ECLI:NL:RBOBR:2023:3040

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
21 juni 2023
Publicatiedatum
21 juni 2023
Zaaknummer
22/1554
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering WIA-uitkering wegens minder dan 35% arbeidsongeschiktheid na zorgvuldige beoordeling van medische situatie

In deze uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant op 21 juni 2023, zaaknummer 22/1554, is het beroep van eiser tegen de weigering van het UWV om een WIA-uitkering toe te kennen ongegrond verklaard. Eiser, vertegenwoordigd door zijn bewindvoerder, had een aanvraag ingediend voor een WIA-uitkering na een ziekmelding in 2019. Het UWV had vastgesteld dat eiser op 18 augustus 2021 voor 18,67% arbeidsongeschikt was, wat leidde tot de afwijzing van de aanvraag. Eiser was het niet eens met deze beslissing en stelde dat het UWV niet zorgvuldig had gehandeld en dat zijn medische situatie onvoldoende was onderkend.

De rechtbank beoordeelde de argumenten van eiser en concludeerde dat het UWV terecht had geoordeeld dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt was. De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek door het UWV zorgvuldig was uitgevoerd en dat de verzekeringsarts B&B voldoende rekening had gehouden met de medische situatie van eiser. Eiser had geen overtuigende argumenten aangedragen die de geschiktheid van de vastgestelde functies in twijfel trokken. De rechtbank oordeelde dat de aan eiser toegewezen functies passend waren en dat er geen reden was om een deskundige te benoemen.

De rechtbank veroordeelde het UWV wel in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 837,- en bepaalde dat het UWV het door eiser betaalde griffierecht moest vergoeden. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid in de beoordeling van arbeidsongeschiktheid en de rol van medische rapportages in dit proces.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT
Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: SHE 22/1554

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

ZEKER Financiële Zorgverlening(eiser), als bewindvoerder over de goederen van [naam] , uit [plaats]
(gemachtigde: mr. T.E. van der Bent),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(hierna: het UWV), verweerder
(gemachtigde: mr. I.P.H.M. van Lieshout).

Inleiding

Het UWV heeft de aanvraag voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) afgewezen, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid is vastgesteld op 18,67%.
In bezwaar is het UWV bij dit besluit gebleven.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen deze beslissing op bezwaar (het bestreden besluit) van 23 juni 2022.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift, twee rapporten van een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts B&B) en een rapport van een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige B&B).
Met (stilzwijgende) toestemming van partijen is een zitting achterwege gebleven. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Wat ging aan deze procedure vooraf

1. Eiser heeft voor het laatst gewerkt als stratenmaker voor 34,55 uur per week. Op 21 augustus 2019 heeft hij zich ziekgemeld voor dit werk vanwege gezondheidsklachten. Eiser is ziek uit dienst getreden. Het UWV heeft hem vervolgens ziekengeld op grond van de Ziektewet toegekend.
2. Na de wachttijd van 104 weken heeft eiser een aanvraag voor een uitkering op grond van de Wet WIA gedaan. Het UWV heeft na medisch en arbeidskundig onderzoek de besluiten genomen die in de inleiding zijn genoemd.

Wat vindt het UWV

3. Het UWV vindt dat eiser op 18 augustus 2021 18,67% arbeidsongeschikt is en heeft daarom geweigerd om aan eiser een WIA-uitkering toe te kennen.
4. Het UWV heeft de medische grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een arts bezwaar en beroep (arts B&B) van 20 juni 2022. De medische belastbaarheid van eiser is opgenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 20 september 2021. In beroep heeft het UWV een rapport van 8 februari 2023 en een rapport van 9 maart 2023 van een verzekeringsarts B&B ingediend. Ook heeft het UWV een gewijzigde FML van 14 februari 2023 ingediend.
5. Het UWV heeft de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een arbeidsdeskundige B&B van 22 juni 2022
.In beroep heeft het UWV een rapport van een arbeidsdeskundige B&B van 9 maart 2023 ingediend.

Wat vindt eiser

6. Eiser is het niet eens met het UWV. Hij stelt dat het bestreden besluit niet met de vereiste zorgvuldigheid is genomen en niet voldoende is gemotiveerd. Eiser is van mening dat de medische grondslag van het bestreden besluit niet volledig is, en dat de beperkingen van eiser niet volledig zijn weergegeven in de FML. Eiser benoemt hierbij zijn toegenomen rugklachten en het ontbreken van een verwachting van een verbetering van zijn medische toestand. Ook is eiser van mening dat een urenbeperking had moeten worden aangenomen vanwege ernstige energetische beperkingen. Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft eiser medische adviezen en een arbeidsdeskundig expertiserapport ingediend.
7. Omdat zijn beperkingen zijn onderschat is eiser van mening dat de functies die aan de schatting ten grondslag zijn gelegd, in medisch opzicht niet passend zijn voor hem. De functies zijn volgens eiser daarom ongeschikt. Hierdoor zijn ook de theoretische arbeid- en verdienmogelijkheden onjuist weergegeven.
8. Eiser verzoekt de rechtbank om een deskundige te benoemen. Ten slotte vindt eiser dat het UWV in bezwaar ten onrechte geen kostenvergoeding heeft toegekend, aangezien het primaire besluit herroepen had moeten worden.

Wat vindt de rechtbank

9. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiser geen recht heeft op een uitkering omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiser daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiser op 18 augustus 2021 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.
10. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiser op 18 augustus 2021 voor 18,67% arbeidsongeschikt is en dus geen recht heeft op een WIA-uitkering.
11. Voordat de rechtbank zich inhoudelijk over de zaak zal uitlaten, wordt het volgende overwogen. Naar aanleiding van het beroepschrift en de door eiser ingediende medische informatie heeft de verzekeringsarts B&B in de FML van 14 februari 2023 een beperking toegevoegd voor de items 1.8.6 (werk zonder verhoogd risico) en 2.11.1 (beroepsmatig vervoer). Deze gewijzigde FML van 14 februari 2023 is vervolgens voorgelegd aan de arbeidsdeskundige B&B, die aan de hand van deze FML nader onderzoek heeft verricht. Volgens de arbeidsdeskundige B&B blijven alle functies geschikt voor eiser. De mate van arbeidsongeschiktheid wijzigt dus niet.
12. Omdat de verzekeringsarts B&B tijdens de beroepsprocedure verdere beperkingen heeft aangenomen in de FML van 14 februari 2023 kleeft er aan de besluitvorming in bezwaar een zorgvuldigheids- en motiveringsgebrek. Het UWV heeft het gebrek met het rapport van de verzekeringsarts B&B van 8 februari 2023 naar het oordeel van de rechtbank hersteld. De rechtbank zal dit laatste hieronder nader uitleggen. Niet is gebleken dat eiser door het gebrek in het bestreden besluit is benadeeld, omdat het arbeidsongeschiktheidspercentage hetzelfde blijft en eiser de mogelijkheid heeft gehad om aanvullende gronden in te dienen. Dit maakt dat de rechtbank het gebrek in het bestreden besluit met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) passeert. De rechtbank zal hierna aan de hand van de beroepsgronden het bestreden besluit voor het overige beoordelen.
Medische grondslag van het bestreden besluit
Het onderzoek
13. Anders dan eiser is de rechtbank van oordeel dat het medisch onderzoek zorgvuldig is verricht. De arts B&B heeft kennisgenomen van het dossier en het bezwaar van eiser. Ook heeft zij eiser gesproken tijdens de hoorzitting waarbij onder andere eiser zijn klachten, behandelingen en dagverhaal zijn besproken. De verzekeringsarts B&B heeft in beroep kennis genomen van het dossier, het beroepschrift en de door eiser ingediende informatie. De rechtbank ziet geen reden om aan te nemen dat verzekeringsarts B&B aspecten van de medische situatie van eiser heeft gemist. Eiser heeft in dit verband ook geen beroepsgronden naar voren gebracht.
De beoordeling van de belastbaarheid
14. Eiser stelt dat in bijna alle rubrieken van de FML meer beperkingen hadden moeten worden opgenomen. Er is in onvoldoende mate rekening gehouden met zijn fysieke klachten. De beperkingen aan zijn rug en de uitstraling die dat heeft op zijn bewegingsapparaat zijn onderschat. Verder stelt eiser dat een urenbeperking had moeten worden aangenomen omdat er sprake is van een stoornis in de energiehuishouding in verband met zijn chronisch pijnsyndroom. Daarnaast merkt hij op dat met het dagverhaal en de dagelijkse beperkingen waarmee hij te kampen heeft, nagenoeg niets is gedaan. Ook stelt eiser dat het UWV erkent dat zijn medische situatie niet zal verbeteren, maar hier houdt het UWV volgens hem geen rekening mee. Ter onderbouwing verwijst hij naar het medisch advies van 15 november 2022 van een verzekeringsarts en een medisch advies van 20 februari 2023 van een arts. In deze adviezen wordt vermeld dat er sprake is van een relatieve eindsituatie, waarbij geen verbeteringen of verslechteringen worden verwacht, met een voorbehoud wegens het opiatengebruik. Ook verwijst eiser naar het expertiserapport van de registerarbeidsdeskundige van 9 december 2022 waarin wordt gesteld dat re-integratie naar loonvormend werk kansloos lijkt.
15. De verzekeringsarts B&B heeft in de rapporten van 8 februari 2023 en 9 maart 2023 op het beroepschrift en de medische informatie gereageerd. Zoals eerder vermeld, heeft de verzekeringsarts B&B de FML aangepast. De aanleiding hiervoor was het opiaatgebruik van eiser. In het rapport van 8 februari 2023 stelt de verzekeringsarts B&B dat er op basis van de medische gegevens geen aanwijzingen zijn om verdere energetische beperkingen aan te nemen. Ook merkt hij op dat de prognose pas relevant wordt indien eiser volledig arbeidsongeschikt zou worden geacht, wat niet aan de orde is. De rechtbank kan de verzekeringsarts B&B volgen. De verzekeringsarts B&B ziet geen aanleiding om de FML verder aan te passen en volgt verder het rapport van de arts B&B.
16. De arts B&B stelt in haar rapport dat eiser bekend is met minimale slijtage van zijn rug. De forse rugklachten en beperkingen die eiser aangeeft zijn volgens de arts B&B slechts deels geobjectiveerd, waarbij sprake is van bewegingsangst en inactiviteit. Zij stelt dat niet de subjectiviteit van de ervaren klachten bepalend is voor het aannemen van beperkingen in de FML, maar hetgeen dat geobjectiveerd is. Objectief gezien is eiser volgens de arts B&B door de slijtage van zijn rug beperkt ten aanzien van zware belasting van de rug. Hiermee is volgens haar al voldoende rekening gehouden in de FML. Voor meer beperkingen in de rubrieken dynamische handelingen en statische houdingen is volgens de arts B&B geen medische onderbouwing. Verder stelt zij dat eiser onder meer bekend is met een beneden gemiddelde intelligentie en emotionaliteit. Hierdoor is eiser aangewezen op eenvoudige, concrete routinetaken zonder teveel tempodruk. Ook hiermee is volgens haar al voldoende rekening houden in de FML. Daarnaast ziet de arts B&B geen medische onderbouwing voor het aannemen van beperkingen voor eiser zijn klachten van spanningen, stress, concentratiestoornissen, moeheid en somberheid. Voor de urenbeperking toetst de arts B&B aan de Standaard Duurbelastbaarheid in Arbeid. Zij stelt dat er geen reden is om een urenbeperking aan te nemen. Er is namelijk geen aandoening die een energetische indicatie voor een urenbeperking geeft. De slaapproblemen die eiser aangeeft vormen geen reden voor een energetische indicatie. Het is volgens haar de verwachting dat de slaapproblemen kunnen verbeteren door onder meer slaaphygiënische adviezen en meer activiteit overdag. Hiernaast is er geen objectieve reden voor het meerdere malen ’s nachts wakker worden van de rugpijn. Bovendien maakt eiser tijdens de hoorzitting geen vermoeide indruk volgens de arts B&B. De rechtbank kan dit volgen.
17. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiser op 18 augustus 2021 in staat moet worden geacht arbeid te verrichten als daarbij rekening wordt gehouden met de beperkingen die de verzekeringsarts B&B heeft vastgesteld. Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank geen aanleiding om een onafhankelijk deskundige te benoemen, zoals eiser heeft verzocht.
Arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit
18. De arbeidsdeskundige B&B heeft naar aanleiding van de gewijzigde FML van 14 februari 2023 onderzocht of de aan de schatting ten grondslag gelegde functies nog steeds passend zijn. De arbeidsdeskundige B&B concludeert in haar rapport van 9 maart 2023, na overleg met de verzekeringsarts B&B, dat de functies nog steeds passend zijn voor eiser. De mate van arbeidsongeschiktheid blijft daarom 18,67%. De rechtbank is van mening dat de arbeidsdeskundige B&B voldoende duidelijk heeft gemotiveerd waarom de functies nog steeds passend zijn. De arbeidsdeskundige benoemt de knelpunten en licht toe waarom de belastbaarheid van eiser niet wordt overschreden.
19. Eiser is van mening dat de theoretische arbeid- en verdienmogelijkheden onjuist zijn weergegeven. De functies zijn volgens hem niet geschikt omdat deze in medisch opzicht niet passend voor hem zijn. Deze stelling is in feite gericht tegen de vastgestelde FML. De rechtbank heeft hiervoor al geoordeeld dat er geen reden is om aan die vaststelling te twijfelen. Uitgaande van de juistheid van de medische beperkingen die bij eiser zijn vastgesteld, ziet de rechtbank in wat eiser heeft aangevoerd geen reden om de geschiktheid van de geduide functies in twijfel te trekken.
20. De arbeidsdeskundige B&B heeft berekend dat eiser op 18 augustus 2021 met de middelste van de drie geduide functies 81,33% kan verdienen van het loon dat hij verdiende met zijn eigen werk, zodat hij voor de overige 18,67% arbeidsongeschikt is.

Conclusie en gevolgen

21. Het UWV heeft terecht geweigerd om eiser per 18 augustus 2021 een WIA-uitkering toe te kennen, omdat hij per die datum minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
22. Het beroep van eiser is ongegrond. Dit betekent dat hij geen gelijk krijgt.
23. In de toepassing van artikel 6:22 van de Awb ziet de rechtbank aanleiding om het UWV te veroordelen in de proceskosten van eiser in beroep. De rechtbank stelt deze vergoeding met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) vast op € 837,-, omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift heeft ingediend (1 punt met een waarde van € 837,- en een wegingsfactor 1). Daarnaast bepaalt de rechtbank dat het UWV het door eiser betaalde griffierecht moet vergoeden.
24. Omdat het beroep ongegrond is en het primaire besluit dus niet wordt herroepen, heeft het UWV terecht geen kostenvergoeding hangende de bezwaarfase toegekend.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- draagt het UWV op het betaalde griffierecht van € 50- aan eiser te vergoeden;
- veroordeelt het UWV in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 837,-.
Deze uitspraak is gedaan op 21 juni 2023 door mr. A.M.L.E. Ides Peeters, rechter, in aanwezigheid van mr. J.G.M. Koning, griffier.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.