ECLI:NL:RBOBR:2023:3630

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
17 juli 2023
Publicatiedatum
14 juli 2023
Zaaknummer
21/2045 en 21/2057
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toetsing van een omgevingsvergunning voor de bouw van een telecommunicatiemast en de rol van landschappelijke inpassing

In deze uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant, gedateerd 17 juli 2023, worden de beroepen van eisers tegen de verlening van een omgevingsvergunning voor de bouw van een telecommunicatiemast door de derde-partij Colonne B.V. behandeld. De rechtbank stelt vast dat de vergunning is verleend zonder adequate borging van de landschappelijke inpassing, wat in strijd is met de goede ruimtelijke ordening. De eisers, bewoners van de omgeving, hebben bezwaar gemaakt tegen de vergunning, onder andere omdat de nieuwe mast een hoogte van 40 meter zal hebben, wat in strijd is met het bestemmingsplan dat een maximum van 35 meter toestaat. De rechtbank oordeelt dat de landschappelijke inpassing niet volledig aan het zicht hoeft te worden onttrokken, maar dat er wel voldoende aandacht aan moet worden besteed. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en voegt een voorschrift toe aan de omgevingsvergunning, waarin de uitvoering en instandhouding van de landschappelijke inpassing wordt geborgd. De rechtbank concludeert dat de overige bezwaren van eisers ongegrond zijn, waardoor de bouw van de telecommunicatiemast kan doorgaan. De rechtbank bepaalt dat het college het griffierecht en proceskosten aan de eisers moet vergoeden.

Uitspraak

.RECHTBANK OOST-BRABANT
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummers: SHE 21/2045
SHE 21/2057

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 juli 2023 in de zaak tussen

1. [naam],
, [naam] ,uit [woonplaats] , eisers 1 in de zaak SHE 21/2045
(gemachtigde: mr. M.J. Smaling),
2. [naam]uit [woonplaats] , eiser in de zaak SHE 21/2057
gezamenlijk te noemen: eisers,
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Waalre, het college

(gemachtigde: mr. M. Karnata en mr. P. Hermens).

Als derde-partij neemt aan de gedingen deel: Colonne B.V. gevestigd te Vianen

(gemachtigden: [naam] en [naam] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eisers tegen de verlening van een omgevingsvergunning aan derde-partij (Colonne) voor het bouwen van een telecommunicatiemast en het plaatsen van een hekwerk op een perceel kadastraal bekend sectie A, nummer 4736 (de projectlocatie).
1.1
In het bestreden besluit van 13 juli 2021 op de bezwaren van eisers is het college bij dat besluit gebleven.
1.2
De rechtbank heeft het beroep op 21 december 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers [naam] en [naam] , hun gemachtigde, eiser [naam] en de gemachtigden van het college en vergunninghoudster. Op zitting heeft de rechtbank de zaak aangehouden. De rechtbank heeft Colonne verzocht om binnen twee maanden een onderzoek naar blootstellingslimieten straling in te winnen en partijen in de gelegenheid te stellen om gedurende deze periode tot een minnelijke regeling te komen.
1.3
In haar brief van 16 februari 2023 heeft Colonne gereageerd. In zijn brief van 16 maart 2023 heeft het college een inhoudelijke reactie gegeven en aangegeven dat het een uitspraak wenst van de rechtbank. In zijn brief van 12 april 2023 heeft gemachtigde van eisers 1 gereageerd. De rechtbank heeft partijen in zijn brief van 9 mei 2023 laten weten dat zij een nadere zitting niet nodig vindt omdat zij voldoende informatie heeft om een uitspraak te doen waarbij partijen zijn gevraagd om aan te geven dat of zij nog mondeling op een zitting willen worden gehoord. Omdat partijen daarna niet om een nadere zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

Inleiding
2. De rechtbank beoordeelt het bestreden besluit. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eisers. Eerst zet de rechtbank de feiten op een rij. Daarna worden de beroepsgronden behandeld. De rechtbank verklaart de beroepen gegrond omdat de landschappelijke inpassing niet goed is geborgd in de omgevingsvergunning. De overige beroepsgronden slagen niet en de mast mag dus wel worden gebouwd.
Feiten
3.1
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten:
 Op de projectlocatie staat een oudere telecommunicatiemast die in 1993 is opgericht en die Colonne wil vervangen.
 Alle eisers wonen in de directe omgeving van de projectlocatie.
 Op grond van het bestemmingsplan “Waalre-Noord, Heistraat-Noord en Bosvilla’s” (het bestemmingsplan) geldt voor het perceel de bestemming “ Bos” met de functieaanduiding “Zend-ontvangstinstallatie”.
 Op 1 december 2020 heeft Colonne een aanvraag bij het college ingediend voor een omgevingsvergunning voor het plaatsen van een telecommunicatiemast ten behoeve van mobiele telecommunicatie en het vervangen van een bestaand hekwerk. De hoogte van de telecommunicatiemast bedraagt 40 meter en komt in de plaats van de huidige mast. De bestaande fundatie op het perceel blijft liggen en het bestaande elektriciteitshuisje wordt afgebroken. Tijdens de zitting is bevestigd dat de telecommunicatiemast bouwkundig geschikt is voor zowel 4G- als 5G-apparatuur en dat naar verwachting beide generaties telefonie zullen worden gebruikt. Het college is daar het bestreden besluit ook vanuit gegaan. Het huidige hekwerk wordt vervangen door een 2,2 meter hoog groen staafmat hekwerk.
 Het bouwen en gebruiken van de telecommunicatiemast is in strijd met het bestemmingsplan omdat op grond van artikel 3.2.2, onder b. van de planregels de bouwhoogte van zend- en ontvangstinstallaties niet meer dan 35 meter mag bedragen. Verder bevindt het hekwerk zich buiten de functieaanduiding “Zend-ontvangstinstallatie”, waarbinnen op grond van artikel 3.2.1 van de planregels enkel gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegestaan.
3.2
Het college heeft vergunning verleend voor de activiteiten “bouwen” en “planologische afwijking van het bestemmingsplan”, in de zin van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a en c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Het college heeft daarbij gebruik gemaakt van de bevoegdheid in artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onderdeel a, onder 2º, van de Wabo, in combinatie met artikel 4, onderdelen 3 (voor het hekwerk) en 5 (voor de telecommunicatiemast), van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht (Bor).
Behandeling beroepsgronden
4.1
Eisers 1 zijn van mening dat het college de uitgebreide voorbereidingsprocedure had moeten volgen, omdat het bouwplan (de telecommunicatiemast en het hekwerk) ondeelbaar is.
4.2
Het college zegt daarover in zijn verweerschrift dat in deze zaak geen sprake is van een geval als bedoeld in artikel 3.10 van de Wabo. De telecommunicatiemast en het hekwerk zijn vergund met toepassing van artikel 4 van bijlage II van het Bor, zodat het college naar zijn mening terecht de reguliere voorbereidingsprocedure heeft gevolgd.
4.3
De rechtbank is van oordeel de reguliere voorbereidingsprocedure van artikel 3.9 van de Wabo van toepassing is. De aanvraag betreft een omgevingsvergunning voor de activiteit “planologische afwijking van het bestemmingsplan” als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo. De aanvraag kan worden vergund met een zogenaamde kruimelafwijking als bedoeld in artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2, van de Wabo. Het is mogelijk om in één vergunning toepassing te geven aan twee verschillende onderdelen (in dit geval onderdelen 3. en 5. van artikel 4, van bijlage II van het Bor). De beroepsgrond kan niet slagen.
5.1
Eiser 2 vindt dat de omwonenden onvoldoende zijn betrokken bij de besluitvorming en dat het college hun belangen bij zijn besluitvorming zwaarder had moeten meewegen. Eiser 2 vermoedt dat sprake is van een bewuste strategie om publiciteit te vermijden. Hij beschikt niet over de kennis en kunde om zijn belangen te behartigen.Eisers 1 voeren aan dat reeds in het voortraject met omwonenden had kunnen worden gesproken over een toereikend beplantingsplan en over de mogelijkheid om het omringende hekwerk binnen de gronden van de functieaanduiding te plaatsen.
5.2
Het college betreurt dat de omwonenden het gevoel hebben dat zij moedwillig niet in kennis zijn gesteld van het bouwplan. Dit is niet de intentie geweest en het zou beter zijn geweest om omwonenden hierover persoonlijk te informeren. Desondanks rust er op het college geen verplichting om omwonenden persoonlijk te betrekken bij een te nemen besluit als de reguliere voorbereidingsprocedure van toepassing is. Het college wijst er wel op dat de belangen van de omwonenden zijn meegenomen bij de toetsing van de aanvraag. Volgens het college zijn de belangen van de omwonenden niet onevenredig geschaad.
5.3
De rechtbank overweegt dat de wijze van betrekken van omwonenden in het voortraject op zichzelf bezien onvoldoende grond is om een omgevingsvergunning te weigeren. Het college stelt op zichzelf terecht dat er geen wettelijke verplichting is voor het college of Colonne om met omwonenden te overleggen over de voorbereiding van het project. De rechtbank wijst er wel op dat de belangen van de omwonenden nadrukkelijk moeten worden meegewogen en een vooroverleg of participatie in dit geval zeker een toegevoegde waarde had kunnen hebben. Het is jammer dat dit niet voldoende is gebeurd.
6.1
Eiser 2 voert aan dat het college in tegenstelling tot andere gemeentes geen antennebeleid heeft. Daardoor wordt volgens eiser 2 de zorgplicht die het college jegens omwonenden geschonden.
6.2
Het college merkt hierover op in zijn verweerschrift dat het ervoor gekozen heeft om geen antennebeleid op te stellen maar om iedere aanvraag individueel te beoordelen. Door deze individuele beoordeling laat het college juist zien dat het zijn zorgplicht zeer serieus neemt. Het college wijst er verder op dat het bestemmingsplan het al mogelijk maakt om op het perceel een telecommunicatiemast te plaatsen. De zorgplicht waar eiser 2 op doelt, is dus al verdisconteerd in het bestemmingsplan.
6.3
De rechtbank overweegt dat bij het ontbreken van beleid over telecom- en telecommunicatiemasten, het college terecht is teruggevallen op de bevoegdheid om af te wijken van het bestemmingsplan. Daarbij dient het alle betrokken belangen af te wegen en te beoordelen of de bouw van de telecommunicatiemast in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het besluit onevenredig zijn in verhouding tot de met dat besluit te dienen doelen. De rechtbank verwijst hiervoor naar vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling), die onder meer blijkt uit haar uitspraak van 17 augustus 2022. [1] Het staat het college vrij om beleid te maken voor de uitoefening van deze bevoegdheid. Als dat beleid er niet is, wil dat nog niet zeggen dat het gebruik van de bevoegdheid onrechtmatig is.
7.1
Eiser 2 benadrukt dat het bouwplan voorziet in een forse verhoging en toename van het bouwvolume ten opzichte van de oude situatie. De huidige mast is in 1993 op de locatie geplaatst toen daar nog geen bebouwing was. De nieuwe telecommunicatiemast past niet in de omgeving en het huidige woonmilieu. Volgens eiser 2 wordt door het grotere volume het straat- en bebouwingsbeeld onevenredig aangepast. Eisers 1 voeren ook aan dat het bouwplan in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Zij wijzen erop dat de afstand tussen het hekwerk en de omliggende woningen slechts 15 meter bedraagt en dus zeer gering is. Volgens hen is dat de reden waarom de eigenaar van de telecommunicatiemast NOVEC eerst naar een alternatieve locatie heeft gezocht. Op deze locatie worden de belangen van omwonenden onevenredig aangetast. Eisers 1 wijzen erop dat het college er ook mee bekend was dat de destijds aangeplante bomen en struiken niet goed zijn gegroeid en zijn afgestorven.
7.2
Het college merkt op dat op grond van het bestemmingsplan een maximum bouwhoogte van 35 meter geldt en dat er niets geregeld is over het bouwvolume van een telecommunicatiemast. Dit betekent dat het bouwvolume van een telecommunicatiemast van (maximaal) 35 meter in ieder geval in overeenstemming is met het bestemmingsplan, mits het bouwwerk binnen de in het bestemmingsplan opgenomen functieaanduiding blijft. Dat laatste is hier het geval. Het gaat hier om een geringe overschrijding van vijf meter van de bouwhoogte van de telecommunicatiemast. Het straat- en bebouwingsbeeld wordt volgens het college dan ook niet onevenredig aangetast. Datzelfde geldt voor het woon- en leefklimaat, in relatie tot het uitzicht van de omliggende woningen. De belangen van omwonenden worden dus niet onevenredig aangetast, en er ontstaan ook geen gevaren voor de verkeersveiligheid.
7.3
De rechtbank overweegt dat op grond van het bestemmingplan een telecommunicatiemast van 35 meter al is toegestaan, ook met een volume die de thans vergunde telecommunicatiemast heeft. Deze bestaande mogelijkheid mag het college bij het gebruik van zijn bevoegdheid om af te wijken van het bestemmingsplan betrekken. Het gaat dus alleen om de toename in de bouwhoogte. Het college heeft in redelijkheid het standpunt kunnen innemen dat een afwijking van vijf meter vanaf een hoogte van 35 meter gezien vanaf het maaiveld op zichzelf bezien niet een onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat en het uitzicht oplevert. De beroepsgrond slaagt niet.
8.1
Eiser 2 merkt op dat de eigenaar van de telecommunicatiemast NOVEC eerst naar een alternatieve (project)locatie heeft gezocht.
8.2
Het college geeft in het besteden besluit aan dat het college en Colonne wel onderzoek hebben gedaan naar alternatieve locaties. Verplaatsing van de telecommunicatiemast naar een andere locatie zou evenwel meer ruimtelijke bezwaren oproepen dan een reconstructie van de bestaande telecommunicatiemast op het perceel, waar het planologisch al een telecommunicatiemast is toegestaan.
8.3
Eiser 2 heeft in beroep geen alternatieve locaties genoemd en heeft dus ook niet aannemelijk gemaakt dat er alternatieve locaties geschikter zijn dan de locatie die door Colonne is gekozen. Uit de omstandigheid dat er in een eerder stadium is gesproken over alternatieve locaties, kan niet worden afgeleid dat die locatie daadwerkelijk voorhanden zijn. De beroepsgrond kan niet slagen
9.1
Eisers 1 betogen dat het college de gezondheidsrisico's van straling onvoldoende heeft meegewogen.
9.2
Het college en Colonne stellen dat het niet mogelijk is om op voorhand na te gaan of de straling afkomstig van de installaties in de mast leiden tot overschrijding van de blootstellingslimieten. Zij wijzen er op dat nog nooit een dergelijke overschrijding bij enige mast is gemeten.
9.3
In de uitspraak van 13 maart 2019 [2] heeft de Afdeling overwogen dat uit onderzoeken naar de effecten van radiofrequente elektromagnetische velden blijkt dat radiofrequente elektromagnetische velden een nadelig gezondheidseffect kunnen hebben. Voor de effecten zijn blootstellingslimieten opgesteld door de International Commission on Non-Ionizing Radiation Protection (hierna: de ICNIRP), een internationale groep wetenschappers. Deze blootstellingslimieten worden op advies van de Raad van de Europese Unie in Nederland gehanteerd. De ICNIRP toetst met regelmaat of het nodig is om de blootstellingslimieten aan te passen. In het besluit van 16 november 2020 staat onder verwijzing naar het rapport van T-Mobile dat de veldsterkte van elektromagnetische velden in de richting van mensen die direct onder een antenne wonen of werken, tenminste 100 maal lager is dan de ICNIRP-limiet. De ICNIRP-limiet gaat volgens het rapport al uit van een veiligheidsfactor 50. Dat wil zeggen dat de toelaatbare waarden 50 maal strenger zijn gesteld dan het niveau waar effecten op de gezondheid zouden kunnen optreden. Deze uitspraak is meermalen bevestigd in latere uitspraken (zie de uitspraak van de Afdeling van 11 januari 2023 [3] ).
9.4
In het licht van hetgeen eisers hierover hebben aangevoerd, is de rechtbank van oordeel dat het college met de aanname dat wordt voldaan aan de blootstellingslimieten, voldoende heeft onderbouwd dat gezondheidsrisico’s niet noodzaken om uit voorzorg de gevraagde omgevingsvergunning te weigeren. Deze beroepsgrond slaagt niet.
10.1
Eiser 2 voert aan dat het beplantingsplan vaag is en dat de beplanting de mast ook niet aan het zicht onttrekt. De vergunde telecommunicatiemast komt te staan op de plaats waar nu een huisje staat, dat nu wordt omringd door een grote boom die eroverheen en er naast staat. Ten behoeve van de telecommunicatiemast zal de helft van die boom gesnoeid moeten worden. Eisers 1 stellen dat de verleende omgevingsvergunning niet is voorzien van een adequaat voorschrift dat garandeert dat een toereikend beplantingsplan zal worden gerealiseerd en in stand zal worden gehouden. Eisers 1 en eiser 2 hebben ter zitting een alternatieve inrichting van het perceel voorgesteld waarbij de weg deels wordt verplaatst en meer ruimte komt voor een goede landschappelijke inpassing.
10.2
Het college heeft het beplantingsplan Zendmast Winterbleeck aan omwonenden voorgelegd tijdens de bezwaarprocedure. Omdat er kabels en leidingen liggen in de grond waar geplant moet worden, kan er pas na de bouw ter bepaald worden waar geplant kan worden. Ook het snoeien van de eik en kers aan de Bleeck zal tijdens het werk bekeken worden. Er zal zo terughoudend mogelijk gesnoeid worden. De uit te voeren snoei- en/of kapwerkzaamheden zijn in ieder geval niet vergunningplichtig. Het college is bereid om opnieuw groen aan te planten. Een aangepast ontwerp beplantingsplan Zendmast Winterbleeck van 25 januari 2023 is daarvoor aan eisers verstuurd. Door dit beplantingsplan wordt de mast niet volledig aan het zicht onttrokken maar er is nooit beloofd dat omwonenden de mast helemaal niet meer zouden kunnen zien. Bovendien was bij verkoop van de kavels destijds bekend dat er een telecommunicatiemast stond. Het college wil een groenstrook creëren en onderhouden en wil deze voorwaarden ook opnemen als voorwaarden bij de omgevingsvergunning. Het college heeft ook gereageerd op het door eisers voorgestelde alternatief en aangegeven dat verplaatsing van de weg te duur is (€ 135.000,00). Bovendien hebben diverse bedrijven aangegeven geen toestemming te verlenen voor het verleggen van kabels of leidingen.
10.3
De rechtbank stelt voorop dat in kader van de toetsing aan een goede ruimtelijke ordening en evenredigheid een belangrijke rol kan zijn weggelegd voor de maatschappelijke inpassing. Een landschappelijke inpassing kan bijdragen aan een meer evenwichtige toedeling van functies. Wat is er dan nodig? De rechtbank vindt dat de landschappelijke inpassing de nieuwe telecommunicatiemast niet geheel aan het zicht hoeft te onttrekken. Ook is de rechtbank van oordeel dat het college het door eisers voorgestelde alternatief heeft kunnen weigeren. Gelet op de kosten en de weigering van bedrijven om mee te werken, is dit alternatief niet uitvoerbaar. Uitvoering van het door het college voorgestelde beplantingsplan Zendmast Winterbleeck van 25 januari 2023 leidt volgens de rechtbank tot een evenredige en daarmee vooral een voldoende evenwichtige landschappelijke inpassing van het project in de omgeving. Als dit beplantingsplan wordt uitgevoerd is de omgevingsvergunning niet in strijd met een goede ruimtelijke ordening en is het bestreden besluit niet onevenredig tot de met dat besluit te dienen doelen. Na uitvoering en instandhouding van het beplantingsplan is sprake van een evenwichtige toedeling van functies. Uitvoering van de landschappelijke inpassing is ten onrechte niet geborgd in de omgevingsvergunning. Het college heeft verzuimd om dit gebrek in het bestreden besluit te herstellen. Deze beroepsgrond slaagt daarom.

Conclusie en gevolgen

12.1
De beroepen van eisers 1 en eiser 2 zijn gegrond omdat in het bestreden besluit is verzuimd om een uitvoering en instandhouding van een goede landschappelijke inpassing te borgen in de omgevingsvergunning. Het bestreden besluit zal daarom worden vernietigd.
12.2
De rechtbank zal zelf in de zaak voorzien, het primaire besluit herroepen voor zover hierin de uitvoering en instandhouding van de landschappelijke inpassing niet is geborgd en de omgevingsvergunning aanvullen met het volgende voorschrift: “
Een landschappelijke inpassing in overeenstemming met het beplantingsplan Zendmast Winterbleeck van 25 januari 2023 dient uiterlijk binnen het eerste plantseizoen (14 oktober tot en met 30 april) te zijn voltooid nadat de telecommunicatiemast is opgericht. Indien de mast wordt opgericht tijdens het plantseizoen, dan dient de landschappelijke inpassing in het eerst daaropvolgende plantseizoen volledig gerealiseerd te zijn. De landschappelijke inpassing dient deugdelijk in stand te worden gehouden waarbij gestorven beplanting zo snel mogelijk wordt vervangen.”De rechtbank verklaart de overige bezwaren van eisers tegen de omgevingsvergunning ongegrond. Dat betekent dat de telecommunicatiemast kan worden gebouwd. De rechtbank zal bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het bestreden besluit.
12.3
Omdat het beroep gegrond is moet het college het griffierecht aan eisers 1 en eiser 2 vergoeden en krijgen eisers 1 ook een vergoeding voor hun proceskosten. Het college moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.674,00 omdat de gemachtigde van eisers 1 een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden..

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart het beroep gegrond;
 vernietigt het bestreden besluit;
 herroept het primaire besluit voor zover hier de uitvoering en instandhouding van de landschappelijke inpassing niet is geborgd en vult het primaire besluit aan met het volgende voorschrift: “
Een landschappelijke inpassing in overeenstemming met het beplantingsplan Zendmast Winterbleeck van 25 januari 2023 dient uiterlijk binnen het eerste plantseizoen (14 oktober tot en met 30 april) te zijn voltooid nadat de telecommunicatiemast is opgericht. Indien de mast wordt opgericht tijdens het plantseizoen, dan dient de landschappelijke inpassing in het eerst daaropvolgende plantseizoen volledig gerealiseerd te zijn. De landschappelijke inpassing dient deugdelijk in stand te worden gehouden waarbij gestorven beplanting zo snel mogelijk wordt vervangen.” en laat het primaire besluit voor het overige in stand;’;
 bepaalt dat deze uitspraak in de plaats komt van het vernietigde bestreden besluit;
 bepaalt dat het college het griffierecht van € 181,00 aan eisers 1 en aan eiser 2 moet vergoeden;
 veroordeelt het college tot betaling van € 1.674,00 aan proceskosten aan eisers 1.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.H.M Verhoeven, rechter, in aanwezigheid van mr. A.F. Hooghuis, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 17 juli 2023.
griffier
rechter
De griffier is verhinderd deze
uitspraak te ondertekenen.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.