ECLI:NL:RBOBR:2023:3845

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
1 augustus 2023
Publicatiedatum
28 juli 2023
Zaaknummer
01/323545-22
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorbereiding van mensensmokkel met levensgevaar voor anderen

In deze zaak heeft de rechtbank Oost-Brabant op 1 augustus 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het in vereniging voorbereiden van mensensmokkel. De verdachte, geboren in 1992 en thans gedetineerd in P.I. Ter Apel, werd op 9 december 2022 aangehouden op de A67 ter hoogte van Lierop. Tijdens een surveillancedienst werd een personenauto, een blauwe Volkswagen Passat, met een Duits kenteken dat als gestolen geregistreerd stond, gecontroleerd. De verdachte legitimeerde zich met een internationaal rijbewijs, dat later vals bleek te zijn. Bij de doorzoeking van de auto werden diverse nautische goederen aangetroffen, waaronder een opblaasbare boot, een buitenboordmotor, reddingsvesten en jerrycans met brandstof. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wist dat hij deze goederen vervoerde en dat hij zich daarmee schuldig maakte aan de voorbereiding van mensensmokkel, waarbij levensgevaar voor anderen te duchten was. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van achttien maanden, met inachtneming van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte met zijn handelen bijdroeg aan de illegale migratie en de daarmee samenhangende risico's voor de betrokkenen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.323545.22
Datum uitspraak: 1 augustus 2023
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1992,
thans gedetineerd te: P.I. Ter Apel, HvB.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 23 maart 2023, 12 juni 2023, 15 juni 2023 en 18 juli 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 20 februari 2023.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 12 juni 2023 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
T.a.v. feit 1:
hij op of omstreeks 9 december 2022 te Veldhoven, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen ter voorbereiding van het te plegen misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten mensensmokkel als omschreven in artikel 197a (sub 1 juncto sub 5) Wetboek van Strafrecht opzettelijk een opblaasbare boot en/of buitenboordmotor en/of een of meerdere reddingsvesten en/of twee, althans een, jerrycan(s), in elk geval diverse voorwerpen, stoffen, informatiedragers, ruimten of vervoermiddelen (al dan niet in combinatie met elkaar) bestemd tot het in vereniging begaan van dat misdrijf heeft verworven, vervaardigd, ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd of voorhanden heeft gehad, zulks terwijl daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is (sub 5).
T.a.v. feit 2:
hij op of omstreeks 9 december 2022 te Veldhoven, althans in Nederland, opzettelijk een valselijk opgemaakt en/of vervalst geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten een (internationaal) rijbewijs, voorzien van het documentnummer [documentnummer] , voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat dit geschrift bestemd was om gebruik van te maken als ware het echt en onvervalst, bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat
- het (internationaal) rijbewijs niet is afgegeven door een aangewezen orgaan van een staat en/of
- het (internationaal) rijbewijs is voorzien van een ander adres dan het adres van verdachte.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs

Inleiding.
Op vrijdag 9 december 2022 zien de verbalisanten van de Landelijke Eenheid Zuidoost Nederland tijdens een surveillancedienst op de A67 ter hoogte van Lierop een personenauto, te weten een blauwe Volkswagen Passat, rijden. Dit voertuig is voorzien van een Duits kenteken dat als gestolen staat geregistreerd. De verbalisanten volgen de personenauto richting de Belgische grens en geven de bestuurder een stopteken. De bestuurder legitimeert zich met een internationaal rijbewijs. Vervolgens wordt het voertuig nader onderzocht. De verbalisanten zien dat de personenauto tot aan het plafond is gevuld met goederen die hen ambtshalve bekend zijn als goederen die worden gebruikt bij mensensmokkel.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
Ten aanzien van feit 1 stelt de verdediging zich op het standpunt dat wettig en overtuigend bewijs ontbreekt om te kunnen komen tot een bewezenverklaring. Met betrekking tot feit 2 heeft de verdediging betoogd dat de wetenschap en het redelijke vermoeden aan de zijde van verdachte ontbreken en het ten laste gelegde feit daarom niet kan worden bewezen. In de visie van de verdediging dient verdachte te worden vrijgesproken van al hetgeen hem ten laste is gelegd.
Bewijsbijlage.
Omwille van de leesbaarheid van de overwegingen, wordt voor wat betreft de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen verwezen naar de uitwerking daarvan in de bijlage. Deze bijlage is gevoegd als bijlage A bij dit vonnis.
Het oordeel van de rechtbank.
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 1.
Standpunt van de verdediging.
Ten aanzien van feit 1 heeft de verdediging betoogd dat verdachte geen wetenschap had van de aanwezigheid van de nautische goederen waarmee de auto waarin hij reed was gevuld. Verdachte was namelijk door een Duitse vriend verzocht met een auto naar Duinkerke in Frankrijk te rijden. Verdachte zou in ruil daarvoor gratis de overtocht naar Engeland kunnen maken. De Duitse vriend van verdachte had hem verteld dat er geen strafbare goederen in de auto lagen. De goederen die in het voertuig lagen, waren deels afgedekt met een deken, de reddingsvesten zaten in vuilniszakken en de bodemplaten waren bedekt met bubbeltjesplastic. De goederen waren hierdoor voor verdachte niet waarneembaar. Verdachte zou pas argwaan hebben gekregen toen hij staande werd gehouden door de verbalisanten. De vingerafdrukken van verdachte, die zijn aangetroffen op de vuilniszak met daarin een aantal reddingsvesten, zijn daar volgens de verdediging terecht gekomen, doordat verdachte de vuilniszakken aan de kant heeft geduwd om zo beter zicht door de achterruit te krijgen. Het enige wat verdachte dan ook kan worden verweten, is dat hij een auto heeft bestuurd, in de richting van Duinkerke. Gelet op de hiervoor genoemde omstandigheden behoefde verdachte niet te weten dat hij met zijn handelen behulpzaam was bij het voorbereiden van mensenmokkel.
Feiten en omstandigheden.
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen de volgende feiten en omstandigheden vast. Op 9 december 2022 rijdt verdachte op de A67 ter hoogte van Lierop. Hij is onderweg naar Duinkerke in Frankrijk. Hij wordt staande gehouden waarna hij zich legitimeert met een internationaal rijbewijs. Uit onderzoek blijkt dat het een vals rijbewijs betreft.
Vervolgens wordt de kofferbak door de verbalisanten geopend en de auto doorzocht. Onder een deken treffen zij achterin de auto nautische goederen aan, te weten een opblaasbare boot, een buitenboord motor, meerdere jerrycans die zijn gevuld met brandstof, een fles motorolie en meerdere vuilniszakken die zijn gevuld met in totaal 40 roodkleurige reddingsvesten. Ook op de grond voor de bijrijdersstoel ligt nog een jerrycan gevuld met brandstof.
Het oordeel van de rechtbank.\
Verdachte heeft ontkend dat hij wist van de aanwezigheid van de nautische goederen in de auto die hij bestuurde. Naar het oordeel van de rechtbank kan uit de bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, worden afgeleid dat verdachte wel degelijk wist wat hij vervoerde. Zo zijn de vingerafdrukken van verdachte aangetroffen op een van de vuilniszakken waarin zich reddingsvesten bevonden. De vuilniszakken waren niet allemaal even goed gesloten waardoor enkele rode reddingsvesten in de vuilniszakken zichtbaar waren. De verklaring van verdachte ter zitting dat zijn vingerafdrukken op de zak terecht zijn gekomen doordat hij beter zicht door de achterruit probeerde te creëren, acht de rechtbank ongeloofwaardig, aangezien de achterbank van de auto plat lag en de hele kofferbak tot het plafond toe gevuld was met goederen. Verdachte heeft bovendien eerder steeds verklaard dat hij de goederen die hij vervoerde in het geheel niet heeft bekeken of onderzocht en dat hij niets hiervan heeft aangeraakt of in zijn handen heeft gehad. Pas toen uit het NFI-onderzoek bleek dat er ontegenzeglijk op hem identificeerbare sporen op de goederen waren gevonden, paste verdachte zijn verklaring aan. Daar komt bij dat naast verdachte, op de grond voor de bijrijdersstoel, volledig in het zicht, een rode jerrycan gevuld met benzine is aangetroffen, evenals een fles motorolie op de bijrijdersstoel zelf. De rechtbank beoordeelt de door verdachte ter zitting (voor het eerst) afgelegde verklaringen als ongeloofwaardig en schuift deze terzijde. Ditzelfde geldt voor de verklaringen die verdachte eerder bij de politie heeft afgelegd. De rechtbank passeert al zijn verklaringen, nu verdachte steeds zeer tegenstrijdig en wisselend heeft verklaard en het dossier voor zijn verklaringen bovendien geen aanknopingspunten bevat.
De rechtbank hecht in dit verband ook waarde aan de berichten die verdachte op 9 december 2022, vlak voor zijn aanhouding, heeft verzonden. Uit die berichten blijkt dat verdachte wist dat hij met de auto vol goederen onderweg was naar Duinkerke, een locatie, waarvan algemeen bekend is dat daar vaak de illegale oversteek naar Groot-Brittannië wordt gemaakt door immigranten. Hem was verteld dat hij dan gratis de oversteek naar Engeland mocht maken, waar anderen 3.000,- Engelse ponden voor die reis moesten betalen.
Het voorgaande maakt dat voor de rechtbank voldoende is komen vast te staan dat verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de nautische goederen in het voertuig.
Voorwerpen bestemd tot het begaan van mensensmokkel
De rechtbank is daarnaast van oordeel dat uit de uiterlijke verschijningsvorm van de (combinatie van de) aangetroffen goederen, de enigszins verhullende manier van vervoeren daarvan en de richting waarin de goederen werden vervoerd (Duinkerke, Frankrijk), een duidelijke bestemming van de goederen kan worden afgeleid, namelijk mensensmokkel. Verdachte heeft zich daarmee schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van voorbereidingsmiddelen die bedoeld waren om, in dit geval, mensensmokkel mee te plegen.
De rechtbank is van oordeel dat het, gelet op voornoemde feiten en omstandigheden, niet anders kan zijn dan dat verdachte wist dat hij bezig was met, oftewel opzet had op, de voorbereiding van een strafbaar feit. Verdachte heeft naar het oordeel van de rechtbank de in de tenlastelegging genoemde zaken voorhanden gehad in het kader van de voorbereiding van mensensmokkel.
Medeplegen.
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen sprake is van medeplegen, nu er geen aanknopingspunten zijn voor een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en (een) derde(n).
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of de verdachte moet worden aangemerkt als medepleger. Voor medeplegen is een nauwe en bewuste samenwerking tussen personen
vereist, waarbij de bijdrage van ieder van hen intellectueel en/of materieel van voldoende gewicht moet zijn. Of daarvan sprake is, hangt af van de concrete feiten en
omstandigheden van het geval. De rechtbank wijst in dit verband in de eerste plaats naar de aard van de feiten. Een delict als mensensmokkel zal uit zijn aard in een nauw samenwerkingsverband (aan te merken als een nauwe en bewuste samenwerking) door meerdere daders worden gepleegd. De rechtbank vindt een onderbouwing voor deze aanname in de berichten die zijn gevonden in de telefoon van verdachte. Daaruit blijkt dat verdachte in ieder geval tijdens zijn rit in nauw contact stond met (een of meer) anderen, die hij op de hoogte hield over de voortgang van zijn reis.
Naar het oordeel van de rechtbank staat op grond hiervan voldoende vast dat sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking, een rolverdeling en een bijdrage van voldoende gewicht. De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging.
Levensgevaar voor een ander te duchten.
Ten aanzien van de vraag of sprake is van te duchten levensgevaar voor een ander overweegt de rechtbank als volgt.
Algemeen bekend is dat de laatste jaren op grote schaal illegale migratie plaatsvindt vanuit Frankrijk naar Groot-Brittannië door met overvolle rubberbootjes Het Kanaal, de drukst bevaren zeeroute ter wereld, over te steken. De oversteek wordt ondernomen door mensen die niet op een legale manier Europa of Groot-Brittannië binnen kunnen komen en dus bereid zijn grote risico’s te nemen en hiervoor fors betalen. Het is algemeen bekend dat daarbij mensen omkomen, omdat het zeer gevaarlijk is om op die manier Het Kanaal, de drukste zeestraat ter wereld, over te steken. Het gevaar schuilt naast het drukke scheepvaartverkeer met name in de sterke zeestroming, golfhoogtes, de watertemperatuur, de onzichtbaarheid van de kleine opblaasbootjes voor grote (container)schepen en onvoldoende vaar- en zwemvaardigheden van de opvarenden. Het is daarom een feit van algemene bekendheid dat door op deze wijze migranten te vervoeren levensgevaar voor die personen te duchten is.
In deze zaak heeft een verbalisant van de Koninklijke Marechaussee een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt waarin een samenvatting is weergegeven van de belangrijkste (levensgevaarlijke) omstandigheden van een oversteek van Het Kanaal.
De rechtbank concludeert dan ook, dat de gezamenlijkheid van nautische voorwerpen die onder verdachte zijn aangetroffen kenmerkend is voor de hiervoor beschreven vorm van levensgevaarlijke mensensmokkel waarbij levensgevaar voor een ander is te duchten.
Conclusie
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het tenlastegelegde, voor zover hierna bewezen is verklaard, wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 2.
De rechtbank is van oordeel dat het door en namens verdachte gevoerde verweer, dat strekt tot vrijspraak van het tenlastegelegde, wordt weersproken door de bewijsmiddelen, waaronder de verklaring van verdachte zelf.
In het bijzonder overweegt de rechtbank daarbij als volgt.
Niet ter discussie staat dat het document, dat verdachte bij zijn staandehouding aan de verbalisanten heeft getoond een valselijk opgemaakt internationaal rijbewijs, oftewel fantasiedocument, betreft. Dit is uit onderzoek gebleken en de verdediging heeft hierop geen verweer gevoerd.
Wel is door de verdediging aangevoerd dat aan de zijde van verdachte geen sprake was van wetenschap dan wel een redelijk vermoeden van de valsheid van het document.
De rechtbank volgt dit standpunt niet en overweegt daartoe als volgt.
Uit de verklaring van de in Duitsland woonachtige verdachte volgt onder andere dat zijn naam op het rijbewijs verkeerd is gespeld terwijl ook het Franse adres op het rijbewijs niet zijn adres, maar het adres van een bekende van hem, is. Verder is het rijbewijs, zoals blijkt uit de verklaring van verdachte, niet door verdachte aangevraagd bij een officiële instantie, maar is het geregeld door een vriend van hem en heeft het verdachte € 500,-- gekost. Uit deze omstandigheden leidt de rechtbank af dat verdachte moet hebben geweten dat het om een valselijk opgemaakt rijbewijs ging. Dat deze gang van zaken in de ogen van verdachte de normale gang van zaken bij het aanvragen van een rijbewijs in Duitsland zou zijn geweest, acht de rechtbank uiterst ongeloofwaardig, te meer nu verdachte aangeeft dat ook in zijn land van herkomst, [land] , rijbewijzen alleen door officiële instanties worden verstrekt
De rechtbank is, gelet op het voorgaande, van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte het onder feit 2 ten laste gelegde, voor zover hierna bewezen is verklaard, heeft begaan.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
T.a.v. feit 1:
op 9 december 2022 te Veldhoven, tezamen en in vereniging met anderen, ter voorbereiding van het te plegen misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten mensensmokkel als omschreven in artikel 197a (sub 1 juncto sub 5) Wetboek van Strafrecht, opzettelijk een opblaasbare boot en buitenboordmotor en meerdere reddingsvesten en twee jerrycans (al dan niet in combinatie met elkaar), bestemd tot het in vereniging begaan van dat misdrijf voorhanden heeft gehad, zulks terwijl daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is (sub 5).
T.a.v. feit 2:
op 9 december 2022 te Veldhoven opzettelijk een valselijk opgemaakt geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten een internationaal rijbewijs, voorzien van het documentnummer [documentnummer] , voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat dit geschrift bestemd was om gebruik van te maken als ware het echt en onvervalst, bestaande die valsheid hierin dat
- het internationaal rijbewijs niet is afgegeven door een aangewezen orgaan van een staat en
- het internationaal rijbewijs is voorzien van een ander adres dan het adres van verdachte.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie eist een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft de rechtbank, indien zij haar standpunt met betrekking tot de vrijspraak niet volgt, verzocht bij de strafoplegging rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en de omstandigheden van het geval. De verdediging stelt zich op het standpunt dat een gevangenisstraf van maximaal 8 tot 10 maanden een passende straf is.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het in vereniging voorbereiden van mensensmokkel. Verdachte heeft met zijn handelen migranten de mogelijkheid willen verschaffen om met een kleine rubberboot Het Kanaal over te steken om Engeland te kunnen bereiken. De rubberboten met buitenboordmotor, met daarin vaak teveel personen voor het type boot, hebben nauwelijks diepgang, zijn niet zeewaardig en begeven zich ondanks dit alles op volle zee. Het Kanaal is, zoals gezegd, de drukst bevaren vaarroute ter wereld en de kleine rubberbootjes worden ook door grote (container)schepen niet opgemerkt, met alle risico’s vandien. Duidelijk is dus dat deze overtocht levensgevaarlijk is en in veel gevallen fataal afloopt.
De oversteek wordt ondernomen door mensen die niet op een legale manier Europa of Engeland binnen kunnen komen en daarom bereid zijn onverantwoord grote risico’s te nemen en daarvoor fors te betalen. De mensensmokkelaars hebben hier een verdienmodel van gemaakt. Zij maken misbruik van de nood waarin mensen verkeren om er zelf financieel beter van te worden. In plaats van ervoor te zorgen dat deze kwetsbare groep mensen veiligheid vindt, stellen zij hen doelbewust bloot aan levensgevaarlijke risico’s waarbij de kans op een succesvolle overtocht klein is. De verdachte heeft met zijn handelen de handelwijze van mensensmokkelaars in stand proberen te houden.
Door mensensmokkel wordt niet alleen het overheidsbeleid inzake de bestrijding van illegale toegang tot en illegaal verblijf in Nederland en andere landen, waaronder Groot-Brittannië, doorkruist, maar wordt ook bijgedragen aan het bestaan van een circuit van illegaal verblijvende personen, die uiterst kwetsbaar zijn voor allerlei vormen van uitbuiting en misbruik. De handelwijze van de verdachte ondermijnt het overheidsbeleid in de betrokken landen, veroorzaakt onrust en gevoelens van onveiligheid in die landen en stelt de overheden voor hoofdbrekens hoe dit fenomeen tegen te gaan.
Dat er alleen sprake is van een strafbare voorbereiding van mensensmokkel, wil niet zonder meer zeggen dat het om een minder ernstig strafbaar feit gaat dan wanneer er daadwerkelijk mensensmokkel zou hebben plaatsgevonden. In dit geval is door een min of meer toevallige controle van de kentekenplaat van de auto waarin verdachte reed, voorkomen dat die smokkel (door derden) zou plaatsvinden. De verdachte zou, als hij niet was gecontroleerd, gewoon zijn reis naar Duinkerke hebben afgelegd en daar de nautische goederen hebben afgeleverd.
Daar komt nog bij dat verdachte opzettelijk een valselijk opgemaakt internationaal rijbewijs voorhanden heeft gehad. Met zijn handelen heeft verdachte het vertrouwen geschonden dat in het maatschappelijk en internationaal personenverkeer in de juistheid van rijbewijzen moet kunnen worden gesteld.
Strafoplegging
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank gekeken naar de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. De jurisprudentie dient als vertrekpunt bij het bepalen van de straf.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.

Beslag.

Nautische goederen.
De rechtbank is van oordeel dat de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen, te weten de reddingsvesten, het bouwmateriaal, de buitenboordmotor, de benzinetank, de rubberboot, de pompen en de jerrycans, vatbaar zijn voor verbeurdverklaring, omdat – zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting – dit voorwerpen zijn met betrekking tot welke feit 1 is begaan.
Personenauto.
De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte in beslag genomen personenauto vatbaar is voor onttrekking aan het verkeer, omdat dit de personenauto is met betrekking tot welke feit 1 is begaan en het ongecontroleerde bezit van die auto in strijd is met de wet of het algemeen belang. Op de auto waren gestolen kentekenplaten gemonteerd, voor de auto was geen geldig kentekenbewijs afgegeven en de achterruit van de auto was van binnenuit zwart gespoten.
Mobiele telefoon.
Ter terechtzitting is door de verdediging verzocht de in beslag genomen mobiele telefoon van verdachte aan hem terug te geven. De rechtbank heeft geconstateerd dat de mobiele telefoon onder verdachte in beslag is genomen en dat hij hiervan geen afstand heeft gedaan. Hoewel de mobiele telefoon van verdachte niet op de beslaglijst van 13 februari 2023 staat vermeld, betreft het een inbeslaggenomen voorwerp ten aanzien waarvan nog geen last tot teruggave is gegeven. De rechtbank is van oordeel dat de mobiele telefoon vatbaar is voor verbeurdverklaring

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
33, 33a, 36b, 36c, 36d, 46, 47, 57, 197a, 225 van het Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
t.a.v. feit 1:
medeplegen van voorbereiding van mensensmokkel, terwijl van het feit levensgevaar voor een ander te duchten is;
t.a.v. feit 2:
opzettelijk een geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, voorhanden hebben, terwijl hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat dit geschrift bestemd is voor gebruik als ware het echt en onvervalst
verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straffen en maatregel.
T.a.v. feit 1, feit 2:
een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht.

Verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen goederen, te weten:

- 40 STK Zwemvest;
- 1 PAK Bouwmateriaal;
- 1 STK Buitenboordmotor;
- 1 STK Benzinetank;
- 1 STK Rubberboot;
- 3 STK Pomp;
- 3 STK Jerrycan; en
- 1 STK Mobiele telefoon van het merk Samsung type Galaxy A13.
Onttrekking aan het verkeervan het inbeslaggenomen goed, te weten 1 STK Personenauto.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C.W.H. Houg, voorzitter,
mr. B.A.J. Zijlstra en mr. P.M. Lindeman, leden,
in tegenwoordigheid van mr. F.H.R.M. Robbers, griffier,
en is uitgesproken op 1 augustus 2023.