ECLI:NL:RBOBR:2023:3439

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
13 juli 2023
Publicatiedatum
11 juli 2023
Zaaknummer
21/3260
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van gemachtigde bij beroep tegen belastingaanslag

In deze uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant, gedateerd 13 juli 2023, wordt de ontvankelijkheid van een beroep tegen een belastingaanslag beoordeeld. Eiseres, [bedrijf] V.O.F., heeft beroep ingesteld via mr. [naam], die echter niet de juiste machtiging had om dit te doen. De rechtbank constateert dat mr. [naam] op 29 december 2021 het beroep heeft ingediend, maar dat hij ter zitting op 7 juli 2023 het beroep introk. Dit gebeurde nadat was vastgesteld dat de rechtsgeldig vertegenwoordiger van eiseres, [naam], geen bezwaar had gemaakt en geen machtiging had verleend aan mr. [naam]. De rechtbank heeft alle stukken die door mr. [naam] kort voor of tijdens de zitting zijn overgelegd, buiten beschouwing gelaten wegens strijd met de goede procesorde. De rechtbank concludeert dat mr. [naam] niet bevoegd was om namens eiseres beroep in te stellen, waardoor het beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard. De rechtbank wijst ook het verzoek om schadevergoeding af, omdat het beroep niet op instemming van eiseres berustte en mr. [naam] zijn cliënten niet op de hoogte hield van de beroepsprocedure. De uitspraak benadrukt het belang van een geldige machtiging en de verantwoordelijkheden van gemachtigden in belastingzaken.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 21/3260

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 juli 2023 in de zaak tussen

[bedrijf] V.O.F., eiseres

(beweerdelijk gemachtigde: mr. D.A.N. [naam] ),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente 's-Hertogenbosch.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep dat door mr. [naam] op 29 december 2021 is ingediend namens eiseres tegen de uitspraak op bezwaar van 19 november 2021.
1.1.
Op donderdag 6 juli 2023 om 16:12 uur stuurt mr. [naam] een e-mail met het verzoek om online aan de zitting deel te nemen. De rechtbank heeft dit verzoek afgewezen.
1.2.
Op donderdag 6 juli 2023 om 19:38 uur heeft mr. [naam] per e-mail nog stukken ingediend. Deze stukken laat de rechtbank wegens strijd met de goede procesorde buiten beschouwing.
1.3.
De zitting heeft plaatsgevonden op 7 juli 2023. Hieraan heeft mr. [naam] deelgenomen. Ter zitting heeft mr. [naam] een uittreksel uit de kamer van koophandel uitgedraaid op 7 juli 2023 om 01:14 uur overgelegd. Ondertussen had hij ditzelfde stuk tijdens de wisseling van rechter van de verschillende zittingsdelen op 7 juli 2023 om 11:04 uur nogmaals gemaild voorzien van vermelding dat de zitting zo meteen begint. Ook dit stuk laat de rechtbank wegens strijd met de goede procesorde buiten beschouwing.

Beoordeling door de rechtbank

2. Voordat ingegaan kan worden op de inhoud van het beroepschrift moet de rechtbank beoordelen of het beroep ontvankelijk is. Aan een inhoudelijke beoordeling komt de rechtbank alleen toe als het beroep ontvankelijk is.
3. Ter zitting heeft mr. [naam] het beroep ingetrokken. Een schriftelijke bevestiging hiervan volgde met de e-mail van 7 juli 2023 om 16:00 uur. Mr. [naam] trok het beroep in nadat hem ter zitting is voorgehouden dat in het verweerschrift van de heffingsambtenaar stond vermeld dat de rechtsgeldig vertegenwoordiger van eiseres, [naam] , per e-mail van 8 maart 2023 heeft laten weten dat hij niet kan zien dat hij bezwaar heeft gemaakt en dat hij ooit wel met ene heer [naam] in gesprek is geweest, maar dat volgens zijn gegevens verder nooit iets van actie is ondernomen. Bij e-mail van 15 mei 2023 laat [naam] aan de taxateur van de heffingsambtenaar het volgende weten “iedereen kan wel iets indienen namens iemand anders toch? Ik heb geen machtiging uitgegeven om namens mij op te treden. Ik zie dus ook niet in waarom ik een formulier moet ondertekenen om iets in te trekken’.
4. Mr. [naam] geeft hierover ter zitting aan dat ‘part of the deal’ is dat de volmacht kan worden ingetrokken en hij trekt om die reden het beroep in. Naar het oordeel van de rechtbank kan – nu er kennelijk geen volmacht (meer) ligt van [naam] , mr. [naam] niet degene zijn die vervolgens het beroep intrekt. Daartoe is hij dan immers ook niet meer gevolmachtigd. Dat kan alleen eiser zelf mits het beroep op zichzelf wel rechtsgeldig was ingediend. Desgevraagd verklaart mr. [naam] uitdrukkelijk dat het beroep niet als namens hemzelf geacht moet te zijn ingediend.
5. Om te kunnen beoordelen of mr. [naam] bevoegd was om namens eiseres beroep in te stellen heeft de rechtbank mr. [naam] met een aangetekende brief van 3 januari 2022 verzocht om binnen vier weken een schriftelijke machtiging toe te sturen waaruit blijkt dat hij gevolmachtigd is om namens [bedrijf] V.O.F beroep in te stellen. Ook heeft de rechtbank mr. [naam] verzocht om stukken toe te sturen waaruit blijkt dat degene die de machtiging heeft afgegeven daartoe binnen het ondernemingsverband bevoegd is. Tevens is mr. [naam] verzocht om het volledige adres van eiseres op te geven. Hierbij is vermeld dat het beroep niet-ontvankelijk kan worden verklaard indien de verzuimen niet op tijd worden hersteld.
6. Bij brief van 1 februari 2022, ontvangen door de rechtbank op 22 februari 2022, heeft mr. [naam] gereageerd op de brief van 3 januari 2022. Bij deze brief heeft mr. [naam] een aantal stukken opgestuurd, namelijk een e-mail van de heer Van der Linden met als bijlagen gegevens van [bedrijf] en De [bedrijf] , aanslagbiljet met aanslagnummer [nummer] en een ondertekende volmacht door de heer of mevrouw
[naam] . Deze stukken zijn buiten de termijn van vier weken door de rechtbank ontvangen. Een uittreksel van de kamer van koophandel zat daar niet bij en ter zitting zegt mr. [naam] dat [naam] ook niet de vertegenwoordiger is van eiseres maar van de besloten vennootschap als franchisegever en opdrachtgever van mr. [naam] . Kortom, de machtiging die mr. [naam] op 22 februari 2022 had ingestuurd zag hoe dan ook niet op eiseres. Reeds om die reden moet al vastgesteld worden dat mr. [naam] niet binnen de gestelde termijn een rechtsgeldige machtiging had ingediend en dus niet bevoegd was om namens eiseres beroep in te stellen. Het beroep is om die reden niet-ontvankelijk. De rechtbank wijst op artikel 8:24 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in samenhang met artikel 6:6, aanhef en onder a, van de Awb in samenhang met artikel 6:5 van de Awb.
7. De rechtbank laat verder alle stukken die door mr. [naam] kort voor of tijdens de zitting zijn overgelegd wegens strijd met de goede procesorde buiten beschouwing. Op geen enkele wijze maakt hij aannemelijk dat hij de gevraagde en juiste stukken wel tijdig heeft ingediend of geeft hij een verschoonbare reden voor zijn handelwijze. Daarbij komt dat indien mr. [naam] wel tijdig een machtiging zou hebben overgelegd de rechtbank geen genoegen meer zou nemen met een inmiddels gedateerde machtiging omwille van de feiten die de rechtbank hiervoor onder r.o. 3 heeft uiteengezet en onder r.o. 10 nog zal uiteenzetten.

Redelijke termijn

8. Mr. [naam] doet een beroep op schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn.
9. De rechtbank overweegt het volgende. In een geval als dit, waarin het beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard, kan een vergoeding voor immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn voor berechting alleen betrekking hebben op de procedure bij de rechtbank. De niet-ontvankelijkverklaring van het beroep brengt mee dat het optreden van de heffingsambtenaar in zoverre niet meer aan het oordeel van de belastingrechter is onderworpen.
10. De rechtbank constateert dat in deze zaak niet binnen achttien maanden na het instellen van het beroep van 29 december 2021 een beslissing is genomen op het beroep, de redelijke termijn in de beroepsfase is overschreden. De rechtbank ziet echter geen enkele aanleiding voor schadevergoeding. Niet alleen was mr. [naam] niet bevoegd om namens eiseres beroep in te stellen, en berust het beroep ook niet op de instemming van eiseres, mr. [naam] verklaart ter zitting desgevraagd ook dat hij zijn cliënten alleen over een uitspraak op bezwaar informeert wanneer dit een positief besluit is, anders niet want dan is er geen positief resultaat. Op de vraag of hij dan gewoon in beroep gaat antwoordt mr. [naam] ‘ja’. De rechtbank kan dit niet anders dan begrijpen dan dat mr. [naam] beroepsprocedures voert zonder dat zijn cliënten daarvan op de hoogte zijn. Bevestiging hiervoor ziet de rechtbank ook in de manier waarop mr. [naam] zich ten opzichte van de taxateur van de heffingsambtenaar gedraagt. Het dossier bevat een e-mail waarin hij op 7 oktober 2022 schrijft ‘Beste [naam] , beperk je werkzaamheden maar tot een buitenpandige opname (alle inpandige bezwaren mijnerzijds komen hierbij te vervallen) én vermijd elk contact met onze klanten’ De rechtbank kan dit niet anders zien dan dat het ook niet de bedoeling van mr. [naam] is dat eiseres op de hoogte raakt van het ingestelde beroep want anders valt de dwingendheid waarmee hij verzoekt om contact met zijn cliënten te vermijden niet te verklaren. Wanneer een partij niet op de hoogte is van een beroepsprocedure kan van spanning en frustratie geen sprake zijn.

Conclusie en gevolgen

11. Het beroep is niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk beoordeelt en dat de bestreden uitspraak op bezwaar in stand blijft. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M.L. Wijnen, rechter, in aanwezigheid van
A. Ibrahimovic, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 13 juli 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch.