Uitspraak
uitspraak van de meervoudige kamer van 28 juni 2023 in de zaak tussen
[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres,
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [derde partij] . uit [plaats] ,
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
Maatwerkvoorschriften1. De rechtbank is met het college van oordeel dat het besluit van 5 april 2023 tot het vaststellen van maatwerkvoorschriften een primair besluit is. Daarbij heeft de rechtbank van belang geacht dat in dit besluit niet alleen lagere geluidgrenswaarden voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau zijn gesteld, waarom eiseres in haar handhavingsverzoek van 8 december 2020 had verzocht, maar ook ambtshalve extra middelvoorschriften aan de vergunning zijn verbonden waarom eiseres niet heeft verzocht.Ter zitting hebben eiseres en [derde partij] aangegeven bezwaar te hebben tegen het besluit van 5 april 2023. Alle partijen hebben gesteld in te stemmen met rechtstreeks beroep bij de bestuursrechter als bedoeld in artikel 7:1a van de Algemene wet bestuursrecht (de Awb), indien de rechtbank van oordeel zou zijn dat het besluit van 5 april 2023 een primair besluit is. De rechtbank beoordeelt daarom niet alleen de weigering van het college om voor de inrichting maatwerkvoorschriften voor geluid vast te stellen, maar ook het beroep van eiseres (SHE 23/1142) en van [derde partij] tegen het daarop gevolgde besluit tot vaststelling van maatwerkvoorschriften.
- De omgevingsdienst Brabant Noord (de OBDN) heeft van 3 september tot en met
27 september 2021 geluidmetingen verricht om het referentieniveau van het omgevingsgeluid (L95) te bepalen. Uit de resultaten blijkt dat ter plaatse van de woning [adres] het L95 in de dagperiode ongeveer 31 dB(A) bedraagt, in de avondperiode
32 dB(A) en in de nachtperiode 25 dB(A), wat aansluit bij het omgevingstype “landelijke omgeving”.
- [derde partij] heeft vervolgens maatregelen getroffen ter beperking van de geluidbelasting vanwege de inrichting. De buitenvlucht is van compartimenten voorzien met maximaal twee vogels (papegaaien) per compartiment. Daarnaast zijn er deuren en luiken geplaatst met de mogelijkheid om deze vogels binnen op te sluiten. Ook zijn de vogels die het meeste lawaai maken zo ver mogelijk geplaatst van de woning van eiseres.
[derde partij] aangeschreven en deze heeft vervolgens de vogels die het meeste geluid maken verplaatst naar een deel van het gebouw dat verder af ligt van de woning van eiseres. Bij een vervolgmeting is desalniettemin nog een keer een overtreding geconstateerd van het maximale geluidniveau in de avond- en nachtperiode. Daarop is een voornemen tot het opleggen van een last onder dwangsom gestuurd. Volgens het college kon het toen echter nog geen maatwerkvoorschriften vaststellen. Voor een goede belangenafweging diende eerst onderzocht te worden welk LAR,LT [derde partij] nodig heeft om de bedrijfsmatige activiteiten te kunnen voortzetten. [derde partij] wilde de kooien aanpassen zodat de vogels in de avond- en nachtperiode niet meer naar buiten zouden kunnen. Dit kon vanwege het broedseizoen pas rond september 2022. Pas nadat de aanpassingen zouden zijn gedaan en voldaan werd aan het maximale geluidsniveau had het college met metingen kunnen vaststellen wat de gevolgen van de aanpassingen zouden zijn voor het LAR,LT. Mogelijk zou het LAR,LT in de avond- en nachtperiode op een lagere waarde kunnen worden gesteld. Het college was van mening dat met de afwijzing de belangen van eiseres niet onevenredig werden geschaad, omdat de normen van het Abm met betrekking tot het LAR,LT niet werden overschreden.
7. Tussen partijen is in geschil of het college heeft kunnen volstaan met het voornemen tot het opleggen van een last onder dwangsom en het verzoek om maatwerkvoorschriften te stellen heeft kunnen afwijzen. Hierover stelt de rechtbank het volgende.
5 april 2023 leidt niet tot een ander oordeel. Dit betoog slaagt.
(23:00-07:00 uur).
12. Het college heeft in het besluit van 5 april 2023 gesteld dat eiseres geluidoverlast kan ondervinden vanwege het feit dat het in september 2022 gemeten LAr,LT van de inrichting beduidend hoger ligt dan het gemeten referentieniveau van het omgevingsgeluid ter hoogte van de woning van eiseres. Bij het stellen van maatwerkvoorschriften is volgens het college een zorgvuldige afweging gemaakt tussen enerzijds het belang van de bescherming van de omgeving tegen een onaanvaardbaar woon- en leefklimaat en anderzijds het belang van [derde partij] bij haar bedrijfsvoering. Het college sluit niet uit dat in de zomerperiode, waarin de meeste geluidoverlast zich voordoet, ondanks de door
[derde partij] inmiddels getroffen maatregelen en de uitkomst van de metingen van 15 september 2022 tot en met 1 oktober 2022, toch niet kan worden voldaan aan de lagere geluidgrenswaarden van 40 dB(A) in de dagperiode, 35 dB(A) in de avondperiode en
30 d(A) in de nachtperiode, zoals opgenomen in de inmiddels vervallen omgevingsvergunning milieu van 2013, en dat daarmee de bedrijfsvoering van
[derde partij] onevenredig zou worden beperkt. Omdat de aard van de bedrijfsvoering van de inrichting van [derde partij] vergelijkbaar is met een agrarische inrichting als bedoeld in artikel 1.1 van het Abm, heeft het college in zijn besluit aansluiting gezocht bij de geluidnormen die hiervoor zijn opgenomen in artikel 2.17, vijfde lid, van het Abm. Enerzijds wordt hiermee de bedrijfsvoering van [derde partij] niet onevenredig geschaad, anderzijds wordt het belang van eiseres en verdere woonomgeving hiermee gediend, aldus het college.
14. Gelet op het feit dat het omgevingsgeluid zodanig laag is dat aannemelijk is dat de in artikel 2.17 van het Abm gestelde standaard geluidsnorm zal leiden tot hinder voor de omgeving, waaronder voor eiseres, heeft het college kunnen besluiten lagere geluidgrenswaarden aan de inrichting van [derde partij] op te leggen. De rechtbank ziet in wat [derde partij] heeft aangevoerd geen grond voor het oordeel dat alleen middelvoorschriften hadden mogen worden gesteld. Artikel 2.20 van het Abm laat een combinatie van doel- en middelvoorschriften toe en het college heeft voldoende onderbouwd waarom hiervoor is gekozen.
Om deze reden is de rechtbank het niet eens met de wens van eiseres om nog lagere geluidgrenswaarden te stellen. Dan kan niet op voorhand worden uitgesloten dat
[derde partij] haar bedrijf niet meer kan voeren. In dit verband wijst de rechtbank nog op het feit dat het college in zijn besluit heeft aangegeven in de zomer van 2023 opnieuw metingen te zullen laten verrichten naar het geluid van de inrichting op onder meer de woning van eiseres. Indien mocht blijken dat de geluidbelasting met de inmiddels getroffen maatregelen lager ligt dan de bij maatwerkvoorschrift 1.1.1 vastgestelde grenswaarden, dan zal het college de geluidnormen verder aanscherpen.
17. Voor zover [derde partij] heeft gesteld dat de geluidgrenswaarde van 45 dB(A) zou moeten gelden vanaf 06.00 uur overeenkomstig artikel 2.17, vijfde lid, van het Abm, overweegt de rechtbank dat omwille van de nachtrust van omwonenden, waaronder die van eiseres, is gekozen voor 07.00 uur. Mede gelet op voorschrift 1.1.3, waarin is bepaald dat de deuren en luiken van de hokken na zonsondergang zijn gesloten en eerst na 07.00 uur mogen worden geopend, ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat het college de geluidgrenswaarde voor de dagperiode niet kan laten ingaan om 07.00 uur. Niet aannemelijk is geworden dat aan de grenswaarde voor de nachtperiode niet kan worden voldaan en dat dit niet van [derde partij] kan worden gevergd. Een aanvangstijd van 07.00 uur is daarom volgens de rechtbank niet onevenredig.
De rechtbank stelt allereerst vast dat eiseres niet heeft verzocht tot het vaststellen van maatwerkvoorschriften op de gevel van haar woning maar op de gevel van gevoelige gebouwen. Afgezien daarvan heeft het college het besluit van 5 april 2023 op grond van artikel 2.20, eerste lid, van het Abm ambtshalve vastgesteld. Het verzoek van eiseres tot het vaststellen van maatwerkvoorschriften is immers bij besluit van 25 februari 2022, gehandhaafd bij besluit van 13 juli 2022, afgewezen. De rechtbank is van oordeel dat het college heeft kunnen besluiten om de in voorschrift 1.1.1 opgenomen geluidgrenswaarden vast te stellen op de gevel van gevoelige gebouwen. Daarbij heeft de rechtbank betrokken dat het college in het besluit van 5 april 2023 heeft gesteld dat de buitenvlucht van de inrichting de belangrijkste geluidbron voor de woningen in de omgeving is en dat de woning van eiseres aan de [adres] daarvan de meeste geluidsoverlast ondervindt. De woning van eiseres is hierdoor volgens het college de voor geluid maatgevende woning van derden. [derde partij] heeft dit als zodanig niet betwist, zodat niet valt in te zien dat [derde partij] hierdoor in een nadeliger positie is geraakt dan indien de geluidgrenswaarden van voorschrift 1.1.1 alleen zouden gelden op de gevel van de woning van eiseres.
Conclusie en gevolgen
De rechtbank vernietigt daarom dit bestreden besluit. De rechtbank draagt niet aan het college op om het gebrek te herstellen met een betere motivering of een ander besluit, omdat het college met het besluit van 5 april 2023 dit gebrek al heeft hersteld.
Beslissing
- verklaart het beroep van eiseres tegen het besluit van 13 juli 2022 gegrond;
- vernietigt het besluit van 13 juli 2022;
- verklaart de beroepen van eiseres en [derde partij] tegen het besluit van 5 april 2023 ongegrond;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 184,00 aan eiseres moet vergoeden;
- veroordeelt het college tot betaling van € 1.700,00 aan proceskosten aan eiseres.
Informatie over hoger beroep
Algemene wet bestuursrecht
Bij de voorbereiding van een besluit vergaart het bestuursorgaan de nodige kennis omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen.
1. Indien een beschikking niet binnen de bij wettelijk voorschrift bepaalde termijn kan worden gegeven, deelt het bestuursorgaan dit aan de aanvrager mede en noemt het daarbij een zo kort mogelijke termijn waarbinnen de beschikking wel tegemoet kan worden gezien.
2. Het eerste lid is niet van toepassing indien het bestuursorgaan na het verstrijken van de bij wettelijk voorschrift bepaalde termijn niet langer bevoegd is.
3. Indien, bij het ontbreken van een bij wettelijk voorschrift bepaalde termijn, een beschikking niet binnen acht weken kan worden gegeven, deelt het bestuursorgaan dit binnen deze termijn aan de aanvrager mede en noemt het daarbij een redelijke termijn binnen welke de beschikking wel tegemoet kan worden gezien.
1. In het bezwaarschrift kan de indiener het bestuursorgaan verzoeken in te stemmen met rechtstreeks beroep bij de bestuursrechter, zulks in afwijking van artikel 7:1.
2. (…).
3. Het bestuursorgaan kan instemmen met het verzoek indien de zaak daarvoor geschikt is.
Activiteitenbesluit milieubeheer
:geheel van activiteiten dat betrekking heeft op gewassen of landbouwhuisdieren voor zover deze geteeld of gekweekt onderscheidenlijk gefokt, gemest, gehouden of verhandeld worden, daaronder mede begrepen agrarisch gemechaniseerd loonwerk zoals het uitvoeren van cultuurtechnische werken, mestdistributie, grondverzet of soortgelijke dienstverlening;