ECLI:NL:RBOBR:2023:3864

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
24 juli 2023
Publicatiedatum
31 juli 2023
Zaaknummer
21/1786 Tussenuitspraak
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake de beoordeling van de IVA-uitkering en de duurzaamheid van arbeidsongeschiktheid

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant, gedateerd 24 juli 2023, wordt het beroep van eiseres tegen de beslissing van het UWV inzake haar aanvraag voor een IVA-uitkering beoordeeld. Eiseres, werkzaam als docent en orthoptist, had een loongerelateerde WGA-uitkering ontvangen, maar betwistte de duurzaamheid van haar arbeidsongeschiktheid. De rechtbank oordeelt dat het UWV onvoldoende heeft gemotiveerd waarom eiseres niet in aanmerking komt voor een IVA-uitkering, ondanks dat zij per 17 december 2020 volledig arbeidsongeschikt is. De rechtbank wijst op de noodzaak van een deugdelijke onderbouwing van de inschatting van de herstelkansen door de verzekeringsarts. De rechtbank geeft het UWV de gelegenheid om het gebrek in de motivering te herstellen binnen een termijn van tien weken. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid en motivering in bestuursrechtelijke procedures, vooral bij de beoordeling van arbeidsongeschiktheid en uitkeringsaanvragen. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak op het beroep.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT
Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: SHE 21/1786

tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. L. Boon),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(hierna: het UWV), verweerder
(gemachtigde: mr. B.H.C. de Bruijn).
Aan dit geding heeft verder deelgenomen:
Stichting Hogeschool Utrecht, gevestigd in Utrecht, derde partij (hierna: werkgever I)
(gemachtigde: mr. B.J.M. de Leest),
en
Stichting Interconfessionele Stichting Gezondheidszorg Rivierenland, gevestigd in Tiel, derde partij (hierna: werkgever II)
(gemachtigde: S. Otter).

Inleiding

Het UWV heeft de aanvraag van eiseres voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toegewezen en eiseres een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid is vastgesteld op 80 tot 100%.
In bezwaar is het UWV bij dit besluit gebleven.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen deze beslissing op bezwaar (het bestreden besluit) van 5 juli 2021.
De werkgevers hebben verklaard als derde-partij aan het geding te willen deelnemen. Eiseres heeft geen toestemming gegeven om medische gegevens te delen met haar werkgevers. De rechtbank heeft met toepassing van artikel 8:32, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) beslist dat alleen de gemachtigden van de werkgevers van de medische stukken kennis mogen nemen. De rechtbank zal in de uitspraak geen medische informatie opnemen, om te voorkomen dat de werkgevers alsnog kennisnemen van de medische situatie van eiseres.
De rechtbank doet deze tussenuitspraak zonder zitting en geeft daarbij toepassing aan artikel 8:80b, eerste lid, van de Awb.

Wat ging aan deze procedure vooraf

1. Eiseres werkte als docent bij werkgever I voor gemiddeld 17,93 uur per week. Bij werkgever II was eiseres werkzaam als orthoptist voor gemiddeld 15,86 uur per week. Op 20 december 2018 meldde zij zich ziek voor deze werkzaamheden.
2. Eiseres heeft een aanvraag voor een uitkering op grond van de Wet WIA gedaan. Het UWV heeft na medisch en arbeidskundig onderzoek de besluiten genomen die in de inleiding zijn genoemd.

Wat vindt het UWV

3. Het UWV vindt dat eiseres op 17 december 2020 volledig, maar niet duurzaam arbeidsongeschikt is en heeft daarom een loongerelateerde WGA-uitkering aan eiseres toegekend.
4. Het UWV heeft de medische grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts B&B) van 24 en
25 juni 2021. De medische belastbaarheid van eiseres per 17 december 2020 is opgenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 14 december 2020. De verzekeringsarts B&B heeft enkel de duurzame beperkingen opgenomen in de FML van 25 juni 2021.
5. Het UWV heeft de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige B&B) van
30 juni 2021.

Wat vindt eiseres

6. Eiseres is het niet eens met het UWV. Zij stelt dat zij volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is en daarom in aanmerking moet komen voor een IVA-uitkering. Zij voert aan dat de verzekeringsarts B&B onvoldoende heeft gemotiveerd waarom zij een ruimere urenbeperking aanneemt dan de primaire verzekeringsarts. Op grond van informatie van haar behandelaar stelt eiseres dat haar beperkingen duurzaam zijn en haar ziekte progressief is. Volgens eiseres is het bestreden besluit in strijd met de wettelijke bepalingen en algemene beginselen van behoorlijk bestuur, waaronder het zorgvuldigheids- en motiveringsbeginsel.

Wat vindt de werkgever

7. Werkgever II heeft zich geconformeerd aan het standpunt van eiseres en is ook van mening dat eiseres in aanmerking dient te komen voor een IVA-uitkering.

Wat vindt de rechtbank

8. Om in aanmerking te komen voor een IVA-uitkering moet vast komen te staan dat eiseres volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Op grond van artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA is iemand volledig en duurzaam arbeidsongeschikt, wanneer diegene als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur. Op grond van het tweede lid van dit artikel wordt onder duurzaam verstaan een medisch stabiele of verslechterende situatie. Op grond van het derde lid van dit artikel wordt onder duurzaam mede verstaan een medische situatie waarbij op lange termijn een geringe kans op herstel bestaat.
9. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiseres volledig, maar niet duurzaam arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiseres en de werkgever daartegen in hebben gebracht. Een belangrijk punt is dat het gaat om de medische situatie op 17 december 2020.
10. Niet in geschil is dat eiseres per 17 december 2020 volledig arbeidsongeschiktheid is. Het geschil gaat over de duurzaamheid van de beperkingen.
11. De rechtbank kan de motivering van het UWV aangaande de duurzaamheid niet zonder meer volgen. De rechtbank zal dat uitleggen.
12. Volgens vaste rechtspraak [1] moet de verzekeringsarts zich een oordeel vormen over de duurzaamheid van de arbeidsongeschiktheid in de zin van artikel 4 van de Wet WIA. Hierbij moet hij een inschatting maken van de herstelkansen, in de zin van een verbetering van de functionele mogelijkheden van de verzekerde. De inschatting van de verzekeringsarts van de kans op herstel in het eerste jaar na het ontstaan van het recht op uitkering en in de periode daarna moet berusten op een concrete en deugdelijke afweging van de feiten en omstandigheden die bij de individuele verzekerde aan de orde zijn, voor zover die feiten en omstandigheden betrekking hebben op de medische situatie van de verzekerde op de datum in geding. Indien die inschatting berust op een (ingezette) medische behandeling, is een onderbouwing vereist die ziet op het mogelijke resultaat daarvan voor de individuele verzekerde. Indien van een stabiele of verslechterende situatie wordt uitgegaan voor het eerste jaar, moet de vaststelling dat in de periode daarna sprake is van een meer dan geringe kans op herstel, concreet en toereikend worden onderbouwd.
13. De verzekeringsarts B&B heeft in haar rapport van 24 en 25 juni 2021 aangegeven zich te kunnen vinden in de belastbaarheid zoals aangenomen door de primaire verzekeringsarts per 17 december 2020. Zij verwacht nauwelijks tot geen verbetering van de belastbaarheid. Met inachtneming van de medische situatie acht de verzekeringsarts B&B een urenbeperking van 6 uur per dag en 30 uur per week het meest haalbare. De verzekeringsarts B&B heeft in de FML van 25 juni 2021 alle duurzame beperkingen opgenomen, waaronder de urenbeperking voor 6 uur per dag en 30 uur per week.
14. In het aanvullende rapport van 29 april 2022 heeft de verzekeringsarts B&B deze urenbeperking verder toegelicht. Zij geeft aan dat uit testresultaten is gebleken dat eiseres meer activiteiten oppakt en een minder lange herstelperiode nodig heeft dan voorheen. Met inachtneming van de beperkingen heeft de verzekeringsarts B&B eiseres daarom maximaal 6 uur per dag en 30 uur per week belastbaar geacht.
15. De rechtbank maakt uit het rapport van de verzekeringsarts B&B van 24 en 25 juni 2021 en het dossier op dat er in de brief van 30 september 2019 van de behandelaar gesproken wordt over het oppakken van meer activiteiten en de minder lange herstelperiodes. Deze brief betreft de resultaten van een onderzoek dat heeft plaatsgevonden in juni 2019, ongeveer anderhalf jaar voor datum in geding. Voor de rechtbank is niet inzichtelijk geworden waarom deze informatie van anderhalf jaar voor 17 december 2020 de conclusie rechtvaardigt dat eiseres per 17 december 2020 voor 5 uur per dag en 25 uur per week belastbaar is, maar dat daarna nog verbetering kan optreden, waardoor eiseres voor 6 uur per dag en 30 uur per week belastbaar is. De verzekeringsarts B&B heeft ook op geen enkele andere wijze gemotiveerd waarom deze verbetering concreet verwacht mag worden. De rechtbank weegt ook mee dat de verzekeringsarts B&B heeft aangegeven dat zij nauwelijks tot geen verbetering van de belastbaarheid verwacht. Ondanks het feit dat de verzekeringsarts B&B volgens de eerder genoemde rechtspraak een inschatting moet maken, is deze inschatting nu niet goed uit het rapport te destilleren. De rechtbank komt tot het oordeel dat de motivering van de verzekeringsarts B&B niet berust op de feiten en omstandigheden zoals die gelden voor eiseres op 17 december 2020, waardoor er geen sprake is van een concrete en toereikende onderbouwing zoals bedoeld in overweging 12.

Conclusie

16. Dit betekent dat het bestreden besluit berust op een ondeugdelijke motivering, waardoor er sprake is van strijd met artikel 7:12, van de Awb.
17. Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen. Op grond van artikel 8:80a, van de Awb doet de rechtbank dan een tussenuitspraak. De rechtbank ziet daarvoor in dit geval aanleiding. Om het gebrek te herstellen is een aanvullende motivering door de verzekeringsarts B&B over de verwachte verbetering van de belastbaarheid nodig, zoals door de rechtbank uiteengezet in overweging 15.
18. De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen het UWV het gebrek kan herstellen op
tien wekenna de datum van verzending van deze tussenuitspraak. Herstel kan met een aanvullende motivering, of als dat nodig is, met een nieuwe beslissing op bezwaar, na of tegelijkertijd met intrekking van het nu bestreden besluit.
19. Het UWV moet op grond van artikel 8:51b, eerste lid, van de Awb en om nodeloze vertraging te voorkomen zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen
twee wekenna de datum van verzending van deze tussenuitspraak, meedelen aan de rechtbank of het gebruikt maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen. Als het UWV gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiseres in de gelegenheid stellen binnen
vier wekente reageren op de herstelpoging van het UWV. De rechtbank zal na de reacties van de partijen nagaan of een zitting nodig of gewenst is, of dat met instemming van partijen een einduitspraak op het beroep kan worden gedaan zonder een zitting.
20. Het geding zoals dat na deze tussenuitspraak wordt gevoerd, blijft in beginsel beperkt tot de beroepsgronden zoals die zijn besproken in de tussenuitspraak, omdat het inbrengen van nieuwe geschilpunten over het algemeen in strijd met de goede procesorde wordt geacht.
21. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dit betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.

Beslissing

De rechtbank:
- draagt het UWV op binnen twee weken na de datum van verzending van deze tussenuitspraak de rechtbank mee te delen of het gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen;
- stelt het UWV in de gelegenheid om binnen tien weken na de datum van verzending van deze tussenuitspraak het gebrek te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze tussenuitspraak is gedaan op 24 juli 2023 door mr. M. de Vries, rechter, in aanwezigheid van mr. Y.A.J. van Egmond, griffier.
griffier
rechter
De tussenuitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Informatie over hoger beroep

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld tussenuitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 22 september 2017 (ECLI:NL:CRVB:2017:3350).