Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
[verdachte] ,
De tenlastelegging.
- een arbeidsovereenkomst d.d. 24 februari 2016 tussen [bedrijf 1] en [verdachte] (DOC-003-01) en/of
- een salarisspecificatie van februari 2016 ten name van [verdachte] (DOC-003-05)
en/of
- een salarisspecificatie van maart 2016 ten name van [verdachte] (DOC-003-06) en/of
- een aanvraag Ziektewetuitkering d.d. 16 maart 2016 ten name van [verdachte]
(DOC-003-02) en/of
een aanvraag WIA-uitkering d.d. 25 november 2017 (DOC-003-04),
(elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen als ware(n) dat/die geschrift(en) echt en onvervalst, bestaande die valsheid of vervalsing (telkens) – zakelijk weergegeven – hierin dat zij, verdachte, en/of één of meer van haar medeverdachten, hebben willen doen voorkomen dat zij, verdachte, een dienstverband had bij Kismet Bakkerij terwijl dit dienstverband feitelijk niet heeft bestaan, en bestaande dat gebruikmaken er (telkens) – zakelijk weergegeven – hierin dat zij, verdachte, en/of één of meer van haar medeverdachten, aldaar één of meer van voornoemde stukken heeft verzonden en/of verstrekt en/of laten verzenden en/of verstrekken aan het UWV ter verkrijging en/of behoud van één of meer uitkering(en).
De formele voorvragen.
De geldigheid van de dagvaarding.
De bevoegdheid van de rechtbank.
De ontvankelijkheid van de officier van justitie.
Schorsing der vervolging.
De beoordeling van het ten laste gelegde feit.
Het standpunt van de officier van justitie.
Het standpunt van de verdediging.
Het oordeel van de rechtbank.
[bedrijf 3], met als bedrijfsactiviteit “groothandel in sanitaire artikelen en sanitair isolatiemateriaal”. In de periode van 1 februari 2015 tot en met 22 juni 2018 was de handelsnaam
[bedrijf 1], met als bedrijfsactiviteit “groothandel in sanitaire artikelen en tegels. Turkse specialiteiten Bakkerij”. Het vestigingsadres van het bedrijf was sinds juni 2012 [adres 3] in Helmond. Het bedrijf is een arbeidsovereenkomst aangegaan met [medeverdachte 4] , [verdachte] en [medeverdachte 5] .
Voordat ik arbeidsongeschikt werd, heb ik gewerkt bij [bedrijf 1] in [adres 3] . Ik ben daar terecht gekomen omdat ik een blaadje aan het raam zag waarop stond dat ze een dame zochten om te werken. Omdat ik geen Nederlands spreek, het een Turkse bakkerij was en het bij mij in de buurt was, kwam mij dat goed uit. Ik ben toen naar binnen gelopen, ik heb daar met de zoon gesproken en in onderling overleg ben ik toen begonnen met werken. De eigenaar van de zaak heet [medeverdachte 1] . Ik ben ziek geworden tijdens mijn werk daar en heb mijn werkzaamheden moeten stoppen. Toen ik geopereerd werd ben ik gestopt met werken en hebben wij dat doorgegeven aan het UWV. Daarna is alles vanzelf gegaan. [medeverdachte 1] heeft mijn werkzaamheden gestopt en daarna heb ik alles zelf moeten regelen.”
Ik zag op het raam van de bakkerij een briefje waarop aangegeven stond dat zij personeel zochten. Ik ben naar binnen gelopen en ik heb gesproken met de baas [medeverdachte 1] . Ik heb gezegd fulltime werk te zoeken. Dat kon hij mij geven. Tijdens het gesprek is mijn zwangerschap ter sprake geweest. Dat was voor de heer [medeverdachte 1] geen probleem. Ik begon elke dag om 07.30 uur. Het aantal uren van 40 per week werd niet overschreden. Ik heb mij ziek gemeld vanwege heupklachten die werden veroorzaakt door het lange staan/vele lopen. Voorafgaand aan de sollicitatie heb ik geen last gehad van mijn zwangerschap. Ik overleg u een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd tot 1 juni 2017, kopie loonstroken over de maanden juni, juli en augustus 2016 en een bewijs van feitelijke loonbetaling op bankrekening [rekeningnummer].”