Uitspraak
uitspraak van de meervoudige kamer van 5 juli 2023 in de zaken tussen
Brabant Luchtvaart Beheer B.V. h.o.d.n. Kempen Airport, uit Budel, eiseres
de raad van de gemeente Cranendonck,
[naam] B.V.en
[naam] B.V., beide uit
[vestigingsplaats] ,
(gemachtigde: mr. S.L. Kombrink).
Inleiding
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eiseres en eisers tegen de verlening van een omgevingsvergunning voor een zonnepark, genaamd Nyrstar II, gelegen in een gebied tussen de Fabrieksstraat en de Hoofdstraat in Budel-Dorplein, gemeente Cranendonck.
Beoordeling door de rechtbank
23 hectare zal worden gebruikt voor het plaatsen van zonnepanelen. Het zonnepark zal ongeveer 58 megawattpiek aan duurzame energie opwekken en ligt in de directe nabijheid van een al aanwezig zonnepark.
Eiseres exploiteert luchthaven Budel, ook wel Kempen Airport genoemd, en richt zich met name op de kleine zakelijke luchtvaart die gebruik maakt van een verharde landingsbaan. Het vliegveld beschikt daarnaast over een grasbaan voor Micro Light Aircrafts (MLA’s), die gelegen is tussen de verharde hoofdbaan en de Loozerheide.
Daarnaast geldt voor een gedeelte van het plangebied het bestemmingsplan “Zonering Luchthaven Budel”. Op grond van dit plan heeft een gedeelte van het plangebied de gebiedsaanduidingen “geluidzone – luchthaven Budel 3”, “luchtvaartverkeerzone – 1”, “luchtvaartverkeerzone - 2”, “luchtvaartverkeerzone – 3” en “veiligheidszone – externe veiligheid luchthaven Budel 2”.
Het college heeft de omgevingsvergunning in afwijking van het bestemmingsplan “Industrieterrein Dorplein” verleend, met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 3º, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (de Wabo). De omgevingsvergunning heeft een geldigheidsduur van 25 jaar. Ten behoeve van het project heeft de raad van de gemeente Cranendonck op 27 september 2022 een verklaring van geen bedenkingen afgegeven als bedoeld in artikel 2.27 van de Wabo.
Beroepsgronden
Een andere vliegroute heeft volgens eisers voor hen tot gevolg dat de geluidbelasting op hun woningen zal toenemen. Die geluidbelasting is al hoog vanwege een nabijgelegen NAVO-vliegbasis, de zinkfabriek en vrachtverkeer over de Hoofdstraat. Eiseres stelt dat er hierdoor een hogere geluidbelasting kan optreden op de handhavingspunten HH1 en HH2. Overschrijding van de geluidgrenswaarden kan nadelige gevolgen hebben voor het toegestane gebruik van de luchthaven.
Wat de wijziging van de geluidbelasting op de handhavingspunten HH1 en HH2 betreft, heeft het college gesteld dat deze handhavingspunten op respectievelijk 1,8 km en 1,35 km van het punt liggen waar MLA-vliegers zouden moeten uitwijken. MLA-vliegers hebben in een dergelijk geval alle ruimte om weer terug op de aangewezen routes te komen. Volgens het college dienen MLA-vliegers zich in beginsel echter te allen tijde te houden aan de voorgeschreven vliegroutes, zodat uitwijken naar HH1 en HH2 voor MLA-vliegverkeer in de eerste plaats geen optie is en ook niet noodzakelijk is. Daarnaast is voor het uitwijken voorafgaande toestemming van de verkeersleiding nodig. Verder kan het MLA-vliegverkeer er in de praktijk mogelijk voor kiezen om het zonnepark te mijden en iets noordelijker en daarmee verder van de bebouwing en de omwonenden te vliegen. Dit zal geen extra geluidhinder in de omgeving veroorzaken. Het college stelt dat het zich, ondanks dat de plannen rondom het zonnepark na het uitbrengen van het rapport van Adecs op
14 september 2021 zijn aangepast, in die zin dat het zonnepark nu uit één groot geheel zal bestaan in plaats van uit twee delen, nog steeds op de bevindingen in dit rapport kan beroepen, omdat deze aanpassingen geen gevolg hebben voor de door het MLA-vliegverkeer gehanteerde route.
Ten aanzien van het landschappelijk inpassingsplan van Eelerwoude heeft het college gesteld dat er geen wettelijke plicht bestaat om hierover overleg te voeren alvorens het bestreden besluit te nemen. Bovendien maken de vliegroutes van onder andere het MLA-vliegverkeer geen onderdeel uit van het landschappelijk inpassingsplan. Bij een dergelijk plan is het doel om het zonnepark vanuit zichtlijnen op de beste manier op te laten gaan in het landschap door middel van bijvoorbeeld grondwallen, struweel, bosschage, hagen, groenstroken, bosranden en groenwallen. Wat de vliegroutes betreft dient het college wettelijk gezien alleen rekening te houden met specifieke veiligheidszones of obstakelvrije zones. Hierin valt het plangebied niet.
15. De rechtbank stelt vast dat de MLA-vliegtuigen na het opstijgen op grasbaan 21 van het vliegveld een bepaald circuit volgen over het Nystar industrieterrein. Dit heeft te maken met de AIP (Aeronautical Information Publication), op grond waarvan er in principe vaste vliegroutes binnen een circuitgebied gelden waarvan in beginsel niet mag worden afgeweken. Vast staat dat de MLA-vliegtuigen ook na realisatie van het zonnepark op zich gebruik kunnen blijven maken van het huidige vliegcircuit. Door de aanleg van het zonnepark ontstaat er namelijk geen situatie die met de luchtvaartregelgeving in strijd is. Ter beoordeling ligt dan ook alleen voor of het verlenen van een omgevingsvergunning voor het zonnepark in strijd is met een goede ruimtelijke ordening, uit een oogpunt van veiligheid voor inzittenden van MLA’s en eisers en geluidhinder ter plaatse van onder meer de woningen van eisers. In dat kader is van belang of MLA’s gebruik zullen blijven maken van het huidige vliegcircuit als het zonnepark is gerealiseerd of hierom het zonnepark zullen gaan mijden, ook al zijn zij in principe gebonden aan de vaste route. Hoewel in het rapport van To70 van juli 2019 op basis van een enquête onder dertien vliegers die regelmatig vanaf Kempen Airport vliegen is geconcludeerd dat vliegers na realisatie van het zonnepark anders zullen gaan vliegen, is dit een inschatting op basis van een nog niet bestaande situatie. Niet met zekerheid kan worden gesteld dat dit ook zal gaan gebeuren, maar het kan ook niet worden uitgesloten. Hoewel de rechtbank er ter zitting niet van overtuigd is geraakt dat er in de directe omgeving van het zonnepark geen enkele veilige noodlanding meer mogelijk is, is wel aannemelijk geworden dat na realisatie van het zonnepark het in elk geval moeilijker zal zijn om een locatie zonder bouwwerken of andere belemmeringen te vinden voor een noodlanding. Voor zover eiseres vreest dat een noodlanding in het zonnepark zou leiden tot de dood van de inzittenden vanwege het feit dat zonnepanelen onder spanning staan, heeft vergunninghoudster zich op het standpunt gesteld dat deze vrees ongegrond is. Het zonnepark bevat meerdere veiligheidssystemen in de vorm van aardlekbeveiliging en zekeringen. Bij een defect van de zonnepanelen die tot een aardfout leiden zullen de beveiligingen van de omvormers geactiveerd worden, waardoor deze automatisch uitschakelen. Niet aannemelijk is geworden dat dit standpunt onjuist is.
Hoewel vliegers van een MLA, gelet op wat hiervoor is overwogen, door de realisatie van het zonnepark mogelijkerwijs een gevoel van onveiligheid kunnen ervaren en hierom het zonnepark zullen mijden en een noodlanding in een zonnepark niet zonder risico is, ziet de rechtbank hierin geen aanleiding voor het oordeel dat het college hierom geen omgevingsvergunning voor het zonnepark heeft kunnen verlenen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college veel belang kunnen hechten aan het feit dat het zonnepark voorziet in een grote lokale en regionale behoefte aan duurzame energie. Ook heeft het college in redelijkheid kunnen stellen dat de locatie geschikt is omdat het zonnepark is voorzien op een nu braakliggend, tot “Bedrijventerrein” bestemd perceel in de directe nabijheid van een al bestaand zonneveld en slechts een gering aantal bewoners hierop zicht zal hebben. Daarbij heeft het college mogen betrekken dat op grond van het geldende bestemmingsplan, dus zonder afwijking van het bestemmingsplan, hogere bouwwerken op het perceel zijn toegelaten dan de voorziene zonnepanelen. Dat het bestemmingsplan volgens eisers gedateerd is, leidt, wat daarvan ook zij, niet tot een ander oordeel. Verder heeft de rechtbank bij haar oordeel met betrekking tot de veiligheid in aanmerking genomen dat ter zitting onbetwist is gesteld dat er in de afgelopen 30 jaar twee à drie noodlandingen zijn geweest met MLA’s in de nabije omgeving van het vliegveld. Er komen dus noodlandingen voor, maar de frequentie is tot op heden laag. Over het landschappelijk inpassingsplan heeft het college terecht gesteld dat het niet gehouden was om met eiseres hierover overleg te voeren alvorens het bestreden besluit te nemen.
16.Ten aanzien van de vrees voor een toename van de geluidbelasting op de door eiseres genoemde handhavingspunten HH1 en HH2 als bedoeld in artikel 6 van de Verordening luchthavenbesluit luchthaven Budel Noord-Brabant en op de woningen van onder andere eisers overweegt de rechtbank het volgende. Hoewel door eiseres ter zitting is gesteld dat de aanname in het rapport van Adecs dat de MLA’s mogelijkerwijs iets noordelijker zullen gaan vliegen om het zonnepark te mijden feitelijk niet mogelijk is, is de rechtbank er niet van overtuigd geraakt, gelet op de ligging van deze punten, dat het vermijden van het zonnepark door MLA-vliegers per definitie betekent dat zij dan zo dicht bij de handhavingspunten HH1 en HH2 zullen gaan vliegen dat hierdoor de daar geldende geluidgrenswaarden zullen worden overschreden. Ook is onvoldoende onderbouwd dat vliegers dan zo dicht de dorpskern Budel-Dorplein zullen naderen dat het woon- en leefklimaat van eisers of andere inwoners van het dorp hierdoor onaanvaardbaar zal worden aangetast. Daarbij heeft de rechtbank betrokken dat niet zomaar van het MLA-circuitgebied mag worden afgeweken. Verder hebben derde-partijen ter zitting onbetwist gesteld dat als er iets meer richting het zuiden wordt gevlogen (om het park heen), de afstand tot het dorp nog steeds ongeveer 1 kilometer bedraagt.
Al met al is de rechtbank van oordeel dat het college in de vrees voor afname van de veiligheid van MLA-vliegers en van eisers en de vrees voor toename van de geluidbelasting op de woningen van inwoners van het dorp Budel-Dorplein geen aanleiding heeft behoeven te zien om de omgevingsvergunning te weigeren. Dit betoog faalt.
Geen draagvlak
de initiatiefnemer van een zonnepark de omgeving en andere belanghebbenden bij de plannen moet betrekken. De initiatiefnemer moet bij de aanvraag van een zonnepark aantonen welke inspanningen door de initiatiefnemer en omgeving en belanghebbenden zijn gepleegd om de eventuele aantasting van de aantoonbaar aanwezige belangen tot een acceptabel niveau te beperken. Initiatiefnemer zoekt met omgeving en belanghebbenden naar mogelijkheden ter compensatie van de overlast die zij mogelijk gaan ondervinden van een zonnepark (mitigerende maatregelen). Dat kan mogelijk in natura (aanpassing van het initiatief voor wat betreft afstanden en/ of opstelling, creëren van overgangszone) of financieel (bijvoorbeeld laten meedelen in opbrengst of korting op stroomprijs). Hierover dient een afspraak te worden vastgelegd die door de gemeente kan worden meegewogen bij de definitieve vergunningverlening.
Dit betoog slaagt niet.
De rechtbank stelt vast dat de mogelijkheden voor zonne-energie zijn onderzocht in de
Visie Zonneparken Cranendonck 2019-2024 (Visie Zonneparken), waarin rekening is gehouden met (on-)mogelijkheden van andere energiebronnen. Uit deze visie volgt dat de mogelijkheden voor energieopwekking in stedelijk gebied te beperkt zijn om aan de doelen voor duurzame energie te voldoen en dat er opwekking in landelijk gebied noodzakelijk is.
In de gemeentelijke visie wordt gerefereerd aan het rapport "Energie en ruimte Zuidoost Brabant -Uitsplitsing naar gemeenten" (Posad (2017). Daarin zijn scenario's onderzocht over de energievraag in Zuid-Oost Brabant en de wijze waarop daarin kan worden voorzien. Het rapport is een aanvulling op het rapport "Energiestrategie Zuidoost Brabant" - Energie & Ruimte voor de regionale energiestrategie Regio Zuidoost Brabant (Posad, april 2017).
Er is in Cranendonck gekozen voor een maximaal scenario voor duurzaam opwekpotentieel. Het maximale scenario gaat uit van een combinatie van windmolens, zonnepanelen op dak, zonneparken en biomassavergisters. Dit scenario is niet voldoende om de landelijke doelstelling 'nagenoeg energieneutraal in 2050' te halen. Daarvoor moet meer duurzame energie worden opgewekt: 923 TeraJoule meer dan in het maximale scenario is voorzien.
Volgens de gemeentelijke visie zouden zonneparken in gemengd landelijk gebied in (een deel van) deze nog extra benodigde duurzame opwekcapaciteit kunnen voorzien, evenals extra windmolens, benutting van geothermie/restwarmte en extra biomassavergisters. Uit het onderzoek van Posad komt naar voren dat andere hernieuwbare bronnen als windmolens en biovergisters niet in de volledige vraag kunnen voorzien. Ook zijn er niet voldoende beschikbare en geschikte daklocaties of andere binnenstedelijke locaties om voldoende zonne-energie op te wekken.
De stelling van eisers dat deze visie louter een politiek stuk is, niet als een toereikend onderzoek kan worden beschouwd als bedoeld in artikel 3.41 van de IOV en achterhaald is, is onvoldoende onderbouwd. Omdat uit het onderzoek naar voren komt dat niet volledig in de behoefte aan duurzame energie in 2050 kan worden voorzien door alleen de inzet van andere duurzame energiebronnen dan zonne-energie, is daarmee de in artikel 3.41, eerste lid, aanhef en onder a, van de IOV genoemde noodzaak gegeven.
Dit betoog slaagt niet.
Visie Zonneparken, omdat hierin een maximum is vastgesteld van 83 hectare netto voor zonneparken in het buitengebied van Cranendonck en dit maximum met dit project wordt overschreden.
Visie Zonneparken. Daarbij is gewezen op het feit dat het project is voorzien op gronden waar het bestemmingsplan “Industrieterrein Dorplein” geldt. Het industrieterrein behoort daardoor tot het stedelijk gebied, zodat de aanleg van het zonnepark niet meetelt in de hectares uit de Visie Zonneparken.
Gelet hierop heeft het college terecht gesteld dat het bestreden besluit in zoverre niet in strijd is met de Visie Zonneparken. Dat de projectlocatie in het provinciale beleid wordt aangeduid als ‘Landelijk gebied – gemengd landelijk gebied’ betekent niet dat deze locatie in het gemeentelijk beleid ook als buitengebied moet worden aangemerkt.
Dit betoog faalt.
In het bestreden besluit is gesteld dat derde-partijen in de ruimtelijke onderbouwing hebben aangegeven waarom hun initiatief voldoet aan een goede ruimtelijke ordening en wenselijk is op die locatie. Daarbij hebben derde-partijen zich gebaseerd op een vergelijkbaar plan op deze locatie, waarvoor bij de gemeente draagvlak bestond en waarbij de gemeente zich destijds kon vinden in de bijbehorende motivatie. De rechtbank ziet geen aanleiding voor het oordeel dat het college de ruimtelijke onderbouwing hierom niet aan zijn besluit ten grondslag heeft mogen leggen.
Dit betoog slaagt niet.
Derde-partijen hebben nog aanvullend gesteld dat gelet op de hoek van 15 graden waarin de zonnepanelen worden geplaatst, directe reflectie van geluid niet mogelijk is en zelfs kan leiden tot een afname van het geluid. Daarbij is gewezen op een geluidstudie door TNO met betrekking tot zonnepanelen.
Dit betoog faalt.
Dit betoog slaagt niet.
Het perceel van eiser [naam] ligt het dichtst bij het hiervoor genoemde Natura 2000-gebied en wel op een afstand van ongeveer 103 meter. Ter zitting heeft hij gesteld vanaf de zolderverdieping van zijn woning zicht te hebben op het natuurgebied. Het Natura 2000-gebied maakt gelet op de afstand en het (zij het beperkte) zicht daarmee onderdeel uit van zijn woon- en leefomgeving, zodat in dit geval verwevenheid bestaat tussen het individuele belang van eiser [naam] bij het behoud van een goede kwaliteit van zijn leefomgeving en het algemene belang dat de Wnb beoogt te beschermen [2] . De rechtbank ziet daarom aanleiding om deze beroepsgrond inhoudelijk te behandelen. Wanneer aan één van de eisers namens wie een beroepschrift is ingediend, het relativiteitsvereiste niet kan worden tegengeworpen, bestaat geen aanleiding om dit ook na te gaan voor de overige eisers namens wie dat beroepschrift is ingediend [3] .
36. Naar het oordeel van de rechtbank strekken de betrokken normen van de Wnb voor de natuur- en landschapsbescherming echter kennelijk niet tot bescherming van de bedrijfseconomische belangen van eiseres waarvoor zij in deze procedure opkomt, zodat haar betoog niet kan leiden tot vernietiging van het bestreden besluit.
Gelet hierop had het onderzoek naar stikstofdepositie in de bouwfase voor het nemen van het bestreden besluit moeten zijn verricht. Dat pas na de uitspraak van de Afdeling van
2 november 2022 bekend was dat de partiele bouwvrijstelling niet had mogen worden toegepast leidt niet tot een ander oordeel. Dit betoog slaagt.
38. De rechtbank stelt vast dat het college na het nemen van het bestreden besluit alsnog onderzoek heeft laten verrichten naar de stikstofdepositie in de bouwfase. Uit het daarover uitgebrachte rapport van Eelerwoude van 3 februari 2023 volgt dat in de bouwfase geen sprake is van een toename van stikstofdepositie op het nabijgelegen Natura 2000-gebied vanwege het feit dat er elektrisch wordt gebouwd. De conclusie in het rapport dat er geen sprake zal zijn van een depositie boven de 0,00 mol/ha/jaar hebben eisers niet betwist. Nu uit het rapport volgt dat het project in de bouwfase evenmin als in de gebruiksfase gevolgen zal hebben voor het Natura 2000-gebied, is het standpunt van het college in het bestreden besluit dat voor het zonnepark geen passende beoordeling behoefde te worden gemaakt ook achteraf bezien juist. Gelet hierop ziet de rechtbank aanleiding om de rechtsgevolgen van het te vernietigen bestreden besluit in stand te laten.
Conclusie en gevolgen
Beslissing
- verklaart het beroep van eiseres ongegrond;
- verklaart het beroep van eisers gegrond;
- vernietigt het besluit van 5 oktober 2022;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 184,00 aan eisers moet vergoeden.
mr. D.J. Hutten, leden, in aanwezigheid van R.G. van der Korput, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 5 juli 2023.