ECLI:NL:RBOBR:2023:3909

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
3 augustus 2023
Publicatiedatum
3 augustus 2023
Zaaknummer
C/01/395031 / KG ZA 23-367
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van de executie van een vonnis in kort geding met betrekking tot huurachterstand en gebreken aan het gehuurde

In deze zaak, die zich afspeelt in het civiele recht, heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Oost-Brabant op 3 augustus 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een verhuurder en een huurder. De verhuurder had de huurder gedagvaard vanwege een gestelde huurachterstand en vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde. De huurder had echter een tegenvordering ingesteld wegens gebreken aan het gehuurde, waarbij hij herstel van deze gebreken en een huurprijsvermindering eiste. Op 6 juli 2023 had de kantonrechter al een vonnis uitgesproken waarin de verhuurder werd veroordeeld om binnen 30 dagen de gebreken te verhelpen, onder verbeurte van een dwangsom. De verhuurder heeft echter niet voldaan aan deze veroordeling, wat leidde tot het kort geding.

In het kort geding vorderde de verhuurder schorsing van de executie van het vonnis van 6 juli 2023, met het argument dat hij niet in staat was om de gebreken tijdig te herstellen vanwege de huidige marktomstandigheden. De huurder voerde verweer en stelde dat de voorzieningenrechter niet bevoegd was en dat er geen spoedeisend belang was. De voorzieningenrechter oordeelde dat er wel degelijk sprake was van een spoedeisend belang en dat de verhuurder de mogelijkheid had om een executiegeschil aanhangig te maken.

Uiteindelijk besloot de voorzieningenrechter om de executie van het vonnis te schorsen tot 15 september 2023, met inachtneming van de belangen van beide partijen. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. J. van der Weij.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
zaaknummer / rolnummer: C/01/395031 / KG ZA 23-367
Vonnis in kort geding van 3 augustus 2023
in de zaak van
[eiser],
wonend in [woonplaats] ,
eiseres,
advocaat: mr. N.C.M. van der Vleuten in Eindhoven,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

2. [gedaagde 2] ,
beiden wonend in [woonplaats] ,
gedaagden,
advocaat: mr. J. Mikes in Rotterdam.
Partijen zullen hierna verhuurder en (in mannelijk enkelvoud) huurder genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 t/m 16,
  • de akte overlegging producties van de huurder met als bijlage de producties 1 t/m 11F,
  • de akte overlegging producties van de verhuurder met als bijlage productie 17,
  • de mondelinge behandeling die heeft plaatsgevonden op 28 juli 2023,
  • de pleitnota namens verhuurder,
  • de pleitnota namens huurder.
1.2.
Ten slotte is de datum van het vonnis bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
Huurder huurt een woning van verhuurder aan de [adres] in [woonplaats] .
2.2.
De verhuurder is een procedure gestart tegen de huurder vanwege (onder meer) een gestelde huurachterstand en heeft betaling van die achterstand gevorderd, evenals ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde. De huurder heeft een tegenvordering (vordering in reconventie) ingesteld vanwege gestelde gebreken aan het gehuurde en heeft (onder meer) herstel van de gebreken gevorderd en een huurprijsvermindering wegens gederfd huurgenot.
2.3.
Bij vonnis van de kantonrechter ’s-Hertogenbosch van 6 juli 2023 is, voor zover relevant voor de beoordeling van dit kort geding, de verhuurder in reconventie veroordeeld om binnen 30 dagen na vonnisdatum de onder punt 2.6. van het vonnis vermelde gebreken, voor zover voor haar rekening komend, adequaat en deskundig te (laten) verhelpen en het jaarlijks onderhoud aan de cv-ketel adequaat en deskundig te laten uitvoeren, onder verbeurte van een dwangsom van € 250,-- per dag, een dagdeel hieronder begrepen, dat de verhuurder in gebreke blijft met de uitvoering hiervan, met een maximum van € 25.000,--. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De uitvoerbaar verklaring bij voorraad is niet gemotiveerd.
2.4.
Op 21 juli 2023 heeft de huurder het vonnis van de kantonrechter betekend aan de verhuurder, met bevel om binnen 30 dagen na 6 juli 2023 over te gaan tot herstel van de in het vonnis onder 2.6. genoemde gebreken en tot het jaarlijks onderhoud van de cv-ketel overeenkomstig de veroordeling in het vonnis.
2.5.
Verhuurder is nog niet overgegaan tot herstel van de gebreken.
2.6.
Bij dagvaarding van 20 juli 2023 heeft verhuurder huurder in dit kort geding betrokken.

3.Het geschil

3.1.
Verhuurder vordert dat de voorzieningenrechter bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad huurder hoofdelijk verbiedt om het vonnis van 6 juli 2023 te executeren totdat in beroep door het hof is beslist, danwel totdat de verhuurder redelijkerwijs in staat kan worden geacht om onder de huidige marktomstandigheden de benodigde werklieden opdracht te geven en uitvoering daarvan, bij schending waarvan huurder hoofdelijk een dwangsom zal verbeuren, en met hoofdelijke veroordeling van huurder in de proceskosten met wettelijke rente.
3.2.
Verhuurder voert in dat verband aan dat huurder misbruik maakt van zijn bevoegdheid door vast te houden aan de executie van het vonnis. Verder voert verhuurder aan dat het vonnis kennelijke misslagen bevat en dat het belang van verhuurder bij schorsing van de executie zwaarder weegt dan het belang van huurder bij onverwijlde executie.
3.3.
Huurder voert verweer. Hij stelt dat de voorzieningenrechter niet bevoegd is om over dit geschil te oordelen en is van mening dat een spoedeisend belang ontbreekt. Tot slot stelt huurder dat zijn belang bij een spoedig herstel van de gebreken zwaarder weegt dan het belang van de verhuurder bij schorsing van de executie.
3.4.
Op de stellingen van partijen en de onderbouwing daarvan wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het vonnis van de kantonrechter van 6 juli 2023 is aan verhuurder betekend. Daarmee kan het vonnis ten uitvoer worden gelegd. Het instellen van een rechtsmiddel schorst de tenuitvoerlegging niet, gelet op de uitvoerbaar verklaring bij voorraad van het vonnis. De partij ten laste van wie de tenuitvoerlegging dreigt of wordt aangevangen kan een executiegeschil aanhangig maken bij de voorzieningenrechter en daarbij vorderen dat de tenuitvoerlegging wordt verboden of geschorst (vgl. art. 438 lid 2 Rv). Gelet daarop is de voorzieningenrechter bevoegd te oordelen over de ingestelde vordering. Verder is gelet op de in het vonnis van 6 juli 2023 uitgesproken veroordeling met dwangsom en de daaraan verbonden termijn voor voldoening, sprake van een spoedeisend belang, mede in het licht van het feit dat betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden.
4.2.
Uitgangspunt is dat een uitgesproken veroordeling uitvoerbaar moet zijn en ten uitvoer kan worden gelegd. De voorzieningenrechter kan de tenuitvoerlegging van een vonnis dat, zoals hier, zonder motivering uitvoerbaar bij voorraad is verklaard en waartegen beroep open staat, alleen schorsen als sprake is van omstandigheden die meebrengen dat het belang van de veroordeelde (in dit geval de verhuurder) bij behoud van de bestaande toestand zolang niet op een eventueel in te stellen rechtsmiddel is beslist, zwaarder weegt dan het belang van de degene die de veroordeling heeft verkregen (in dit geval de huurder) bij de executie.
Daarbij moet, omdat een executiegeschil geen verkapt rechtsmiddel is, worden uitgegaan van de beslissingen in de ten uitvoer te leggen uitspraak (het vonnis van 6 juli 2023) en van de daaraan ten grondslag liggende vaststellingen en oordelen en blijft de kans van slagen van het tegen die beslissing eventueel aan te wenden rechtsmiddel buiten beschouwing, met dien verstande dat de rechter in zijn oordeelsvorming wel kan betrekken of de ten uitvoer te leggen beslissing berust op een kennelijke misslag.
4.3.
Verhuurder stelt dat sprake is van een kennelijke misslag in het vonnis van 6 juli 2023 omdat het vonnis ten aanzien van de aantasting van het huurgenot berust op onjuiste gebrekencodes en ten aanzien van de huurprijsvermindering berust op een onjuiste berekening, namelijk zonder indexering van de huur. Wat daar ook van zij, deze gestelde misslagen staan los van de verplichting van verhuurder om de gebreken te herstellen, zodat vasthouden aan de executie door huurder op dit punt geen misbruik van bevoegdheid oplevert. Dat betekent dat het aankomt op een afweging van de belangen van partijen (zie 4.5. e.v.).
4.4.
Verhuurder heeft ten aanzien van het jaarlijks onderhoud aan de cv-ketel aangegeven dat het onderhoud voor 2023 heeft plaatsgevonden in maart 2023. Zij verwijst naar de factuur van 5 juli 2023. Huurder heeft deze stelling niet betwist zodat de voorzieningenrechter er van uit gaat dat verhuurder voor dit jaar aan deze verplichting heeft voldaan en dat zij het vonnis van 6 juli 2023 op dat punt tijdig is nagekomen. Daarom gaat de voorzieningenrechter er van uit dat de huurder het vonnis van 6 juli 2023 op dit punt nu niet zal executeren en heeft verhuurder geen belang bij schorsing van de executie op dit punt.
4.5.
Voor wat betreft de overige voor rekening van verhuurder komende gebreken als bedoeld onder 2.6. van het vonnis van 6 juli 2023 voert verhuurder als belang aan zijn zijde aan dat het gelet op de krappe bouwmarkt en het begin van de bouwvakvakantie niet mogelijk is om de herstelwerkzaamheden binnen de gestelde termijn afgerond te hebben. Zij wijst op de verklaring van 14 juli 2023 van [A] , aan wie zij opdracht tot herstel heeft gegeven en op de e-mail van Parketvloermeesters van 16 juli 2023, bij wie zij een offerte heeft aangevraagd.
Huurder stelt dat hij via het online platform Werkspot een vraag heeft uitgezet waarop verschillende zzp’ers uit het land hebben gereageerd met de mededeling dat zij per direct of op korte termijn kunnen starten met de werkzaamheden. Hij wijst op de diverse schriftelijke reacties.
De voorzieningenrechter overweegt dat uit de reacties van twee vaklieden die via Werkspot hebben gereageerd weliswaar blijkt dat zij per 31 juli 2023 respectievelijk 1 augustus 2023 met de werkzaamheden kunnen starten, maar daaruit blijkt niet dat zij de werkzaamheden binnen de gestelde termijn kunnen afronden. Daarbij komt dat de werkzaamheden gelet op de diversiteit daarvan uitgevoerd moeten worden door verschillende (onder)aannemers.
4.6.
Gelet op het voorgaande en gelet op de huidige bouwvakvakantie ziet de voorzieningenrechter aanleiding om de executie van het vonnis te schorsen voor zover het de voor rekening van de verhuurder komende herstelwerkzaamheden betreft als bedoeld onder 2.6. van het vonnis van 6 juli 2023. Voor wat betreft de termijn van schorsing wordt het volgende overwogen. Verhuurder stelt dat de werkzaamheden conform het schema van het plan van aanpak van [A] uitgevoerd moeten worden. Huurder wijst er op dat de laatste werkzaamheden volgens dat schema pas eind november 2023 zullen zijn afgerond. Verhuurder heeft op zitting aangegeven dat zij wil bekijken of het mogelijk is om het schema te bespoedigen. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het belang van huurder bij een vlottere afronding van de werkzaamheden dan conform het schema van het plan van aanpak, groter is dan het belang van verhuurder bij het volgen van dit schema. Daarom zal de executie worden geschorst tot 15 september 2023. Het meer of anders gevorderde zal worden afgewezen.
4.7.
Omdat partijen over en weer deels in het ongelijk worden gesteld zal de voorzieningenrechter de proceskosten compenseren.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
schorst tot 15 september 2023 de tenuitvoerlegging van het vonnis van de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant van 6 juli 2023, voor zover verhuurder daarbij is veroordeeld om binnen 30 dagen na vonnisdatum de voor haar rekening komende gebreken als vermeld onder punt 2.6. van dat vonnis adequaat en deskundig te (laten) verhelpen;
5.2.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.3.
compenseert de kosten van de procedure zodanig dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. van der Weij en in het openbaar uitgesproken op 3 augustus 2023.