ECLI:NL:RBOBR:2023:3492

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
4 april 2023
Publicatiedatum
13 juli 2023
Zaaknummer
C/01/380311 FA RK 22-1194
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevolgen van hoogtechnologisch draagmoederschap voor ouderschap en gezag

In deze zaak heeft de rechtbank Oost-Brabant op 4 april 2023 uitspraak gedaan in een complexe familiezaken rondom hoogtechnologisch draagmoederschap. De minderjarige is verwekt via draagmoederschap, waarbij de wensouders, [naam wensouder A] en [naam wensouder B], verzoeken hebben ingediend om het vaderschap van de draagvader te ontkennen, het ouderschap van wensvader [A] vast te stellen, en de adoptie door wensvader [B] uit te spreken. De rechtbank heeft de verzoeken van de wensouders stapsgewijs toegewezen, waarbij het belang van de minderjarige voorop stond. De rechtbank heeft vastgesteld dat de draagvader niet de biologische vader is van de minderjarige, en dat de wensvader [A] als de biologische vader moet worden erkend. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de adoptie door wensvader [B] kan plaatsvinden, onder de voorwaarde dat de eerdere beslissingen in kracht van gewijsde gaan. De rechtbank heeft de wensouders gezamenlijk gezag over de minderjarige toegekend na de adoptie. Deze uitspraak benadrukt de juridische erkenning van de ouderschapsrelaties in het kader van moderne gezinsstructuren en de bescherming van de rechten van de minderjarige.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK OOST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer : C/01/380311 / FA RK 22-1194
Uitspraak : 4 april 2023
Beschikking van de meervoudige kamer van de rechtbank betreffende ontkenning ouderschap, vaststelling ouderschap, adoptie, beëindiging gezag en geslachtsnaamswijziging in de zaak van

[naam wensouder A] en [naam wensouder B] ,

beiden wonende te ’ [woonplaats] ,
hierna te noemen: ‘de wensvader [A] ’, dan wel ‘de wensvader [B] ’, dan wel gezamenlijk ‘de wensouders’,
advocaat mr. K.S.M. Smienk,
en
[naam draagmoeder] en [naam draagvader],
beiden wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: ‘de draagmoeder’, dan wel ‘de draagvader’, dan wel gezamenlijk ‘de draagouders’,
advocaat mr. K.S.M. Smienk.
Als (overige) belanghebbenden worden aangemerkt:

[naam eiceldonatrice] ,

wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de eiceldonatrice,
en

mr. J.J.M. van Asten,

advocaat, kantoorhoudende te ‘s-Hertogenbosch,
in de hoedanigheid van bijzondere curator over de minderjarige:
- [naam minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ;
als zodanig benoemd bij beschikking van deze rechtbank van 8 juli 2022 ,
hierna te noemen: de bijzondere curator.
Ook is voor de mondelinge behandeling uitgenodigd:

de raad voor de kinderbescherming,

locatie [plaats] ,
hierna te noemen: de raad.

De procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van het verzoekschrift (met bijlagen) van verzoekers, ingekomen ter griffie van deze rechtbank op 16 maart 2022 .
De zaak is door de meervoudige kamer van deze rechtbank behandeld tijdens de mondelinge behandeling van 7 maart 2023. Verschenen zijn de wensouders, bijgestaan door hun advocaat mr. Smienk, de eiceldonatrice, mevrouw [naam] namens de raad en de bijzondere curator.

De feiten

De wensouders en de draagouders hebben de Nederlandse nationaliteit.
De wensouders hebben een affectieve relatie met elkaar sinds [datum] en wonen met elkaar samen in [woonplaats] .
De draagouders zijn op [datum] met elkaar getrouwd. Zij hebben samen een zoon, [minderjarige X] . De draagmoeder is de tante van wensvader [B] .
In verband met de kinderwens van wensouders zijn wensouders samen met de draagouders een draagouderschapstraject aangegaan.
De draagmoeder is op [geboortedatum] te [geboorteplaats] bevallen van [naam minderjarige] , hierna te noemen: [Y] .
Op de geboorteakte van [Y] staan de draagouders als haar ouders vermeld. De draagouders zijn belast met het gezamenlijk gezag over [Y] .
[Y] is verwekt via hoogtechnologisch draagmoederschap. [Y] stamt genetisch gezien af van wensvader [A] en van de eiceldonatrice. De eiceldonatrice is de zus van wensvader [B] . [Y] is gedragen door draagmoeder.
[Y] verblijft vanaf het ontslag uit het ziekenhuis na haar geboorte bij de wensouders.

Het verzoek en zelfstandig verzoek

De wensouders en de draagouders vragen de rechtbank:
primair:
een bijzondere curator te benoemen over [Y] ;
de ontkenning van het vaderschap van de draagvader uit te spreken;
het ouderschap van wensvader [A] gerechtelijk vast te stellen;
vast te stellen dat [Y] de achternaam [A] heeft na de gerechtelijke vaststelling van het ouderschap;
in eerste instantie wensvader [A] te belasten met het eenhoofdig gezag over [Y] ;
de adoptie van [Y] door wensvader [B] uit te spreken;
te verstaan dat de familierechtelijke betrekking tussen wensvader [A] en [Y] in stand blijft na adoptie door wensvader [B] ;
vast te stellen dat [Y] na de adoptie de geslachtsnaam [A] behoudt;
te verstaan dat de wensouders het gezamenlijk gezag over [Y] dragen na het in kracht van gewijsde gaan van de adoptie;
subsidiair:
in het geval de ontkenning van het vaderschap van de draagvader en de gerechtelijke vaststelling van het ouderschap door wensvader [A] niet wordt uitgesproken door de rechtbank, de adoptie van [Y] door de wensouders uit te spreken;
in het geval de ontkenning van het vaderschap van de draagvader is uitgesproken door de rechtbank, maar niet de gerechtelijke vaststelling van het ouderschap door wensvader [A] door de rechtbank is uitgesproken, de adoptie van [Y] door wensouders uit te spreken;
meer subsidiair:
in het geval het verzoek tot ontkenning van het vaderschap door de draagvader, de gerechtelijke vaststelling van het ouderschap van wensvader [A] en de adoptie van [Y] door de wensouders niet wordt uitgesproken door de rechtbank, te bepalen dat de wensouders worden belast met de voogdij over [Y] en dat het ouderlijk gezag van de draagouders over [Y] wordt beëindigd.
De bijzondere curator verzoekt de rechtbank bij beschikking, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de ontkenning van het vaderschap van de draagvader van [Y] gegrond te verklaren.

Verslag van de bijzonder curator

De bijzondere curator heeft gesproken met de wensouders en de draagouders en kennisgenomen van het raadsrapport. De bijzondere curator stelt dat zowel ten aanzien van het verzoek tot het gegrond verklaren van de ontkenning van het vaderschap van de draagvader, als ook ten aanzien van het verzoek tot het gerechtelijk vaststellen van het ouderschap van wensvader [A] van [Y] is voldaan aan de wettelijke vereisten die aan deze verzoeken worden gesteld. Echter, het verzoek tot gegrondverklaring van de ontkenning van het vaderschap namens de draagouders is niet ontvankelijk. Om die reden verzoekt de bijzondere curator de rechtbank om de gegrondverklaring van de ontkenning van het vaderschap van de draagvader uit te spreken.

De beoordeling

Gegrondverklaring ontkenning vaderschap
Op grond van artikel 1:200 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de gegrondverklaring van de ontkenning van het vaderschap van de draagvader worden verzocht door de vader of de moeder van het kind of door het kind zelf op de grond dat de vader niet de biologische vader is van het kind.
De draagvader is de juridische vader van [Y] , omdat zij is geboren tijdens het huwelijk van de draagouders. Gebleken is echter dat de draagvader niet de biologische vader is van [Y] . Omdat de draagvader wel heeft ingestemd met de hoogtechnologische behandeling van de draagmoeder die tot de verwekking van [Y] heeft geleid, kunnen de draagmoeder en de draagvader het vaderschap ten aanzien van [Y] niet ontkennen (artikel 1:200 lid 3 BW). De rechtbank zal dit verzoek van de wensouders en de draagouders dan ook afwijzen.
De bijzondere curator heeft de rechtbank verzocht gegrond te verklaren de ontkenning van het vaderschap van de draagvader ten aanzien van [Y] . De bijzondere curator onderbouwt zijn verzoek als volgt. [Y] stamt genetisch gezien af van wensvader [A] . Dit wordt niet alleen door betrokkenen verklaard, maar blijkt ook uit de brief van gynaecoloog [naam] van [datum] ( [naam kliniek] ). Hieruit blijkt dat de echtgenoot van de draagmoeder niet de biologische vader is, waarmee voldaan is aan het bepaalde in artikel 1:200 lid 1 BW. De bijzondere curator acht het in het belang van [Y] dat het vaderschap van de draagvader wordt ontkend.
Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat alle betrokkenen het eens zijn met het verzoek van de bijzondere curator.
De rechtbank zal daarom het verzoek van de bijzondere curator tot gegrondverklaring van de ontkenning van het vaderschap toewijzen. De rechtbank vindt dit in het belang van [Y] , gelet op de overige gedane verzoeken.
De rechtbank merkt op dat op het moment dat deze beslissing in kracht van gewijsde zal gaan, [Y] de geslachtsnaam van de draagmoeder zal hebben.
Gerechtelijke vaststelling ouderschap en geslachtsnaam
Op grond van artikel 1:207 BW kan door de moeder en het kind worden verzocht om de gerechtelijke vaststelling van het ouderschap op de grond dat degene van wie het ouderschap wordt vastgesteld de verwekker is van het kind.
Uit de stukken is voldoende gebleken dat [Y] biologisch gezien een kind is van de wensvader [A] . Onder verwekker wordt niet verstaan de zaaddonor, waardoor de wensvader [A] slechts als de biologische vader en niet als verwekker van [Y] kan worden aangemerkt. De rechtbank is echter in lijn met rechtspraak van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens van oordeel dat de wensvader [A] gelijk moet worden gesteld met de verwekker in de zin van artikel 1:207 BW, omdat tussen de wensvader [A] en [Y] ook family life bestaat. De rechtbank vindt het in het belang van [Y] dat de juridische situatie ten aanzien van het vaderschap over haar overeenstemt met de feitelijke situatie en zal daarom het ouderschap van de wensvader [A] vaststellen. De rechtbank zal dit ouderschap vaststellen onder de opschortende voorwaarde dat de beslissing tot ontkenning van het vaderschap van de draagvader in kracht van gewijsde is gegaan, omdat [Y] anders al twee ouders heeft (artikel 1:207 lid 2 sub a BW).
Voor wat betreft de geslachtsnaam overweegt de rechtbank als volgt. Uit artikel 1:5 BW volgt dat een kind de geslachtsnaam van de moeder houdt, indien een kind door gerechtelijke vaststelling van het ouderschap in familierechtelijke betrekking tot de vader komt te staan, tenzij de moeder en de vader, wiens vaderschap is vastgesteld, ter gelegenheid van de vaststelling gezamenlijk verklaren dat het kind de geslachtsnaam van de vader zal hebben. De rechterlijke uitspraak inzake de vaststelling van het ouderschap vermeldt de verklaring van de ouders hieromtrent.
De draagmoeder en wensvader [A] hebben beiden verklaard dat zij wensen dat [Y] de geslachtsnaam [A] zal hebben. De rechtbank zal dan ook beslissen als na te melden.
Eenhoofdig gezag wensvader [A]
De wensouders en de draagouders verzoeken de rechtbank wensvader [A] te belasten met het eenhoofdig gezag over [Y] .
De rechtbank overweegt hierover als volgt. Zodra de beschikking tot gegrondverklaring van de ontkenning van het vaderschap van de draagvader in kracht van gewijsde is gegaan, is de draagmoeder alleen met het gezag over [Y] belast. Wensvader [A] is op dit moment nog niet bevoegd tot het ouderlijke gezag over [Y] . Dit wordt anders indien en zodra de beschikking tot gerechtelijke vaststelling van het ouderschap in kracht van gewijsde is gegaan. Om proceseconomische redenen zal de rechtbank het verzoek beoordelen als ware wensvader [A] al bevoegd tot het gezag over [Y] .
Het verzoek over het gezag is gebaseerd op artikel 1:253c BW. Dit artikel bepaalt – voor zover van belang – dat de tot het gezag bevoegde vader van het kind, die nooit het gezag met de moeder heeft uitgeoefend, de rechtbank kan verzoeken de ouders met het gezamenlijk gezag dan wel hem alleen met het gezag te belasten. Wanneer de andere ouder het gezag over het kind uitoefent, wordt dit verzoek alleen toegewezen als de rechtbank dit in het belang van het kind vindt..
De rechtbank overweegt dat [Y] vlak na haar geboorte is opgenomen in het gezin van de wensouders. Zij wordt sindsdien door hen opgevoed en verzorgd. De zwangerschap van de draagmoeder was vanaf het begin gericht op ouderschap door de wensouders. De rechtbank is daarom van oordeel dat het in het belang van [Y] is dat wensvader [A] met het eenhoofdig gezag over haar zal worden belast zodra de beschikking tot gerechtelijke vaststelling van het ouderschap in kracht van gewijsde is gegaan. De rechtbank zal dan ook beslissen als na te melden.
Adoptie
De wensouders en de draagouders hebben verzocht de adoptie uit te spreken van [Y] door wensvader [B] . De artikelen 1:227, 1:228 en 1:230 BW zijn op dit verzoek van toepassing.
Samenlevingstermijn en verzorgingstermijn
Artikel 1:227 lid 2 BW brengt met zich dat het verzoek tot adoptie slechts kan worden gedaan, als de wensvader [B] ten minste drie aaneengesloten jaren onmiddellijk voorafgaand aan de indiening van het verzoek met wensvader [A] heeft samengeleefd. Daarnaast dient de verzorgingstermijn van één jaar zoals bedoeld in artikel 1:228 lid 1 sub f BW in acht te worden genomen.
Uit de stukken blijkt dat de wensouders vanaf [datum] met elkaar samenwonen. Eerst op het adres [adres] te [woonplaats] en sinds [datum] op het adres [adres] te [woonplaats] . Het verzoek is op [datum] ingediend. Er is dus voldaan aan het vereiste dat drie jaar moet zijn samengeleefd voorafgaand aan de indiening van het verzoek.
[Y] is op [geboortedatum] geboren. Gebleken is dat zij vlak na de geboorte is opgenomen in het gezin van de wensouders. Zoals hiervoor is overwogen is het verzoek op [datum] , dus voorafgaand aan de geboorte, ingediend. Ten tijde van de indiening van het verzoekschrift was dus niet voldaan aan de verzorgingstermijn van één jaar. De rechtbank is echter van oordeel dat deze termijn in deze specifieke situatie niet verenigbaar is met het belang van [Y] en ook niet met het bepaalde in artikel 8 in samenhang met artikel 14 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Daartoe wordt het volgende overwogen. De verzorgingstermijn van artikel 1:228 lid 1 onder f BW is met name bedoeld om in het belang van het te adopteren kind de bestendigheid van de verzorging en opvoeding van het kind door de adoptiefouders te toetsen. In deze zaak is sprake van een bijzondere situatie waarbij de wettelijke verzorgingstermijn geen doel meer dient. Wensvader [A] is biologisch gezien de ouder van [Y] , wensvader [B] is ook verwant aan [Y] en de wensouders hebben vanaf de geboorte van [Y] gezamenlijk de verzorging en opvoeding van [Y] op zich genomen. Bovendien is het steeds de intentie geweest van de draagouders dat de wensouders [Y] zouden adopteren. De rechtbank ziet daarom niet in waarom het verstrijken van de vereiste verzorgingstermijn van een jaar afgewacht zou moeten worden. Het is in het belang van [Y] dat de feitelijke situatie, waarin de wensouders als ouders van [Y] de verzorging en opvoeding van haar voor hun rekening nemen, juridisch wordt geformaliseerd. De rechtbank gaat daarom voorbij aan de verzorgingstermijn van artikel 1:228 lid 1 sub f BW.
Overige wettelijke vereisten van artikel 1:227 en 1:228 BW
De rechtbank acht de verzochte adoptie bovendien in het kennelijk belang van [Y] . Zij wordt immers vanaf haar geboorte door de wensvaders verzorgd en opgevoed en zal bij hen verder opgroeien. De draagouders hebben hiermee ingestemd en ondersteunen ook het verzoek tot adoptie.
Ook aan alle andere wettelijke vereisten van de artikelen 1:227 en 1:228 BW is voldaan. De rechtbank zal daarom de verzochte adoptie toewijzen onder de opschortende voorwaarde dat de gegrondverklaring van de ontkenning van het vaderschap, de gerechtelijke vaststelling van het ouderschap en de wijziging van het gezag in kracht van gewijsde zijn gegaan.
Familierechtelijke betrekking
De rechtbank overweegt dat op grond van artikel 1:229 lid 3 BW de familierechtelijke betrekking tussen de geadopteerde en zijn ouder(s) en diens bloedverwanten blijft bestaan, indien de echtgenoot, de geregistreerde partner of de andere levensgezel van die ouder het kind adopteert. De rechtbank stelt dan ook vast dat de familierechtelijke betrekking tussen [Y] en wensvader [A] na de adoptie in stand blijft. Dit verzoek zal dan ook worden toegewezen.
Geslachtsnaam
Artikel 1:5 lid 3 BW bepaalt onder meer het volgende. Indien een kind door adoptie in familierechtelijke betrekking tot de echtgenoot, geregistreerde partner of andere levensgezel van een ouder komt te staan, houdt het zijn geslachtsnaam, tenzij de ouder en diens echtgenoot, geregistreerde partner of andere levensgezel gezamenlijk verklaren dat het kind de geslachtsnaam zal hebben van de echtgenoot, geregistreerde partner of andere levensgezel, dan wel de geslachtsnaam van die ouder. De rechterlijke uitspraak inzake de adoptie vermeldt de verklaring van de adoptanten hieromtrent.
Uit de overgelegde stukken blijkt dat de wensouders wensen dat [Y] na de adoptie de geslachtsnaam [A] zal hebben. De rechtbank neemt daarom deze naamkeuze op in deze beschikking.
Gezamenlijk gezag na adoptie
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:229 lid 4 BW oefenen de adoptiefouders die niet met elkaar zijn gehuwd of door een geregistreerd partnerschap zijn verbonden door adoptie het gezag over de geadopteerde gezamenlijk uit. Dit betekent dat de wensouders na de adoptie van rechtswege belast zullen zijn met het gezag over [Y] . De rechtbank zal dan ook beslissen zoals in het dictum bepaald.
Burgerlijke stand
De rechtbank zal ambtshalve de ambtenaar van de burgerlijke stand gelasten om een latere vermelding van deze rechterlijke beslissing tot gegrondverklaring van de ontkenning van het vaderschap, de rechtelijke vaststelling van het ouderschap en de adoptie aan de akte van geboorte van [Y] toe te voegen.

De beslissing

De rechtbank:
verklaart gegrond de ontkenning van het vaderschap van [naam draagvader] , geboren op [geboortedatum] te [woonplaats] , ten aanzien van het kind [naam minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ;
stelt vast dat [Y] na het in kracht van gewijsde gaan van de gegrondverklaring van de ontkenning van het vaderschap zal heten: [naam minderjarige] ;
stelt – onder de opschortende voorwaarde dat de beslissing tot gegrondverklaring van de ontkenning van het vaderschap ten aanzien van [Y] in kracht van gewijsde is gegaan – vast het ouderschap (vaderschap) van [naam wensouder A] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , ten aanzien van het kind [naam minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ;
stelt vast dat [Y] na het in kracht van gewijsde gaan van de gerechtelijke vaststelling van het ouderschap (vaderschap) zal zijn geheten: [naam minderjarige] ;
beëindigt – onder de opschortende voorwaarde dat de beslissing tot gegrondverklaring van de ontkenning van het vaderschap en de gerechtelijke vaststelling van het ouderschap (vaderschap) in kracht van gewijsde zijn gegaan – het ouderlijk gezag van [naam draagmoeder] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] over het kind [naam minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] en belast [naam wensouder A] met de uitoefening van het gezag over [Y] ;
verklaart deze beslissing ten aanzien van het gezag uitvoerbaar bij voorraad;
spreekt uit de adoptie door [naam wensouder B] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , van de minderjarige [naam minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , onder de opschortende voorwaarde dat alle hiervoor genoemde beslissingen met uitzondering van de beslissing met betrekking tot het gezag in kracht van gewijsde zijn gegaan;
stelt vast dat [Y] na het in kracht van gewijsde gaan van de adoptie zal heten: [naam minderjarige] ;
verstaat dat de familierechtelijke betrekking met wensvader [A] in stand blijft;
verstaat dat de wensouders, na het in kracht van gewijsde gaan van de adoptie, gezamenlijk het gezag over [Y] uitoefenen;
draagt de griffier op, nadat deze beschikking in kracht van gewijsde is gegaan, een afschrift van deze beschikking te zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [naam gemeente] ;
gelast de ambtenaar van de gemeente [naam gemeente] een latere vermelding van deze rechterlijke beslissing tot gegrondverklaring van de ontkenning van het vaderschap, de gerechtelijke vaststelling van het ouderschap (vaderschap) en de adoptie aan de geboorteakte van [Y] toe te voegen;
draagt de griffier op om aantekening te maken in het gezagsregister betreffende het gezag en de adoptie ingevolge artikel 2 lid 1, aanhef en sub k van het Besluit gezagsregisters;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. G. Aarts, voorzitter, tevens kinderrechter en mrs. L.J. Geerits en I.S. Verstraelen (rechters, tevens kinderrechters) in tegenwoordigheid van mr. M.H. Matser-Baeten, als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 4 april 2023.
Conc: MMB
Tegen deze beschikking kan, voor zover het een eindbeslissing betreft, -uitsluitend door tussenkomst van een advocaat- hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof 's-Hertogenbosch
a. door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak
b. door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.