ECLI:NL:RBOBR:2023:3633

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
18 juli 2023
Publicatiedatum
17 juli 2023
Zaaknummer
82/150990-21
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van omkoping en valsheid in geschrifte

In de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van omkoping van niet-ambtenaren en valsheid in geschrifte, heeft de rechtbank Oost-Brabant op 18 juli 2023 uitspraak gedaan. De verdachte werd vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten. De rechtbank oordeelde dat de betalingen die de verdachte had gedaan aan verschillende personen, niet als giften konden worden aangemerkt volgens artikel 328ter van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank stelde vast dat deze personen werkzaamheden hadden verricht in verband met de aankoop van een olietanker, en dat de verdachte deze betalingen had gedaan op instructie van de CEO van het betrokken bedrijf. Hierdoor was er geen sprake van een gift in de zin van de wet, omdat de betalingen waren gedaan voor daadwerkelijk geleverde diensten.

Daarnaast oordeelde de rechtbank dat de facturen die door de verdachte waren opgemaakt, niet vals of vervalst waren. De omschrijving van de werkzaamheden op de facturen was waarheidsgetrouw en voldeed aan de eisen van de wet. De rechtbank concludeerde dat er geen bewijs was dat de verdachte redelijkerwijs had moeten aannemen dat de betalingen in strijd met de goede trouw waren verzwegen tegenover de werkgevers van de betrokken personen. Gezien deze overwegingen sprak de rechtbank de verdachte vrij van de ten laste gelegde feiten en gelastte de teruggave van in beslag genomen facturen aan de verdachte.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Team Strafrecht
Parketnummer: 82.150990.21
Datum uitspraak: 18 juli 2023
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte]

gevestigd te [adres] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 4 juli 2023. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door of namens verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 20 juni 2023. Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 04 juli 2023 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
1. zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2017 tot en met 19 maart 2018 te Vroomshoop en/of Lagos, althans in Nederland en/of Nigeria, tezamen en in vereniging met een ander en/of ander(en), althans alleen, (telkens) aan iemand die anders dan als ambtenaar, te weten aan:
  • [persoon 1] , zijnde in dienstbetrekking en/of optredend als lasthebber werkzaam als CEO bij [bedrijf 1] en/of
  • [persoon 2] , zijnde in dienstbetrekking en/of optredend als lasthebber werkzaam als Associate Director bij [bedrijf 2] en/of
  • [persoon 3] , zijnde in dienstbetrekking en/of optredend als lasthebber werkzaam als Managing Director bij [bedrijf 3] en/of
  • [persoon 4] , zijnde in dienstbetrekking en/of optredend als lasthebber werkzaam als Technical Manager FSO [schip] bij [bedrijf 3] ,
naar aanleiding van hetgeen die [persoon 1] en/of [persoon 2] en/of [persoon 3] en/of [persoon 4] in zijn/hun dienstbetrekking en/of bij de uitvoering van zijn/hun last heeft/hebben gedaan en/of nagelaten dan wel zou(den) doen en/of zou(den) nalaten, (telkens) op of omstreeks 19 maart 2018, een of meerdere giften, te weten
  • een geldbedrag van $ 10.000 van [verdachte] aan [persoon 1] (DOC-017/DOC-026) en/of
  • een geldbedrag van $ 10.000 van [verdachte] aan [persoon 2] (DOC-018/DOC-028) en/of
  • een geldbedrag van $ 10.000 van [verdachte] aan [persoon 3] (DOC-019/DOC-027) en/of
  • een geldbedrag van $ 10.000 van [verdachte] aan [persoon 4] (DOC-020/DOC-031),
heeft gedaan en/of aangeboden, van die aard en/of onder zodanige omstandigheden dat zij, verdachte (en/of haar mededader(s), redelijkerwijs moest(en) aannemen dat die [persoon 1] en/of [persoon 2] en/of [persoon 3] en/of [persoon 4] de gift(en) in strijd met de goede trouw heeft/hebben
verzwegen en/of zou(den) verzwijgen tegenover zijn/hun werkgever/lastgever;
2. zij op of omstreeks 18 maart 2018 te Vroomshoop en/of Lagos, althans in Nederland en/of Nigeria, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een geschrift dat bestemd is/was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten een factuur op naam van [persoon 4] (DOC-020/DOC-031), valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst, door op die factuur opzettelijk in strijd met de waarheid te vermelden dat het gaat om adviseurskosten en/of professional services rendered in connection with the provision of Transaction Support Services/professional fees, zulks met het oogmerk om die factuur/dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door (een) ander(en) te doen gebruiken;
3. zij op of omstreeks 10 september 2018 te Lagos, althans in Nigeria en/of in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een of meerdere valse en/of vervalst geschrift(en) die/dat bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten
  • een factuur op naam van [persoon 1] (DOC-017) en/of
  • een factuur op naam van [persoon 2] (DOC-018) en/of
  • een factuur op naam van [persoon 3] (DOC-019) en/of
  • een factuur op naam van [persoon 4] (DOC-020/DOC-031),
als ware die factu(u)r(en) echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken (telkens) hierin dat zij –zakelijk weergegeven- die factu(u)r(en) in een onderzoek van de Rabobank naar ongebruikelijke transacties als verantwoording aan de bank heeft toegestuurd, terwijl op die factu(u)r(en) (telkens) in strijd met de waarheid staat vermeld dat het gaat om adviseurskosten en/of professional services rendered in connection with the provision of Transaction Support Services/professional fees.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen, omdat volgens vaste jurisprudentie geldt dat gedragingen die buiten Nederland hebben plaatsgevonden en deel uitmaken van een strafbaar feit dat zowel in Nederland als in het buitenland is gepleegd op grond van artikel 2 van het Wetboek van Strafrecht in Nederland kunnen worden vervolgd. Dat is in deze zaak het geval. De officier van justitie kan in haar vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

De beoordeling van de ten laste gelegde feiten.


de feiten.
Op grond van de inhoud van het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting van 4 juli 2023 stelt de rechtbank vast dat de heer [medeverdachte] namens verdachte, het bedrijf [verdachte] , heeft bemiddeld bij de aankoop van de olietanker [schip] door het Nigeriaanse bedrijf [bedrijf 4] In het aankoopproces van deze olietanker hebben ook de heren [persoon 1] , [persoon 2] , [persoon 3] en [persoon 4] (hierna gezamenlijk te noemen [persoon 1 c.s.] ) een rol gespeeld. Deze vier personen waren destijds allen in loondienst werkzaam bij [bedrijf 4] of bij bedrijven die onderdeel van de [bedrijf 2] uitmaakten. Op 23 juni 2017 is de koop gesloten en heeft [bedrijf 4] de olietanker gekocht voor een bedrag van $ 21.000.000,00. Nadat deze transactie succesvol was afgerond, heeft [verdachte] op 31 augustus 2017 als vergoeding voor haar inspanningen de in de branche gebruikelijke provisie van 1% van de koopsom [$ 210.000,00] van de broker (verkoopmakelaar) [bedrijf 5] ontvangen.
De heer [persoon 5] , CEO van [bedrijf 4] en hoofd van de [bedrijf 2] (hierna te noemen: [persoon 5] ) , heeft [medeverdachte] geïnstrueerd om [persoon 1 c.s.] ieder een deel van de provisie van $ 10.000,00 te betalen, omdat zij ook veel (over)werk in het project hadden gestopt. Op 19 maart 2018 heeft [verdachte] telkens $ 10.000,00 overgemaakt aan [persoon 1 c.s.]
Om de betalingen in de administratie te kunnen verantwoorden, heeft [medeverdachte] een viertal facturen in de administratie van [verdachte] op laten nemen. De facturen die betrekking hadden op de betalingen aan [persoon 1] , [persoon 2] en [persoon 3] heeft [verdachte] ontvangen van [persoon 2] , associate director bij [bedrijf 4] . De factuur van [persoon 4] heeft [medeverdachte] op basis van die ontvangen facturen zelf opgemaakt. In de facturen is telkens vermeld dat de betaling wordt gedaan als vergoeding voor: “professional services rendered in connection with the provision of Transaction Support Services”, oftewel – vertaald in het Nederlands – voor “professionele diensten verleend in verband met het verlenen van transactie-ondersteunende dienstverlening”.
[verdachte] wordt op grond van deze feiten en omstandigheden verweten dat zij zich schuldig heeft gemaakt aan overtreding van de artikelen 225 en 328ter van het Wetboek van Strafrecht.

de standpunten van de officier van justitie en van de verdediging..
Op de in het schriftelijk requisitoir genoemde gronden heeft de officier van justitie geconcludeerd dat de onder 1, 2 en 3 aan verdachte ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen zijn.
Op de in de pleitnota genoemde gronden heeft de verdediging vrijspraak van verdachte voor alle ten laste gelegde feiten bepleit.

het oordeel van de rechtbank .
ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit.
In artikel 328ter lid 2 van het Wetboek van Strafrecht is bepaald dat degene die aan iemand die, anders dan als ambtenaar, werkzaam is in dienstbetrekking of optreedt als lasthebber, naar aanleiding van hetgeen deze in zijn betrekking of bij de uitvoering van zijn last heeft gedaan of nagelaten dan wel zal doen of nalaten, een gift of belofte doet dan wel een dienst verleent of aanbiedt van die aard of onder zodanige omstandigheden, dat hij redelijkerwijs moet aannemen dat deze handelt in strijd met zijn plicht, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vijfde categorie.
Zoals hiervoor is weergegeven, heeft [verdachte] op 19 maart 2018 aan [persoon 1 c.s.] telkens een bedrag van $ 10.000,00 overgemaakt. De officier van justitie merkt die betalingen aan als een gift in de zin van dit artikel.
In de jurisprudentie over dit onderwerp wordt als gift aangemerkt een betaling die gedaan wordt zonder dat daar werkzaamheden tegenover staan. Uit de inhoud van het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting van 4 juli 2023 is de rechtbank echter gebleken dat [persoon 1 c.s.] bij de aankoop van olietanker [schip] door [bedrijf 4] wel degelijk werkzaamheden hebben verricht in verband met de totstandkoming van de koopovereenkomst van de olietanker. Deze werkzaamheden waren ondersteunend aan en een aanvulling op de werkzaamheden die [medeverdachte] namens [verdachte] in dat aankoopproces heeft verricht. Die werkzaamheden hebben er uiteindelijk toe hebben geleid dat [bedrijf 4] de olietanker heeft aangekocht en dat [verdachte] de provisie heeft ontvangen.
Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat de hiervoor genoemde betalingen van [verdachte] aan [persoon 1 c.s.] niet als gift in de zin van artikel 328ter van het Wetboek van Strafrecht kunnen worden aangemerkt. [persoon 1 c.s.] hebben immers werkzaamheden verricht, waar [verdachte] baat bij heeft gehad. De omstandigheid dat [persoon 1 c.s.] die werkzaamheden in loondienst ofop last van de [bedrijf 2] hebben verricht, brengt daar geen verandering in. .. Het is dus niet bewezen dat sprake is geweest van giften in de zin van artikel 328ter Wetboek van Strafrecht.
Verder is evenmin bewezen dat verdachte redelijkerwijs had moeten aannemen dat [persoon 1 c.s.] de betalingen in strijd met de goede trouw hebben verzwegen of zouden verzwijgen tegenover hun werkgever/lastgever. Het staat immers vast dat verdachte die betalingen op instructie van [persoon 5] als hoofd van de [bedrijf 2] heeft gedaan. Dit blijkt uit de verklaringen die de heer [medeverdachte] daarover heeft afgelegd en uit de schriftelijke verklaring van [persoon 5] van 3 november 2021. Omdat [persoon 5] zelf de instructie gaf tot de betalingen aan [persoon 1 c.s.] bestond er voor [verdachte] vanzelfsprekend geen enkele reden om aan te nemen dat [persoon 1 c.s.] die betalingen in strijd met de goede trouw voor [persoon 5] en daarmee voor [bedrijf 2] als hun werkgever/lasthebber zouden verzwijgen.
Gelet op wat hiervoor is overwogen, acht de rechtbank het onder 1 ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
ten aanzien van de onder 2 en onder 3 ten laste gelegde feiten.
Zoals hiervoor al is weergegeven, heeft [verdachte] voor de betalingen die zij aan [persoon 1 c.s.] heeft gedaan facturen in haar administratie opgenomen. In die facturen staat als omschrijving van de door deze personen verrichte werkzaamheden vermeld: “professional services rendered in connection with the provision of Transaction Support Services”.
De rechtbank is van oordeel dat deze omschrijving, vertaald inhoudende een vergoeding voor verleende professionele diensten voor transactie-ondersteunende dienstverlening, een omschrijving is die de door [persoon 1 c.s.] uitgevoerde werkzaamheden waarheidsgetrouw omschrijft. Hieruit volgt dat de rechtbank van oordeel is dat deze vier facturen niet in strijd met de waarheid zijn opgemaakt en geen valse of vervalste geschriften opleveren als bedoeld in artikel 225 van het Wetboek van Strafrecht.
Gelet op wat hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat verdachte ook van de onder 2 en onder 3 ten laste gelegde feiten moet worden vrijgesproken.

De motivering van de beslissing op de in beslag genomen goederen.

Op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering zijn vier facturen onder verdachte in beslag genomen. Nu verdachte van de ten laste gelegde feiten zal worden vrijgesproken, zal de rechtbank de teruggave aan verdachte gelasten van de in het dictum van dit vonnis nader te noemen facturen, omdat de rechtbank van oordeel is dat het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave van deze facturen aan verdachte.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
Spreekt verdachte vrij van de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten.
Gelast de teruggave aan verdachte van de onder verdachte in beslag genomen voorwerpen, te weten:
- een factuur op naam van [persoon 1] (DOC-017) en
- een factuur op naam van [persoon 2] (DOC-018) en
- een factuur op naam van [persoon 3] (DOC-019) en
- een factuur op naam van [persoon 4] (DOC-020).
Dit vonnis is gewezen door:
mr. R. van den Munckhof, voorzitter,
M.E. Bartels en mr. S.A.E.M. Rampaart, leden,
in tegenwoordigheid van H.A. van Neerven, griffier,
en is uitgesproken op 18 juli 2023.
Mr. Van den Munckhof is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.