Uitspraak
uitspraak van de meervoudige kamer van 22 juni 2023 in de zaak tussen
Stichting Woonzorg Nederland, uit Amstelveen, eiseres
Inleiding
17 tot en met 20 die verbonden zijn aan de verleende ontheffing van het verbod als bedoeld in artikel 3.5, tweede en vierde lid, van de Wet natuurbescherming (Wnb).
Totstandkoming van het besluit
Op 1 mei 2020 heeft eiseres een aanvraag ingediend om een ontheffing op grond van artikel 3.8, eerste lid, van de Wnb voor de verduurzaming van het woningcomplex Jurriaan Pels aan de Geestakker te Eindhoven.
Beoordeling door de rechtbank
Monitoring voorschriften
In dat kader voert zij aan dat ondanks het feit dat de effectiviteit van de permanente voorzieningen niet ter discussie staat, voorschrift 19 er wel toe verplicht om die effectiviteit te analyseren en daartoe aanbevelingen te doen. Naast de verplichting tot monitoring brengt dit extra kosten voor het opstellen van een rapport door een deskundige met zich. Voor de monitoringsverplichting is verder geen ecologische onderbouwing door het college gegeven. Evenmin heeft het college gemotiveerd waarom de monitoring verplicht is gesteld voor een periode tot en met in ieder geval 31 december 2025. Bovendien geeft geen enkele monitoringsmethode inzicht in de termijn waarop de voorzieningen die dienstdoen als winterverblijfplaats effectief zijn. Anders dan het college stelt, wordt met de opgelegde monitoringsverplichtingen niet inzichtelijk of de desbetreffende voorziening geschikter is voor de korte termijn dan wel voor de langere termijn. Ook is niet uiteengezet waarom eiseres moet opdraaien voor de kennisvergaringsplicht van het college voor toekomstige ontheffingsaanvragen waarbij zij geen partij is. Hierbij speelt dat de effectiviteit van de permanente voorzieningen niet ter discussie staat. Bovendien heeft het college geen voorzieningen getroffen om de verworven kennis met derden te delen en is niet aannemelijk gemaakt dat er toekomstige ontheffingsaanvragen aan de orde zullen zijn waarbij de kennis verworven uit de monitoringsverplichting een rol van betekenis kan spelen.
Niet in geschil is tussen partijen dat de voorgeschreven monitoringsverplichting een proactieve maatregel is. Ook is niet in geschil dat de door eiseres aangevraagde maatwerkoplossing een nieuwe maatwerkoplossing is, die afwijkt van de effectief bewezen mitigerende maatregelen die in het Kennisdocument Gewone Dwergvleermuis zijn opgenomen. De rechtbank acht het daarom niet onredelijk dat hierom een monitoringsverplichting aan de ontheffing is verbonden, zodat de daadwerkelijke effectiviteit kan worden vastgesteld en, met het oog op toekomstige aanvragen met een soortgelijke maatwerkoplossing, wetenschappelijk kan worden onderbouwd. De rechtbank acht niet aannemelijk dat de kennis die met de maatwerkoplossing wordt opgedaan, niet elders in de provincie Noord-Brabant dan wel in andere provincies zou kunnen worden toegepast. Temeer nu vele gebouwen de komende jaren verduurzaamd zullen moeten worden. Hoewel van tevoren niet vast staat dat de opgelegde onderzoeksplicht bruikbare onderzoeksresultaten zal opleveren voor het antwoord op de vraag of de maatwerkvoorziening geschikter is voor de korte termijn dan wel voor de langere termijn, is de rechtbank niet aannemelijk geworden dat dit op voorhand valt uit te sluiten. De rechtbank acht het besluit, voor zover dat ziet op de voorschriften 17 tot en met 19, ook overigens niet in strijd met het evenredigheidsbeginsel. Daartoe overweegt de rechtbank het volgende. Er hoeft slechts twee keer gemonitord te worden en alleen ten aanzien van de voorgestelde maatwerkoplossing. Het college heeft gesteld dat de veldinspanningen voor de monitoring van de winterverblijfplaatsen 2x2 uur bedragen, te vermeerderen met reistijd gedurende twee jaren, wat neerkomt op een maximale waarnemingsinspanning van 8 uur per jaar. Uitgaande van een rapportagetijd van 6 uur en een tarief van € 100,00 exclusief BTW per uur bedragen de kosten van een dergelijke jaarlijkse monitoring, rekening houdend met uitloop en bijkomende kosten, volgens het college maximaal € 2.000,00 exclusief BTW.
Ter zitting is gebleken dat al één monitoring heeft plaatsgevonden. De rapportage hiervan is door het college goedgekeurd en de hoogte van de kosten bleek nauwelijks af te wijken van de door het college ingeschatte kosten. De rechtbank acht deze kosten niet onevenredig hoog. Daarbij heeft het college mogen betrekken dat deze kosten gering zijn als deze worden afgezet tegen de investeringskosten voor het gehele project.
De rechtbank komt al met al tot de conclusie dat de nadelige gevolgen van het besluit voor eiseres niet onevenredig zijn in verhouding tot de met de oplegging van de monitoringsverplichting te dienen doelen.
Deze beroepsgrond slaagt.
Conclusie en gevolgen
Beslissing
- vernietigt het besluit van 8 december 2021 voor zover dat ziet op het aan de
vergunning verbonden voorschrift 20;
- herroept het besluit van 24 december 2020 voor zover daarin voorschrift 20 aan de vergunning is verbonden;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats komt van het vernietigde gedeelte van het besluit van 8 december 2021;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 360,00 aan eiseres moet vergoeden;
- veroordeelt het college tot betaling van € 1.674,00 aan proceskosten aan eiseres.