ECLI:NL:RBOBR:2023:3179

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
20 juni 2023
Publicatiedatum
28 juni 2023
Zaaknummer
22/1296
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een loonsanctie door de rechtbank in het bestuursrecht

Op 20 juni 2023 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres en het UWV, betreffende een loonsanctie. Eiseres, vertegenwoordigd door mr. I.T.A. Duijs, had beroep ingesteld tegen het besluit van het UWV om de loondoorbetalingsverplichting van een (ex-)werkneemster te verlengen tot 24 oktober 2022. Dit besluit was gebaseerd op rapportages van UWV-arts en arbeidsdeskundigen, die stelden dat de (ex-)werkneemster per einde wachttijd geschikt was voor haar eigen werk. De rechtbank oordeelde dat er geen wettelijke grondslag was voor het opleggen van de loonsanctie, aangezien de rapportages van het UWV bevestigden dat de (ex-)werkneemster in staat was haar werk te verrichten. Hierdoor verklaarde de rechtbank het beroep van eiseres gegrond en vernietigde het bestreden besluit van 6 mei 2022. De rechtbank herstelde het besluit van 21 oktober 2021 en bepaalde dat het UWV het griffierecht van € 365,- en proceskosten van € 2.271,- aan eiseres moest vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door de voorzitter, mr. A.F. Vink, en is van belang voor de rechtspraktijk in het bestuursrecht en socialezekerheidsrecht.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 22/1296

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de meervoudige kamer van

20 juni 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. I.T.A. Duijs),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het UWV
(gemachtigde: A.G. Lavrijsen).

Zitting

De rechtbank heeft het beroep van eiseres op 20 juni 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het UWV.
De rechtbank heeft het onderzoek op de zitting gesloten en vervolgens uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit van 6 mei 2022;
  • herroept het besluit van 21 oktober 2021;
  • bepaalt dat deze uitspraak in de plaats komt van het vernietigde besluit;
  • bepaalt dat het UWV het griffierecht van € 365,- aan eiseres moet vergoeden;
  • veroordeelt het UWV tot betaling van € 2.271,- aan proceskosten aan eiseres.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen een verlenging van de loondoorbetalingsverplichting van (ex-)werkneemster [(ex-)werkneemster] (loonsanctie).
1.1.
Met het besluit van 21 oktober 2021 heeft het UWV bepaald dat eiseres het loon van de (ex-)werkneemster moet doorbetalen tot 24 oktober 2022.
1.2.
Met het bestreden besluit van 6 mei 2022 op het bezwaar van eiseres is het UWV bij dat besluit gebleven.
1.3.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
1.4.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.

Beoordeling door de rechtbank

2. Het UWV heeft de bestreden besluitvorming gebaseerd op de rapportages van zijn (verzekerings)artsen (bezwaar en beroep) en arbeidsdeskundigen (bezwaar en beroep). Uit deze rapportages volgt dat de (ex-)werkneemster (sinds 15 juli 2021 en ook) per einde wachttijd geschikt was voor haar eigen werk. Daarom bestond er geen wettelijke grondslag voor het UWV voor het opleggen van de (na bezwaar gehandhaafde) loonsanctie aan eiseres die dan ook niet in stand kan blijven.
3. Bij deze stand van zaken is het beroep van eiseres gegrond en hoeven de overige beroepsgronden van eiseres niet meer te worden besproken.
4. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, veroordeelt de rechtbank het UWV in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.271,- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift met een waarde per punt van € 597,- en een wegingsfactor 1 en vervolgens 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1). Ook moet het UWV het door eiseres betaalde griffierecht vergoeden.
De voorzitter deelt mede dat van deze uitspraak een proces-verbaal wordt opgemaakt dat binnen twee weken aan partijen zal worden toegestuurd.
De voorzitter wijst erop dat partijen het recht hebben om tegen deze uitspraak hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep. Het hoger beroep moet zijn ingesteld binnen zes weken na de dag van verzending van dit proces-verbaal.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.F. Vink, voorzitter, en mr. D.J.M. van de Voort en
mr. R. Grimbergen, leden, in aanwezigheid van E.H.J.M.T. van der Steen, griffier. De uitspraak is door de voorzitter uitgesproken in het openbaar op 20 juni 2023.
griffier
voorzitter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op: