4.3.Het oordeel van de rechtbank.
De vordering is tijdig ingediend. De vordering is gebaseerd op artikel 36e Wetboek van Strafrecht.
Het vonnis van de rechtbank in de hoofdzaak van 20 december 2018 vormt de grondslag van de ontnemingsvordering. De rechtbank heeft in dit vonnis bewezenverklaard dat veroordeelde - verkort weergegeven -:
1.
in de periode van 1 januari 2008 tot en met 24 mei 2013, in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie die tot oogmerk had het plegen van misdrijven inzake
overtreding van de wet op de kansspelen
welke organisatie bestond uit een groep samenwerkende personen, bestaandenaast verdachte uit
- [medeveroordeelde4] en [medeveroordeelde5] en [medeveroordeelde1] en [medeveroordeelde6]en [medeveroordeelde7] en andere personen
- rechtspersonen, te weten [bedrijf 2] en [bedrijf 3] . en [bedrijf 4] en [bedrijf 5] en [bedrijf 6] en [bedrijf 7] en [bedrijf 8] en [bedrijf 9] ;
2.in de periode van 1 januari 2008 tot en met 24 mei 2013, in Nederland,
tezamen en in vereniging met anderen,van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt,
immers hebben verdachte en/of haar mededaders krachtens die gewoonte- € 91.288.166,-betreffende inkomsten uit meerdere illegaleonline casino's, althans een groot geldbedrag, via de dienstenvan [bedrijf 10] ontvangen en
- € 44.589.961 betreffende inkomsten uit meerdere illegaleonline casino's, althans een groot geldbedrag, via [bedrijf 4]ontvangen,
hebben verdachte en haar mededaders, die geldbedragen voorhanden gehad en overgedragen en/of omgezet en/of van dat/die geldbedragen gebruik gemaakt,
terwijl zij verdachte en haar mededaders ten aanzien van diegeldbedragen wisten, dat die onmiddellijk of middellijk afkomstig waren uit enig misdrijf;
3.
in de periode van 1 januari 2006 tot en met mei 2013,in Nederland,tezamen en in vereniging met anderen,van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt,
immers hebben zij, verdachte, en haar mededaders toen en daar krachtens die gewoonte- in totaal € 2.200.000,-, ontvangen via [bedrijf 10] door [bedrijf 11] ,overgedragen en omgezet,
terwijl zij, verdachte, en haar mededaders ten aanzien van dat geldbedrag wisten, dat die onmiddellijk of middellijk afkomstig was uit enig misdrijf;
4.
in de periode van 1 januari 2009 tot en met 31 december 2011, in Nederland,meermalen, telkens een geschrift,te weten facturen (met een totale waarde van ruim € 12.000.000,-) van [bedrijf 4] aan [bedrijf 12] ,elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen,valselijk heeft opgemaakt.
Beoordelingskader.
De ontnemingsvordering is kennelijk gestoeld op artikel 36e, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht (oud). Ingevolge het bepaalde in dat artikellid, moet worden onderzocht of veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft verkregen
- door middel van of uit de baten van de bewezen verklaarde feiten of
- tot 1 juli 2011: soortgelijke feiten of feiten waarvoor een geldboete van de vijfde categorie kan worden opgelegd, waaromtrent voldoende aanwijzingen bestaan dat zij door veroordeelde zijn begaan, dan wel
- vanaf 1 juli 2011: andere strafbare feiten, waaromtrent voldoende aanwijzingen bestaan dat zij door veroordeelde zijn begaan.
Het wederrechtelijk verkregen voordeel.
De rechtbank is van oordeel dat veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft verkregen uit soortgelijke feiten, namelijk (gewoonte)witwassen door geld dat – naar zij moet hebben geweten – afkomstig was van misdrijf als salaris te verwerven, voorhanden te hebben en te gebruiken.
De rechtbank grondt dit oordeel op de inhoud van het strafvonnis van veroordeelde en op de feiten en omstandigheden die in het ontnemingsdossier zijn vervat in het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel dat met betrekking tot veroordeelde is opgemaakt en ontleent aan de inhoud daarvan tevens de schatting van bedoeld voordeel. De rechtbank past de berekening op enkele onderdelen aan, mede gelet op hetgeen de verdediging heeft aangevoerd.
Blijkens dit rapport bestaat de ontnemingsvordering uit een optelsom van een tweetal posten:
Salaris [bedrijf 4] € 149.036,90 (na correctie)
Salaris [bedrijf 1] € 13.338,96
De rechtbank stelt vast dat veroordeelde per 1 februari 2008 in dienst is getreden bij [bedrijf 4] en dat zij later (al dan niet gelijktijdig) in dienst is geweest bij [bedrijf 1] Daar heeft veroordeelde tot 1 mei 2014 gewerkt.
Op basis van salarisspecificaties is in het ontnemingsrapport berekend hoeveel netto loon veroordeelde in de periode van februari 2008 tot 24 mei 2014 van beide werkgevers heeft ontvangen. Het totaalbedrag bedraagt (na een correctie op de berekening in het ontnemingsrapport) € 162.375,86.
De verdediging heeft op de vordering verweer gevoerd. De rechtbank bespreekt die verweren hieronder.
Salaris en ontnemingsperiode.
De rechtbank stelt voorop dat er geen rechtsregel bestaat die verhindert dat het salaris van een werknemer (volledig) wordt aangemerkt als wederrechtelijk verkregen voordeel en uit dien hoofde wordt ontnomen. Evenmin volgt zulks naar het oordeel van de rechtbank uit de jurisprudentie.
Naar het oordeel van de rechtbank miskent de verdediging met het gevoerde verweer de rol die veroordeelde had in het geheel van de gepleegde strafbare feiten en haar wetenschap daaromtrent. Haar aandeel in het geheel leidde in de hoofdzaak tot veroordeling voor meerdere strafbare feiten, een en ander zoals hiervoor opgesomd.
De rechtbank verwijst in dit verband naar de volgende overweging in het strafvonnis:
“ [veroordeelde] wist dat de geldstroom van en bij [bedrijf 10] afkomstig was van de inkomsten uit online casino’s. Ook wist zij dat het aanbieden van online kansspelen door de organisatie van haar werkgevers [medeveroordeelde4] en [medeveroordeelde5] in strijd was met de Wok.”.
En naar de volgende overweging:
“Zoals eerder vastgesteld, wist [veroordeelde] dat door de organisatie in strijd met de Wok in Nederland online kansspelen werden aangeboden. Voor wat betreft haar aandeel in dan wel ondersteuning van de organisatie stelt de rechtbank vast dat zij in dienst was van de organisatie van [medeveroordeelde4] en [medeveroordeelde5] en als werkneemster essentiële werkzaamheden heeft verricht in het kader van het doel van de organisatie, het aanbieden van online kansspelen en het continueren daarvan. Zij was in overwegende mate verantwoordelijk voor de financiële administratie van verschillende rechtspersonen die op hun beurt een cruciale rol speelden in het aanbieden van online kansspelen en het verwerken van de opbrengsten daarvan. Zij verzorgde betalingen die betrekking hadden op het aanbieden van online kansspelen in Nederland en onderhield tevens contacten met de directeuren van de rechtspersonen in het buitenland. Zij was op de hoogte van de financiële gang van zaken binnen de rechtspersonen en zorgde er voor dat betalingen en geldstromen in goede banen werden geleid. Ook onderhield zij de contacten met het belastingadviesbureau van medeverdachte [medeveroordeelde1] .”.
De rechtbank volgt de verdediging niet in haar verweer dat veroordeelde niet direct bij aanvang van haar dienstverband bij [bedrijf 4] heeft kunnen en moeten weten van de illegale activiteiten die binnen dit bedrijf werden ontplooid, zodat ook niet het volledige salaris als wederrechtelijk voordeel kan worden beschouwd.
De rechtbank heeft veroordeelde vanwege haar aandeel in het geheel onder meer veroordeeld voor deelname aan de criminele organisatie in de periode van 1 januari 2008 tot en met 24 mei 2013. [bedrijf 4] was onderdeel van deze criminele organisatie en vervulde daarin de hoofdrol. Veroordeelde is met ingang van 1 februari 2008 in dienst getreden van [bedrijf 4] en heeft tot mei 2013 salaris ontvangen van dit bedrijf. Veroordeelde maakte zodoende vanaf haar eerste tot haar laatste werkdag onderdeel uit van de criminele organisatie. Dit maakt dat het salaris dat veroordeelde van [bedrijf 4] ontving naar het oordeel van de rechtbank in rechtstreeks verband staat tot de verrichte criminele activiteiten en aldus in zijn geheel wederrechtelijk verkregen is.
Bubble Group.
In de verschillende strafvonnissen in de zaken Rykiel heeft de rechtbank over de Bubble-vennootschappen het volgende overwogen:
“Voor wat betreft de Bubble-vennootschappen merkt de rechtbank nog specifiek op dat deze vennootschappen gericht waren op spelsoftwareontwikkeling en het aanbieden daarvan via zogenaamde platforms. Niet kan worden vastgesteld dat de activiteiten van de Bubble-vennootschappen er op zijn of waren gericht online kansspelen in Nederland aan te bieden in strijd met de Wok. (…)
Dat de Bubble-vennootschappen na 24 mei 2013 (en tot 10 november 2013 dan wel januari 2014) doorgegaan zijn met het ontwikkelen van spelsoftware wordt dan ook – anders dan dat het Openbaar Ministerie doet – niet strafrechtelijk aan verdachten verweten.”
Gelet hierop en in navolging van hetgeen de verdediging hieromtrent heeft aangevoerd zal de rechtbank het in het ontnemingsrapport becijferde bedrag van € 13.338,96 dat veroordeelde als salaris van [bedrijf 1] heeft ontvangen, niet aanmerken als wederrechtelijk verkregen voordeel.
Conclusie.
Op grond van het vorenstaande stelt de rechtbank het bedrag waarop het wederrechtelijk voordeel van de veroordeelde wordt geschat vast op € 149.037,- (afgerond).