In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Valkenswaard, waarbij het bezwaar van eiser tegen de afwijzing van zijn vergunningsaanvraag voor een gaashekwerk ongegrond is verklaard. Eiser is van mening dat de afwijzing onterecht is, omdat er een planologische afwijkingsmogelijkheid bestaat en omdat het gelijkheidsbeginsel, het vertrouwensbeginsel en het evenredigheidsbeginsel zich tegen de afwijzing verzetten. Eiser stelt ook dat de bezwaarschriftencommissie niet onafhankelijk is en dat het college te laat op zijn aanvraag heeft beslist.
De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is, omdat het bestreden besluit gebrekkig is gemotiveerd. Echter, omdat het college ter zitting met een aanvullende motivering is gekomen, kan de rechtbank deze motivering volgen en laat zij de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand. Dit betekent dat eiser geen toestemming van het college heeft om het hekwerk te laten staan. De rechtbank wijst erop dat de bezwaarschriftencommissie voldoet aan de eisen van de Algemene wet bestuursrecht en dat de argumenten van eiser over de onafhankelijkheid van de commissie niet slagen. Ook de stelling dat het advies van de commissie onvolledig is, wordt verworpen, omdat de commissie bekend was met de relevante feiten en omstandigheden.
De rechtbank concludeert dat het college in redelijkheid heeft kunnen besluiten om geen vergunning te verlenen, omdat het hekwerk in strijd is met het bestemmingsplan. Eiser heeft niet kunnen aantonen dat er sprake is van gelijke gevallen die een beroep op het gelijkheidsbeginsel rechtvaardigen. De rechtbank oordeelt dat de weigering om een vergunning te verlenen niet onevenredig is en dat het vertrouwensbeginsel niet van toepassing is in deze zaak. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit, maar laat de rechtsgevolgen in stand en veroordeelt het college tot vergoeding van het griffierecht van € 181,00.