ECLI:NL:RBOBR:2023:3490

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
13 juli 2023
Publicatiedatum
13 juli 2023
Zaaknummer
9965939 CV EXPL 22-3019
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanneming van werk en opschorting van betaling wegens gebreken in uitvoering

In deze bodemzaak, behandeld door de Rechtbank Oost-Brabant, heeft de kantonrechter op 13 juli 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen H.O.D.N. [bedrijfsnaam] (hierna: eiser) en de besloten vennootschap PVS Hoveniers B.V. (hierna: gedaagde). Eiser had voor gedaagde spuitwerkzaamheden verricht en een factuur van € 4.599,80 gestuurd, welke door gedaagde onbetaald was gelaten. Gedaagde voerde aan dat eiser gebrekkig werk had geleverd en dat zij de betaling van de factuur opgeschort had. Eiser vorderde betaling van de factuur, terwijl gedaagde in reconventie een schadevergoeding eiste wegens de gebrekkige uitvoering van de werkzaamheden.

De kantonrechter oordeelde dat eiser in verzuim was gekomen door de fatale termijn voor de werkzaamheden niet te halen, waardoor gedaagde terecht de betaling van de factuur had opgeschort. De vordering van eiser tot betaling van de factuur werd afgewezen, evenals de gevorderde wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. In reconventie werd eiser veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding van € 13.547,14 aan gedaagde, alsook in de proceskosten. De kantonrechter oordeelde dat gedaagde recht had op vervangende schadevergoeding wegens de gebrekkige uitvoering van de werkzaamheden door eiser, en dat de hoogte van de gevorderde schadevergoeding door eiser onvoldoende gemotiveerd was betwist.

De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van partijen in een aannemingsovereenkomst en de gevolgen van verzuim in de nakoming van contractuele verplichtingen. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde werd afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANKOOST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Zaaknummer: 9965939 \\ CV EXPL 22-3019
Vonnis van 13 juli 2023
in de zaak van
[eiser] H.O.D.N. [bedrijfsnaam],
te [plaats] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: De Ruijter & Willemsen gerechtsdeurwaarders en incasso B.V.,
tegen
DE BESLOTEN VENNOOTSCHAP PVS HOVENIERS B.V.,
te 's-Hertogenbosch,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: PVS Hoveniers,
gemachtigde: mr. M.F.J.M. van Rooy.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 29 september 2022
- de akte verandering van eis van PVS Hoveniers met productie 9 tot en met 15
-de conclusie van antwoord in reconventie
- de mondelinge behandeling van 17 mei 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt
- de akte van PVS Hoveniers.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Tussen partijen is een overeenkomst van aanneming van werk gesloten. [eiser] heeft voor PVS Hoveniers spuitwerkzaamheden verricht. Hij heeft de showroom van PVS Hoveniers zwart gespoten.
2.2.
Op 8 januari 2022 heeft [eiser] een factuur met een hoogte van € 4.599,80 aan PVS Hoveniers gestuurd voor de verrichte werkzaamheden.
2.3.
PVS Hoveniers heeft de factuur onbetaald gelaten.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
[eiser] vordert bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad PVS Hoveniers te veroordelen tot betaling van:
€4.599,80 in hoofdsom te vermeerderen met primair de wettelijke handelsrente en subsidiair de wettelijke rente;
€ 689,97 aan buitengerechtelijke incassokosten;
de proceskosten;
e nakosten.
[eiser] legt hier, samengevat, het volgende aan ten grondslag. [eiser] heeft werkzaamheden verricht en PVS Hoveniers wil deze niet betalen. PVS Hoveniers heeft geklaagd over de geleverde kwaliteit maar heeft [eiser] geen mogelijkheid gegeven om tot herstel over te gaan. PVS Hoveniers schiet toerekenbaar te kort in de nakoming van de overeenkomst op grond van art. 6:74 BW. PVS Hoveniers moet ook veroordeeld worden tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten.
3.2.
PVS Hoveniers voert het volgende verweer. [eiser] zou de showroom van PVS Hoveniers zwart spuiten in december 2021 tijdens de kerstvakantie. Na de vakantie op 10 januari 2022 moest PVS Hoveniers haar showroom weer openen voor klanten. [eiser] is twee keer terug moeten komen om gebreken aan het werk te herstellen. Na voltooiing van de werkzaamheden op 8 januari 2022 heeft PVS Hoveniers laten weten nog altijd niet tevreden te zijn met de uitgevoerde werkzaamheden. Desondanks heeft [eiser] een factuur gestuurd. PVS Hoveniers heeft op 10 januari 2022 de betaling van de factuur opgeschort. [eiser] erkende de gebreken en wilde de showroom komen schoonmaken, maar niet voor 10 januari 2022 waarmee hij miskent dat PVS Hoveniers de showroom op korte termijn moest schoonmaken omdat deze op 10 januari 2022 weer open moest voor klanten. Op 9 februari 2022 heeft PVS Hoveniers een ingebrekestelling aan [eiser] gestuurd en hem alsnog de gelegenheid gegeven de werkzaamheden deugdelijk uit te voeren. [eiser] verkeert vanaf 8 januari 2022 in verzuim omdat hij toen te kennen heeft gegeven dat hij de herstelwerkzaamheden niet kan uitvoeren voor de afgesproken einddatum van de werkzaamheden. Subsidiair geldt dat [eiser] vanaf 10 januari 2022 in verzuim is omdat de termijn op 9 januari 2022 afliep. Meer subsidiair is [eiser] op 24 februari 2022 dan wel 25 februari 2022 in verzuim geraakt. Omdat [eiser] al in verzuim verkeerde op het moment dat PVS Hoveniers volgens [eiser] in verzuim zou zijn komen te verkeren, is PVS Hoveniers nooit in verzuim kunnen raken. Tevens heeft PVS Hoveniers haar betalingsverplichting rechtmatig als eerste partij opgeschort. De gevorderde wettelijke handelsrente, buitengerechtelijke incassokosten moet wegens gebrek aan onderbouwing afgewezen worden.
in reconventie
3.3.
PVS Hoveniers vordert, na wijziging van eis, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
Primair:[eiser] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 18.146,94 te vermeerderen met de wettelijke handelsrente, te verminderen met een bedrag van
€ 4.599,80;
Subsidiair:[eiser] te veroordelen om de overeengekomen werkzaamheden alsnog uit te voeren, te weten het verven van de showroom van PVS Hoveniers in de kleur zwart, door middel van spuitverf, of op een andere door partijen overeen te komen werkwijze, zulks binnen 10 weken na betekening van het te wijzen vonnis, of zo veel later als partijen overeenkomen, waarbij deze werkzaamheden een periode van ten hoogste zeven aaneengesloten dagen in beslag mogen noeme, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag of dagdeel dat de showroom van PVS Hoveniers ten gevolge van de werkzaamheden langer gesloten moet blijven, met dien verstande dat [eiser] vanaf de derde dag na verbeurte wettelijke handelsrente is verschuldigd;
Zowel primair als subsidiair:[eiser] te veroordelen in de proceskosten en de nakosten.
PVS Hoveniers legt hier, samengevat, het volgende aan ten grondslag. [eiser] heeft de werkzaamheden gebrekkig uitgevoerd waardoor eigendommen van PVS Hoveniers besmeurd zijn met verf en kapot zijn. PVS Hoveniers heeft daarnaast extra (arbeids)kosten moeten maken om na de vakantie klanten in de showroom te kunnen ontvangen. De schade aan de eigendommen van PVS Hoveniers en de schoonmaakkosten bedragen samen
€ 2.390,06. Daarnaast is sprake van vervangende schadevergoeding, de kosten die PVS Hoveniers dient te maken om de overeengekomen werkzaamheden deugdelijk te laten uitvoeren door een derde. [eiser] heeft namelijk de verf verkeerd aangebracht en de onjuiste verf gebruikt waardoor de werkzaamheden opnieuw moeten worden uitgevoerd. De kosten die hiermee gemoeid zijn, bedragen € 15.756,88 inclusief btw. PVS Hoveniers zet haar vordering tot nakoming om in een vordering tot vervangende schadevergoeding. Voor het geval geoordeeld wordt dat PVS Hoveniers geen vervangende schadevergoeding toekomt, wordt alsnog deugdelijke en tijdige nakoming gevorderd. De totale schade die PVS Hoveniers lijdt komt hiermee op een bedrag van € 18.146,94. Hiermee moet het bedrag van de factuur van [eiser] nog verrekend worden.
3.4.
[eiser] voert, samengevat, het volgende verweer. Het is onjuist dat [eiser] geweigerd heeft om schoonmaakwerkzaamheden te verrichten. Het is onredelijk om schoonmaakkosten van zes personen in rekening te brengen terwijl [eiser] geen kans heeft gehad om de gebreken te herstellen. De hoogte en de uren van de schoonmaakwerkzaamheden wordt betwist. PVS Hoveniers heeft pas nadat de factuur was verlopen een ingebrekestelling verzonden. [eiser] heeft aangeboden om de werkzaamheden te komen herstellen maar dit is door PVS Hoveniers geweigerd.
3.5.
Op de overige stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie en in reconventie
4.1.
Gelet op de samenhang worden de vorderingen in conventie en in reconventie gezamenlijk behandeld.
Opschorting
4.2.
[eiser] vordert in conventie betaling van zijn factuur en heeft aangevoerd dat PVS Hoveniers in verzuim is met betaling van de factuur. PVS Hoveniers heeft een beroep op opschorting gedaan en aangevoerd dat juist [eiser] in verzuim is omdat hij de fatale termijn waarop de werkzaamheden klaar moesten zijn niet gehaald heeft en omdat hij gebrekkig werk geleverd heeft.
4.3.
Op grond van art. 6:52 jo. art. 6:262 BW kan een partij bij een wederkerige overeenkomst de nakoming van haar verbintenis opschorten op de grond dat de wederpartij haar corresponderende overeenkomst niet nakomt. Aan haar opschorting heeft PVS Hoveniers primair ten grondslag gelegd dat [eiser] de afgesproken fatale termijn niet gehaald heeft waardoor hij vanaf 10 januari 2022 in verzuim is (art. 6:83 sub a BW). Ter zitting is door [eiser] erkend dat er een fatale termijn tussen partijen overeengekomen is. [eiser] wist dat de showroom op 10 januari 2022 weer open moest en dat dan de werkzaamheden afgerond moesten zijn. Door [eiser] is niet betwist dat PVS Hoveniers op 8 januari 2022 nadat zij zijn factuur hadden ontvangen meteen geklaagd heeft over de kwaliteit van het geleverde werk en gevraagd heeft voor 10 januari 2022 terug te komen om de werkzaamheden verder af te maken en de gebreken te herstellen. Vaststaat dat [eiser] aan dit verzoek geen gehoor gegeven heeft. [eiser] heeft aangegeven dat hij pas op woensdag 12 januari 2022 op zijn vroegst kon komen. Hieruit kan worden afgeleid dat de fatale termijn waarbinnen de werkzaamheden gereed moesten zijn niet gehaald is. [eiser] is daarom vanaf 10 januari 2022 in verzuim komen te keren. PVS Hoveniers heeft daarom terecht de betaling van de factuur op 10 januari 2022 opgeschort. Van verzuim van de zijde van PVS Hoveniers, zoals [eiser] stelt, is geen sprake omdat [eiser] in verzuim is komen verkeren voordat de betalingstermijn van de door hem verstuurde factuur is verstreken.
4.4.
Gelet op het voorgaande moet de in conventie gevorderde wettelijke rente afgewezen worden omdat PVS Hoveniers terecht de betaling van de factuur opgeschort heeft en van verzuim aan haar zijde geen sprake is.
4.5.
Ook de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden afgewezen nu PVS Hoveniers terecht de betaling van de factuur opgeschort heeft.
Gebrekkig werk, schadevergoeding
4.6.
PVS Hoveniers heeft in reconventie aanspraak gemaakt op vervangende schadevergoeding. PVS Hoveniers stelt schade te hebben geleden door het gebrekkige werk dat [eiser] geleverd heeft. PVS Hoveniers heeft hierbij aangegeven dat het openstaande factuur bedrag in mindering strekt op de door haar gevorderde schadevergoeding.
4.7.
De kantonrechter is van oordeel dat op basis van de door PVS Hoveniers overgelegde foto’s (productie 3 conclusie van antwoord) vastgesteld kan worden dat [eiser] gebrekkig werk heeft verricht. Uit de foto’s blijkt onder meer dat de verf op diverse plekken onvoldoende gehecht heeft, dat sprake is van druipers, dat eigendommen van PVS Hoveniers onder de verf zitten en kapot zijn. [eiser] heeft deze gebreken onvoldoende gemotiveerd weersproken zodat vaststaat dat het geleverde schilderwerk gebrekkig is. PVS Hoveniers kan daarom aanspraak maken op vervangende schadevergoeding omdat de conclusie van antwoord een omzettingsverklaring bevat in de zin van art. 6:87 BW.
4.8.
De hoogte van de gevorderde schadevergoeding is door [eiser] onvoldoende gemotiveerd betwist. Hij heeft nog aangevoerd dat hij de schoonmaakwerkzaamheden ook had kunnen uitvoeren maar gelet op hetgeen in rechtsoverweging 4.3. is geoordeeld staat vast dat hij dit niet voor de overeengekomen fatale termijn kon doen. Dat PVS Hoveniers op 10 januari 2022 de showroom weer wilde openen voor haar klanten en daarom haar eigen personeel ingeschakeld heeft om schoon te maken is begrijpelijk.
4.9.
Gelet op het voorgaande zal een bedrag van € 13.547,14 (€ 18.146,94 - € 4.599,80) worden toegewezen.
4.10.
Tegen de gevorderde wettelijke handelsrente is verder geen inhoudelijk verweer gevoerd zodat deze wordt toegewezen vanaf 10 januari 2022.
Proceskosten
4.11.
[eiser] is in conventie de partij die grotendeels ongelijk krijgt en hij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van PVS Hoveniers als volgt vastgesteld:
- salaris gemachtigde
528,00
(2,00 punten × € 264,00)
Totaal
528,00
4.12.
[eiser] is reconventie de partij die ongelijk krijgt en hij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van PVS Hoveniers als volgt vastgesteld:
- salaris gemachtigde
396,00
(2,00 punten × factor 0,5 × € 396,00)
Totaal
396,00
4.13.
De in reconventie gevorderde veroordeling in de nakosten is toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

5.De beslissing

De kantonrechter
in conventie
5.1.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van PVS Hoveniers tot dit vonnis vastgesteld op € 528,00,
in reconventie
5.2.
veroordeelt [eiser] om aan PVS Hoveniers te betalen een bedrag van € 13.547,14, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 10 januari 2022, tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van PVS Hoveniers tot dit vonnis vastgesteld op € 396,00,
5.4.
veroordeelt [eiser] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 132,00 aan salaris gemachtigde,
in conventie en in reconventie
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A.M. van den Berk, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 13 juli 2023.