ECLI:NL:RBOBR:2023:3091

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
29 maart 2023
Publicatiedatum
23 juni 2023
Zaaknummer
96/104865-21
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering identiteitsbewijs bij vreedzame demonstratie niet gerechtvaardigd

Op 29 maart 2023 heeft de Rechtbank Oost-Brabant in 's-Hertogenbosch uitspraak gedaan in een zaak waarbij de verdachte werd aangeklaagd voor het niet voldoen aan de verplichting om een identiteitsbewijs ter inzage aan te bieden tijdens een demonstratie op 14 december 2020 in Boxtel. De demonstratie, die bestond uit vier personen en vooraf was aangekondigd, verliep vreedzaam en er was geen sprake van verstoring van de openbare orde of verdenking van een strafbaar feit. De officier van justitie eiste vrijspraak, stellende dat de verbalisanten onvoldoende aanleiding hadden om het identiteitsbewijs van de verdachte te vorderen. De kantonrechter, mr. S.M. Schothorst, oordeelde dat de vordering tot identificatie niet noodzakelijk was voor de redelijke taakuitoefening van de politie in deze specifieke situatie. De kantonrechter verwees naar een vergelijkbare uitspraak van de rechtbank Noord-Holland, waarin werd geoordeeld dat de vordering tot identificatie niet gerechtvaardigd was onder vergelijkbare omstandigheden. Uiteindelijk sprak de kantonrechter de verdachte vrij van de tenlastelegging, vernietigde de eerder uitgevaardigde strafbeschikking en concludeerde dat er geen bewijs was dat de verdachte had moeten voldoen aan de vordering tot identificatie.

Uitspraak

proces-verbaal

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie ‘s-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 96.104865.21
Datum uitspraak: 29 maart 2023
Proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van de kantonrechter in bovengenoemde rechtbank op 29 maart 2023.
De samenstelling van de rechtbank is als volgt:
mr. S.M. Schothorst, kantonrechter,
F.D.M. Sloof LL.B., griffier.
Als officier van justitie fungeert mr. F. Visee.
De kantonrechter doet de zaak tegen na te noemen verdachte uitroepen.
De kantonrechter stelt de identiteit van de verdachte vast op de wijze, bedoeld in artikel 27a, eerste lid, eerste volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
De verdachte, ter terechtzitting aanwezig, antwoordt op de vragen van de kantonrechter te zijn genaamd:

[verdachte]

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1968,
wonende te [adres]
De kantonrechter vermaant de verdachte oplettend te zijn op hetgeen hij zal horen en deelt hem mee dat hij niet tot antwoorden verplicht is.
Voor zover op deze terechtzitting verklaringen zijn afgelegd, zijn deze steeds zakelijk weergegeven.
De verdachte voert een preliminair verweer strekkende tot niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie.
De kantonrechter verwerpt dit verweer en gaat over tot inhoudelijke behandeling van de zaak.
De kantonrechter deelt mondeling mee de korte inhoud van:
de tenlastelegging;
een dossier van de politie Oost-Brabant, met dossiernummer PL2100-2020283992, afgesloten d.d. 14 december 2020, aantal doorgenummerde bladzijden: 10;
een strafbeschikking d.d. 26 april 2021;
een verzetschrift tegen voornoemde strafbeschikking van de zijde van verdachte d.d. 3 mei 2021;
een Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 22 maart 2023 betreffende verdachte.
De officier van justitie voert het woord:
Er was die maandag 14 december 2020 sprake van een demonstratie die gemoedelijk verliep. De verbalisanten beschreven in een aanvullend proces-verbaal eerdere demonstaties die plaats hebben gevonden bij [bedrijf] in Boxtel en die tot escalaties zouden hebben geleid. Daar was in dit geval echter geen sprake van. Ik snap wel dat het gevoel heerste bij agenten dat zij om een identiteitsbewijs mochten vragen, maar dat was in de gegeven situatie onterecht. Nu zij onvoldoende aanleiding hadden om het identiteitsbewijs van verdachte te vorderen, acht ik het ten laste gelegde feit niet bewezen.
De officier van justitie eist vrijspraak.
Aan de verdachte wordt de gelegenheid gegeven te reageren op hetgeen door de officier van justitie is aangevoerd.
Aan verdachte wordt het recht gelaten het laatst te spreken.
De verdachte verklaart:
Het is te zot voor woorden dat er aan de ene kant altijd tijd is voor zaken tegen activisten bij de rechtbank, maar dat aan de andere kant mensen worden vrijgesproken die eigenlijk voor lange tijd de gevangenis in zouden moeten. Ik had een sepotverzoek ingediend als duidelijk signaal dat dit soort praktijken tegen vreedzame activisten echt niet kunnen.
De kantonrechter verklaart het onderzoek gesloten en zegt terstond mondeling vonnis te zullen geven.

De kantonrechter spreekt het vonnis uit ter openbare terechtzitting.AANTEKENING VAN HET MONDELING VONNIS

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 14 februari 2023.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 14 december 2020 te Boxtel, niet (op eerste vordering) heeft voldaan aan de verplichting om een identiteitsbewijs ter inzage aan te bieden, hem opgelegd krachtens de Wet op de identificatieplicht, het Wetboek van Strafvordering en/of het Wetboek van Strafrecht;

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De kantonrechter is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Vrijspraak.

De kantonrechter overweegt het volgende.
Een verbalisant is in beginsel bevoegd om een persoon om zijn of haar identiteitsbewijs te vragen. Zodra een verbalisant een identiteitsbewijs vordert, moet je deze overhandigen. Ook als je het er niet mee eens bent. Je moet dan eerst je identiteitsbewijs overhandigen en dan kan je vragen wat de reden van de vordering was.
De vordering tot het ter inzage aanbieden van het identiteitsbewijs mag slechts gegeven worden voor zover dat noodzakelijk is voor de redelijke taakuitoefening van de vorderende verbalisant. Het doen van een dergelijke vordering is niet beperkt tot de strafrechtelijke handhaving, maar kan ook worden gedaan in het kader van de handhaving van de openbare orde.
In deze zaak was er sprake van een kleinschalige demonstratie van vier personen bij [bedrijf] in Boxtel. Als een ludieke actie is een emmer vervuild slootwater overhandigd aan de directeur van [bedrijf] . De demonstratie was van tevoren aangekondigd en verliep gemoedelijk. Dit alles heb ik ook gezien op de door verdachte aangeleverde videobestanden. Niet gebleken is dat op enig moment sprake is geweest van een verstoring van de openbare orde of een dreiging daarvan. Er was ook geen sprake van een verdenking van enig strafbaar feit. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het in dit concrete geval voor een redelijke taakuitoefening van de verbalisanten niet noodzakelijk was het identiteitsbewijs van verdachte te vorderen. De kantonrechter acht niet bewezen dat het identiteitsbewijs van verdachte mocht worden gevorderd, zodat verdachte aan deze vordering – achteraf bezien – niet hoefde te voldoen. De kantonrechter sluit in het oordeel aan bij de door verdachte aangeleverde uitspraak van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland van 12 oktober 2021 (ECLI:NL:RBNHO:2021:12695).
De kantonrechter acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.

DE UITSPRAAK

De kantonrechter:

Vernietigt de eerder uitgevaardigde strafbeschikking en beslist als volgt.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de kantonrechter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.