij haar keel vast. De dochter van aangeefster verklaart dat zij verdachte in de kamer heeft zien staan met een “uitschuif mes” in zijn hand. Daarop heeft zij geprobeerd om verdachte tegen te houden. Ze zag dat verdachte bleef steken toen aangeefster op de grond lag. Als laatste heeft hij aangeefster nog met het mes in het achterhoofd gestoken, zo verklaart de dochter.
De politie heeft in de slaapkamer, naast aangeefster, een grijs bebloed stanleymes zien liggen, waarvan het lemmet was uitgeschoven. Aangeefster verklaart dat zij op de bewuste avond had gehoord dat verdachte – vóórdat hij haar aanviel – op de gang heeft gerommeld in een schoenendoos in de meterkast en dat toen verdachte terug de slaapkamer in kwam zij het geluid hoorde van een mes dat wordt opengeschoven. Tijdens een doorzoeking vindt de politie in de meterkast van de woning in een doos een verpakking van stanleymessen waaruit één stanleymes ontbreekt. De politie concludeert dat het ontbrekende mes zeer veel gelijkende kenmerken vertoont met het bebloede mes dat in de slaapkamer is gevonden.
Verdachte heeft verklaard dat hij die avond wodka had gedronken en zich als gevolg daarvan niets te kunnen herinneren van wat zich die avond in de slaapkamer heeft afgespeeld, althans hij herinnert zich niet dat hij aangeefster heeft gewurgd en heeft aangevallen met een mes.
De verklaringen van aangeefster en haar dochter zijn naar het oordeel van de rechtbank geloofwaardig en ondersteunen elkaar op grote delen, onder meer over de schreeuw van aangeefster en een knal tegen de muur, en over het steken door verdachte vanaf het moment dat de dochter (ook) in de slaapkamer was. Ook de andere getuigenverklaringen in het dossier bieden op onderdelen steun aan de verklaringen van aangeefster en haar dochter. Verdachte is daarnaast in de buurt van de woning aangetroffen met bloed op zijn kleding, schoenen en handen en met twee snijwonden. Hij heeft zelf verklaard dat hij in de slaapkamer was, dat hij en aangeefster aan elkaar aan het trekken waren toen de dochter van aangeefster binnenkwam, en dat hij, toen hij bloed zag, de slaapkamer heeft verlaten. De rechtbank weegt ook mee dat verdachte tijdens zijn eerste verhoor bij de politie vrijwel onmiddellijk verklaart dat aangeefster ook is bewerkt met een mes of iets dergelijks, terwijl de politie op dat moment nog niets anders heeft verteld dan dat aangeefster zo erg is mishandeld dat zij hier dood aan zou kunnen gaan. Over een mogelijke toedracht of het aantreffen van een mes is op dat moment nog niet gesproken. Daarnaar gevraagd door de rechtbank heeft verdachte niet kunnen uitleggen waarom hij deze opmerking maakte.
Er is naar het oordeel van de rechtbank ook geen ander scenario aannemelijk geworden dan dat verdachte de keel van aangeefster heeft dichtgeknepen en haar vervolgens meermaals met een mes heeft gesneden in haar hals, gezicht, hoofd en bovenlichaam.
Uit de aard en ernst van het hierboven beschreven letsel (snijwonden in het gezicht en hals, nabij vitale bloedvaten) van aangeefster en uit de gedragingen van verdachte – het dichtknijpen van de hals en het meermaals snijden van aangeefster in het gelaat en in de hals, waarbij verdachte is doorgegaan met het geweld richting aangeefster nadat haar dochter heeft getracht verdachte te stoppen – volgt naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte vol opzet had op de dood van aangeefster.
De vervolgvraag die de rechtbank dient te beantwoorden, is of verdachte ook met voorbedachte raad heeft gehandeld en dus sprake is van een poging moord.
Volgens de verdediging zijn er op grond van het dossier verschillende aanwijzingen dat aangeefster het in de nacht van 5 maart 2022 op de spits heeft willen drijven. Hierdoor is bij verdachte een hevige gemoedsopwelling ontstaan die er toe geleid heeft dat verdachte aangeefster heeft aangevallen met een mes en ernstig heeft verwond. Nu verdachte heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling is er geen sprake van voorbedachte raad en dient verdachte te worden vrijgesproken van de poging moord.
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het bestanddeel 'voorbedachten rade' moet komen vast te staan, dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. Bij de vraag of sprake is van voorbedachte raad gaat het bij uitstek om een weging en waardering van de omstandigheden van het concrete geval, waarbij de rechter het gewicht moet bepalen van de aanwijzingen die voor of tegen het bewezen verklaren van voorbedachte raad pleiten. De vaststelling dat de verdachte voldoende tijd had om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit vormt weliswaar een belangrijke objectieve aanwijzing, maar behoeft de rechter niet ervan te weerhouden aan contra-indicaties een zwaarder gewicht toe te kennen.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld. Daarvoor zijn in het bijzonder de volgende feiten en omstandigheden redengevend.
Verdachte en aangeefster hadden ten tijde van het incident ongeveer 18 jaar een relatie. De laatste 1,5 à 2 jaar liep de relatie niet goed meer. Aangeefster had al enige tijd contact met een andere man en wilde de relatie met verdachte beëindigen. Verdachte was hiervan op de hoogte en dit zorgde voor toenemende spanningen in de relatie tussen verdachte en aangeefster.
Verdachte zou aangeefster in de periode voorafgaand aan het incident al meerdere keren gedreigd hebben dood te maken. Verdachte zou onder meer tegen aangeefster hebben gezegd: “of je blijft bij mij of ik maak je dood” en “of met mij, of met niemand anders”. Aangeefster verklaarde dat verdachte haar enkele maanden eerder gepoogd had te wurgen waarvoor zij 112 had gebeld. Enkele weken voor het incident heeft verdachte aangeefster daadwerkelijk met een mes achterna gezeten en daarbij hebben gezegd dat hij haar dood zou maken (de rechtbank zal hieronder uitleggen dat zij ook het tweede tenlastegelegde feit bewezen acht).
In de avond van 4 op 5 maart 2022 waren verdachte, aangeefster, de dochter en kleinzoon van aangeefster en de vriend van de dochter thuis in de woning van verdachte en aangeefster. Zij zouden die avond de verjaardag van aangeefster vieren en hebben een spelletje gespeeld en wodka gedronken. De sfeer was goed tot aangeefster stiekem berichten ging sturen naar haar vriend. Aangeefster deed dat op het toilet en het balkon. Verdachte heeft ongeveer een uur voordat zij naar bed gingen de telefoon van aangeefster afgepakt en een aantal van deze berichten gelezen. Verdachte was volgens de verklaring van de dochter van aangeefster op dat moment erg verdrietig.
Rond 24.00 uur gingen verdachte en aangeefster naar bed en raakten in gesprek over hun relatie waarbij aangeefster opnieuw aangaf dat zij niet verder met verdachte wilde. Verdachte en aangeefster zijn daarna nog een keer uit de slaapkamer gegaan en gaan roken op het balkon. Aangeefster heeft ook toen tegen verdachte gezegd dat ze definitief uit elkaar zouden gaan en dat verdachte haar met rust moest laten.
Enig moment later als aangeefster in bed ligt en in slaap probeert te vallen, hoort en ziet zij verdachte uit bed gaan, zijn broek aantrekken en naar buiten gaan. Als verdachte terug van buiten naar binnen komt, hoort aangeefster hem eerst rommelen in de schoenendoos waar gereedschap in ligt en ziet hem dan weer terug komen in de slaapkamer. Aangeefster hoorde toen het geluid van het uitschuiven van een mes. Verdachte is vervolgens met zijn broek aan naast aangeefster in bed gaan liggen. Ongeveer tien minuten later viel verdachte aangeefster aan. Daarbij zou hij tegen aangeefster hebben gezegd dat als ze niet met hem wil zijn, dat ze dan met niemand gaat zijn en dat hij haar dood ging maken.
De dochter van aangeefster heeft verklaard dat verdachte tijdens het steken tegen haar zou hebben gezegd: “als je moeder niet met mij wil zijn, dan gaat ze met niemand zijn”. Verdachte zou vervolgens zijn opgestaan, zich hebben aangekleed en hebben gezegd: “nu heb je geen andere man meer”. Verdachte is zich vervolgens gaan wassen en rustig naar buiten gelopen, waar hij later door de politie op een bankje is aangetroffen.
Verdachte heeft verklaard dat hij zich wel kan herinneren dat hij en aangeefster naar de slaapkamer zijn gegaan en dat zij toen ruzie hebben gehad, omdat zij met iemand anders aan het daten was. Verdachte kan zich ook herinneren dat hij de slaapkamer nog een keer uit is gegaan.
Uit de hierboven weergegeven feiten en omstandigheden, te weten de spanningen in de relatie, de eerder gedane uitlatingen van verdachte in de richting van aangeefster, de berichten van aangeefster aan haar (nieuwe) vriend op de avond van het incident die ter kennis zijn gekomen van verdachte en zijn verdrietige gevoelens hierover, in samenhang met hetgeen de rechtbank over de toedracht en de opzet van verdachte heeft overwogen, volgt het volgende. Als verdachte en aangeefster later die avond naar bed gaan, vertelt aangeefster verdachte opnieuw dat zij niet met hem verder wil en de relatie wil beëindigen. Vervolgens is verdachte op enig moment uit bed gestapt, waarna hij zijn broek heeft aangetrokken en naar buiten is gegaan. Hij heeft gerommeld in een gereedschapsdoos in de meterkast en is weer de slaapkamer in gekomen en met zijn broek aan in bed gaan liggen. Ongeveer tien minuten later sprong verdachte op de benen van aangeefster, zei dat hij haar dood ging maken en probeerde haar te wurgen. Toen dat niet lukte haalde hij een mes uit zijn broekzak en sneed daarmee de keel van aangeefster door.
Dit zijn voor de rechtbank doorslaggevende aanwijzingen dat de verdachte niet alleen met een vooropgezet plan met een mes in zijn broekzak in de slaapkamer was, maar tevens dat hij voldoende de gelegenheid heeft gehad om na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en dat hij zich daarvan rekenschap heeft kunnen geven. Mede door het tijdsverloop tussen het moment dat verdachte zijn broek heeft aangetrokken en naar buiten is gegaan en het moment dat hij aangeefster daadwerkelijk heeft aangevallen (nadat hij circa tien minuten met het mes in zijn broekzak naast aangeefster in bed had gelegen), neemt de rechtbank aan dat verdachte voldoende tijd heeft gehad om zich te beraden over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte niet gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling of naar aanleiding van een plots opkomende drift. Dit ziet de rechtbank bevestigd doordat verdachte na afloop van de daad kalm en niet in paniek lijkt te zijn en hij aan de dochter van aangeefster duidelijk maakt, kort gezegd: ik niet, dan niemand niet. De rechtbank betrekt bij dit oordeel ook het gedrag en de uitlatingen van verdachte in de avond van 4 maart 2022 en de daaraan voorafgaande periode.
De rechtbank acht voorts geen contra-indicaties aannemelijk geworden die het aannemen van voorbedachte raad in de weg staan. De door de verdediging ter terechtzitting bepleite gang van zaken waarbij verdachte door aangeefster zou zijn uitgelokt en waardoor verdachte in een hevige gemoedstoestand is geraakt, acht de rechtbank, mede gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, uit het onderzoek ter terechtzitting niet aannemelijk geworden.
Feit 2: bedreiging
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de verklaringen zoals opgenomen in de bewijsmiddelenbijlage wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte aangeefster enkele weken voorafgaand aan het incident van 5 maart 2022 heeft bedreigd met een mes door achter haar aan te rennen en daarbij tegen haar te roepen dat hij haar zou doden. De verklaringen van aangeefster en de drie getuigen zijn voldoende specifiek daar waar het gaat om wanneer de bedreiging heeft plaatsgevonden en ondersteunen elkaar bovendien in belangrijke mate in de wijze waarop de bedreiging heeft plaatsgevonden. De rechtbank acht het onder 2 tenlastegelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen.

De bewezenverklaring.

Op grond van de bewijsmiddelen zoals weergegeven in de aan dit vonnis gehechte bewijsmiddelenbijlage – bezien in het licht van hetgeen hiervoor is overwogen – komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte

1.

op 5 maart 2022 te Best ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[ slachtoffer 1] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven,
- met kracht gedurende enige tijd de keel van die [ slachtoffer 1] heeft dichtgeknepen en de ademhaling heeft belet en
- meermalen met kracht met een mes in de keel en de hals heeft gesneden en
- meermalen met kracht met een mes in het gezicht en het hoofd en het bovenlichaam van die [ slachtoffer 1] heeft gestoken/gesneden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

2.

in de periode van 1 februari 2022 tot en met 28 februari 2022 te Best [ slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door

- met een mes achter die [ slachtoffer 1] aan te lopen en
- daarbij die [ slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen dat hij haar zou doden.

De strafbaarheid van de feiten.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en maatregelen.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 jaren, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte een vrijheidsbeperkende maatregel zal worden opgelegd, inhoudende een contactverbod voor een periode van 5 jaren met [ slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Daarnaast is verzocht om te bevelen dat een vervangende hechtenis van 2 weken zal volgen voor iedere keer dat verdachte zich niet aan de maatregel zal houden. Tot slot heeft de officier van justitie gevorderd dat zal worden bevolen dat voornoemde maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft aandacht gevraagd voor de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Voorts heeft de verdediging onder verwijzing naar verschillende uitspraken voorgehouden dat voor een poging tot doodslag gevangenisstraffen worden opgelegd tussen de 3 en 6 jaren. De verdediging heeft tot slot aangevoerd moeite te hebben met de door de officier van justitie gevorderde vrijheidsbeperkende maatregel en de duur daarvan.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van de bewezen verklaarde feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot moord op zijn toenmalige partner. Omdat zij de relatie al enige tijd wilde beëindigen en verdachte dat niet kon accepteren heeft verdachte in de periode voorafgaande aan het feit meerdere keren gedreigd haar dood te zullen maken. Tijdens een avond waarop de verjaardag van aangeefster gevierd werd, heeft verdachte in hun gezamenlijke woning, waar op dat moment ook de kleinzoon en dochter van aangeefster aanwezig waren, zijn eerdere dreigementen tot uitvoering gebracht. Hij heeft de keel van aangeefster dichtgeknepen en met een mes meerdere malen in haar keel en hals gesneden. De dochter van aangeefster heeft tevergeefs geprobeerd om het snijden door verdachte te doen stoppen. Enkel door het adequaat optreden van de dochter en de hulpverleningsinstanties heeft het handelen van verdachte niet geleid tot de dood van aangeefster.
Verdachte heeft met zijn handelen het leven van een ander ernstig in gevaar gebracht en op een brute wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer. Het is evident dat een dergelijk feit een grote impact heeft op het slachtoffer en langdurige gevolgen kent die zeer diep ingrijpen in de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer en mensen uit haar directe omgeving, in het bijzonder haar dochter, schoonzoon en kleinzoon, die in de woning aanwezig waren ten tijde van het feit. Aan het handelen van verdachte heeft aangeefster grote ontsierende littekens overgehouden in haar gezicht. Tijdens de zitting – bijna een jaar na het incident – heeft de rechtbank kunnen zien dat deze littekens nog steeds goed zichtbaar zijn op het gelaat van aangeefster. Deze littekens vormen voor aangeefster een dagelijkse confrontatie met en een blijvende herinnering aan hetgeen in de nacht van 5 maart 2022 heeft plaatsgevonden. Daarnaast zijn verschillende zenuwen in het gezicht van aangeefster aangetast als gevolg waarvan zij nog altijd geen gevoel heeft in een deel van haar gezicht en/of mond. Naast het lichamelijke letsel heeft aangeefster PTSS opgelopen en is daarvoor in behandeling (geweest) bij een psycholoog. De verdachte heeft met zijn gewetenloze daad aangeefster voor het leven getekend.
Het gebeuren heeft ook veel geestelijk impact gehad op de dochter van aangeefster, zo blijkt uit het door haar uitgeoefende spreekrecht en de onderbouwing van de door haar ingediende vordering benadeelde partij. Zij heeft met lede ogen moeten toezien hoe haar moeder werd toegetakeld door de man die zij als vader zag. Ook bij haar is PTSS gediagnosticeerd waarvoor zij nog lange tijd in behandeling zal moeten zijn bij een psycholoog.
De verdachte heeft zich daarnaast schuldig gemaakt aan de bedreiging van aangeefster die enkele weken voorafgaand aan het incident in de nacht van 5 maart 2022 heeft plaatsgevonden. Toen heeft verdachte aangeefster met een mes achterna gezeten en haar gedreigd dood te maken. Dat incident lijkt een voorbode te zijn geweest op het vreselijke incident dat later heeft plaatsgevonden.
De aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten en de ingrijpende gevolgen die deze feiten voor aangeefster en haar dochter hebben gehad, maken dat de rechtbank een vrijheidsbeneming van lange duur op zijn plaats acht.
Bij de duur van de aan verdachte op te leggen gevangenisstraf neemt de rechtbank in aanmerking dat dit incident heeft plaatsgevonden in de woning van aangeefster, een omgeving waar zij zich juist bij uitstek veilig had moeten voelen en zijn. Ook betrekt de rechtbank dat de dochter van aangeefster en de andere huisgenoten, in het bijzonder de minderjarige kleinzoon van het slachtoffer, ongewild geconfronteerd zijn met het bloedbad dat in de woning is aangericht. Verder weegt de rechtbank mee dat verdachte op geen enkel moment openheid van zaken heeft gegeven en verantwoordelijkheid heeft genomen voor de door hem begane feiten. De rechtbank acht het twijfelachtig en minst genomen opmerkelijk dat verdachte zich niets weet te herinneren over die nacht, behalve van die feiten en omstandigheden die mogelijk in zijn voordeel uitgelegd kunnen worden. Daarmee heeft verdachte bewezen zijn eigen belang boven het belang van aangeefster te stellen. Dit blijkt ook duidelijk uit de gesprekken die verdachte met aangeefster heeft gevoerd tijdens zijn voorarrest in het huis van bewaring. Uit die gesprekken komt een beeld naar voren van een persoon die vooral medelijden heeft met zichzelf, schaamteloos aan aangeefster vraagt om hem te voorzien van geld, sigaretten en andere benodigdheden en gesprekken over het incident uit de weg loopt en verdraait.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de strafbladen van verdachte van 29 maart 2022 (Polen) en 12 mei 2022 (Nederland), de omtrent de persoon van verdachte opgemaakte rapporten van psycholoog [psycholoog] van 24 oktober 2022 en 5 december 2022 en het reclasseringsrapport van 6 januari 2023. Hieruit en ook overigens zijn de rechtbank van geen feiten en omstandigheden gebleken die zouden moeten meewegen bij het bepalen van de op te leggen straf.
De rechtbank is alles afwegende van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van 10 jaar voor hetgeen ten laste van verdachte is bewezenverklaard en zal die aan verdachte dan ook opleggen. De tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht zal hierop in mindering worden gebracht.
De tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
Aangezien verdachte een strafbaar feit heeft begaan tegen zijn toenmalige partner, zal de rechtbank ter beveiliging van de maatschappij (in dit geval aangeefster en haar dochter) en ter voorkoming van strafbare feiten aan verdachte de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid opleggen voor een periode van 5 jaren. Deze maatregel zal inhouden dat verdachte zich zal onthouden van contact met aangeefster en haar dochter. De rechtbank zal bevelen dat 2 weken vervangende hechtenis zal worden toegepast voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van zes maanden.
De rechtbank neemt verder in aanmerking dat uit het procesdossier blijkt dat verdachte ook na zijn aanhouding voor de thans bewezenverklaarde feiten herhaaldelijk vanuit het huis van bewaring contact heeft gelegd met aangeefster. Onder deze omstandigheden moet er ernstig rekening mee worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen en zich belastend zal gedragen tegen aangeefster en/of haar dochter. De rechtbank zal daarom bevelen dat vorenbedoelde maatregel dadelijk uitvoerbaar is.

De vordering van de benadeelde partij [ slachtoffer 1] .

De benadeelde partij heeft een bedrag van € 5.638,05 aan materiële schadevergoeding en een bedrag van € 24.000,00 aan immateriële schadevergoeding gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De door de benadeelde partij gevorderde materiële schadevergoeding bestaat uit de volgende posten:
  • daggeldvergoeding (€ 155,00);
  • eigen risico (€ 385,00);
  • kosten herstel bovenkaak/-gebit (€ 212,29);
  • kosten psychische begeleiding (€ 182,00);
  • verlies van arbeidsinkomsten (€ 3.656,06);
  • toekomstige medische kosten (€ 385,00);
  • kilometervergoeding (€ 662,70).
De benadeelde partij heeft daarnaast gevorderd dat de door haar gemaakte buitengerechtelijke kosten van € 190,09 in verband met het op laten maken van de verklaring door de chirurg en de psycholoog zullen worden vergoed.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank de vordering van de benadeelde partij integraal zal toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft aangevoerd dat uit de medische stukken niet opgemaakt kan worden dat de benadeelde partij schade aan haar kaak en/of gebit heeft opgelopen en dat het binnen het strafproces niet mogelijk is om toekomstige medische kosten als voorschot toe te wijzen. Daarom zal de benadeelde partij ten aanzien van deze posten niet-ontvankelijk moeten worden verklaard.
Door de verdediging zijn ten aanzien van de post kilometervergoeding opgemerkt dat:
niet blijkt dat schade is ontstaan aan het gebit van het slachtoffer en aldus de reiskosten naar Infomedics geen verband houden met het strafbare feit, zodat de benadeelde partij op dit punt van haar vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard;
de noodzaak voor het afreizen naar een psycholoog in Polen onvoldoende is onderbouwd, zodat de benadeelde partij ook op dit punt van haar vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard;
de reiskosten in verband met een bezoek aan Slachtofferhulp Nederland niet aan te merken zijn als schade die rechtstreeks is geleden door het strafbare feit noch aan te merken zijn als proceskosten, zodat de vordering op dit punt afgewezen moet worden;
de reiskosten in verband met het bijwonen van de zitting niet voor vergoeding in aanmerking komen, omdat de benadeelde partij zich op zitting laat vertegenwoordigen door een advocaat, zodat de vordering op dit punt afgewezen moet worden.
De verdediging heeft bepleit hoogstens een bedrag van € 10.000,00 als immateriële schadevergoeding toe te kennen. Voor het overige heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Tot slot heeft de verdediging verzocht om bij toewijzing van de schadeposten zo goed als mogelijk rekening te houden met het moment waarop de desbetreffende schade is geleden en de wettelijke rente daarom niet vanaf de pleegdatum van het feit toe te kennen.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij als gevolg van het ten laste van verdachte bewezenverklaarde feit onder 1 rechtstreekse schade heeft geleden. Daarom kan aan de benadeelde partij in beginsel een geldelijke vergoeding voor de geleden schade toekomen.
De gevorderde bedragen ten aanzien van de posten daggeldvergoeding, eigen risico, kosten psychische begeleiding en verlies van arbeidsinkomsten zijn voldoende onderbouwd, komen de rechtbank niet onredelijk voor en zijn niet betwist door de verdediging, zodat die posten voor toewijzing in aanmerking komen.
De rechtbank is verder van oordeel dat ook de post herstel bovenkaak/-gebit voor toewijzing in aanmerking komt. Uit het procesdossier is gebleken dat verdachte de keel van aangeefster heeft dichtgeknepen, dat aangeefster en verdachte in een worsteling zijn geraakt en dat verdachte met het mes in het gezicht van aangeefster, ter hoogte van haar lip, heeft gesneden. Dat dit met meer dan geringe krachtsuitoefening is gebeurd, acht de rechtbank niet ondenkbaar. Gelet ook op de datum waarop de behandelingen aan het gebit van aangeefster hebben plaatsgehad, namelijk kort nadat aangeefster uit coma is ontwaakt, is de rechtbank van oordeel dat het voldoende aannemelijk is dat deze schade rechtstreeks door het bewezenverklaarde feit is toegebracht.
De rechtbank overweegt verder dat door de benadeelde partij voldoende is onderbouwd dat zij in de toekomst kosten zal moeten maken voor een littekencorrectie en daarvoor aanspraak zal moeten maken op haar eigen risico. Dit betekent dat de rechtbank de nog niet ingetreden schade, na afweging van goede en kwade kansen als bedoeld in art. 6:105 van het Burgerlijk Wetboek, begroot op hetgeen door de benadeelde partij is gevorderd. De rechtbank zal dit bedrag als eindbeslissing in deze strafzaak toewijzen. Van een voorschot als betoogd door de verdediging is dan ook geen sprake.
De rechtbank is het met de verdediging eens dat de noodzaak voor het afreizen naar een psycholoog in Polen onvoldoende is onderbouwd, in aanmerking genomen dat de dochter van het slachtoffer kort nadat de benadeelde partij naar Polen is afgereisd, in behandeling is kunnen gaan bij een psycholoog in Nederland. De benadeelde partij zal op dit punt van haar vordering dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard en kan dit deel bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Verder is de rechtbank van oordeel dat de reiskosten in verband met een bezoek aan Slachtofferhulp Nederland niet aan te merken zijn als schade die rechtstreeks is geleden door het strafbare feit noch aan te merken zijn als proceskosten. Ook volgt uit vaste jurisprudentie dat de reiskosten in verband met het bijwonen van de zitting niet voor vergoeding in aanmerking komen, omdat de benadeelde partij zich op zitting heeft laten vertegenwoordigen door een advocaat. De rechtbank zal deze twee posten dan ook afwijzen.
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde reiskosten in verband met bezoeken aan de polikliniek, de tandarts en de psycholoog in Nederland (totaal € 38,40) wel voor vergoeding in aanmerking komen. Deze zullen dan ook worden toegewezen.
Alle omstandigheden van het geval in aanmerking genomen, zoals gebleken uit het procesdossier en de toelichting op de vordering van de benadeelde partij (met name de geestelijke gevolgen, de blijvende en/of zichtbare littekens in het gezicht van aangeefster en de ten behoeve daarvan nog te ondergane behandelingen), is de rechtbank van oordeel dat het gevorderde bedrag aan immateriële schadevergoeding billijk is en zal deze dan ook toewijzen.
Het vorenstaande betekent dat de vordering zal worden toegewezen tot een bedrag van
€ 5.013,75 als vergoeding voor materiële schade en een bedrag van € 24.000,00 als vergoeding voor immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De wettelijke rente over de posten daggeldvergoeding, eigen risico (2022) en verlies van arbeidsvermogen zijn verschuldigd vanaf het moment dat de schade is ontstaan, 5 maart 2022, tot aan de dag van de algehele voldoening.
De wettelijke rente over de post kosten herstel bovenkaak/gebit is verschuldigd vanaf de datum van de factuur 17 maart 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening.
De wettelijke rente over de post kosten psychologische begeleiding is verschuldigd vanaf de datum factuur 23 mei 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening.
De wettelijke over de toekomstige schade van het eigen risico (€ 385,00) is verschuldigd vanaf de datum van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening.
De wettelijke rente over de post kilometervergoeding is verschuldigd vanaf 5 maart 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening.
De wettelijke rente over de geleden immateriële schade is verschuldigd vanaf 5 maart 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij, tot op heden vastgesteld op € 190,09.
Verder zal verdachte worden veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] .

De benadeelde partij heeft een bedrag van € 1.573,00 aan materiële schadevergoeding en een bedrag van € 15.000,00 aan immateriële schadevergoeding gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De door de benadeelde partij gevorderde materiële schadevergoeding bestaat uit de volgende posten:
  • kosten therapiesessies psycholoog (€ 411,40);
  • kosten toekomstige therapiesessies psycholoog (€ 1.161,60).
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank de vordering van de benadeelde partij integraal zal toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft aangevoerd dat het binnen het strafproces niet mogelijk is om toekomstige medische kosten als voorschot toe te wijzen. Daarom zal de benadeelde partij ten aanzien van deze post niet-ontvankelijk moeten worden verklaard. Voorts heeft de verdediging bepleit om het gevorderde aan immateriële schadevergoeding gedeeltelijk toe te kennen en de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk te verklaren. Voor het overige heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Tot slot heeft de verdediging verzocht om bij toewijzing van de schadeposten zo goed als mogelijk rekening te houden met het moment waarop de desbetreffende schade is geleden en de wettelijke rente daarom niet vanaf de pleegdatum van het feit toe te kennen.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij als gevolg van het ten laste van verdachte bewezenverklaarde feit onder 1 rechtstreekse schade heeft geleden. Daarom kan aan de benadeelde partij in beginsel een geldelijke vergoeding voor de geleden schade toekomen.
De rechtbank is van oordeel dat het gevorderde bedrag ten aanzien van de post kosten therapiesessies psycholoog voldoende is onderbouwd, haar niet onredelijk voorkomt en niet is betwist door de verdediging, zodat die post voor toewijzing in aanmerking komt.
De rechtbank overweegt verder dat door de benadeelde partij voldoende is onderbouwd dat zij in de toekomst kosten zal moeten maken voor psychologische behandeling en daarvoor kosten zal moeten maken. Dit betekent dat de rechtbank de nog niet ingetreden schade, na afweging van goede en kwade kansen als bedoeld in art. 6:105 van het Burgerlijk Wetboek, begroot op hetgeen door de benadeelde partij is gevorderd. De rechtbank zal dit bedrag als eindbeslissing in deze strafzaak toewijzen. Van een voorschot als betoogd door de verdediging is dan ook geen sprake.
Het door de benadeelde partij gevorderde bedrag aan immateriële schadevergoeding komt de rechtbank echter bovenmatig voor. Alle omstandigheden van het geval in aanmerking genomen, zoals gebleken uit het procesdossier en de toelichting op de vordering van de benadeelde partij (met name de geestelijke gevolgen), acht de rechtbank naar billijkheid een bedrag van € 12.000,00 toewijsbaar. De rechtbank zal dit bedrag toewijzen en de benadeelde partij voor het overige gedeelte van haar vordering niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Het vorenstaande betekent dat de vordering zal worden toegewezen tot een bedrag van
€ 1.573,00 als vergoeding voor materiële schade en een bedrag van € 12.000,00 als vergoeding voor immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De wettelijke rente over de post kosten therapiesessies is verschuldigd vanaf 26 juni 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening.
De wettelijke rente over de post toekomstige therapiesessies is verschuldigd vanaf de datum van het vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening.
De wettelijke rente over de geleden immateriële schade is verschuldigd vanaf 5 maart 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor de hiervoor toegewezen bedragen tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan de benadeelde partijen bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de data waarop deze zijn ontstaan zoals hiervoor in dit vonnis omschreven tot aan de dag van de algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partijen komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partijen, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

De toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen 36f, 38v, 38w, 45, 57, 60a, 285 en 289 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het wijzen van dit vonnis rechtens gelden.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
verklaart het ten laste gelegde onder
feit 1 en feit 2 bewezenzoals hiervoor is omschreven;
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart dat het bewezenverklaarde oplevert de misdrijven:
ten aanzien van feit 1:
poging tot moord
ten aanzien van feit 2:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
verklaart verdachte hiervoor strafbaar en legt op de volgende straf en maatregelen:
ten aanzien van feit 1 en feit 2:
- een
gevangenisstrafvoor de duur
van 10 jaren met aftrekovereenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht;
ten aanzien van feit 1:
- een
maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid, inhoudende een
contactverbodvoor de duur van
5 jaren.
Dit contactverbod houdt in dat veroordeelde gedurende 5 jaren op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met:
  • [ slachtoffer 1] , geboren te [geboorteplaats] [geboortejaar 2] 1967 én
  • [slachtoffer 2] , geboren te [geboorteplaats] [geboortejaar 3] 1987.
De rechtbank
beveeltdat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt
2 weken voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van 6 maanden.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.

De rechtbank beveelt dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is.

De rechtbank:
-
legtaan de verdachte
op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [ slachtoffer 1] , van een bedrag van € 29.013,75, bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast van maximaal 180 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Voormeld bedrag bestaat uit € 5.013,75 als vergoeding voor materiële schade en
€ 24.000,00 als vergoeding voor immateriële schade.
De toegewezen bedragen over de posten daggeldvergoeding (€ 155,00), eigen risico 2022 (€ 385,00), verlies van arbeidsvermogen (€ 3.656,06) en kilometervergoeding
(€ 38,40), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 maart 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Het toegewezen bedrag over de post kosten herstel bovenkaak/gebit (€ 212,29) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 maart 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Het toegewezen bedrag over de post kosten psychologische begeleiding (€ 182,00) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 mei 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Het toegewezen bedrag over de post toekomstige schade van het eigen risico (€ 385,00) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 januari 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Het toegewezen bedrag over de immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 maart 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening.
-
legtaan de verdachte
op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 2] , van een bedrag van € 13.573,00, bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast van maximaal 102 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Voormeld bedrag bestaat uit € 1.573,00 als vergoeding voor materiële schade en
€ 12.000,00 euro als vergoeding voor immateriële schade.
Het toegewezen bedrag over de post kosten therapiesessies psycholoog (€ 411,40)
te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 juni 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening
Het toegewezen bedrag over de post kosten toekomstige therapiesessies psycholoog
(€ 1.161,60) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 januari 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Het toegewezen bedrag over de immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 maart 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [ slachtoffer 1] :
De rechtbank:
-
wijst de vorderingtot schadevergoeding van de benadeelde partij
gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [ slachtoffer 1] , van een bedrag van € 29.013,75, bestaande uit € 5.013,75 als vergoeding voor materiële schade en € 24.000,00 als vergoeding voor immateriële schade.
De toegewezen bedragen over de posten daggeldvergoeding (€ 155,00), eigen risico 2022 (€ 385,00), verlies van arbeidsvermogen (€ 3.656,06) en kilometervergoeding
(€ 38,40), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 maart 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Het toegewezen bedrag over de post kosten herstel bovenkaak/gebit (€ 212,29) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 maart 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Het toegewezen bedrag over de post kosten psychologische begeleiding (€ 182,00) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 mei 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Het toegewezen bedrag over de post toekomstige schade van het eigen risico (€ 385,00) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 januari 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Het toegewezen bedrag over de immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 maart 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening.
- veroordeelt verdachte tevens in de
proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden
vastgesteld op € 190,09, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
-
wijst de vorderingvoor zover deze ziet op
reiskostengemaakt ten behoeve van het
slachtoffergesprekbij de officier van justitie en voor het
bijwonen van de zitting af;
- bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering voor zover deze ziet op
reiskostengemaakt ten behoeve van
bezoeken aan een psycholoog in Polen niet ontvankelijkis en de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] :
De rechtbank:
-
wijst de vorderingtot schadevergoeding van de benadeelde partij
gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 2] , van een bedrag van € 13.573,00, bestaande uit € 1.573,00 als vergoeding voor materiële schade en € 12.000,00 als vergoeding voor immateriële schade.
Het toegewezen bedrag over de post kosten therapiesessies psycholoog (€ 411,40)
te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 juni 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Het toegewezen bedrag over de post kosten toekomstige therapiesessies psycholoog
(€ 1.161,60) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 januari 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Het toegewezen bedrag over de immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 maart 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening.
-
veroordeeltverdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot heden vastgesteld op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
- bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering voor het overige
niet ontvankelijkis en de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijk rechter kan aanbrengen.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. W.M.T. Keukens, voorzitter,
mr. R.M.L. Heemskerk-Pleging en mr. C.A. van Roosmalen, leden,
in tegenwoordigheid van Ş. Altun, griffier,
en is uitgesproken op 31 januari 2023.