ECLI:NL:RBOBR:2023:3196

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
30 juni 2023
Publicatiedatum
29 juni 2023
Zaaknummer
22/1347
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de wijziging van de hoogte van de IVA-uitkering in verband met een Poolse arbeidsongeschiktheidsuitkering

In deze uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant, gedaan op 30 juni 2023, wordt het beroep van eiseres tegen de wijziging van haar IVA-uitkering beoordeeld. Eiseres ontvangt naast haar WIA-uitkering ook een Poolse arbeidsongeschiktheidsuitkering. Het UWV heeft de Poolse uitkering in mindering gebracht op de WIA-uitkering, wat eiseres betwist. De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV dit terecht heeft gedaan, op basis van de Europese Verordening 883/2004, die regels stelt voor de coördinatie van sociale zekerheidsstelsels binnen de EU. Eiseres heeft een arbeidsverleden in zowel Nederland als Polen, en de rechtbank oordeelt dat de anticumulatiebepalingen van toepassing zijn. De rechtbank concludeert dat de wijziging van de IVA-uitkering door het UWV rechtmatig is en dat eiseres geen recht heeft op terugbetaling van het griffierecht. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om in hoger beroep te gaan.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 22/1347

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 juni 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: [naam] )
en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV)

(gemachtigde: mr. B.N. van Driel).

Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de wijziging van de hoogte van haar IVA-uitkering, omdat zij volgens het UWV ook recht heeft op een Poolse arbeidsongeschiktheidsuitkering.
1.2.
Met het bestreden besluit van 9 mei 2022 op het bezwaar van eiseres (eerst tegen de beslissing van 20 oktober 2020 en vervolgens tegen het besluit van 4 augustus 2021) is het UWV bij het besluit gebleven dat de IVA-uitkering vanaf 11 juli 2018 is gewijzigd, omdat haar Poolse arbeidsongeschiktheidsuitkering daarop in mindering strekt.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 26 mei 2023 op zitting behandeld door middel van een hybride-zitting. De gemachtigde van eiseres en de door haar ingeschakelde tolk, mevrouw [naam] , hebben via een Skype-verbinding aan de zitting deelgenomen. De gemachtigde van het UWV was aanwezig in de rechtszaal.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of het UWV op goede gronden de Poolse arbeidsongeschiktheidsuitkering van eiseres vanaf 11 juli 2018 in mindering heeft gebracht op haar IVA-uitkering.
3. De rechtbank oordeelt dat het beroep van eiseres ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.1.
Voor de toepasselijke bepalingen van Verordening (EG) 883/2004 (de Verordening) en andere toepasselijke wettelijke bepalingen wordt verwezen naar de bijlage bij deze uitspraak. Deze bijlage maakt onderdeel uit van de uitspraak.
Feiten en omstandigheden
4. De rechtbank is bij haar beoordeling uitgegaan van de volgende feiten en omstandigheden.
4.1.
Eiseres, geboren op [geboortedag] 1961, is werkzaam geweest in loondienst in Nederland en Polen. Laatstelijk heeft eiseres gewerkt van 15 mei 2008 tot en met 10 augustus 2017 in dienst van [naam] in Nederland. Daarvoor werkte zij in Polen. Op
11 augustus 2017 heeft eiseres zich ziek gemeld. Op 2 mei 2018 heeft eiseres een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) met een verkorte wachttijd (IVA-uitkering).
4.2.
Met het besluit van 26 juli 2018 heeft het UWV vastgesteld dat eiseres met ingang van 11 juli 2018 recht heeft op een IVA-uitkering op grond van de Wet WIA. Deze uitkering bedraagt 75% van het WIA-maandloon met een verhoging voor hulpbehoevendheid (100%) en bedraagt € 1.524,92 bruto per maand, exclusief vakantiegeld. Het UWV heeft ook aan eiseres bericht dat zij bij de Poolse uitkeringsorganisatie een arbeidsongeschiktheidsuitkering zal aanvragen en heeft daarbij aangegeven dat de toekenning van een buitenlandse uitkering gevolgen kan hebben voor de hoogte van haar IVA-uitkering.
4.3.
Het UWV heeft op 13 februari en 22 april 2020 voor eiseres een aanvraag om een invaliditeitspensioen ingediend bij ZUS (het Poolse instituut voor sociale verzekeringen).
ZUS heeft bij besluit van 16 september 2020 aan eiseres per 11 juli 2018 een Poolse invaliditeitsuitkering van 1.002,34 PLN bruto per maand toegekend.
4.4.
Na kennisneming van dit besluit op 13 oktober 2020 heeft het UWV bij besluit van 20 oktober 2020 besloten de uitbetaling van de IVA-uitkering in verband met deze Poolse invaliditeitsuitkering te wijzigen naar € 911,74 bruto per maand, exclusief vakantiegeld. Eiseres heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
4.5.
Met het besluit van 8 januari 2021 heeft het UWV eiseres bericht dat in het besluit van 20 oktober 2020 onjuiste informatie staat. Omdat eiseres hulpbehoevend is, is de hoogte van de uitkering 100% van het WIA maandloon en niet, zoals in het besluit van
20 oktober 2020 staat, 75%.
4.6.
Na verrekening met de Poolse invaliditeitsuitkering wordt vanaf
11 juli 2018 een bedrag van € 1.292,97 per maand uitbetaald, dit is exclusief vakantiegeld. Vanaf 1 november 2020 is dat € 1.362,64 bruto per maand (verhoging wegens indexering), exclusief vakantiegeld.
4.7.
Hangende de bezwaarschriftprocedure heeft de Poolse uitkeringsinstantie ZUS het UWV op 26 juli 2021 bericht dat de hoogte van de invaliditeitsuitkering per 11 juli 2018 niet 1.002,34 PLN maar 1.076 PLN bedraagt. Dat is omgerekend € 248,99.
4.8.
In verband met deze wijziging heeft het UWV op 4 augustus 2021 een nieuw besluit genomen. In dat besluit heeft het UWV vastgesteld dat de Poolse invaliditeitsuitkering per 11 juli 2018 wordt gekort op de IVA-uitkering. Daarom zal vanaf die datum € 1.275,93 bruto per maand, exclusief vakantiegeld, aan IVA-uitkering worden uitbetaald. Het UWV heeft overwogen dat het bezwaar van eiseres tegen het besluit van 20 oktober 2020 mede geacht wordt gericht te zijn tegen het besluit van 4 augustus 2021. In het bestreden besluit staat 10 september 2021, maar dat is een kennelijke verschrijving.
Zijn de accumulatiebepalingen uit de Verordening op eiseres van toepassing?
5. Eiseres heeft betoogd dat de verrekening van de uitkeringen in strijd is met het EU-recht, omdat de regels van de Verordening inzake de bestrijding van accumulatie niet van toepassing zijn op personen die een IVA-uitkering ontvangen. Volgens eiseres is de pro-ratamethode van toepassing, omdat Nederland B-wetgeving heeft.
5.1.
De rechtbank is van oordeel dat het UWV terecht de Poolse arbeidsongeschiktheidsuitkering van eiseres vanaf 11 juli 2018 in mindering heeft gebracht op haar IVA-uitkering. Zij licht hieronder toe hoe zij tot dat oordeel is gekomen.
5.2.
Eiseres heeft naast een arbeidsverleden in Nederland ook een arbeidsverleden gehad in Polen. Zij is dus in meerdere landen verzekerd geweest voordat zij arbeidsongeschikt werd. Op basis van Europees recht [1] ontvangt zij een uitkering van elk van deze landen. Dit is een verplichting voor de betreffende landen en eiseres kan niet zelf bepalen welk land haar sociale zekerheid verzorgt. Het UWV heeft daarom terecht voor eiseres een arbeidsongeschiktheidsuitkering in Polen aangevraagd en deze in mindering gebracht op haar IVA-uitkering. Dit besluit verandert niet het vastgestelde percentage van arbeidsongeschiktheid zoals vastgesteld bij besluit van 11 juli 2018. Ook de hoogte van de uitkering wijzigt niet omdat eiseres, als beide uitkeringen bij elkaar worden opgeteld, hetzelfde ontvangt.
5.2.1.
Op 1 mei 2010 is de Verordening in werking getreden. In deze verordening wordt rekening gehouden met twee verschillende wettelijke stelsels, zijnde: risico- en opbouwstelsels. Er wordt in de Verordening zelf vervolgens onderscheid gemaakt tussen lidstaten met A-wetgeving (risicostelsel) en lidstaten met B-wetgeving (opbouwstelsel). Dit volgt uit artikel 44 lid 1 van de Verordening. Nederland heeft in beginsel A-wetgeving, maar heeft de WIA niet aangemeld voor vermelding op bijlage VI van de Verordening, wat een vereiste is om van A-wetgeving te kunnen spreken in de zin van de Verordening. Dit betekent dat de WIA als B-wetgeving moet worden beschouwd wanneer deze verordening wordt toegepast.
5.2.2.
Artikel 44 lid 2 van de Verordening beschrijft hoe lidstaten met A-wetgeving een arbeidsongeschiktheidsuitkering moeten beoordelen en vaststellen. Omdat Nederland onder de B-wetgeving valt, doet deze situatie zich niet voor in Nederland.
5.2.3.
De rechtbank volgt eiseres niet in haar stelling dat artikel 46 van de Verordening niet van toepassing is. In artikel 46 van de Verordening is namelijk bepaald dat wanneer iemand arbeidsongeschikt is geraakt en hij verzekerd is geweest in meerdere lidstaten met B- wetgeving, een lidstaat de uitkering moet vaststellen volgens hoofdstuk 5 (de artikelen 50 tot en met 60) van de Verordening. Dat is in deze zaak, anders dan eiseres stelt, het geval.
5.2.4.
Uit artikel 52 van de Verordening volgt vervolgens hoe de bevoegde organen van de lidstaten de arbeidsongeschiktheidsuitkeringen moeten vaststellen als iemand in meerdere lidstaten verzekerd is geweest. De vaststelling bestaat uit drie stappen: de lidstaat beoordeelt de aanvraag volgens de nationale wetgeving (autonome arbeidsongeschiktheidsuitkering), de lidstaat stelt een pro rata-uitkering vast en de lidstaat vergelijkt de uitkomsten van het autonome arbeidsongeschiktheidsuitkering en de pro rata-uitkering en kent het hoogste bedrag toe aan de aanvrager. Uit het besluit van 20 oktober 2020 volgt dat het UWV is uitgegaan van de autonome arbeidsongeschiktheidsuitkering, omdat deze hoger is dan het bedrag van de pro rata-berekening. De juistheid van deze berekening is niet betwist door eiseres. De rechtbank overweegt dat het UWV op grond van artikel 52 van de Verordening terecht is uitgegaan van de autonome arbeidsongeschiktheidsuitkering. Er bestond dus geen aanleiding om een pro rata-uitkering aan eiseres toe te kennen, zoals eiseres tijdens de zitting heeft betoogd.
5.2.5.
Het UWV heeft aan ZUS de aanvraag van eiseres om toekenning van een arbeidsongeschiktheidsuitkering doorgezonden. Dat heeft geresulteerd in toekenning van een Poolse invaliditeitspensioen. Er is dus sprake van twee uitkeringen van twee verschillende landen, waarbij eiseres tijdens de zitting heeft bevestigd dat de Poolse uitkering ook een arbeidsongeschiktheidsuitkering is. Dit zijn dus uitkeringen van dezelfde aard.
5.2.6.
Artikel 53, en in het bijzonder 54, van de Verordening geven vervolgens bijzondere regels voor de samenloop van uitkeringen van dezelfde aard. Nederland heeft overeenkomstig artikel 54 lid 2 (onder b, aanhef ii) van de Verordening de Wet WIA wel laten opnemen in bijlage IX van de Verordening. Bij toekenning van een uitkering op grond van de Wet WIA, aan een betrokkene die ook recht heeft op een uitkering van dezelfde aard van een andere mogendheid, zoals hier het geval is, dienen de anticumulatie bepalingen van artikel 73 Wet WIA, in samenhang met artikel 1 Besluit voorkoming en beperking samenloop WAO- en Wet WIA-uitkeringen, toegepast te worden. Dit betekent dat uitkeringen van dezelfde aard mogen worden verrekend.
5.2.7.
Eiseres heeft op de zitting een andere uitleg gegeven aan artikel 54 lid 1 van de Verordening, omdat zij van mening is dat in dit geval een pro-rataberekening aan de orde is. In dat artikellid staat dat bij samenloop van uitkeringen van dezelfde aard die verschuldigd zijn krachtens de wetgeving van twee of meer lidstaten, de anticumulatiebepalingen waarin de wetgeving van een lidstaat voorziet, niet worden toegepast op een pro rata-uitkering. Zoals de rechtbank onder 5.2.4 al heeft overwogen is er in deze zaak geen sprake van een pro-rataberekening, zodat dit artikellid niet van toepassing is.
5.2.8.
De rechtbank oordeelt dat eiseres ook verder niet aannemelijk heeft gemaakt dat het UWV de bij of krachtens artikel 73 van de Wet WIA gestelde anticumulatiebepalingen niet heeft kunnen toepassen.

Conclusie en gevolgen

6. Eiseres krijgt geen gelijk, dus het beroep is ongegrond. Het UWV heeft terecht de hoogte van haar IVA-uitkering gewijzigd omdat haar Poolse arbeidsongeschiktheid daarop in mindering moet worden gebracht. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Venderbosch, rechter, in aanwezigheid van
mr. I.M.C. van Og, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 30 juni 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Wettelijk kader
Verordening 883/2004
Artikel 44
1. Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt onder "A-wetgeving" verstaan elke wetgeving volgens welke het bedrag van de invaliditeitsuitkeringen onafhankelijk is van de duur van de tijdvakken van verzekering of wonen en die door de bevoegde lidstaat uitdrukkelijk vermeld is in bijlage VI, en wordt onder "B-wetgeving", elke andere wetgeving verstaan.
2. De persoon die achtereenvolgens of afwisselend aan de wetgevingen van twee of meer lidstaten onderworpen is geweest en die uitsluitend onder A-wetgevingen tijdvakken van verzekering of wonen heeft vervuld, heeft alleen recht op uitkeringen van het orgaan van de lidstaat waarvan de wetgeving van toepassing was op het tijdstip van het ontstaan van de arbeidsongeschiktheid, met invaliditeit als gevolg, met inachtneming, in voorkomend geval, van artikel 45, en hij ontvangt de betrokken uitkeringen overeenkomstig die wetgeving.
3. De betrokkene die geen recht heeft op uitkeringen overeenkomstig lid 2, ontvangt de uitkeringen waarop hij krachtens de wetgeving van een andere lidstaat nog recht heeft, met inachtneming, in voorkomend geval, van artikel 45.
4. Indien de wetgeving als bedoeld in de leden 2 of 3 voorziet in bepalingen inzake vermindering, schorsing of intrekking ingeval van samenloop met andere inkomsten of met uitkeringen van een verschillende aard in de zin van artikel 53, lid 2, zijn de bepalingen van de artikelen 53, lid 3, en 55, lid 3, van overeenkomstige toepassing.
Artikel 46
1. De persoon die achtereenvolgens of afwisselend onderworpen is geweest aan de wetgevingen van twee of meer lidstaten waarvan er ten minste één niet van het type A is, heeft recht op uitkeringen op grond van hoofdstuk 5, dat van overeenkomstige toepassing is, met inachtneming van lid 3.
2. Indien de betrokkene evenwel eerder onderworpen is geweest aan een B-wetgeving en vervolgens getroffen wordt door arbeidsongeschiktheid, met daaropvolgende invaliditeit, terwijl hij onderworpen is aan een A-wetgeving, ontvangt hij uitkeringen overeenkomstig artikel 44, op voorwaarde dat hij: – voldoet aan de uitsluitend bij die wetgeving of andere wetgevingen van hetzelfde type vastgestelde voorwaarden, met inachtneming van, in voorkomend geval, artikel 45, zonder dat echter een beroep behoeft te worden gedaan op tijdvakken van verzekering of wonen welke vervuld zijn onder een B-wetgeving, en – geen enkel recht doet gelden op ouderdomsuitkeringen, met inachtneming van artikel 50, lid 1.
3. De door het orgaan van een lidstaat genomen beslissing omtrent de mate van invaliditeit van de betrokkene is bindend voor het orgaan van iedere andere betrokken lidstaat, mits in bijlage VII is vermeld dat de voorwaarden van de wetgevingen van deze lidstaten met betrekking tot de mate van invaliditeit met elkaar overeenstemmen.
Artikel 52
1. Het bevoegde orgaan berekent het bedrag van de verschuldigde uitkering: a) krachtens de door het orgaan toegepaste wetgeving alleen als uitsluitend op grond van de nationale wetgeving is voldaan aan de voorwaarden die recht geven op een uitkering (autonoom pensioen); b) door eerst een theoretisch bedrag en vervolgens het werkelijke bedrag (uitkering pro rata) als volgt te berekenen:
i. i) het theoretische bedrag van de uitkering is gelijk aan de uitkering waarop de betrokkene aanspraak zou kunnen maken indien alle tijdvakken van verzekering en/of wonen, welke krachtens de wetgevingen van de andere lidstaten vervuld zijn, zouden zijn vervuld overeenkomstig de wetgeving die het orgaan op de datum van vaststelling van de uitkering toepast. Indien het bedrag van de uitkering volgens deze wetgeving onafhankelijk is van de duur van de vervulde tijdvakken, wordt dit bedrag beschouwd als het theoretische bedrag;
ii) vervolgens stelt het bevoegde orgaan het werkelijke bedrag van de pro-rata uitkering vast door op het theoretische bedrag het verhoudingsgetal van de duur van de tijdvakken van verzekering en/of van wonen, welke vóór het intreden van de verzekerde gebeurtenis krachtens de door het orgaan toegepaste wetgeving zijn vervuld, en van de totale duur van de tijdvakken van verzekering en van wonen welke vóór het intreden van de verzekerde gebeurtenis krachtens de wetgevingen van alle betrokken lidstaten zijn vervuld.
2. In voorkomend geval past het bevoegde orgaan op het overeenkomstig lid 1, onder a) en b), berekende bedrag alle bepalingen toe inzake vermindering, schorsing of intrekking van de wetgeving krachtens welke deze uitkering wordt toegekend, binnen de grenzen van de artikelen 53 tot en met 55.
3. De betrokkene is gerechtigd om van het bevoegde orgaan van elke lidstaat het hoogste uitkeringsbedrag te ontvangen dat overeenkomstig het bepaalde in lid 1, onder a) en b), berekend is.
4. Indien de berekening overeenkomstig lid 1, onder a), in één bepaalde lidstaat altijd als resultaat heeft dat het autonome pensioen gelijk is aan of hoger is dan de overeenkomstig lid 1, onder b), berekende pro rata-uitkering, ziet het bevoegde orgaan van de pro rata-berekening af op voorwaarde dat: i) dergelijke situatie wordt vermeld in deel 1 van bijlage VIII; ii) op dit specifieke geval geen wetgeving van toepassing is die voorziet in anticumulatievoorschriften zoals bedoeld in de artikelen 54 en 55, tenzij de voorwaarden van artikel 55, lid 2, vervuld zijn; en iii) artikel 57 niet van toepassing is in verband met tijdvakken die vervuld zijn onder de wetgeving van een andere lidstaat in de specifieke omstandigheden van het geval.
5. Niettegenstaande de leden 1, 2 en 3 wordt de pro rata-berekening niet toegepast voor regelingen waarbij tijdvakken geen rol spelen bij de berekening van de uitkeringen, mits die regelingen in deel 2 van bijlage VIII vermeld worden. In die gevallen heeft de betrokkene recht op de uitkering die is berekend in overeenstemming met de wetgeving van de betrokken lidstaat.
Artikel 53
1. Samenloop van invaliditeits-, ouderdoms- en nabestaandenuitkeringen die worden berekend of toegekend op basis van tijdvakken van verzekering en/of wonen welke door eenzelfde persoon zijn vervuld, wordt beschouwd als samenloop van uitkeringen van dezelfde aard.
2. Samenloop van uitkeringen die in de zin van lid 1 niet als uitkeringen van dezelfde aard kunnen worden aangemerkt, wordt beschouwd als samenloop van uitkeringen van verschillende aard.
3. De volgende bepalingen zijn van toepassing op in de wetgeving van een lidstaat opgenomen anticumulatiebepalingen in geval van samenloop van een invaliditeits-, ouderdoms- of nabestaandenprestatie met een prestatie van dezelfde aard, een prestatie van een andere aard of andere inkomsten:
a. a) het bevoegde orgaan houdt alleen rekening met de in een andere lidstaat verworven uitkeringen of inkomsten indien de door het orgaan toegepaste wetgeving bepaalt dat met in het buitenland verkregen uitkeringen of inkomsten rekening wordt gehouden;
b) het bevoegde orgaan houdt rekening met het door een andere lidstaat te betalen bedrag aan uitkeringen vóór aftrek van belastingen, socialezekerheidspremies en andere inhoudingen, tenzij de door het orgaan toegepaste wetgeving bepaalt dat de anticumulatievoorschriften na die inhoudingen moeten worden toegepast, volgens de voorwaarden en procedures van de toepassingsverordening;
c) het bevoegde orgaan houdt geen rekening met het bedrag van de krachtens de wetgeving van een andere lidstaat verkregen uitkeringen die worden toegekend op basis van een vrijwillige verzekering of vrijwillig voortgezette verzekering;
d) indien een enkele lidstaat anticumulatiebepalingen toepast, omdat de betrokkene hetzij uitkeringen van dezelfde of van verschillende aard ontvangt overeenkomstig de wetgeving van andere lidstaten, hetzij inkomsten ontvangt die zijn verworven in een andere lidstaat, kan de verschuldigde uitkering alleen worden verminderd ter hoogte van het bedrag van dergelijke uitkeringen of dergelijke inkomsten.
Artikel 54
1. In geval van samenloop van uitkeringen van dezelfde aard die verschuldigd zijn krachtens de wetgeving van twee of meer lidstaten, worden de anticumulatievoorschriften waarin de wetgeving van een lidstaat voorziet, niet toegepast op een pro rata-uitkering.
2. De anticumulatievoorschriften zijn alleen op een onafhankelijke prestatie van toepassing indien het een uitkering betreft:
a. a) waarvan het bedrag onafhankelijk is van de duur van de tijdvakken van verzekering of wonen,
of b) waarvan het bedrag wordt bepaald op basis van een fictief tijdvak dat geacht wordt te zijn vervuld tussen de datum waarop de verzekerde gebeurtenis is ingetreden en een latere datum, voorzover die samenvalt:
i. i) met een uitkering van hetzelfde type, tenzij twee of meer lidstaten een overeenkomst hebben gesloten om te voorkomen dat hetzelfde fictieve tijdvak meer dan één keer wordt meegerekend,
of ii) met een uitkering als bedoeld onder a). De onder a) en b) bedoelde uitkeringen en overeenkomsten zijn vermeld in bijlage IX.
Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen
Artikel 73
1. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld ter voorkoming of beperking van samenloop van een uitkering op grond van deze wet met een uitkering in verband met volledig en duurzame arbeidsongeschiktheid of gedeeltelijke arbeidsgeschiktheid op grond van andere wetten.
2. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld ter voorkoming of beperking van samenloop van uitkering op grond van deze wet met uitkering op grond van de sociale wetgeving van Aruba, Curaçao, Sint Maarten, de sociale wetgeving van Nederland ten behoeve van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba of van een andere Mogendheid.
Besluit voorkoming en beperking samenloop WAO- en Wet WIA-uitkeringen met uitkeringen op grond van de sociale wetgeving van een andere Mogendheid
Artikel 1
1. Bij samenloop over eenzelfde tijdvak van een arbeidsongeschiktheidsuitkering ingevolge de
Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekeringmet één of meer van de navolgende ingevolge de sociale wetgeving van één of meer andere Mogendheden toegekende uitkeringen:
a. uitkering wegens arbeidsongeschiktheid;
b. wezenuitkering;
c. ouderdomsuitkering, dan wel enige andere uitkering, welke in verband met het bereikt hebben van een bepaalde leeftijd is toegekend, wordt de arbeidsongeschiktheidsuitkering slechts uitbetaald, indien en voor zover deze het totale bedrag van de onder
at/m
cbedoelde uitkeringen overtreft.
2.Bij de toepassing van het bepaalde in het vorige lid wordt met een in dat lid onder
abedoelde uitkering slechts rekening gehouden, indien en voor zover deze is verleend ter zake van dezelfde arbeidsongeschiktheid als de arbeidsongeschiktheidsuitkering.
3. Het eerste lid en het tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing op de uitkeringen op grond van de
hoofdstukken 6en
7 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogenmet dien verstande dat onder arbeidsongeschiktheid wordt verstaan: volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid onderscheidenlijk gedeeltelijke arbeidsgeschiktheid als bedoeld in
die wet.

Voetnoten

1.artikel 52, 53 en 54 Verordening (EG) 883/2004