Beoordeling door de rechtbank
8. De rechtbank beoordeelt of de burgemeester de woning, de schuur en het bosperceel heeft mogen sluiten voor de duur van zes maanden. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eisers.
9. Het beroep is ongegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
10. De rechtbank moet ambtshalve de vraag beantwoorden of eisers nog procesbelang hebben bij de door hen ingestelde beroepen. De sluiting van het perceel is inmiddels beëindigd en ligt dan ook in het verleden. Dat brengt de vraag met zich wat eisers feitelijk nog kunnen bereiken met deze beroepsprocedures.
11. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) kan belang bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep bestaan indien wordt gesteld dat schade is geleden ten gevolge van bestuurlijke besluitvorming. Vereist wordt dat tot op zekere hoogte aannemelijk is gemaakt dat deze schade daadwerkelijk is geleden als gevolg van het bestreden besluit.Desgevraagd hebben eisers gesteld dat zij als gevolg van het bestreden besluit schade hebben omdat zij de huur moesten doorbetalen, terwijl zij geen gebruik konden maken van de woning en omdat het bestuursrechtelijke bestreden besluit mogelijk doorwerking heeft in een civiele procedure. Met inachtneming van de vaste rechtspraak oordeelt de rechtbank dat eisers met deze stellingen tot op zekere hoogte aannemelijk hebben gemaakt dat zij schade hebben geleden als gevolg van het bestreden besluit en dat zij daarom een belang hebben bij een inhoudelijke beoordeling van hun beroep.
12. De rechtbank beoordeelt de beroepen volgens het beoordelingskader dat de Afdeling uiteen heeft gezet in haar uitspraak van 28 augustus 2019, in de uitspraken van de Afdeling over de evenredigheid van 2 februari 2022en in de uitspraken van de Afdeling van 6 juli 2022.
13. Desgevraagd hebben eisers op de zitting bevestigd dat zij de bevindingen, die zijn vermeld in bestuurlijke rapportage over wat en hoeveel in de woning, in de schuur en op het bosperceel is aangetroffen, niet bestrijden. De rechtbank ziet ook overigens geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van die bevindingen.
14. Eisers betogen dat de burgemeester niet bevoegd was om de woning te sluiten omdat de ruimtelijke en functionele samenhang met het bosperceel en de schuur ontbrak. Daarbij wijzen zij op de feitelijke situatie, dat de woning en de schuur losstaande bouwwerken zijn, dat de schuur vrij toegankelijk is via een brede oprit en geen rechtstreekse toegang heeft vanuit de woning en dat het bosperceel van de standplaats met de woning en schuur wordt gescheiden door een stenen muur zonder doorgang. Daarnaast stellen eisers dat de kadastrale gegevens niet alleszeggend zijn en dat zij het bosperceel niet huurden van de gemeente. Tijdens de zitting hebben eisers aangegeven dat zij niet langer het standpunt innemen dat er op de schuur geen camera’s waren gericht op het bosperceel.
15. De burgemeester heeft in het verweerschrift onder verwijzing naar een drietal uitspraken van de Afdelingals volgt gereageerd op de beroepsgrond van eisers:
“Uit al deze uitspraken volgt dat om te kunnen spreken van een ‘samenhangend geheel’
er in de eerste plaats sprake moet zijn van ruimtelijke samenhang en daarnaast van
functionele samenhang. Anders dan eisers beweren in hun (aanvullend) beroepschrift is
de burgemeester niet alleen uitgegaan van de kadastrale eenheid. Dit laatst, ruimtelijke
element is slechts één van de (vele) factoren waarop de burgemeester baseert dat de
woning, schuur en het achterliggende bosperceel een samenhangend geheel zijn. De
ruimtelijke samenhang bestaat hieruit dat:
- de woning en de schuur op hetzelfde, als één geheel verhuurde kadastrale perceel gelegen zijn;
- het perceel als één geheel is omsloten en als één geheel toegankelijk is via dezelfde toegang vanaf de openbare weg. De schuur is alleen via een smalle toegang die loopt langs de woonwagen te bereiken (zie ook de foto’s in de bestuurlijke rapportage van 26 februari 2020). Dat geldt ook voor het achter de schuur gelegen bosperceel;
- de schuur en woonwagen worden door dezelfde personen gehuurd en gebruikt, te weten [naam] en [naam] , alsmede hun kinderen;
- de schuur en woonwagen liggen praktisch tegen elkaar aan, daarmee in elkaars fysieke nabijheid. Tussen de schuur en de woonwagen is nauwelijks fysieke ruimte aanwezig, waardoor buiten het zicht vanuit de woning de schuur kan worden bereikt.
In het kader van de ruimtelijke samenhang mag ook het sluitingsdoel worden betrokken.
Een gedeeltelijke sluiting — van bijvoorbeeld alleen de schuur of, zoals eisers lijken voor
te staan, alleen het bosperceel zal ertoe leiden dat niet goed controleerbaar is wat er
tijdens de sluiting op de rest van het perceel gebeurt. Een persoon zou geheel aan het
zicht vanaf de openbare weg onttrokken, vanuit de woning de schuur of het daarachter
gelegen bosperceel alsnog kunnen betreden. Dit zou afbreuk doen aan het doel van de
sluiting, te weten het beëindigen van de overtreding en voorkoming van het herhaling en
het afgeven van een signaal dat het overtreden van de Opiumwet wordt gehandhaafd.
Dat er een afscheiding zou bestaan — hetgeen niet zo is — of zou zijn te maken tussen de
woning, de schuur en het bosperceel, laat daarmee onverlet dat het sluitingsdoel zich
alsdan nog steeds verzet tegen het buiten de sluiting houden van delen van het
samenhangende geheel. Zie in dit verband ook de volgende overweging van de Afdeling
‘Hieruit blijkt onder meer dat de loods direct achter de woning ligt, dat tussen de woning en de loods een tuin ligt die is omheind en dat een uitgang van de loods uitkomt in de tuin. Dit betekent dat de loods, vanaf de openbare weg bezien, ongezien kan worden binnengetreden via de woning en de tuin. Indien de woning niet zou zijn gesloten dan was de bereikbaarheid van de loods gelet hierop vele malen gemakkelijker geweest. Dat [appellante] derden de toegang tot haar terrein had kunnen ontzeggen en bovendien het toegangshek had kunnen sluiten, geeft geen grond voor een ander oordeel. De burgemeester stelt in dit verband terecht dat de productie van amfetamine zich afspeelt in een criminele omgeving en hij heeft aannemelijk mogen achten dat [appellante], al dan niet met geweld, in dat geval gedwongen zou kunnen worden toegang te verlenen tot het terrein en de loods. Voorts heeft de burgemeester erop gewezen dat sluiting van de woning en het terrein nodig was om de loods achter de woning zichtbaar te onttrekken aan het illegale circuit, waardoor de bekendheid van de drugslaboratoria definitief kon worden beëindigd.’
In verband met de functionele samenhang tussen de woning, de schuur en het
bosperceel, wijs ik namens de burgemeester op de volgende elementen waarop deze
functionele samenhang met name is gestoeld:
- in de schuur zijn munitie en huizen, alsmede onderdelen voor (vuur)wapens
aangetroffen, daaronder begrepen een onderdeel van een machinegeweer. Deze
voorwerpen werden ook aangetroffen in/op het bosperceel, tezamen met grote
hoeveelheden harddrugs. De wapens, wapenonderdelen en munitie zijn — zeker
in de gegeven context — aan te merken als drugs gerelateerd;
- uit tapgesprekken is gebleken dat de schuur vrijwel dagelijks werd gebruikt als
overleglocatie/handelsplaats voor een CSV. In de schuur werden blijkens tapgesprekken doorlopend drugstransacties besproken (zie de bestuurlijke
rapportage van 26 februari 2020);
- uit een proces-verbaal van 21 februari 2019 en strafvonnis van 6 september
2021 blijkt ook dat vermoedelijk MDMA is geleverd in de schuur. Ook is een
tapgesprek in de schuur waargenomen waarin is gesproken over Barcelonapillen.
Het betreft vermoedelijk de voorraad MDMA-pillen met daarop een logo
van FC Barcelona die in de ondergrondse ruimten in/op het bosperceel werden
aangetroffen;
- blijkens tapgesprekken werden diverse gesprekken over — kort gezegd —
drugshandel in de schuur werden voortgezet in de woning op hetzelfde perceel
en werd de woning ook bezocht door leden van het CSV;
- in de woning zijn daarnaast grote contante geldbedragen aangetroffen,
waaronder in totaal € 256.650,- aan o.a. Deense Kronen. Het geld lag verstopt
in de ouderlijke slaapkamer, in een kast onder de vloer. Het geld was in
coupures van bankbiljetten verpakt in plastic pakketjes;
- door de strafrechter is bovendien bewezen bevonden (zie eerder genoemd
vonnis van 6 september 2021) dat het in de woning aangetroffen geldbedrag —
kort gezegd — een gedeelte van de ‘kas’ van het CSV betrof, in verband met de
o.a. op het perceel plaatsvindende illegale activiteiten.”
16. De rechtbank onderschrijft het standpunt van de burgemeester bij het aannemen van ruimtelijke en functionele samenhang tussen het bosperceel, de schuur en de woning en de elementen die daarbij relevant zijn. De burgemeester heeft op goede gronden verwezen naar de rechtspraak van de Afdeling. Uit die rechtspraak volgt ook dat een bestuursorgaan, onverminderd zijn eigen verantwoordelijkheid om een besluit zorgvuldig voor te bereiden, in beginsel mag afgaan op de juistheid van de bevindingen in een op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakt en ondertekende bestuurlijke rapportage, voor zover deze bevindingen eigen waarnemingen van de opsteller van de rapportage weergeven. Als die bevindingen worden betwist, dan zal moeten worden onderzocht of er, gelet op de aard en inhoud van die betwisting, grond bestaat voor zulke twijfel aan die bevindingen dat deze niet of niet volledig aan de vaststelling van de overtreding ten grondslag kunnen worden gelegd.
18. Omdat eisers de bevindingen in de beschikbare bestuurlijke rapportages niet betwisten oordeelt de rechtbank dat kan worden uitgegaan van de juistheid daarvan, waaronder hetgeen als volgt in de aanvullende bestuurlijke rapportage van 22 juni 2020 is vermeld:
“Relatie bos (terrein) en [adres]
Uit het strafrechtelijk/forensisch onderzoek is gebleken dat er meerdere (4x) camera’s waren aangebracht aan, onder andere, de achterzijde van de schuur, behorende bij perceel [adres] . De camera’s waren gericht op het bos (terrein) direct grenzend aan de achterzijde van de schuur en gaven vanuit een aangesloten en werkend beeldscherm, geplaatst in de betreffende schuur perceel [adres] , beelden van de plekken al waar de aangetroffen ondergrondse ruimten en het vat werden aangetroffen in het bos (terrein).
Verondersteld wordt dat de camera’s aan de achterzijde van de schuur, gericht op het bos (terrein) bedoeld waren voor het zicht op de ondergrondse ruimten en het ingegraven vat waarin de inbeslaggenomen goederen werden aangetroffen. Uit onderzoek is gebleken dat er een directe relatie bestaat tussen deelnemers aan het CSV dat criminele activiteiten ontplooide vanuit de schuur aan de [adres] en de inbeslaggenomen goederen in het bosperceel (zie sporenonderzoek/DNA hits).”
19. De rechtbank concludeert dat de burgemeester terecht een ruimtelijke en functionele samenhang tussen de woning, de schuur en het bosperceel heeft aangenomen en bevoegd was tot sluiting van zowel het bosperceel, de schuur als de woning.
20. Eisers stellen dat de sluiting onevenredig is, omdat de burgemeester het tijdsverloop en de verwijtbaarheid van de bewoners onvoldoende heeft betrokken in de besluitvorming. Volgens eisers heeft de burgemeester ten onrechte ook niet meegewogen dat de gemeente als verhuurder van de woning belang heeft bij de sluiting omdat direct een procedure tot ontruiming is gestart nadat van rechtswege de ontbindingsbevoegdheid was ingeroepen.
21. De rechtbank oordeelt dat de burgemeester het tijdsverloop voldoende heeft betrokken in de besluitvorming. In het primaire besluit is immers overwogen dat vanwege het tijdsverloop en omdat de omstandigheden als gevolg van het coronavirus het vinden van een vervangende woonruimte lange termijn bemoeilijken, de sluitingsduur wordt verkorten van de voorgenomen twaalf naar zes maanden. De rechtbank ziet geen aanleiding dat de sluitingsduur vanwege het tijdsverloop nog verder moet worden verkort. De burgemeester heeft terecht gewezen op de uitspraak van de Afdeling van 8 december 2021,waaruit volgt dat pas na het verstrijken van één jaar sinds de datum dat de sluiting volgens het besluit zou moeten ingegaan, de burgemeester de noodzaak tot sluiting opnieuw moet beoordelen. In dit geval is die periode van één jaar echter nog niet verstreken.
23. De rechtbank oordeelt dat de burgemeester zich er voldoende zorgvuldig en inzichtelijk van heeft vergewist dat de duur van de sluiting evenwichtig is en daarbij heeft kunnen betrekken dat [naam] en [naam] , gelet op de niet bestreden feiten en omstandigheden, een zeer ernstig verwijt treft. Aan de omstandigheid dat voor hun kinderen [naam] en [naam] mogelijk een verminderde mate van verwijtbaarheid geldt, kan niet de door eisers gewenste betekenis worden toegekend. Uit rechtspraak van de Afdelingvolgt immers dat ouders in beginsel verantwoordelijk zijn voor het vinden van vervangende woonruimte voor de kinderen. De burgemeester heeft hulp aangeboden, indien eisers daarin niet zouden kunnen slagen.
24. Aan het door eisers gestelde belang van de gemeente als verhuurder van de woning kan bij de beoordeling van de evenwichtigheid van de sluiting evenmin relevante betekenis worden toegekend. Daarbij overweegt de rechtbank dat de ontbinding van de huurovereenkomst niet zozeer een gevolg is van de woningsluiting, maar van het feit dat gelet op de beschikbare gegevens sprake is van zeer ernstige activiteiten.
25. De rechtbank concludeert dat de burgemeester bevoegd was om te sluiten voor een periode van zes maanden. De voor eisers nadelige gevolgen van de sluiting zijn niet onevenredig in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen en algemene belang. De burgemeester heeft met in achtneming van de rechtspraak van de Afdeling alle relevante omstandigheden en belangen betrokken bij de besluitvorming.