ECLI:NL:RBOBR:2023:3080

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
26 juni 2023
Publicatiedatum
23 juni 2023
Zaaknummer
82/053788-21
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor overtreding van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden met betrekking tot fipronil

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 26 juni 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het op de markt brengen en voorhanden hebben van het gewasbeschermingsmiddel fipronil, wat in Nederland niet is toegelaten. De verdachte, geboren in 1965 en werkzaam bij een bedrijf dat gewasbeschermingsmiddelen verhandelt, heeft fipronil verkocht aan een klant voor de bestrijding van de taxuskever. Dit gebeurde in de periode van 27 juni tot en met 3 juli 2019. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk handelingen heeft verricht die gevaar hebben veroorzaakt voor de bijenpopulatie, wat heeft geleid tot massale bijensterfte. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke ontzetting uit het recht tot uitoefening van beroepen met betrekking tot gewasbeschermingsmiddelen voor de duur van 1 jaar, met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de rol van de verdachte en de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 82.053788.21
Datum uitspraak: 26 juni 2023
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige economische kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1965,
wonende te [adres 1]
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 13 februari 2023 en 12 juni 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 5 december 2022.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
T.a.v. feit 1:
hij in of omstreeks de periode 27 juni 2019 tot en met 3 juli 2019 te Biezenmortel, althans in Nederland, al dan niet opzettelijk een hoeveelheid van het gewasbeschermingsmiddel, althans een werkzame stof, Fipronil, op de markt heeft gebracht, voorhanden heeft gehad en/of in voorraad heeft gehad , terwijl deze niet in Nederland als betrokken lidstaat overeenkomstig de verordening (EG) Nr. 1107/2009 van het Europees parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de Richtlijnen 79/117/EEG en 91/414/EG van de Raad was toegelaten,
waarbij de begrippen "gewasbeschermingsmiddel", "op de markt brengen" en "toelaten" worden gebruikt overeenkomstig hun betekenis in artikel 1 van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden;
T.a.v. feit 2:
hij op of omstreeks 3 juli 2019 te Biezenmortel, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, al dan niet opzettelijk, handelingen met gewasbeschermingsmiddelen en/of biociden en/of de daarbij behorende werkzame stoffen en/of daarbij gebruikte toevoegingsstoffen, althans de restanten van gewasbeschermingsmiddelen en/of biociden of de aangebroken verpakkingen van gewasbeschermingsmiddelen en/of biociden heeft (doen) verricht(en), te weten Fipronil, zulks terwijl hij wist of redelijkerwijs had kunnen vermoeden dat door die handeling(en) of nalaten gevaar ontstond of gevaar kon ontstaan voor een mens en/of voor een dier en/of voor planten waarvan de instandhouding is gewenst, toen niet alle maatregelen heeft genomen die redelijkerwijs van hem konden worden gevergd teneinde dat gevaar te voorkomen en/of de nadelige gevolgen daarvan heeft beperkt en/of zoveel mogelijk ongedaan heeft gemaakt;
waarbij de begrippen worden gebruikt overeenkomstig hun betekenis in artikel 1 van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat feit 1 en feit 2 wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft vrijspraak van het onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde bepleit.
Het oordeel van de rechtbank. [1]
Bewijsmiddelen.

Het overzichtsproces-verbaal opgemaakt en ondertekend door verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 2] en [verbalisant 3] op 19 november 2019, voor zover – zakelijk weergegeven – inhoudende [2] :
p. 4
Dit proces-verbaal is opgesteld naar aanleiding van een inspectie (4940565) in het kader van Bedrijfsinspectie gewasbeschermingsmiddelen.
Locatie:
[adres 2] BIEZENMORTEL - HAAREN
Op 04 juli 2019 heeft de NVWA een melding ontvangen van massale bijensterfte bij [bedrijf 1] uit Biezenmortel binnen de gemeente Haaren.
Tevens op 04 juli 2019 heeft een inspectie plaatsgevonden bij de bijen van [bedrijf 1] op het terrein van [adres 3] te Biezenmortel. Op dezelfde locatie stonden ook bijen van [bedrijf 2] . Tijdens de inspectie zag verbalisant [verbalisant 2] verschillende kasten met dode bijen. Van de dode bijen voor de kasten zijn monsters genomen.
DOC 004 Relaas van monsterneming nr. 1473/04072019/2019/HO-01
Tevens zijn monsters genomen op percelen in de omgeving, die mogelijk door de bijen zijn bevlogen, waaronder een perceel aan de [adres 4] te Helvoirt. Uit onderzoek in het interne digitale dossier kwam naar voren dat het perceel aan de [adres 4] onderdeel was van de onderneming [bedrijf 3] Een medewerker van [bedrijf 3] verklaarde dat het perceel aan de [adres 4] te Helvoirt gewasbeschermingsmiddelen waren toegepast door [bedrijf 4] . Van [bedrijf 4] zijn vervolgens werkbonnen ontvangen van de dagen 3, 4 en 5 juli 2019.
DOC 006 Relaas van monsterneming nr. 1473/09072019/2019/HO-02
DOC 007 Kopie werkbonnen [bedrijf 4]
p. 5
Op 11 juli 2019 ontving ik, verbalisant [verbalisant 2] , de resultaten van de monsters onderzocht door het laboratorium [labratorium] (hierna te noemen [labratorium] , dit was voorheen het [labratorium] ), van het monster genomen van de dode bijen. Uit de monsteruitslagen kwam naar voren dat er een grote hoeveelheid fipronil in was aangetroffen. In Nederland zijn geen gewasbeschermingsmiddelen toegelaten met de werkzame stof fipronil.
DOC 018 Analyse m.b.t. monster dode bijen [adres 3] 04 juli 2019
Fipronil is zeer giftig voor onder andere bijen.
DOC 249 Risico beoordeling fipronil in laurierkers
Op 15 juli 2019 ontving ik, verbalisant [verbalisant 1] , de analyseresultaten van de monsters genomen aan de [adres 4] te Helvoirt. De analyseresultaten gaven aan dat één monster een laag gehalte fipronil bevatte, namelijk 0,024 mg/kg.
DOC 009 Analyse m.b.t. monster [bedrijf 3] / [adres 4]
Op 15 juli 2019 heb ik, verbalisant [verbalisant 1] , in bijzijn van imkers [bedrijf 2] en [bedrijf 1] voornoemde locatie [adres 3] en de locatie [adres 5] te Haaren de vanuit [adres 3] verplaatste bijenkasten bekeken. Daar bleek opnieuw sterfte.
Tevens heb ik op 15 juli 2019 op beide locaties monsters genomen van dode en stervende bijen. Een monster heb ik voor analyse naar [labratorium] gebracht. Later ontving ik het resultaat hiervan, waarbij bleek dat daarin 0,19 mg/kg fipronil is aangetroffen. Een ander monster van circa 100 dode bijen wordt voor eventueel later onderzoek op bijenziekten ter beschikking gehouden.
DOC 016 Relaas van monsterneming nr. 1529_15072019_2019_H004
DOC 019 Analyserapport [labratorium] ( [labratorium] ) 1529_15072019_2019_H004
DOC 170 Relaas van monsterneming nr. 1529_15072019_2019_H002
p. 6
Op 25 juli 2019 zijn door ons, verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 3] , monsters genomen van diverse deels in bloei staande siergewassen op een perceel aan de [adres 2] te Biezenmortel. Uit een analyse van het laboratorium [labratorium] , bleek dat in dit monster een zeer hoog gehalte van 1,1 mg/kg fipronil werd aangetroffen.
PV-117806 Bevindingen perceel [bedrijf 5 / Getuige 1] / [adres 2] Biezenmortel
DOC 012 Relaas van monsterneming nr. 1529_25072019_2019_HO01
DOC 015 Analyse m.b.t. monster sierplanten [bedrijf 5 / Getuige 1] . / [adres 2] Biezenmortel
p. 10
Van de monsters genomen op 25 juli 2019 bleek één uitslag een hoog gehalte fipronil te bevatten: 1,1 mg/kg. Dit monster is genomen op een perceel dat in gebruik is van [bedrijf 5 / Getuige 1] ., gevestigd [adres 2] Biezenmortel. Dit perceel is eigendom van één van de bedrijven van [bedrijf 5 / Getuige 1] , te weten [bedrijf 6] , gevestigd op hetzelfde adres. Uit het onderzoek dat in de tussentijd bij [bedrijf 4] was verricht bleek dat door dat bedrijf op 3 juli 2019 om 07.15, 09.45, 09.55 en 11.55 uur respectievelijk vier percelen waren bespoten. Verder is gebleken dat het eerst gespoten perceel (met het hoge gehalte fipronil) dat van [bedrijf 5 / Getuige 1] was. De afnemende gehalten bij de volgende bespuitingen passen in het beeld van een eerste bespuiting bij [bedrijf 5 / Getuige 1] met fipronil.
Naar aanleiding hiervan is op dinsdag 6 augustus 2019 een doorzoeking gehouden in de woning en de bedrijfsgebouwen op het adres [adres 2] te [adres 2] Biezenmortel, binnen de gemeente Haaren, in eigendom en/of gebruik bij [bedrijf 5 / Getuige 1] voornoemd.
Tijdens deze doorzoeking zijn diverse monsters genomen van aangetroffen middelen. Tevens zijn er ook monsters genomen van aangetroffen hulpmiddelen, waaronder handschoenen, emmers en filters voor gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. In de emmers was nog vloeistof aanwezig, dat bemonsterd is. Deze monsters en hulpmiddelen zijn onderzocht en geanalyseerd op de stof fipronil.
Er zijn in totaal 22 monsters genomen waarvan in 13 monsters fipronil werd aan-
getoond. Fipronil is onder andere aangetoond in een aantal zwarte emmers en op handschoenen.
p. 12:
In de telefoon van [medeverdachte 2] werd WhatsApp-verkeer van 26 april 2019 [de rechtbank stelt vast dat 26 april 2019 een kennelijke verschrijving betreft en begrijpt: 20 juni 2019] aangetroffen:
[medeverdachte 2] stuurt een WhatsApp bericht naar de [verdachte] :
" [verdachte] dit is een party prunus lucitanica angustifolia vlekken op blad jonge toppen knijpen Weet jij wat dat is" (14.36 uur)
" [verdachte] kun je komende week langskomen" (16.36 uur)
Bron: Proces-verbaal van bevindingen 118166 (AMB-006)
DOC 120 Foto van de Whatsapp berichten met [verdachte] 20 juni 2019 (1)
DOC 121 Foto van de Whatsapp berichten met [verdachte] 20 juni 2019 (2)
[medeverdachte 2] stuurt een WhatsApp bericht naar de [verdachte]
Oke (18.04 uur)
Bron: Proces-verbaal van bevindingen 118166 (AMB-006)
DOC 122 Foto van de Whatsapp berichten met [verdachte] 20 juni 2019 (3)
Verklaring van [medeverdachte 2] van woensdag 7 augustus 2019
"Ik zal vertellen zoals het is. Wij hadden dat gebrek op het veld, we hadden last van taxuskever. Die kregen we niet onder controle. [verdachte] zei dat hij misschien iets had. Wij hebben het op 3 juli er op gespoten.”
Proces-verbaal van verhoor 117899
p. 13
Verklaring van [medeverdachte 1] van donderdag 8 augustus 2019, van 21.15 uur
"Er was sprake van een gebrekziekte in het gewas. Daar kwam ook de taxuskever bij. Toen kwam [verdachte] in beeld. Met [verdachte] is besproken hoe we dat probleem zouden gaan aanpakken. Hij had daar misschien wel een oplossing voor. Hij heeft niet exact vertelt wat de oplossing was, maar wel dat er iets was dat goed hielp."
Bron: Proces-verbaal van verhoor 117956
WhatsApp-verkeer van 27 juni 2019:
[medeverdachte 1] stuurt een WhatsApp bericht naar [verdachte]
" [verdachte] denk je aan het poeder" (17.27 uur)
En een reactie van [verdachte]
"Morgen oke". (17.45 uur)
Waarop gereageerd wordt door [medeverdachte 1] met
"Is goed. Tot morgen" (18:25 uur).
DOC 028 Print uitlezen telefoon [medeverdachte 1] Whatsapp blz 416
DOC 124 Foto van Whatsapp afspraak op 28 juni 2019
Bij de doorzoeking in het kantoor in de woning van [verdachte] een schrijfblok aangetroffen, waarin was vermeld:
"fipronil -> emelten en taxus larven"
Naast de term "bladvlekken" is naast "fipronil" de term "Violin" vermeld.
DOC 035 Aantekening (schijfblok uit zwarte map C.03.01.001) Syngenta
(Opmerking verbalisanten: de werkzame stof van Violin is "fipronil".)
P. 14:
Verklaring van [medeverdachte 2] van woensdag 7 augustus 2019.
" Het zat in een zakje, in een plastic tas. [verdachte] zei dat als je het er overheen spuit dan ben je ervan af. Dat zakje was ongeveer een kilo, het is een poeder.”
Bron: Proces-verbaal van verhoor 117899
Verklaring van [medeverdachte 2] van woensdag 7 augustus 2019.
" [verdachte] heeft het zakje een of twee dagen tevoren naar mij gebracht. Ik heb met 500 liter water per hectare er op laten spuiten door [bedrijf 4] . Ik had het van te voren opgelost in zwarte emmers met warm water."
Bron: Proces-verbaal van verhoor 117899
p. 15:

Verklaring van [medeverdachte 2] van woensdag 7 augustus 2019, omstreeks

15.5
uur.
"Nadat ik het middel heb opgelost in de emmers kwam [bedrijf 4] op 3 juli om er te spuiten samen met de andere middelen. De oplossing stond klaar, [medeverdachte 1] heeft samén met [naam 2] van [bedrijf 4] de middelen in de tank gedaan. Hij heeft 's-morgens het perceel bespoten."
Bron: Proces-verbaal van verhoor 117899
p. 16:
Uit de werkbonnen van [bedrijf 4] blijkt dat [naam 2] op 3 juli heeft gespoten bij [bedrijf 5 / Getuige 1] van 5.45 tot 7.15 uur vervolgens heeft [naam 3] de spuitmachine overgenomen en is gaan spuiten bij [naam 4] van 7.45 tot 9.35, [naam 3] van 9.40 tot 9.55 en tot slot bij [bedrijf 3] van 10.10 uur tot 12.00 uur.
DOC 007 Kopie werkbonnen [bedrijf 4]
DOC 056 4 werkbonnen [bedrijf 4] 3 juli 2019
p. 22
Verklaring [naam 5] ,directeur [bedrijf 7] , het bedrijf waar [verdachte] werkzaam is:
"Ik hoorde dat er een inval was geweest bij Stekbedrijf [medeverdachte 2] . Ik heb hierop contact gezocht met [medeverdachte 2] , die mij vertelde dat hij tegen de taxuskever heeft laten spuiten, met een middel wat [verdachte] aan hem geleverd had."

Het proces-verbaal van verhoor getuige [bedrijf 5 / Getuige 1] bij de rechter-commissaris op 20 september 2022, voor zover – zakelijk weergegeven – inhoudende:
Ik heb destijds naar waarheid verklaard. Mijn strafzaak is al afgedaan. Ik had een probleem met de taxuskever en ik heb [verdachte] gevraagd wat wij hiermee kunnen. [verdachte] heeft aangegeven dat hij daar een middel voor had. Hij wist er iets voor. Ik heb van [verdachte] een poeder gekregen tegen dit probleem. Er is met het poeder gespoten een aantal dagen voor 4 juli 2019. Ik heb het poeder gebruikt. Ik heb het spuitmiddel klaargezet dat is een combinatie van gewasbeschermingsmiddelen.
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 1 en feit 2.
Op basis van het dossier en de hiervoor uitgewerkte bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte voorafgaand aan 4 juli 2019 een poeder heeft geleverd aan [medeverdachte 2] ter bestrijding van de taxuskever. [bedrijf 5 / Getuige 1] heeft dit poeder vervolgens opgelost in water en nadat hij het spuitmiddel, een combinatie van gewasbeschermingsmiddelen met onder andere het poeder van verdachte, had klaargezet is dit op 3 juli 2019 gebruikt voor het bespuiten van zijn perceel in Biezenmortel. Op 4 juli 2019 heeft de NVWA bijensterfte vastgesteld en zijn er monsters genomen van de gestorven/stervende bijen en de gewassen op voornoemde percelen. In deze monsters werd fipronil aangetroffen. Op het perceel van [bedrijf 5 / Getuige 1] bevatte het monster het hoogste gehalte aan Fipronil. Fipronil is een schadelijke stof voor onder andere bijen.
Eerst ter terechtzitting bij de rechtbank heeft verdachte verklaard dat het poeder dat hij aan [bedrijf 5 / Getuige 1] heeft geleverd geen fipronil, maar baking soda betrof. Verdachte vermoedt dat [bedrijf 5 / Getuige 1] dat poeder zelf heeft gemengd met een middel dat fipronil bevatte. De raadsman van verdachte heeft daarnaast aangevoerd dat die verklaring strookt met de bevinding dat er op meer plekken dan alleen in de spuitmachine en de die dag gebruikte emmers fipronil is aangetroffen bij de doorzoeking van de woning van [bedrijf 5 / Getuige 1] . De verklaring van [bedrijf 5 / Getuige 1] bij de NVWA d.d. 8 augustus 2019, waarin [bedrijf 5 / Getuige 1] verdachte heeft belast, is – aldus de raadsman – onder druk afgelegd en daarom niet betrouwbaar. De rechtbank overweegt daarover het volgende.
De rechtbank acht de verklaring van verdachte dat hij baking soda zou hebben geleverd aan verdachte ongeloofwaardig, gelet op de volgende omstandigheden. Verdachte heeft deze verklaring pas voor het eerst afgelegd ter terechtzitting van 12 juni 2023, terwijl de feiten van juli 2019 dateren. Tijdens zijn verhoor bij de politie heeft hij hierover niets gezegd, terwijl hij geconfronteerd is met de verdenking en de belastende verklaringen van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] . Verdachte heeft naar het oordeel van de rechtbank ook niet uit kunnen leggen waarom hij pas nu met deze verklaring is gekomen, anders dan dat hij zich onheus bejegend voelde door de politie en daarom niet mee wilde werken en hij bang was zijn baan te verliezen. Daarnaast is tijdens de doorzoeking in het kantoor van verdachte een notitie aangetroffen waarop de woorden "fipronil -> emelten en taxuslarven" staan en daarnaast de term "bladvlekken" met daarbij de woorden "fipronil / violin". Uit de verklaring van [bedrijf 5 / Getuige 1] blijkt dat hij verdachte om advies heeft gevraagd in verband met een probleem met de taxuskever en op basis van het WhatsApp-bericht van [bedrijf 5 / Getuige 1] aan verdachte d.d. 20 juni 2019 blijkt dat er kennelijk ook sprake was van ‘vlekken op blad’. De rechtbank is op grond daarvan van oordeel dat er een link kan worden gelegd tussen de notitie die in het kantoor van verdachte is aangetroffen en het probleem waarvoor [bedrijf 5 / Getuige 1] verdachte heeft ingeschakeld. De rechtbank leidt daaruit af dat het poeder dat verdachte heeft geleverd fipronil is geweest. De rechtbank betrekt daarbij ook de verklaring van [medeverdachte 2] dat verdachte degene is geweest die hem een poeder heeft geleverd tegen de taxuskever. De rechtbank ziet geen aanleiding om deze verklaring onbetrouwbaar te achten, gelet op het feit dat [bedrijf 5 / Getuige 1] deze verklaring ook heeft afgelegd bij de rechter-commissaris op 20 september 2022, terwijl hij op dat moment onder ede stond en reeds was veroordeeld voor zijn betrokkenheid bij het onderhavige.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank het onder feit 1 en feit 2 wettig en overtuigend bewezen. Ten aanzien van het onder feit 2 ten laste gelegde is de rechtbank van oordeel dat er sprake is van medeplegen, gelet op de nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] .
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen eventueel in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
t.a.v. feit 1:
in de periode 27 juni 2019 tot en met 3 juli 2019 in Nederland, opzettelijk een hoeveelheid van het gewasbeschermingsmiddel, Fipronil, op de markt heeft gebracht en voorhanden heeft gehad terwijl deze niet in Nederland als betrokken lidstaat overeenkomstig de verordening (EG) Nr. 1107/2009 van het Europees parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de Richtlijnen 79/117/EEG en 91/414/EG van de Raad was toegelaten;
t.a.v. feit 2:
op 3 juli 2019 te Biezenmortel, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk, handelingen met gewasbeschermingsmiddelen en/of de daarbij behorende werkzame stoffen, heeft verricht, te weten Fipronil, zulks terwijl hij wist dat door die handelingen gevaar ontstond of gevaar kon ontstaan voor een dier waarvan de instandhouding is gewenst, toen niet de nadelige gevolgen daarvan heeft beperkt.
De bewijsmiddelen worden slechts gebruikt met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor wat bewezen is verklaard.

Oplegging van straf.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie eist -rekening houdend met overschrijding van de redelijke termijn- een taakstraf van 120 uur, een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden en de voorwaardelijke ontzetting uit het recht tot uitoefening van beroepen met betrekking tot gewasbeschermingsmiddelenhandel, -toepassing en -advisering in de breedste zin van het woord voor de duur van 1 jaar met een proeftijd van 2 jaar.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben en op de markt brengen van fipronil als gewasbeschermingsmiddel, door dit middel aan een klant van het bedrijf waarvoor verdachte werkzaam was te verkopen ter bestrijding van de taxuskever. In Nederland zijn sinds 30 september 2017 geen gewasbeschermingsmiddelen meer toegelaten met de werkzame stof fipronil. Daarnaast heeft verdachte zich samen met deze klant schuldig gemaakt aan het bespuiten van gewassen met fipronil, terwijl hij wist dat daardoor gevaar ontstond voor in ieder geval insecten en hij de nadelige gevolgen die daardoor konden – en zijn – ontstaan, niet heeft beperkt. Als gevolg van het gebruik van fipronil als gewasbeschermingsmiddel heeft er een bijensterfte plaatsgevonden. Nu bijen onmisbaar zijn voor het ecosysteem en reeds worden bedreigd, neemt de rechtbank dit verdachte zeer kwalijk. Te meer, omdat verdachte deskundig is op het gebied van gewasbeschermingsmiddelen.
Kijkend naar de persoon van verdachte, houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat verdachte niet eerder voor een soortgelijk feit is veroordeeld.
De rechtbank zal voorts rekening houden met de overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).
De rechtbank stelt voorop dat in art. 6, eerste lid, EVRM het recht van iedere verdachte is gewaarborgd om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Die termijn vangt aan op het moment dat vanwege de Nederlandse Staat jegens de betrokkene een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem voor een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld.
Als uitgangspunt heeft in deze zaak te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen.
De rechtbank overweegt met betrekking tot de aanvang van de redelijke termijn en het procesverloop in deze zaak het volgende. Verdachte is op 15 augustus 2019 in verzekering gesteld, waarna het einddossier op 19 november 2019 gereed was. Op 20 september 2022 zijn er vervolgens nog getuigen gehoord bij de rechter-commissaris. De inhoudelijke behandeling van het onderzoek ter terechtzitting heeft tot slot op 13 februari 2023 en 12 juni 2023 plaatsgevonden. Dat betekent dat de redelijke termijn met bijna twee jaar is overschreden. De rechtbank is van oordeel dat deze overschrijding matiging van op te leggen straf tot gevolg moet hebben.
De rechtbank acht, alles afwegende en gelet op wat in vergelijkbare gevallen doorgaans wordt opgelegd, in beginsel een taakstraf voor de duur van 180 uur, passend en geboden, maar zal deze, gelet op de geconstateerde overschrijding van de redelijke termijn matigen tot een taakstraf 120 uur. Daarnaast ziet de rechtbank in de ernst van de feiten en de rol die verdachte daarbij heeft gespeeld aanleiding om aan verdachte een voorwaardelijke ontzetting uit het recht tot uitoefening van beroepen met betrekking tot gewasbeschermingsmiddelenhandel, -toepassing en -advisering in de breedste zin van het woord op te leggen voor de duur van 1 jaar met een proeftijd van 2 jaar.
Anders dan de officier van justitie ziet de rechtbank geen aanleiding voor een voorwaardelijke gevangenisstraf, nu de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt en doeltreffend, evenredig en afschrikwekkend is.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47 Wetboek van Strafrecht
1a, 2, 6, 7 Wet op de economische delicten
2a, 20 Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen wat verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
t.a.v. feit 1:
Overtreding van een voorschrift gesteld bij art. 20 Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd
t.a.v. feit 2:
Medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld bij art. 2a van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden, opzettelijk begaan
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straffen:
T.a.v. feit 1, feit 2:
Een taakstraf voor de duur van 120 uren subsidiair 60 dagen hechtenis met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht
T.a.v. feit 1, feit 2:
Een ontzetting uit het recht tot uitoefening van beroepen met betrekking tot gewasbeschermingsmiddelenhandel, -toepassing en -advisering in de breedste zin van het woord voor de duur van 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. G.M. Blanken, voorzitter,
mr. J.G. Vos en mr. S.H. Diepeveen, leden,
in tegenwoordigheid van mr. N.A. Schipper, griffier,
en is uitgesproken op 26 juni 2023.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA), met nummer 153220/117768/3002352/5, onderzoek FEK Ceres, afgesloten op 19 november 2019, totaal aantal doorgenummerde pagina’s: 587.
2.Verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 2] en [verbalisant 3] hebben de hierna vermelde onderzoeksbevindingen in samenvattende vorm weergegeven in een relaas van bevindingen met bijbehorende verwijzingen naar de onderliggende brondocumenten. De rechtbank heeft de samenvattende onderzoeksbevindingen van de verbalisanten gecontroleerd aan de hand van onderliggende bewijsmiddelen en heeft hierin geen noemenswaardige verschillen geconstateerd. De rechtbank verenigt zich met de inhoud van het relaas van bevindingen. De rechtbank neemt uit praktische overwegingen en om de leesbaarheid van de bewijsmiddelen te bevorderen, de samenvattende weergave van de bewijsmiddelen als uitgangspunt en volstaat telkens met de vermelding en vindplaats van de onderliggende brondocumenten.