ECLI:NL:RBOBR:2023:349

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
20 januari 2023
Publicatiedatum
23 januari 2023
Zaaknummer
21/1771
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van WGA-vervolguitkering na onzorgvuldig onderzoek door UWV

In deze uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant, gedateerd 20 januari 2023, wordt het beroep van eiser tegen een besluit van het UWV behandeld. Eiser, die sinds 31 oktober 2016 ziek is door hartklachten, heeft in 2020 een WGA-vervolguitkering aangevraagd. Het UWV heeft vastgesteld dat eiser op 27 oktober 2020 voor 45,19% arbeidsongeschikt is en heeft hem per 29 oktober 2020 een WGA-uitkering in de klasse 45-55% toegekend. Eiser is het niet eens met deze beslissing en stelt dat het onderzoek onzorgvuldig is uitgevoerd, omdat hij niet in persoon is gezien door een verzekeringsarts. De rechtbank oordeelt dat het UWV ten onrechte heeft besloten dat eiser 45,19% arbeidsongeschikt is. De rechtbank wijst erop dat er geen spreekuurcontact heeft plaatsgevonden, wat leidt tot een zorgvuldigheidsgebrek. De rechtbank volgt het rapport van Lechnerconsult, dat aanvullende beperkingen vaststelt, en draagt het UWV op om binnen zes weken na het gezag van gewijsde een nieuw besluit te nemen. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en veroordeelt het UWV in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.716,55.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT
Inloopteam bestuursrecht

zaaknummer: SHE 21/1771 Rectificatie pagina 2

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. B.L. van den Oever),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het UWV.

Inleiding

Het UWV heeft per besluit van 29 oktober 2020 vastgesteld dat eiser vanaf 29 oktober 2020 in aanmerking komt voor een WGA-vervolguitkering naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 35-45%. Per besluit van 6 november 2020 heeft het UWV laten weten dat eiser vanaf 27 oktober 2020 voor 41,99% arbeidsongeschikt is.
In bezwaar heeft het UWV dit besluit gewijzigd en is de hoogte van het arbeidsongeschiktheidspercentage per 27 oktober 2020 gewijzigd naar 45,19%. Hiermee is de WGA-uitkering per 29 oktober 2020 ook gewijzigd naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 45-55%.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen deze beslissing op bezwaar (het bestreden besluit).
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift en een rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep.
Met (stilzwijgende) toestemming van partijen is een zitting achterwege gebleven. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Wat ging aan deze procedure vooraf

1. Eiser heeft voor het laatst gewerkt als grondwerker voor gemiddeld 44,5 uur per week. Op 31 oktober 2016 heeft eiser zich ziekgemeld voor dit werk vanwege hartklachten.
2. Eiser heeft een herbeoordeling aangevraagd wegens wijziging van zijn gezondheidssituatie. Het UWV heeft na een medisch en arbeidskundig onderzoek de besluiten genomen die in de inleiding zijn genoemd.

Wat vindt het UWV

3. Het UWV vindt dat eiser op 27 oktober 2020 voor 45,19% arbeidsongeschikt is en eiser per 29 oktober 2020 recht heeft op een WGA-uitkering naar de klasse van 45-55% arbeidsongeschiktheid.
4. Het UWV heeft in het bestreden besluit de medische grondslag gebaseerd op het rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep (B&B) van 8 april 2021. De medische belastbaarheid van eiser is opgenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 21 oktober 2020
.
5. Het UWV heeft in het bestreden besluit de arbeidskundige grondslag gebaseerd op het rapport van een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (B&B) van 6 mei 2021.

Wat vindt eiser

6. Eiser is het niet eens met het UWV. Eiser voert allereerst aan dat het onderzoek onzorgvuldig is verricht nu hij niet in persoon is gezien door een verzekeringsarts. Verder is hij van mening dat zijn beperkingen zijn onderschat. Eiser heeft een zware hartoperatie ondergaan met een gecompliceerd beloop. Hij is na deze operatie nooit meer de oude geworden. Hij heeft last van conditieverlies, heeft klachten aan zijn rechterbeen overgehouden na de operatie en heeft ook klachten aan zijn linkerbeen ontwikkeld. Verder heeft hij veel hoofdpijn en nekklachten. Door de klachten in de benen is eiser beperkt in het lopen, zitten en staan. Daarbij moet hij vaak afwisselen van houding. Ook het autorijden gaat moeizaam wegens de klachten. Eiser voert aan dat hij maximaal 15 minuten kan rijden. En dat hij dat beperkt tot rondom zijn woonplaats. Uit de fietstest die in november heeft plaatsgevonden bij de cardioloog is gebleken dat de gezondheidssituatie van eiser is verslechterd. Hij heeft een recuperatiebehoefte van drie uur in de middag. Een urenbeperking van 4 uur per dag, 20 uur per week is dan ook noodzakelijk. Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft eiser het rapport van Lechnerconsult ingebracht.
7. Tot slot voert eiser aan dat de geduide functies niet passend zijn.

Wat vindt de rechtbank

8 De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiser 45,19% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiser daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiser op 27 oktober 2020 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.
9. De rechtbank vindt dat het UWV ten onrechte heeft beslist dat eiser op 27 oktober 2020 voor 45,19% arbeidsongeschikt is en per 29 oktober 2020 recht heeft op een loongerelateerde WGA-uitkering in de klasse 45-55%. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Medische grondslag van het bestreden besluit
Het onderzoek
10. Eiser voert aan dat het onderzoek onzorgvuldig is verricht nu hij niet in persoon is gezien door een verzekeringsarts.
11. De rechtbank beslist dat het onderzoek onzorgvuldig is verricht en overweegt als volgt. In de primaire fase heeft het spreekuurcontact wegens de Covid-19 pandemie telefonisch plaatsgevonden. Hierdoor heeft er geen lichamelijk onderzoek plaatsgevonden. In het kader van een heroverweging heeft de verzekeringsarts B&B wederom een verzekeringsgeneeskundig onderzoek verricht. De verzekeringsarts B&B heeft de aanwezige informatie meegenomen in de heroverweging. Echter, de verzekeringsarts B&B heeft geen spreekuurcontact gehad met eiser. Dit heeft ertoe geleid dat eiser in zowel de primaire fase als in de bezwaarfase niet is gezien door een verzekeringsarts.
12. In het licht van de vaste jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep (hierna: de Raad) heeft de rechtbank het UWV verzocht nader te motiveren naar de reden van het achterwege laten van een spreekuurcontact door de verzekeringsarts B&B. De verzekeringsarts B&B heeft hierop in de rapportage van 5 september 2022 het volgende gezegd. De primaire verzekeringsarts heeft eiser op 28 september 2020 telefonisch gesproken. Eerder – op 4 september 2018 – heeft zij eiser wel zelf onderzocht. Verder is acht geslagen op relevante medische informatie van behandelaars. Op basis daarvan kon de verzekeringsarts zich een goed beeld vormen van de actuele medische informatie. Een eigen onderzoek zou niets hebben toegevoegd. Dat geldt ook voor het onderzoek door de verzekeringsarts B&B.
13. De rechtbank is van oordeel dat dit geen voldoende motivering is van het achterwege laten van een spreekuurcontact in bezwaar. Het onderzoek waarbij de verzekeringsarts eiser wel zelf heeft onderzocht heeft plaatsgevonden ruim twee jaar voor de datum in geding. En ook de meest recente informatie van de behandelend sector - de informatie van de vaatchirurg van 10 mei 2019 - dateert van bijna 1,5 jaar voor de datum in geding. Het ontbreken van een (persoonlijk) spreekuurcontact zonder een toereikende motivering leidt tot een zorgvuldigheidsgebrek. Gelet op het navolgende zal het UWV – anders dan gebruikelijk – niet de gelegenheid krijgen om dit gebrek te herstellen.
De beoordeling van de belastbaarheid
14. Eiser voert aan dat hij meer beperkt is dan is aangenomen. Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft hij het rapport overgelegd van verzekeringsarts Lok van Lechnerconsult. Lok komt in haar rapport tot de volgende conclusies. Zij kan zich vinden in de door de verzekeringsarts aangenomen beperkingen voor het persoonlijk functioneren. De door eiser ervaren vermoeidheid en gebrek aan conditie leiden volgens haar niet tot meer beperkingen. Die klachten zijn niet toe te schrijven aan de hartproblematiek. De klachten kunnen verklaard worden door verminderde fysieke activiteiten en ook de spanningsklachten/verwerkings- en acceptatieproblematiek kunnen hierbij een rol spelen. Er is geen indicatie voor een urenbeperking. Ook de klachten van pijn in het littekengebied en het verdoofde gevoel en tintelingen geven volgens haar geen aanleiding tot verdergaande beperkingen. De verdikking aan de rechterlies/rechterbeen heeft zij niet geconstateerd, maar die wordt wel beschreven door de vaatchirurg. Daarmee is volgens Lok de afwijking geobjectiveerd. Dat de oorzaak niet is gevonden door de vaatchirurg is daarbij niet relevant. Gelet op het feit dat er meerdere ingrepen hebben plaatsgevonden in de lies is het te verwachten dat zich hier littekenweefsel heeft gevormd waardoor de normale verhoudingen van de verschillende structuren in de lies zijn verstoord. Het gevoel dat er iets beklemd zit kan, mede gelet op de door de vaatchirurg waargenomen verdikking, volgens haar voldoende worden onderbouwd. Zij acht aanvullende beperkingen aan de orde op basis van de klachten van de rechterlies/rechterbeen.
15. De verzekeringsarts B&B heeft in beroep gereageerd op dit rapport. Kort samengevat komt het er op neer dat de verzekeringsarts B&B van mening is dat er geen reden is om dit rapport te volgen en zwaardere beperkingen aan te nemen omdat er geen objectieve afwijkingen aan het been zijn gevonden.
16. Verzekeringsarts Lok heeft in haar rapport van 4 maart 2022 gereageerd op deze reactie van de verzekeringsarts B&B. Lok herhaalt dat er in 2019 een zwelling is geconstateerd door de vaatchirurg en dat er weliswaar geen vaatafwijkingen gevonden zijn die het gevoel van beknelling kunnen verklaren maar dat wel littekenweefsel is ontstaan in het betreffende gebied. Zelfs zodanig dat de vaatchirurg niet opnieuw wil opereren. Zij acht het aannemelijk dat het gevoel van beknelling ontstaat door de vernauwing of verdrukking van structuren ter plaatse als gevolg van dat littekenweefsel.
17. De rechtbank ziet aanleiding het rapport van Lechnerconsult te volgen. Daarbij neemt de rechtbank het volgende in aanmerking. Lok heeft – anders dan de verzekeringsartsen van het UWV – eiser gezien en onderzocht in een spreekuurcontact. Zij heeft acht geslagen op verschillende medische informatie uit de behandelend sector. Zij heeft haar bevindingen en conclusies op verschillende onderdelen op uitgebreide, duidelijke genuanceerde wijze uiteengezet. Niet in geschil is dat eiser al langere tijd een gevoel van beknelling in zijn rechterlies ervaart en dat er door de vaatchirurg in 2019 een zwelling wordt beschreven. De vaatchirurg concludeert op 10 mei 2019: “Geen pathologie aangetoond (…). Hoewel klachten lijken te passen bij probleem door eerdere liesingrepen is dit niet aan te tonen”. Lok heeft naar het oordeel van de rechtbank voldoende onderbouwd dat het feit dat er geen vaatafwijkingen zijn gevonden door de vaatchirurg niet betekent dat er geen beperkingen kunnen worden vastgesteld. Dat ook de vaatchirurg concludeert dat de afwijking past bij eerdere liesingrepen is daarbij zeker van belang.
De onafhankelijke verzekeringsarts Lok heeft gemotiveerd uiteengezet tot welke extra beperkingen de zwelling (of klachten) zou moeten leiden. Deze beperkingen zijn opgenomen in de FML die als bijlage 1 is gevoegd bij het rapport van Lok.
18. De rechtbank ziet geen aanleiding dit niet te volgen en zal verweerder dan ook opdragen dat te doen. Als gevolg hiervan zal de arbeidskundige beoordeling opnieuw moeten gedaan. Eiser heeft weliswaar een arbeidsdeskundig advies laten opstellen, maar daarin is slechts beoordeeld in hoeverre de geduide functies passend zijn en niet in hoeverre er met deze beperkingen andere functies zijn te duiden. Verweerder zal worden opgedragen een nieuw arbeidskundig onderzoek uit te voeren om te zien welke functies eiser met de aangepaste beperkingen zoals opgenomen in de FML die is vastgesteld door Lok nog wel kan verrichten.

Conclusie en gevolgen

19. Het UWV heeft onterecht besloten dat eiser per 27 oktober 2020 voor 45,19% arbeidsongeschikt is en per 29 oktober 2020 recht heeft op een loongerelateerde WGA-uitkering in de klasse 45-55%.
20. Het beroep van eiser is gegrond. Dit betekent dat hij gelijk krijgt. Omdat eiser in beroep gelijk krijgt, veroordeelt de rechtbank het UWV in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 837,- (1 punt voor het indienen van een beroepschrift). Ook de kosten van de rapporten van Lechnerconsult en Opzeeland van 4 maart 2022 en 4 april 2022 worden vergoed; de rechtbank sluit daarvoor aan bij de facturen die zich in het dossier bevinden. In totaal gaat het dan om een bedrag van € 879,55. De totale kostenveroordeling inclusief de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand en de kosten van de deskundigen bedraagt daarmee € 1.716,55.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op binnen 6 weken na het gezag van gewijsde krijgen van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
  • veroordeelt het UWV in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.716,55;
  • draagt het UWV op het betaalde griffierecht van € 50,- aan eiser te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan op 20 januari 2023 door mr. M. Munsterman, rechter, in aanwezigheid van mr. C. Deve, griffier.
griffier
rechter
De rechter en griffier zijn niet in staat deze uitspraak te ondertekenen.
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.