ECLI:NL:RBOBR:2023:3860

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
1 augustus 2023
Publicatiedatum
28 juli 2023
Zaaknummer
23/525
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een verkeersbesluit tot breedtebeperking voor de Prins Hendriklaan in Hooge Mierde

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Oost-Brabant het beroep van eiseres tegen een verkeersbesluit dat een breedtebeperking met een vrije doorgang van twee meter instelt voor de Prins Hendriklaan in Hooge Mierde. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigden, betwist de motivering van het college van burgemeester en wethouders van Reusel-De Mierden, dat stelt dat de breedtebeperking de verkeersveiligheid voor fietsers en voetgangers bevordert. De rechtbank behandelt de beroepsgronden van eiseres en concludeert dat het college deugdelijk heeft gemotiveerd dat de doelen van het verkeersbesluit worden gediend. Eiseres heeft niet met concrete gegevens onderbouwd dat de breedtebeperking leidt tot onveilige situaties of meer verkeer door haar dorpskernen. De rechtbank oordeelt dat de nadelige gevolgen van het besluit niet onevenredig zijn in verhouding tot de te dienen doelen. De rechtbank bevestigt dat het college beoordelingsruimte heeft bij het nemen van verkeersbesluiten en dat de belangenafweging in dit geval rechtmatig is. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor het verkeersbesluit in stand blijft.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 23/525

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 augustus 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres

(gemachtigden: mr. J. Gielen en D.P.M. van Bree),
en

het college van burgemeester en wethouders van Reusel-De Mierden, het college

(gemachtigden: R. Waard en A.C.W.M. Geever).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het verkeersbesluit waarmee een breedtebeperking met een vrije doorgang van twee meter is ingesteld voor de Prins Hendriklaan in Hooge Mierde, nabij het kruispunt van de Poppelsedijk met de Prins Hendriklaan (het verkeersbesluit).
2. Met het bestreden besluit van 1 december 2021 op het bezwaar van eiseres is het college bij dat besluit gebleven.
3. Met de uitspraak van 24 juni 2022 heeft deze rechtbank het door eiseres ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard.
4. Op 8 februari 2023 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) het hoger beroep van eiseres tegen die uitspraak gegrond verklaard en de zaak naar deze rechtbank terug gewezen.
5. De rechtbank heeft het beroep op 6 juli 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigden van eiseres en de gemachtigden van het college.

Beoordeling door de rechtbank

6. De rechtbank beoordeelt het bestreden besluit, waarbij het verkeersbesluit tot het instellen van een breedtebeperking is gehandhaafd. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
7. Het beroep is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het standpunt van het college
8. Het verkeersbesluit is bedoeld om de verkeersbelangen te dienen van artikel 2, eerste lid onder b) het beschermen van weggebruikers en passagiers en c) het in stand houden van de weg en het waarborgen van de bruikbaarheid daarvan, van de Wegenverkeerswet 1994 (Wvw). De Prins Hendriklaan wordt veel gebruikt door fietsers en voetgangers in recreatiegebied ‘Landgoed De Utrecht’. Grote (landbouw-) voertuigen zijn daardoor ongewenst en door de breedtebeperking worden die geweerd. De nadelige gevolgen van het verkeersbesluit zijn niet onevenredig in verhouding tot de met dat besluit te dienen doelen. Daarbij betrekt het college dat op de Prins Hendriklaan al enkele jaren een verbod geldt voor motorvoertuigen, niet ingericht voor personenvervoer, met een maximum toegestane massa van meer dan 3.500 kilogram, die geen bestemming hebben op de Prins Hendriklaan. De ingestelde breedtebeperking is een aanvullende maatregel omdat het verbod vaak wordt genegeerd. De breedtebeperking raakt een kleine groep die buiten het huidige verbod valt. Ook valt niet in te zien dat door de breedtebeperking de verkeersveiligheid in de kernen van Esbeek en Hilvarenbeek in het gedrang komt, omdat het verkeer gebruik kan maken van alternatieve routes die al deel uitmaken van het landbouwnetwerk van de gemeente Reusel – De Mierden. De wegen in dit netwerk zijn aangewezen voor het afwerken van zwaar verkeer en brengen slechts een verlenging van de reistijd van twee tot vier minuten met zich.
Het standpunt van eiseres
9. Eiseres stelt dat het college onvoldoende heeft onderzocht wat de gevolgen van het verkeersbesluit zijn en, daardoor, het bestreden besluit onvoldoende draagkrachtig heeft gemotiveerd. Zo is niet onderzocht hoeveel landbouwverkeer jaarlijks van de Prins Hendriklaan gebruik maakt of hoeveel gevaarlijke situaties het gebruik van de Prins Hendriklaan door landbouwverkeer voor andere weggebruikers heeft opgeleverd. Het college heeft evenmin de geschiktheid en veiligheid van de alternatieve routes onderzocht. Omdat de alternatieve routes neerkomen op een verdubbeling van het aantal kilometers is aannemelijk dat gebruik zal worden gemaakt van routes door de kernen Esbeek en Hilvarenbeek. Verkeer naar België moet waarschijnlijk ten noorden van de Prins Hendriklaan zijn. Ook dan is het aantrekkelijker om via Esbeek en Hilvarenbeek te rijden dan om gebruik te maken van de omleidingsroutes. Verder betwist eiseres dat al sprake was van een verbod voor landbouwvoertuigen. Het verkeersbord (C7) waarmee dit verbod is aangegeven geldt alleen voor vrachtauto’s en niet voor alle motorvoertuigen, niet ingericht voor het vervoer van personen, waarvan de toegestane maximum massa meer bedraagt dan 3.500 kilogram. Het verkeersbesluit raakt dus een grotere groep gebruikers van de Prins Hendriklaan, waardoor de gevolgen van het verkeersbesluit mogelijk groter zijn dan waarvan het college bij de belangenafweging is uitgegaan.
Wat is het toepasselijke toetsings- en beoordelingskader?
10. Uit rechtspraak van de Afdeling [1] volgt dat dat het college bij het nemen van een verkeersbesluit beoordelingsruimte toekomt bij de uitleg van de in artikel 2, eerste en tweede lid, van de Wvw genoemde begrippen. Afhankelijk van de beroepsgronden gaat de bestuursrechter in op de vraag of de manier waarop het college van zijn beoordelingsruimte gebruik heeft gemaakt in overeenstemming is met het recht. Daarbij moet de bestuursrechter nagaan of het college redelijkerwijs die beoordelingsruimte op die manier heeft kunnen invullen. Nadat het college heeft vastgesteld wat naar zijn oordeel nodig is gelet op de betrokken verkeersbelangen, moet het de uitkomst van die beoordeling afwegen tegen de voor een of meer belanghebbenden nadelige gevolgen van het verkeersbesluit. Bij die afweging heeft het bestuursorgaan beleidsruimte. De bestuursrechter gaat niet na of hij in het concrete geval tot hetzelfde besluit zou zijn gekomen. De bestuursrechter beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of de (uitkomst van de) belangenafweging die ten grondslag ligt aan het besluit onevenredig is in verhouding tot de met dat besluit te dienen doelen (artikel 3:4, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht, Awb).
De toetsing van het verkeersbesluit
11. De rechtbank oordeelt dat het college deugdelijk heeft gemotiveerd dat de doelen van het verkeersbesluit – het recreatiegebied bij Landgoed De Utrecht veiliger maken voor fietsers en voetgangers, het in stand houden van de weg en het waarborgen van de bruikbaarheid daarvan – door het verkeersbesluit worden gediend. Met de breedtebeperking wordt immers bewerkstelligd dat de relatief smalle rijbaan van de Prins Hendriklaan niet meer kan worden gebruikt door zwaar (landbouw-) verkeer.
12. Gelet op het door het college gestelde en de toelichting daarop tijdens de zitting, oordeelt de rechtbank dat de manier waarop het college bij het verkeersbesluit gebruik heeft gemaakt van zijn beoordelingsruimte in overeenstemming is met het recht. De voorgestelde alternatieve routes, die beide naar de provinciale weg N269 leiden, zijn de meest waarschijnlijke omrijroutes voor het zware (landbouw-) verkeer dat door de breedtebeperking niet langer over de Prins Hendriklaan kan rijden. Die alternatieve routes zijn verhard en, als onderdeel van het landbouwnetwerk, geschikt voor zwaarder vervoer en niet bedoeld voor recreatie. De rechtbank is niet gebleken dat het college geen of onvoldoende rekening heeft gehouden met de belangen van eiseres of dat eiseres onevenredig wordt getroffen in haar belangen door de nadelige gevolgen van het verkeersbesluit.
13. Wel is het college er ten onrechte vanuit gegaan dat het al geldende verbod op de Prins Hendriklaan ook gold voor landbouwvoertuigen. Op de Prins Hendriklaan gold een geslotenverklaring die werd aangegeven met verkeersbord C7. Blijkens bijlage 1 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens (RVV) wordt met verkeersbord C7 een geslotenverklaring voor vrachtauto’s aangegeven. Een vrachtauto is een motorvoertuig, niet ingericht voor het vervoer van personen, waarvan de toegestane maximummassa meer bedraagt dan 3.500 kilogram (artikel 1 van het RVV). Met verkeersbord C8 of C9 kan een geslotenverklaring voor (onder meer) land- en bosbouwtrekkers worden aangegeven
14. Het voorgaande maakt het oordeel van de rechtbank over de door het college gemaakte belangenafweging echter niet anders, omdat het college ook heeft gesteld dat hij met het verkeersbesluit heeft beoogd om het negeren van verbodsbord C7 te beëindigen en daardoor het gebied veiliger te maken voor recreërende fietsers en voetgangers.
15. Bij dit alles weegt mee dat de breedtebeperking feitelijk al bestond toen het verkeersbesluit werd genomen omdat de wegbeheerder deze al had aangebracht door plaatsing van betonelementen. Met het verkeersbesluit werd die bestaande situatie geformaliseerd. Eiseres heeft niet met concrete, verifieerbare en objectieve gegevens onderbouwd dat de breedtebeperking tot meer verkeer door haar dorpskernen heeft geleid of zal leiden, tot onveilige situaties op de alternatieve routes van het landbouwnetwerk of op de door haar genoemde alternatieve routes. De stelling van eiseres dat de extra reistijd voor voertuigen die gebruik moeten maken van de alternatieve routes van het landbouwnetwerk meer dan zes minuten bedraagt, is daarvoor onvoldoende. Dat geldt ook voor de stelling dat het voor verkeer naar België aantrekkelijker zal zijn om via Esbeek en Hilvarenbeek te rijden.

Conclusie en gevolgen

16. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het verkeersbesluit in stand blijft. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Eiseres heeft geen proceskosten gemaakt die in aanmerking komen voor een vergoeding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.J. Verborg, rechter, in aanwezigheid van
R.G.B.M Spapens, griffier. De uitspraak is in het openbaar geschied op 1 augustus 2023.
De griffier is verhinderd om deze uitspraak mee te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.