ECLI:NL:RBOBR:2023:3387

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
10 juli 2023
Publicatiedatum
10 juli 2023
Zaaknummer
10532743 \ CV EXPL 23-2349
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van een concurrentiebeding in kort geding tussen een audicien en haar voormalige werkgever

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Oost-Brabant op 10 juli 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser], een audicien, en haar voormalige werkgever Beter Horen B.V. [eiser] had haar dienstverband bij Beter Horen opgezegd en wilde in dienst treden bij een concurrerende onderneming, [bedrijfsnaam]. Beter Horen had een concurrentiebeding in de arbeidsovereenkomst opgenomen, dat [eiser] verbood om gedurende twee jaar na beëindiging van haar dienstverband bij een concurrerende onderneming te werken binnen een straal van 25 kilometer van haar voormalige werkplek. [eiser] vorderde schorsing van dit concurrentiebeding, omdat zij meende dat het haar onbillijk benadeelde in verhouding tot het te beschermen belang van Beter Horen.

De kantonrechter oordeelde dat [eiser] een spoedeisend belang had bij haar vordering, aangezien haar tijdelijke werkplek bij [D] binnenkort zou eindigen. De rechter stelde vast dat het concurrentiebeding en het relatiebeding rechtsgeldig waren, maar dat Beter Horen onvoldoende had aangetoond dat [eiser] over vertrouwelijke informatie beschikte die haar in staat zou stellen om schade toe te brengen aan Beter Horen. De kantonrechter concludeerde dat het belang van [eiser] om haar werkzaamheden bij [bedrijfsnaam] voort te zetten zwaarder woog dan het belang van Beter Horen bij handhaving van het concurrentiebeding. Daarom werd het concurrentiebeding geschorst, terwijl de vordering tot schorsing van het relatiebeding werd afgewezen. Beter Horen werd veroordeeld in de proceskosten van [eiser].

Uitspraak

RECHTBANKOOST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Zaaknummer: 10532743 \ CV EXPL 23-2349
Vonnis in kort geding van 10 juli 2023
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. F.R. Heijstek,
tegen
BETER HOREN B.V.,
gevestigd te Utrecht,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Beter Horen,
gemachtigde: mr. H.W. van Osch en mr. D. Herfst.

1.De procedure

1.1.
De kantonrechter heeft kennis genomen van de volgende processtukken:
de dagvaarding van 6 juni 2023 met 8 producties;
de conclusie van antwoord met 31 producties;
de akte van [eiser] met producties 9 en 10;
e pleitnota tevens wijziging van eis van [eiser] met productie 11;
de pleitnota van Beter Horen.
1.2.
Op 27 juni 2023 heeft een mondelinge behandeling (zitting) van de zaak plaatsgevonden. [eiser] is verschenen met de heer [A] , directeur van [bedrijfsnaam] , en haar gemachtigde. Namens Beter Horen zijn verschenen de heer [B] , commercieel directeur, en [C] , HR businesspartner, bijgestaan door mr. H.W. van Osch en mr. D. Herfst. Aan het eind van de zitting heeft de kantonrechter meegedeeld dat ernaar wordt gestreefd op 11 juli 2023 vonnis te wijzen.

2.De feiten

2.1.
Beter Horen is een onderneming die diensten verleent op het gebied van audiologische producten, zoals hoortoestellen, gehoortesten en gehoorbescherming. Daarnaast is zij een detail- en groothandel in hoortoestellen en aanverwante artikelen.
2.2.
[eiser] is op 1 juli 2018 in dienst getreden van Beter Horen in de functie van audicien. Haar salaris bedroeg laatstelijk € 2.188,43 bruto per maand bij een arbeidsomvang van 32 uur per week, exclusief emolumenten. De vestiging van Beter Horen waar [eiser] werkte is gelegen aan de [adres] in [plaats] .
2.3.
In artikel 6 van de arbeidsovereenkomst is onder meer een concurrentie- en relatiebeding opgenomen. Op grond van het concurrentiebeding is het [eiser] (kort gezegd) verboden om gedurende twee jaar na beëindiging van haar dienstverband op enigerlei wijze te werken voor een concurrerende onderneming die is gevestigd binnen een straal van 25 kilometer rond de vestiging waar zij werkt. Op grond van het relatiebeding is het [eiser] verboden om gedurende twee jaar na beëindiging van het dienstverband met klanten en/of relaties van Beter Horen transacties aan te gaan die behoren tot de kring van de werkzaamheden van Beter Horen, dan wel met deze klanten/relaties contacten te onderhouden met het doel om dergelijke transacties aan te gaan. Op overtreding van deze bedingen staat een boete van € 50.000,- voor elke overtreding en € 1.000,- voor elke dag dat de overtreding voortduurt.
2.4.
Op 25 april 2023 heeft [eiser] bij haar leidinggevende aangegeven dat zij een overstap wil maken naar een concurrerende onderneming die binnen het geografisch gebied van het concurrentiebeding is gevestigd. Zij heeft verzocht het concurrentiebeding te matigen tot een straal van 20 kilometer. Beter Horen heeft dat verzoek niet ingewilligd.
2.5.
Op 28 april 2023 heeft [eiser] haar dienstverband bij Beter Horen opgezegd per 1 juni 2023. Zij is per 1 juni 2023 als audicien in dienst getreden bij [bedrijfsnaam] B.V. Deze vennootschap is een directe concurrent van Beter Horen. Het is de bedoeling dat zij zal gaan werken op de locatie van [bedrijfsnaam] te [plaats] of de locatie te [plaats] . Deze locaties bevinden zich binnen het gebied waarvoor het concurrentiebeding geldt. Zij is voorlopig, voor een periode van vier maanden, werkzaam als audicien bij [D] in [plaats] , een andere onderneming van de heer [A] , directeur van [bedrijfsnaam] .
2.6.
Begin mei 2023 heeft (de gemachtigde van) [eiser] contact gezocht met Beter Horen om tot afspraken over het concurrentiebeding te komen. Beter Horen heeft via haar gemachtigde bericht dat zij bereid is het concurrentiebeding te matigen tot 1 jaar, waarbij de straal van 25 kilometer gehandhaafd blijft. [eiser] heeft niet met dat voorstel ingestemd.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert - samengevat – gehele of gedeeltelijke schorsing van het concurrentie- en relatiebeding, dan wel een maandelijkse vergoeding van € 2.188,40 bruto voor de duur van het concurrentiebeding, met veroordeling van Beter Horen in de proceskosten.
3.2.
[eiser] legt aan de vordering, zakelijk weergegeven, het volgende ten grondslag. Door het concurrentiebeding wordt [eiser] , in verhouding tot het te beschermen belang van Beter Horen, onbillijk benadeeld. [eiser] heeft een groot belang bij indiensttreding bij [bedrijfsnaam] omdat zij daar aanmerkelijk betere arbeidsvoorwaarden krijgt en de vestigingen in [plaats] en [plaats] op een zodanige reisafstand zijn gelegen dat zij als alleenstaande moeder de zorg voor haar twee minderjarige, naar schoolgaande kinderen kan blijven dragen. Zij beschikt niet over concurrentiegevoelige informatie en het geheimhoudingsbeding dat zij met Beter Horen is overeengekomen, biedt Beter Horen voldoende bescherming.
3.3.
Beter Horen voert verweer. Zij concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiser] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiser] , met veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure en nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente.
3.4.
Beter Horen voert, samengevat, het volgende aan.
Beter Horen heeft een gerechtvaardigde vrees dat haar bedrijfsdebiet wordt aangetast als [eiser] in dienst treedt bij [bedrijfsnaam] . In de audicienbranche, wat een competitieve branche is met kleine marges, draait het om kennis van diensten en producten en om relaties met de klant. Het is dan ook gebruikelijk dat een concurrentiebeding wordt overeen-gekomen. Door haar bijna vijfjarige dienstverband beschikt [eiser] over kennis van klanten, leveranciers en prijsstellingen welke zodanig specifiek of geheim zijn, dat zij Beter Horen schade kan berokkenen door indiensttreding bij [bedrijfsnaam] . Beter Horen heeft ook aantoonbaar geïnvesteerd in de opleiding van [eiser] . Het risico voor Beter Horen zit hem echter voornamelijk in de klantbinding. In haar functie als audicien heeft [eiser] een band met de klanten opgebouwd. Deze klantbinding werkt door op het moment dat [eiser] in dienst treedt bij [bedrijfsnaam] . Uit onderzoek van Beter Horen is gebleken dat een belangrijk element voor de keuze voor een audicien is gelegen in de persoon van de audicien. Om het risico van overstappende klanten te beperken is een concurrentiebeding van 2 jaar met een geografische reikwijdte van 25 kilometer overeengekomen. Dit gebied sluit aan op het toeloopgebied van de winkel. Het belang van Beter Horen is niet voldoende ondervangen met een relatiebeding. Voor Beter Horen is het niet inzichtelijk of [eiser] of een collega de klant help. De gestelde positieverbetering van [eiser] is minder groot dan zij doet voorkomen en zij laat na aan te tonen waarom zij niet buiten de straal van 25 kilometer een dienstbetrekking als audicien kan aangaan. Zij wordt in verhouding tot het te beschermen belang van Beter Horen niet onbillijk benadeeld. [eiser] wordt door het beding ook niet belemmerd, zodat voor de gevorderde vergoeding geen plaats is. Daarnaast miskent [eiser] met de gevorderde vergoeding ter hoogte van haar maandsalaris dat het gaat om een billijkheidsvergoeding.
3.5.
Op wat partijen verder naar voren hebben gebracht wordt hierna onder de beoordeling, voor zover van belang, ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Voldoende aannemelijk is dat [eiser] een spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen. De tijdelijke plaatsing bij [D] in [plaats] komt binnenkort tot een eind, terwijl het doorlopen van een bodemprocedure enkele maanden zal duren.
4.2.
In deze procedure, die strekt tot het treffen van een voorlopige voorziening, kan een vordering slechts worden toegewezen als aannemelijk is dat de kantonrechter een vergelijkbare vordering in de bodemprocedure zal toewijzen.
4.3.
Vast staat dat partijen een rechtsgeldig concurrentiebeding en relatiebeding zijn overeengekomen. Uit artikel 7:653 lid 3, aanhef en sub b van het Burgerlijk Wetboek (BW) volgt dat de rechter een concurrentie- of relatiebeding (in een bodemprocedure) geheel of gedeeltelijk kan vernietigen als dat beding, in verhouding tot het te beschermen belang van de werkgever de werknemer onbillijk benadeelt.
De kantonrechter zal hierna eerst de vordering tot schorsing van het concurrentiebeding bespreken, aangezien [eiser] ter zitting heeft verklaard bereid te zijn het relatiebeding te accepteren als het concurrentiebeding wordt geschorst.
4.4.
Vooropgesteld wordt dat een werknemer het recht heeft om daar te gaan werken waar hij wil en kan werken. Dat is het grondrecht van de vrijheid van arbeidskeuze. Een concurrentiebeding beperkt de werknemer in die vrijheid. Een dergelijk beding komt in verband daarmee alleen betekenis toe voor zover het het bedrijfsdebiet van de werkgever – zijnde de opgebouwde knowhow en goodwill – beschermt. Het gaat daarbij om de bescherming van bedrijfsgeheimen en andere concurrentiegevoelige informatie en/of het voorkomen dat klanten met wie de ex-werknemer een klantbinding heeft, overstappen naar de nieuwe werkgever. Het concurrentiebeding strekt niet tot het binden van (ervaren) werknemers aan de werkgever: het biedt geen bescherming als het alleen gaat om de indiensttreding van een ex-werknemer bij een concurrent van de ex-werkgever, zonder dat het bedrijfsdebiet van de ex-werkgever wordt aangetast.
4.5.
Een belang van [eiser] bij indiensttreding bij [bedrijfsnaam] is gelegen in de salarisverbetering die zij krijgt. Zij krijgt een salarisverhoging van € 366,57 bruto, zijnde een verhoging van ruim 15%. Ter zitting is gebleken dat zij bij [bedrijfsnaam] een bonusregeling heeft die vergelijkbaar is met die van Beter Horen. Daarnaast spelen bij [eiser] kennelijk de betere werkomstandigheden een rol bij de overstap naar [bedrijfsnaam] , alsmede de daar mogelijke flexibele werktijden. De laatste zijn voor haar van belang omdat zij een alleenstaande moeder is. Voor het overige is niet aannemelijk gemaakt dat [eiser] bij [bedrijfsnaam] betere arbeidsvoorwaarden heeft dan bij Beter Horen. Dat zij bij [bedrijfsnaam] betere doorgroeimogelijkheden heeft en/of een beter carrièreperspectief, is niet gebleken. Evenmin is gebleken dat de werkdruk bij [bedrijfsnaam] lager ligt.
Gelet op het voorgaande is voldoende aannemelijk dat [eiser] er belang bij heeft om bij [bedrijfsnaam] in dienst te treden.
4.6.
Daartegenover staat het belang van Beter Horen bij handhaving van het concurrentiebeding.
De kantonrechter is van oordeel dat Beter Horen onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat [eiser] over knowhow beschikt die door het concurrentiebeding wordt beschermd. Beter Horen stelt weliswaar dat [eiser] beschikt over kennis van klanten, leveranciers, werkprocessen en prijsstellingen, maar vast staat dat zij als audicien slechts een uitvoerende functie heeft vervuld. Uit het functieprofiel Audicien van Beter Horen blijkt dat het doel van de functie is “het leveren van de beste hooroplossing aan de klant en een productieve en effectieve bijdrage aan het winkelresultaat, waarbij een optimale klantbeleving wordt bewerkstelligd” en dat de taken van een audicien voornamelijk bestaan uit het hebben van contact met de klant, het uitvoeren van technische handelingen, het voeren van administratie en het verzorgen van het winkelproces. Onder “Complexiteit” in het functieprofiel is vermeld: “Het betreft een functie gericht op de inventarisering, advisering en verkoop aan de klant m.b.t. de voor hem of haar beste en meest adequate hooroplossing, met als doel de klant beter te laten horen, dan wel zijn gehoor beter te beschermen.” In deze functie heeft [eiser] uiteraard ervaring en kennis (waaronder van prijzen van producten) vergaard, maar dat zij op de hoogte is van essentiële (commerciële en/of technische) informatie of unieke werkprocessen en strategieën van Beter Horen (welke kennis zij bij [bedrijfsnaam] ten voordele van [bedrijfsnaam] en ten nadele van Beter Horen zou kunnen gebruiken), blijkt nergens uit en is onvoldoende aannemelijk gemaakt.
Evenmin is aannemelijk geworden dat Beter Horen in haar bedrijfsdebiet wordt aangetast omdat zij belangrijk in de opleiding en deskundigheid van [eiser] heeft geïnvesteerd. Niet gebleken is dat Beter Horen veel meer in [eiser] heeft geïnvesteerd dan voor het goed functioneren van haar in haar functie van audicien gebruikelijk is.
4.7.
Wat betreft de door Beter Horen gestelde klantenbinding overweegt de kantonrechter als volgt. [eiser] heeft ter zitting gemotiveerd weersproken dat valt te vrezen dat vanwege haar overstap klanten van Beter Horen zullen overgaan naar [bedrijfsnaam] . Zij heeft toegelicht dat bij haar eerdere overstap van een concurrerende ex-werkgever naar Beter Horen, die zelfs in dezelfde plaats was gevestigd, geen enkele klant is overgestapt. Volgens [eiser] is het aantal wisselingen van audiciens in de branche groot en zijn klanten eraan gewend dat zij telkens door een andere audicien worden geholpen. Ook voert zij aan dat klanten juist gebonden zijn aan de winkel(keten) omdat bij de aanschaf van een hoortoestel het periodieke onderhoud is inbegrepen.
Beter Horen heeft haar stelling dat er een aanzienlijk risico bestaat dat klanten hun audicien zullen volgen als die vertrekt naar een concurrent, ter zitting toegelicht met een verwijzing naar een door haar in het verleden uitgevoerd klantenonderzoek, waarvan zij een overzicht heeft overgelegd als productie 28. Uit dat (zeer beknopte) overzicht blijkt dat bij een steekproef van meer dan 500 klanten de vraag is voorgelegd ‘welke van de volgende aspecten hebben zoal meegespeeld bij uw keuze om een hoortoestel aan te schaffen bij Beter Horen?’. Van de respondenten heeft 73% aangegeven dat de ‘deskundigheid van de medewerker’ een aspect is dat bij die keuze heeft meegespeeld, en 63% dat de ‘vriendelijkheid van de medewerker’ daarbij heeft meegespeeld. Uit het overzicht blijkt niet dat is onderzocht of de opgebouwde relatie tussen klant en audicien een (doorslaggevend) aspect is bij de keuze van een klant om klant bij Beter Horen te blijven. Het onderzoek is dan ook ontoereikend om de conclusie te rechtvaardigen dat (bepaalde) klanten van Beter Horen een zodanige binding hebben met [eiser] als audicien dat het risico bestaat zij naar [bedrijfsnaam] zullen overstappen. (Het ligt overigens ook voor de hand dat een klant op de vraag of de deskundigheid van de audicien voor hem een rol speelt bij de keuze voor winkel in hoortoestellen, al gauw ‘ja’ zal antwoorden; het zou immers opmerkelijk zijn als dat aspect voor de klant geen enkele rol zou spelen en hij genoegen zou nemen met een ondeskundige audicien.)
Beter Horen heeft aangevoerd dat er een ‘vertrouwensband’ bestaat tussen de audicien en de klant en dat de audicien in die zin te vergelijken is met een huisarts of tandarts. Dit argument overtuigt echter niet. De relatie tussen een audicien en een klant is niet te vergelijken met de relatie tussen een huisarts of een tandarts en diens patiënt. Een klant wil goed geholpen worden door de audicien, maar onvoldoende aannemelijk is dat daarbij een vertrouwensband wordt opgebouwd (en zeker niet een vertrouwensband als in een arts-patiënt relatie) dan wel dat een vertrouwensband daarin een grote rol speelt. Wel aangenomen kan worden dat, zoals Beter Horen ook aanvoert, mensen het op prijs stellen om te worden geholpen door ‘een bekend gezicht’, maar niet aannemelijk is dat een klant om die reden een audicien zal volgen als die vertrekt naar een andere werkgever 10 of 20 km verderop (gesteld al dat de klant zou weten waar de audicien die hem eerder heeft geholpen naartoe is gegaan).
De conclusie is dat Beter Horen onvoldoende heeft onderbouwd dat tussen [eiser] en de klanten die zij heeft geholpen een zodanige klantbinding bestaat dat gevreesd moet worden dat een aantal van hen zal overstappen naar [bedrijfsnaam] omdat zij daar als audicien gaat werken.
4.8.
Gelet op wat hiervoor is overwogen heeft Beter Horen naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter onvoldoende aannemelijk gemaakt dat zij door het overstappen van [eiser] naar [bedrijfsnaam] in haar bedrijfsdebiet wordt geschaad en zodoende een zwaarwegend belang heeft bij handhaving van het concurrentiebeding.
4.9.
Na afweging van de belangen over en weer is de kantonrechter voorshands van oordeel dat het belang van [eiser] om van de werking van het concurrentiebeding ontheven te worden, groter is dan het belang van Beter Horen bij handhaving daarvan en dat [eiser] door dat beding onbillijk wordt benadeeld. Aannemelijk is dat de bodemrechter het concurrentiebeding zal vernietigen. Het concurrentiebeding zal daarom worden geschorst zoals onder de beslissing is vermeld.
4.10.
De vordering strekkend tot schorsing van het relatiebeding per 1 juni 2024 zal worden afgewezen. [eiser] heeft ter zitting verklaard bereid te zijn dit beding te accepteren in het geval het concurrentiebeding wordt geschorst. Aangezien aan die voorwaarde is voldaan en [eiser] ook niet nader heeft onderbouwd waarin haar belang bij schorsing van het relatiebeding is gelegen of op welke wijze zij door dit beding onbillijk wordt benadeeld, is onvoldoende aannemelijk dat dit beding in een bodemprocedure geheel of gedeeltelijk zal worden vernietigd.
4.11.
Beter Horen is de partij die ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [eiser] als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
131,85
- griffierecht
86,00
- salaris gemachtigde
793,00
Totaal
1.010,85

5.De beslissing

De kantonrechter, rechtdoende in kort geding,
5.1.
schorst het tussen partijen overeengekomen concurrentiebeding in die zin dat het [eiser] is toegestaan werkzaamheden voor [bedrijfsnaam] op haar locaties te [plaats] en [plaats] te verrichten in de functie van (senior) audicien,
5.2.
veroordeelt Beter Horen in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot dit vonnis vastgesteld op € 1.010,85,
5.3.
verklaart dit vonnis waar het de veroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.H. Wiggers en in het openbaar uitgesproken op 10 juli 2023.