ECLI:NL:RBOBR:2023:3387
Rechtbank Oost-Brabant
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Schorsing van een concurrentiebeding in kort geding tussen een audicien en haar voormalige werkgever
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Oost-Brabant op 10 juli 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser], een audicien, en haar voormalige werkgever Beter Horen B.V. [eiser] had haar dienstverband bij Beter Horen opgezegd en wilde in dienst treden bij een concurrerende onderneming, [bedrijfsnaam]. Beter Horen had een concurrentiebeding in de arbeidsovereenkomst opgenomen, dat [eiser] verbood om gedurende twee jaar na beëindiging van haar dienstverband bij een concurrerende onderneming te werken binnen een straal van 25 kilometer van haar voormalige werkplek. [eiser] vorderde schorsing van dit concurrentiebeding, omdat zij meende dat het haar onbillijk benadeelde in verhouding tot het te beschermen belang van Beter Horen.
De kantonrechter oordeelde dat [eiser] een spoedeisend belang had bij haar vordering, aangezien haar tijdelijke werkplek bij [D] binnenkort zou eindigen. De rechter stelde vast dat het concurrentiebeding en het relatiebeding rechtsgeldig waren, maar dat Beter Horen onvoldoende had aangetoond dat [eiser] over vertrouwelijke informatie beschikte die haar in staat zou stellen om schade toe te brengen aan Beter Horen. De kantonrechter concludeerde dat het belang van [eiser] om haar werkzaamheden bij [bedrijfsnaam] voort te zetten zwaarder woog dan het belang van Beter Horen bij handhaving van het concurrentiebeding. Daarom werd het concurrentiebeding geschorst, terwijl de vordering tot schorsing van het relatiebeding werd afgewezen. Beter Horen werd veroordeeld in de proceskosten van [eiser].