ECLI:NL:RBOBR:2023:2889

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
13 juni 2023
Publicatiedatum
13 juni 2023
Zaaknummer
01/211636-22
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen met levensgevaar en gemeen gevaar voor goederen

Op 13 juni 2023 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan levensgevaar voor een ander te duchten was en gemeen gevaar voor goederen te duchten was. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 48 maanden, waarvan 18 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar en bijzondere voorwaarden. De zaak betreft twee explosies die plaatsvonden op 27 en 31 juli 2022 in 's-Hertogenbosch, waarbij de verdachte samen met anderen explosieven heeft geplaatst bij woningen waar bewoners aanwezig waren. De rechtbank sprak de verdachte vrij van andere tenlastegelegde feiten wegens gebrek aan bewijs. De rechtbank overwoog dat er geen aanmerkelijke kans bestond dat de bewoners door de explosies zouden komen te overlijden of zwaar lichamelijk letsel zouden oplopen, maar dat er wel gemeen gevaar voor goederen was. De verdachte had zich laten overhalen om de explosies te veroorzaken, deels uit geldelijk gewin. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de impact op de slachtoffers en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn justitiële voorgeschiedenis en psychische problematiek.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.211636.22
Parketnummer vordering na voorwaardelijke veroordeling: 10.173120.21
Datum uitspraak: 13 juni 2023
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2002,
preventief gedetineerd in de penitentiaire inrichting te Vught.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 21 december 2022, 13 maart 2023 en 30 mei 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 28 november 2022.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 13 maart 2023 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
t.a.v. feit 1:
hij op of omstreeks 27 juli 2022 te ’s-Hertogenbosch, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of hun kinderen opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade van het leven te beroven, met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg,
- zich met een voorwerp houdende een explosieve stof naar een woning, gelegen aan de [adres 1] , te begeven en/of
- voornoemd voorwerp houdende een explosieve stof te plaatsen en/of aan te brengen op/tegen de voorgevel/voordeur van, althans in de directe nabijheid van, de woning aan de [adres 1] en/of
- (vervolgens) voornoemd voorwerp houdende een explosieve stof tot ontbranding/ontploffing te brengen, tengevolge waarvan een explosie is ontstaan,
terwijl de bewoners van voornoemde woning, te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of hun kinderen in de woning lagen te slapen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
t.a.v. feit 2 primair:
hij op of omstreeks 27 juli 2022 te ’s-Hertogenbosch, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk
een ontploffing teweeg heeft gebracht door opzettelijk
- een voorwerp houdende een explosieve stof te plaatsen en/of aan te brengen op/tegen de voorgevel/voordeur van, althans in de directe nabijheid van, de woning aan de [adres 1] en/of
- (vervolgens) voornoemd voorwerp houdende een explosieve stof tot ontbranding/ontploffing te brengen,
terwijl de bewoners van voornoemde woning, te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of hun kinderen in de woning lagen te slapen,
en daarvan gemeen gevaar voor aangrenzende en/of belendende woning(en), in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was en/of
levensgevaar althans gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de zich in voornoemde woning bevindende personen, te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of hun kinderen en/of anderen zich in omliggende woningen bevindende personen, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten was;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 27 juli 2022 te ’s-Hertogenbosch, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een woning (gelegen aan de [adres 1] ), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n), heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
t.a.v. feit 3:
hij op of omstreeks 31 juli 2022 te ’s-Hertogenbosch, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 3] en/of haar partner opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade van het leven te beroven,
met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg,
- zich met een voorwerp houdende een explosieve stof naar een woning, gelegen aan de [adres 2] , te begeven en/of
- voornoemd voorwerp houdende een explosieve stof te plaatsen en/of aan te brengen op/tegen, de voorgevel/voordeur van, althans in de directe nabijheid van, de woning aan de [adres 2] en/of
- (vervolgens) voornoemd voorwerp houdende een explosieve stof tot ontbranding/ontploffing te brengen, tengevolge waarvan een explosie is ontstaan,
terwijl de bewoners van voornoemde woning, te weten [slachtoffer 3] en/of haar partner in de woning lagen te slapen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
t.a.v. feit 4 primair:
hij op of omstreeks 31 juli 2022 te ’s-Hertogenbosch, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk
een ontploffing teweeg heeft gebracht door opzettelijk
- een voorwerp houdende een explosieve stof te plaatsen en/of aan te brengen op/tegen de voorgevel/voordeur van, althans in de directe nabijheid van, de woning aan de [adres 2] en/of
- (vervolgens) voornoemd voorwerp houdende een explosieve stof tot ontbranding/tot ontploffing te brengen,
terwijl de bewoners van voornoemde woning, te weten [slachtoffer 3] en/of haar partner in de woning lagen te slapen,
en daarvan gemeen gevaar voor aangrenzende en/of belendende woning(en), in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was en/of
levensgevaar althans gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de zich in voornoemde woning bevindende personen, te weten [slachtoffer 3] en/of haar partner en/of anderen zich in omliggende woningen bevindende personen, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 31 juli 2022 te ’s-Hertogenbosch, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een woning (gelegen aan de [adres 2] ), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan [slachtoffer 3] en/of haar partner, in elk geval aan een ander toebehoorde(n), heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
De vordering na voorwaardelijke veroordeling.
De zaak met parketnummer 10.173120.21 is aangebracht bij vordering van 22 november 2022. Deze vordering heeft betrekking op het vonnis van de politierechter te Rotterdam d.d. 19 oktober 2021.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Beoordeling van het bewijs.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie concludeert tot vrijspraak van het onder feit 1 en onder feit 3 tenlastegelegde en stelt dat kan worden bewezen dat verdachte het onder feit 2 primair en onder feit 4 primair tenlastegelegde heeft begaan.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging bepleit vrijspraak voor het onder feit 1 en feit 3 tenlastegelegde.
De verdediging stelt dat kan worden bewezen dat verdachte schuldig is aan het (medeplegen) van het veroorzaken van de explosies op 27 juli 2023 en 31 juli 2023 maar bepleit partiële vrijspraak voor het bestanddelen “levensgevaar” en “zwaar lichamelijk letsel” zoals tenlastegelegd onder feit 2 en onder feit 4. Voor het overige refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank.
Vrijspraak van het onder feit 1 en feit 3 tenlastegelegde.
Verdachte is onder beide feiten (medeplegen) van poging tot moord dan wel doodslag tenlastegelegd.
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat op grond van de inhoud van het eindproces-verbaal, het forensisch dossier en het onderzoek ter terechtzitting geen bewezenverklaring kan volgen voor de tenlastegelegde poging tot moord of poging tot doodslag (al dan niet in vereniging gepleegd).
Voor een bewezenverklaring van poging tot moord of poging tot doodslag is vereist dat verdachte opzet had, al dan niet in voorwaardelijke zin, op de dood van de bewoners van de woning dan wel op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan die bewoners.
De rechtbank overweegt dat, in aanmerking genomen de locatie van de explosie, de aard en constructie van de woningen, de kracht van de explosie en de plaats waar de bewoners zich op dat moment in de woning bevonden, niet is komen vast te staan dat er een aanmerkelijke kans bestond (een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten) dat de bewoners van de woningen (genoemd in de tenlastelegging) door het handelen van verdachte, te weten het veroorzaken van een explosie, zouden komen te overlijden of ten gevolge daarvan zwaar lichamelijk letsel zouden oplopen.
Het feit dat een gevolg is ingetreden (zoals in dit geval beschadigingen aan de woning en andere goederen in de nabijheid) of had kunnen intreden (zoals zwaar letsel of overlijden van de bewoners) en ook de aard en de ernst van de door de explosies veroorzaakte schade maken niet dat er sprake was van een aanmerkelijke kans.
Zou er een aanmerkelijke kans hebben bestaan, dan kan niet worden vastgesteld dat deze door verdachte bewust is aanvaard.
De rechtbank neemt in aanmerking dat niet is vast komen staan dat verdachte wist dat er die nacht personen in de woning aanwezig waren en evenmin is komen vast te staan dat verdachte dat kon vermoeden (bijvoorbeeld omdat er licht in de woning brandde). Verdachte stelt dat hij ervan uit ging dat de bewoners niet thuis waren, maar op vakantie waren, zoals hem was verteld.
De rechtbank acht daarom niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder feit 1 en onder feit 3 is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring van feit 2 primair en feit 4 primair.
Verdachte is onder beide feiten tenlastegelegd (medeplegen van) het opzettelijk veroorzaken van een explosie, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.
Bewijsoverwegingen.
De rechtbank stelt voorop dat het opzet van verdachte slechts gericht hoeft te zijn op het teweegbrengen van de ontploffing en niet op het teweegbrengen van de gevolgen. Het is een feit van algemene bekendheid dat zwaar en illegaal vuurwerk (waaronder de gebruikte ladingen met flitspoeder vallen) bij een ontbranding een ontploffing teweeg kan brengen.
De door verdachte gebruikte explosieven werden, zoals blijkt uit het in het dossier aanwezige rapport van forensisch onderzoek door het Nederlands Forensisch Instituut
voor het eerst vooral bij zogenaamde plofkraken gebruikt en worden tegenwoordig in een breder verband toegepast (zoals bij aanslagen op woningen).
Gemeen gevaar voor goederen.
De rechtbank is van oordeel dat het handelen van verdachte en zijn medeverdachte(n) bij uitstek een situatie oplevert waarin naar algemene ervaringsregels gemeen gevaar voor de woning (inclusief de inboedel) en objecten in de nabijheid daarvan te duchten was, hetgeen zich ook heeft verwezenlijkt nu uit de vastgestelde feiten volgt dat bepaalde goederen door de ontploffing daadwerkelijk (fors) zijn beschadigd of zelfs zijn vernield. Ten aanzien van de tweede ontploffing geldt dat verdachte een soortgelijk pakket als bij de eerste woning tot ontploffing heeft gebracht, terwijl hij wist dat er bij de eerste ontploffing zeer krachtige explosie was gevolgd.
Levensgevaar voor een ander.
Om in een dergelijk geval als onder de feiten 2 en 4 is tenlastegelegd het levensgevaar voor in het bijzonder de bewoner(s) als vaststaand te kunnen aannemen is vereist dat uit de inhoud van wettige bewijsmiddelen volgt dat dat levensgevaar inderdaad te duchten was. Dit betekent dat het levensgevaar ten tijde van de explosie naar algemene ervaringsregels voorzienbaar moet zijn geweest. Dat de dader zelf dat gevaar wellicht niet heeft voorzien, is in dat verband dus niet van belang. Dit is dus een ander criterium dan het voor feit 1 en 3 (poging moord/doodslag) vereiste opzet.
Met betrekking tot het veroorzaken van de explosie op 31 juli 2022 h is de rechtbank van oordeel dat onvoldoende bewijs voorhanden is dat er gevaar voor zwaar lichamelijk letsel of levensgevaar voor een ander te duchten was. Tijdens het ter plaatse door de politie verrichte forensisch
opsporingsonderzoek werd vastgesteld dat er schade aan het pand was veroorzaakt, die bestond uit een losgeraakte dakpan, een losgeraakte en ontzette
beschermingskap van een rolluik, een barst in een glazen afdak bij de voordeur en een scheur in de voorgevel van de woning. De schade paste in het beeld dat er in de voortuin een explosie had plaatsgevonden. Ook blijkt van een geringe hoeveelheid gebruikt flitspoeder (50-100 gram). Er waren geen ruiten gesneuveld en in de woning was niets beschadigd. De schade past volgens het verrichte forensisch onderzoek bij het beeld dat in de voortuin een explosie heeft plaatsgevonden.
Met betrekking tot het veroorzaken van de explosie op 27 juli 2022 (feit 2 primair) is de rechtbank van oordeel dat gelet op:
- het tijdstip waarop de ontploffing teweeg is gebracht (in de nachtelijke uren);
- het feit dat de bewoners in de woning aanwezig waren (en al lagen te slapen);
- de locatie waar de lading flitspoeder mortierbom tot ontploffing is gebracht (bij de
voordeur);
- de kracht van de explosie die af te leiden is uit de schade (zware beschadiging van
de voordeur, het voorportaal en de hal van de woning, gescheurde muren,
vernielde ruiten, puin (gevelplaten en bouwmateriaal) tot op 19 meter afstand van
de woning, de bestrating bij de voordeur waar het ontplofte pakket lag beschadigd
is en 2,5 tot 3 cm. lager ligt dan de andere bestrating);
- het aantreffen van glasscherven op de overloop en op de vloer van een
kinderslaapkamer en bloedsporen op de vloer van de overloop),
naar algemene ervaringsregels gemeten voor verdachte en zijn medeverdachte(n) voorzienbaar moet zijn geweest dat door hun handelen levensgevaar voor de bewoners van die woning te duchten was.
Medeplegen
De rechtbank is van oordeel dat gelet op:
- de verklaring van verdachte dat het plan voor het teweegbrengen van de explosies
door een ander is gemaakt, een ander de explosieven heeft verzorgd en hij door een
ander naar de locatie is gebracht waar de explosies plaats hebben gevonden;
- de omstandigheid dat verdachte nadat was gebleken dat de explosie op 27 juli 2022
bij de verkeerde woning had plaatsgevonden, hij zich door die ander heeft laten
bewegen opnieuw een explosie te veroorzaken op 31 juli 2022;
- de adressen waar de explosieven tot ontploffing moesten worden gebracht
door die ander aan verdachte bekend zijn gemaakt of zijn aangewezen;
- de verklaring van voornoemde chauffeur dat hem door een ander was gevraagd
een persoon naar ’s-Hertogenbosch te brengen en dat hij daarop met verdachte
naar s‘-Hertogenbosch is gereden,
het niet anders kan dan dat er sprake is geweest van een gezamenlijke organisatie. Daarbij is een en ander gepland en met elkaar afgestemd met een gemeenschappelijk doel, namelijk veroorzaken van explosies bij twee woningen. Er was sprake van een duidelijke rolverdeling, waarbij iemand verdachte en de chauffeur heeft benaderd, de chauffeur verdachte naar
’s-Hertogenbosch en daarna terug naar Rotterdam heeft gebracht, iemand de explosieven samenstelde en verdachte het explosief ter plaatse heeft geplaatst en ontstoken.
De verdachte is daarmee telkens een onmisbare schakel bij het tenlastegelegde geweest. Er is sprake geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten die in de kern bestond uit een gezamenlijk plan en een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht de rechtbank het ten laste gelegde medeplegen bewezen.
Gebruikte bewijsmiddelen. [1]
De rechtbank heeft bij de beoordeling acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.

1.de verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 30 mei 2023:

Ik heb in ’s-Hertogenbosch tweemaal een explosie teweeg gebracht bij woningen door in de nacht een pakketje met een explosief te plaatsen en dat te ontsteken, waardoor het pakketje ontplofte. Dat was op 27 juli 2022 en op 31 juli 2022. Aan het pakket zat een kabel waardoor ik met een batterij het pakket kon laten exploderen. Ik begreep dat er flitspoeder in het pakket zat.
Ik ben op die dagen telkens door een ander met een auto vanuit Rotterdam naar
’s-Hertogenbosch gebracht. De chauffeur en ik hadden samen naar het adres gezocht op de telefoon. De chauffeur wees aan waar ik moest zijn.
Na de eerste explosie hoorde ik dat het de verkeerde woning betrof en heb ik me laten overhalen het nog een keer te doen. Van het tweede adres zag ik op de telefoon een bericht met daarin het juiste adres.
Ik heb dat beide keren gedaan omdat mij door iemand anders dan de chauffeur was gevraagd dat te doen. Ik zou daarvoor ook een geldbedrag krijgen.

2.de inhoud van het dossier, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:

- het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] , p. 67:
Op 27 juli 2022 lag ik te slapen in mijn woning in 's-Hertogenbosch. Om 01.30 uur hoorde ik een enorme knal. Ik werd wakker, liep direct door naar de overloop en zag veel rook en stof. Ik dacht dat er een gasexplosie was geweest. Ons zoontje van 6 jaar oud hoorde ik huilen achter zijn slaapkamerdeur. De slaapkamerdeur blokkeerde waardoor ik deze moest openbeuken om mijn zoontje te kunnen bereiken. Mijn vrouw, ik, mijn zoontje en mijn dochtertje zijn met ons vieren de trap afgegaan. Ik zag dat ons huis helemaal onder het stof zat. Ik dacht dat er een gasexplosie was geweest. Vervolgens hebben wij het huis verlaten door het gat aan de voorzijde van de woning. Eenmaal buiten zag ik dat de voorgevel van onze woning helemaal beschadigd en gedeeltelijk weg was.
- het proces-verbaal van forensisch onderzoek (forensisch dossier, deel A, onderdeel
A.-01, p. 6, 7, zakelijk weergegeven:
Op 27 juli 2022, omstreeks 05:50 uur, hebben wij forensisch onderzoek verricht aan een woning in 's-Hertogenbosch. De straat waar deze woning staat betreft een parallelweg aan zijde van de [adres 3] . Verbalisanten troffen op de rijbanen en groenstrook tussen de rijbanen van de [adres 3] stukken van bouwmateriaal en gevelbeplating aan. Deze goederen waren verspreid over de openbare weg, waarbij het verst gemeten stuk werd aangetroffen op een indicatieve afstand van 19 meter van het perceel af.
De voorgevel van de woning vertoonde grote schade aan de voordeur en de naastgelegen raampartij van de keuken. Verbalisanten troffen de voordeur geheel bol, gescheurd en met veel schade aan achter in de hal. De achterwand van de hal was ontzet. De hal vertoonde zeer zware schade.
Op de begane grond van de woning zagen verbalisanten in de woonkamer en keuken onder andere scheuren in de muren en vele scherven van hout-, metsel- en glaswerk op de vloer. Op de eerste verdieping zagen zij onder andere glasscherven en -splinters op de vloer van de overloop en op een van de (kinder)slaapkamers. Zij zagen bloedsporen op de vloer van de overloop en op glasscherven.
Op het dak van het perceel van de naastgelegen woning en op de grond voor de voordeur van de woning op dit perceel zagen verbalisanten glasscherven en -splinters liggen. Zij zagen dat een keukenraam op de begane grond en een slaapkamerraam op de eerste verdieping gebarsten waren. Op de grond voor de voordeur van het perceel aan de andere zijde van de getroffen woning zagen zij glasscherven en -splinters liggen. Zij zagen dat een keukenraam op de begane grond gebarsten was.
Verbalisanten zagen op het trottoir en op de heg voor de getroffen woning een zwarte, 2-aderige elektriciteitssnoer liggen. In het verlengde van dit snoer, gezien vanaf de woning, zagen zij een 9V-blokbatterij (merk Duracell, type Plus) liggen. Het uiteinde van het snoer was vrijgemaakt van isolatie. Het einde van de blauwe ader van het elektriciteitssnoer was omwikkeld met zwart plakband (tape) en de bruine ader was bloot. Op het trottoir werden acht stukjes zwart plakband (tape) gevonden, waarvan zeven stukjes sporen van verschroeiing vertoonden en één afwijkend, opgerold stukje, dat ogenschijnlijk overeenkwam met de zwarte tape, die nog om het uiteinde van het elektriciteitssnoer zat. Wij zagen plaatselijke schade aan de bestrating direct voor de voordeur.
- het proces-verbaal van forensisch onderzoek plaats delict ( [adres 1] te
’s-Hertogenbossch, Forensisch dossier pag. 26:
Het glas op de overloop en de vloer van de slaapkamer is indicatief
voor het rondvliegen ervan als gevolg van de explosie, waarbij ernstig persoonlijk
leed had kunnen ontstaan. Dit is zeker het geval in de kinderslaapkamer, die zich op
de eerste verdieping aan de voorzijde van de woning bevond.
Gezien het door ons aangetroffen schadebeeld was, naar mijn, verbalisant [naam verbalisant]
professionele mening de destructieve kracht van de explosie dermate heftig geweest,
dat grote en kleine voorwerpen met grote snelheden door de ruimten op de begane grond
waren heengevlogen. In het geval van conventionele munitie wordt dit scherfwerking
genoemd en wordt dit specifiek door munitieproducenten aangebracht om lichamelijk
letsel toe te brengen aan mensen die zich binnen bepaalde diameters vanaf het
explosiecentrum bevinden. Hieronder een opsomming van het gevaar voor personen in de
context van het schadebeeld:
- Indien een persoon op het moment van de explosie in de hal aanwezig was, was deze
persoon vrijwel zeker door de metalen deur geraakt en was daarbij vrijwel zeker
dodelijk gewond geraakt. Dit had het geval kunnen zijn, indien een persoon in de
nachtelijke uren beneden naar het toilet of de keuken was gegaan. Uiteraard zijn er
meer redenen te bedenken, zoals het vroeg naar het werk toe gaan of juist laat
thuiskomen na het werk.
- Indien een persoon op het moment van de explosie in de keuken aanwezig was, was
deze persoon vrijwel zeker door de glasscherven geraakt en was daarbij vrijwel zeker
(dodelijk) gewond geraakt. Dit had het geval kunnen zijn, indien een persoon in de
vroege ochtenduren naar beneden was gegaan om bijvoorbeeld voeding voor te bereiden
voor de dag of om tussen het slapen door even iets te drinken.
- Indien een persoon op het moment van de explosie in de woonkamer aanwezig was, had
deze persoon mogelijk door het metalen deel van de deur of het muurelement geraakt
kunnen worden. Dit had tot serieuze verwondingen kunnen leiden.
- het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 3] , dossier p. 132:
Ik wil aangifte doen van het teweeg brengen van een ontploffing bij mijn woning in Den Bosch op 31 juli 2022. Toen ik sliep hoorde ik een harde knal, dit was rond 01.00 uur. Ik rook schroeilucht en ben naar beneden gegaan. De explosie was bij mijn voordeur.
De schade betreft het volgende: het afdakje is kapot, een tegel is gescheurd, het rolluik is kapot en een dakpan is eraf. Op dat moment waren mijn man en ik in de woning.
- het proces-verbaal van forensisch onderzoek, forensisch dossier deel A, onderdeel
A.02, p. 7, 8:Op 31 juli 2022, omstreeks 02:30 uur, hebben verbalisanten forensisch onderzoek verricht in en bij de getroffen woning in ’s-Hertogenbosch.
Tijdens het onderzoek:
* Werd vastgesteld dat er schade aan het pand was veroorzaakt, die bestond uit een losgeraakte dakpan, een losgeraakte en ontzette beschermingskap van een rolluik, een barst in een glazen afdak bij de voordeur en een scheur in de voorgevel van de woning die trapsgewijs naar boven liep. De schade paste in het beeld dat er in de voortuin een explosie had plaatsgevonden.
* Werd op het trottoir voor de woning een zwartkleurige, 2-aderige elektriciteitssnoer aangetroffen, waarvan het ene uiteinde bij de voorgevel van de getroffen lag en het andere uiteinde op het fietspad voor de naastgelegen woning. Het uiteinde van het snoer was "gestript" en er waren een bruine en blauwe binnenkabel zichtbaar.
* Werd nabij het uiteinde van het snoer op het fietspad voor perceel [adres 4] een 9V-blokbatterij, merk Duracell, type Plus aangetroffen.
* Werden de navolgende stukken verwrongen kunststof veiliggesteld:
in voortuin stuk kunststof met een blauwkleurige dop, een stuk kunststof omwikkeld met tape en een stuk kunststof mogelijk deel van een drinkfles.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
t.a.v. feit 2 primair:
op 27 juli 2022 te ’s-Hertogenbosch, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door opzettelijk
- een voorwerp houdende een explosieve stof te plaatsen op/tegen de voorgevel/voordeur van de woning aan de [adres 1] en
- vervolgens voornoemd voorwerp houdende een explosieve stof tot ontploffing te brengen,
terwijl de bewoners van voornoemde woning, te weten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en hun kinderen in de woning lagen te slapen,
en daarvan gemeen gevaar voor aangrenzende en belendende woningen te duchten was en
levensgevaar voor de zich in voornoemde woning bevindende personen, te weten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en hun kinderen te duchten was;
t.a.v. feit 4 primair:
op 31 juli 2022 te ’s-Hertogenbosch, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door opzettelijk
- een voorwerp houdende een explosieve stof te plaatsen tegen de voorgevel van de woning aan de [adres 2] en
- vervolgens voornoemd voorwerp houdende een explosieve stof tot ontploffing te brengen,

terwijl de bewoners van voornoemde woning, te weten [slachtoffer 3] en haar partner in de woning lagen te slapen, en daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten was.

De strafbaarheid van het feit.
Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie vordert onder toepassing van het volwassenenstrafrecht een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar en als bijzondere voorwaarden de door de reclassering in het adviesrapport betreffende verdachte van 7 maart 2023 geadviseerde bijzondere voorwaarden.
Dadelijke uitvoerbaarheid van het toezicht en de te stellen voorwaarden wordt niet gevorderd.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging bepleit op gronden zoals aangevoerd in de overgelegde pleitnota (die als hier herhaald en ingelast wordt beschouwd) toepassing van het adolescentenstrafrecht en met inachtneming van de overwegingen en bevindingen van de gedragsdeskundigen een deels voorwaardelijke vrijheidsstraf op te leggen met daaraan gekoppeld de door de reclassering geadviseerde voorwaarden.
De verdediging stelt dat bij de vaststelling van de duur van het voorarrest de voorlopige hechtenis van verdachte in België van 1 tot en met 28 september 2022 dient te worden meegerekend (de verdediging komt daarbij uit op 272 dagen).
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van het veroorzaken van twee explosies bij woningen gedurende de nacht, terwijl zich personen en die woningen bevonden.
Verdachte heeft zich laten overhalen, naar zijn zeggen deels door geldelijk gewin, tot het plegen van de feiten zoals bewezenverklaard en is samen met een ander naar de betreffende woningen gereden. Hij heeft de explosieve lading bij de woningen geplaatst en ontstoken. Bij één woning is ernstige schade ontstaan waarbij levensgevaar te duchten was voor de bewoners (onder wie zeer jonge kinderen) die in de woning lagen te slapen. . De paniek bij de jonge kinderen die in de woning lagen te slapen en de bezorgdheid van hun ouders die in eerste instantie de slaapkamerdeur van het ene kind niet open kregen en die vervolgens met blote voeten door het gebroken glas, met de kinderen op hun rug, de woning moesten ontvluchten moet zeer groot zijn geweest en moet diepe indruk hebben achtergelaten bij deze willekeurige slachtoffers.
Na de eerste explosie bleek de woning het verkeerde doelwit te zijn en is verdachte teruggegaan naar het tweede adres om opnieuw een explosie te veroorzaken.
Bij die woning is eveneens schade ontstaan en was gevaar te duchten voor goederen.
Verdachte heeft zich nadat hij zich bewust was geworden van het gevaar en de ernst van de eerste explosie, niet laten weerhouden van het medeplegen van het volgende feit, enkele dagen later. Bij deze tweede explosie zat er aanzienlijk minder flitspoeder in het door verdachte tot ontploffing gebrachte pakket en daardoor was de schade ook een stuk minder groot, Er was geen levensgevaar te duchten voor de personen die in de woning lagen te slapen. Verdachte wist dit op voorhand echter niet. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij bij de tweede woning een soortgelijk pakket tot ontploffing heeft gebracht.
Het betreft zeer ernstig feiten, gepleegd gedurende de nacht in een woonwijk. Door dit soort feiten is niet slechts voor de bewoners angst en nadeel veroorzaakt, maar heeft verdachte een negatieve bijdrage geleverd aan de gevoelens van zorgen en angst in de samenleving die ontstaan door aanslagen die helaas veel te veel worden gepleegd tegen een achtergrond van zware en ontwrichtende criminaliteit.
Kijkend naar de persoon van verdachte, houdt de rechtbank rekening met het volgende.
Verdachte heeft de bewezenverklaarde strafbare feiten gepleegd tijdens de proeftijd van een eerdere veroordeling van 19 oktober 2021, waarbij hem onder meer wegens bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht een deels voorwaardelijke taakstraf werd opgelegd.
Ook is verdachte in 2019, 2021 en 2022 veroordeeld tot (deels voorwaardelijke) taakstraffen.
Over de persoon van verdachte zijn rapportages uitgebracht door een psycholoog en door de reclassering.
Uit het rapport van psychologisch onderzoek van 29 januari 2023, opgemaakt door
drs. [psycholoog] , GZ-psycholoog, blijkt onder meer het volgende:
Bij verdachte is sprake is van een norm overschrijdende gedragsstoornis en een stoornis in cannabisgebruik (matig). Daarnaast is er sprake van zwakbegaafdheid, dakloosheid en psychosociale problematiek.
Omdat verdachte zich gedurende het onderzoek op zijn zwijgrecht heeft beroepen, kan op basis van de verkregen onderzoekresultaten niets gezegd worden over een eventuele doorwerking van genoemde stoornissen in de hem ten laste gelegde feiten. Dit maakt dat er ook geen uitspraak gedaan kan worden over het risico op een eventuele herhaling van soortgelijke feiten en kan ook geen advies worden gegeven over een zorgprognose en de beïnvloedingsmaatregelen.
Verdachte kan risico’s van zijn eigen handelen moeilijk inschatten en hij kan zijn eigen gedrag nauwelijks organiseren. Daarnaast lijkt hij te handelen zonder na te denken en komt hij in het contact vanwege zijn sociaal emotionele ontwikkelingsachterstand jonger over dan kalenderleeftijd. De inschatting is dat een pedagogische aanpak en beïnvloeding van begeleiders wel nodig is, waarbij de onrijpe, bedreigde persoonsontwikkeling omgebogen kan worden naar een positieve autonomieontwikkeling. Ten aanzien van contra-indicaties voor het toepassen van het minderjarigenstrafrecht worden enkele argumenten gevonden. Verdachte lijkt niet geheel onder de indruk van justitiële autoriteiten. Hij hanteert een criminele levensstijl, waarbij hij kiest voor het plegen van delicten (waaronder drugshandel). Daarbij lijkt hij gezien zijn beïnvloedbaarheid vatbaar om in bepaalde situaties te geraken. Al met al wordt geconcludeerd dat het jeugdstrafrecht het beste aansluit bij de ontwikkelingsbehoeften van betrokkene.
De reclassering heeft op 7 maart 2023 over verdachte gerapporteerd. Uit dat rapport blijkt onder meer het volgende:
Gelet op de justitiële documentatie van verdachte is duidelijk sprake van het
steeds ernstiger worden van delicten. In deze escalatie ziet de reclassering een delictpatroon. Er is herhaaldelijk gepoogd verdachte middels toezicht bij zowel de jeugdreclassering als de volwassenreclassering te begeleiden. Voor toezichthouders was het niet mogelijk verdachte te bereiken, hij kwam niet naar afspraken.
Risicofactoren die onderscheiden kunnen worden, zijn de ogenschijnlijk pro-criminele houding van verdachte, zijn gebrek aan dagbesteding, dakloosheid, gebrek aan inkomen en opleiding, criminele sociale netwerk, cannabisgebruik, cognitieve beperkingen en antisociale trekken. De leefgebieden huisvesting, financiën en psychosociaal functioneren kunnen als grootste criminogene factoren worden aangeduid. Van beschermende factoren kan bijna niet worden gesproken.
De kans op recidive wordt ingeschat als hoog.
De reclassering adviseert het jeugdstrafrecht toe te passen en bij een veroordeling een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met de onderstaande bijzondere voorwaarden:
• Begeleiding door jeugdreclassering
• Ambulante behandeling
• Begeleid wonen of maatschappelijke opvang
• Dagbesteding
• Meewerken aan middelencontrole
Toepassing jeugdstrafrecht of volwassenenstrafrecht.
De verdediging heeft bepleit het adolescentenstrafrecht toe te passen.
De rechtbank overweegt het volgende.
Krachtens artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht, kan de rechter - ten aanzien van een verdachte die ten tijde van het begaan van een strafbaar feit de leeftijd van 18 jaren doch niet die van 23 jaren heeft bereikt - recht doen overeenkomstig de artikelen 77g tot en met 77gg van het Wetboek van Strafrecht, het jeugdstrafrecht, indien daartoe gronden aanwezig worden gevonden in de persoonlijkheid van de dader of in de omstandigheden waaronder het feit is begaan.
De rechtbank stelt vast dat de verdachte de bewezenverklaarde feiten heeft gepleegd toen hij de leeftijd van 20 jaren had bereikt. Het uitgangspunt is dan dat berechting plaatsvindt volgens het volwassenenstrafrecht. Met betrekking tot de vraag of er, in afwijking van dit uitgangspunt, aanleiding bestaat om het jeugdstrafrecht toe te passen overweegt de rechtbank het volgende.
Voor toepassing van het artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht is niet uitsluitend bepalend hoe de persoonlijkheid van de dader was ten tijde van het begaan van het feit, ook de persoonlijkheid van de dader ten tijde van het onderzoek ter terechtzitting moet in aanmerking worden genomen.
In het rapport van de reclassering betreffende verdachte van 7 maart 2023 is onder meer gesteld dat verdachte op de middelbare school orthopedagogische begeleiding heeft
gehad voor agressieproblematiek en sindsdien geen behandeling meer heeft gehad voor zijn psychische klachten. De reclassering is van mening dat deze mogelijkheid nog niet is uitgeput. Vanwege de lange voorgeschiedenis, de ernst van het delict, de beperkingen, persoonlijkheidsproblematiek en de criminele mores van verdachte is volgens de reclassering de afweging voor toepassing van jeugd- of volwassenenstrafrecht erg complex,
maar ziet de reclassering in begeleid wonen in een forensische behandelsetting nog een allerlaatste mogelijkheid om de pedagogische ontwikkeling van betrokkene bij te sturen richting een delictvrij volwassen leven. Deze laatste mogelijkheid geeft volgens de reclassering op dit moment de doorslag richting jeugdstrafrecht.
Om meer duidelijkheid te creëren over de omstandigheden waaronder voor 18- tot 23-jarigen advisering voor jeugdstrafrecht kan worden overwogen, is het wegingskader ASR 18-23-jarigen ontwikkeld. Dit wegingskader geeft (contra-)indicaties voor toepassing van het jeugdstrafrecht en is een hulpmiddel bij de overweging of de jongvolwassene bij voorkeur volgens het jeugdstrafrecht veroordeeld dienen te worden. De kern van het toepassen van het jeugdstrafrecht is de mogelijkheden tot pedagogische beïnvloeding.
De rechtbank ziet in dit wegingskader onvoldoende indicaties die tot de toepassen van het jeugdstrafrecht aanleiding geven.
Daarentegen ziet de rechtbank op grond van de inhoud van voornoemde rapportages en het verhandelde ter terechtzitting wel meerdere indicaties die op verdachte van toepassing zijn die wijzen in de richting van toepassing van volwassenenstrafrecht:
  • verdachte heeft een justitiële voorgeschiedenis;
  • heeft eerder opgelegde taakstraffen niet (volledig) verricht;
  • kiest kennelijk voor een criminele levensstijl en lijkt niet onder de indruk van justitiële autoriteiten;
  • is impulsief en kan het risico van zijn handelen moeilijk inschatten; en
  • houdt onvoldoende rekening met de gevolgen van zijn handelen voor slachtoffers.
Bovendien lijkt verdachte niet ontvankelijk voor een pedagogische of opvoedkundige aanpak. Verdachte gaat immers al langere tijd niet naar school, verdachte woont al langere tijd niet meer bij één van zijn ouders en wil na detentie ook niet meer bij één van zijn ouders wonen en er is geen ondersteuning vanuit de thuissituatie en meerdere door de jeugdreclassering ingezette hulpverleningstrajecten zijn mislukt.
De rechtbank zal om bovenstaande redenen het meerderjarigenstrafrecht toepassen.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij straffen die in vergelijkbare gevallen binnen de rechtspraak worden opgelegd.
De rechtbank houdt ook rekening met de leeftijd van verdachte.
Gelet op de ernst van de feiten acht de rechtbank enkel een gevangenisstraf van forse duur passend en geboden. De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van 48 (achtenveertig) maanden.
Anderzijds acht de rechtbank het ook van belang dat verdachte hulp en begeleiding krijgt zodat de rechtbank een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk zal opleggen met daaraan gekoppeld de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden. De rechtbank wil daarmee verdachte ervan weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt en de rechtbank van oordeel is dat een voorwaardelijk strafdeel ten aanzien van deze verdachte passend en geboden is. De rechtbank neemt hierbij ook in aanmerking dat verdachte niet alleen ter terechtzitting heeft verklaard dat hij een andere richting wil inslaan, maar daartoe voorafgaande aan zijn detentie ook al concrete stappen had gezet met behulp van de jongerencoach van het wijkteam.
De vorderingen van de benadeelde partijen.
De benadeelde partij [benadeelde partij 1] vordert een bedrag van € 5000,00 als vergoeding voor immateriële schade.
De benadeelde partij [benadeelde partij 2] vordert een bedrag van € 5000,00 als vergoeding voor immateriële schade en een bedrag van € 1500,00 als vergoeding voor materiële schade.
De benadeelde partij [benadeelde partij 3] vordert een bedrag van € 5000,00 als vergoeding voor immateriële schade.
Telkens wordt gevorderd te wettelijke rente toe te kennen en de maatregel tot schadevergoeding op te leggen.
Standpunten.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen kunnen worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman betwist de hoogte van de gevorderde immateriële schade van de benadeelde partijen [slachtoffer 3] en [benadeelde partij 3] en verzoekt de rechtbank het toe te wijzen bedrag te matigen. De benadeelde partij [benadeelde partij 1] dient in de vordering niet ontvankelijk te worden verklaard omdat er geen sprake is van rechtstreekse schade.
Oordeel van de rechtbank.
De vordering van [benadeelde partij 1] .
De benadeelde partij stelt immateriële schade te hebben geleden omdat - kort gezegd - de nadelige gevolgen van het feit voor haar zo voor de hand liggen dat zij is aangetast in de persoon als bedoeld in artikel 6:106, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek (BW).
De rechtbank stelt vast dat in de nacht van 30 op 31 juli 2022 de woning van de ouders van de benadeelde partij doelwit is geworden van een aanslag met een explosief. Ten tijde van de explosie was de benadeelde partij op vakantie.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, aangezien geen sprake is van rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade.
De benadeelde partij kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal, nu de vordering niet wordt toegewezen, de benadeelde partij veroordelen in de kosten van verdachte. Deze kosten worden tot op heden begroot op nihil.
Immateriële schade van de benadeelde partijen [benadeelde partij 3] en [benadeelde partij 2] .
De rechtbank stelt voorop dat artikel 6:95 van het BW bepaalt dat schade die bestaat in ander nadeel dan vermogensschade, zoals immateriële schade, slechts kan worden vergoed voor zover de wet op vergoeding daarvan recht geeft.
Artikel 6:106 BW geeft hiervoor een nadere regeling. Het eerste lid luidt, voor zover hier relevant:
‘1. Voor nadeel dat niet in vermogensschade bestaat, heeft de benadeelde onder meer recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding (…) b. indien de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast.’
Van een aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ is in ieder geval sprake indien de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen. Degene die zich hierop beroept, zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan. Daartoe is vereist dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld.
Ook als het bestaan van geestelijk letsel in voornoemde zin niet kan worden aangenomen, is niet uitgesloten dat de aard en de ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde, meebrengen dat van de in art. 6:106, aanhef en onder b, BW bedoelde aantasting in zijn persoon ‘op andere wijze’ sprake is. In zo een geval zal degene die zich hierop beroept de aantasting in zijn persoon met concrete gegevens moeten onderbouwen. Dat is slechts anders indien de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen.
Bij de vorderingen van de benadeelde partijen zijn geen objectieve gegevens gevoegd waaruit kan volgen dat sprake is van geestelijk letsel bij de benadeelden.
De aard en ernst van de normschending brengt met zich mee dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen van dit feit zo voor de hand liggen dat een aantasting in de persoon op andere wijze kan worden aangenomen. Het moet voor de benadeelden erg beangstigend zijn geweest dat zij midden in de nacht werden opgeschrikt door een flinke ontploffing.
Dit is aan verdachte toe te rekenen. Naar het oordeel van de rechtbank kan enige immateriële schade dan ook worden aangenomen en komt deze voor vergoeding in aanmerking.
De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar maatstaven van billijkheid zal zij het smartengeld op een bedrag van € 4.000,- per benadeelde vaststellen.
De vordering van [slachtoffer 3] .
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, een immateriële schadevergoeding van 4.000,00 euro en een materiële schadevergoeding van 750,00 euro.
Het toegewezen bedrag voor wat betreft de materiële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 mei 2023 (datum van de vordering) tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald en voor wat betreft de immateriële schade vanaf 31 juli 2022 (de datum van het delict) tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren in de vordering voor zover die een bedrag van 750,00 voor materiële schade en een bedrag van 4.000,00 voor immateriële schade te boven gaat. Voor zover meer gevorderd is, kan de rechtbank in het kader van deze strafprocedure niet eenvoudig vaststellen of de schade door het bewezenverklaarde feit is toegebracht of in hoeverre de kosten zijn gemaakt in directe relatie tot het bewezen verklaarde feit. Er staat weliswaar vast dat er schade was aan de woning, maar bewijsstukken van de hoogte van de schade (zoals bijvoorbeeld een offerte of een factuur voor de gemaakte kosten van herstel) ontbreken. Nader onderzoek naar de juistheid en omvang van de vordering (in zoverre) zou een uitgebreide nadere behandeling vereisen. De rechtbank is van oordeel dat de behandeling van dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De benadeelde partij kan de vordering voor zover die niet wordt toegewezen slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte verder veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
De vordering van [benadeelde partij 3] .
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, een immateriële schadevergoeding van € 4.000,00 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 juli 2022 (de datum van het delict) tot aan de dag dat de vordering in zijn geheel is voldaan.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering voor zover die een bedrag van 4.000,00 euro voor immateriële schade te boven gaat. Voor zover meer gevorderd is, kan de rechtbank in het kader van deze strafprocedure niet eenvoudig vaststellen of de schade door het bewezenverklaarde feit is toegebracht, onder meer aangezien de bewijstukken thans ontbreken. Nader onderzoek naar de juistheid en omvang van de vordering (in zoverre) zou een uitgebreide nadere behandeling vereisen.
De rechtbank is van oordeel dat de behandeling van dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De benadeelde partij kan de vordering voor zover die niet wordt toegewezen slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte verder veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal telkens voor de toegewezen bedragen de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag dat de vordering in zijn geheel is voldaan.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
De beslissing na voorwaardelijke veroordeling (parketnummer 10.173120.21).
De officier van justitie en de verdediging stellen zich op het standpunt dat de vordering dient te worden afgewezen gelet op de gevorderde straf.
De rechtbank overweegt het volgende.
De vordering voldoet aan alle wettelijke eisen. Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd tot behandeling van deze vordering. Uit onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
De rechtbank zal de gevorderde tenuitvoerlegging afwijzen omdat tenuitvoerlegging van deze voorwaardelijk opgelegde taakstraf (24 uur) niet passend en aangewezen is gelet op de duur van het onvoorwaardelijk deel van de gevangenisstraf die de rechtbank aan verdachte zal opleggen.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
14a, 14b, 14c, 36f, 47, 57, 157 Wetboek van Strafrecht.
DE UITSPRAAK
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder feit 1 en onder feit 3 is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart het onder feit 2 primair en onder feit 4 primair tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
feit 2 primair:
medeplegen van: opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is en gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
feit 4 primair:
medeplegen van: opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf en maatregelen.
T.a.v. feit 2 primair, feit 4 primair:
een
gevangenisstrafvoor de duur van 48 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht waarvan 18 maanden voorwaardelijk en een proeftijd van 3 jaren.
Algemene voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. veroordeelde meldt zich binnen twee werkdagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis bij Reclassering Nederland [adres reclassering] Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering op door de reclassering te bepalen tijdstippen en zo lang en zo vaak deze instelling dat noodzakelijk acht om het reclasseringstoezicht uit te oefenen. Veroordeelde gedraagt zich gedurende de proeftijd naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door de reclassering;
2. veroordeelde laat zich behandelen door een nader te bepalen instelling/behandelaar, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
3. veroordeelde verblijft in een nader te bepalen instelling voor begeleid wonen, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt.
Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
4. veroordeelde werkt gedurende de proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt mee aan het vinden en behouden van dagbesteding met een vaste structuur (betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding);
5. veroordeelde werkt gedurende de proeftijd mee aan controle van het gebruik van middelen (alcohol en drugs) om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak betrokkene wordt gecontroleerd.
Geeft Reclassering Nederland, Regio Zuid, [adres 5] te
's-Hertogenbosch, opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden, waarbij heeft te gelden dat veroordeelde:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen
van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de
Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt en
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 6:3:14 van het
Wetboek van Strafvordering, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
T.a.v. feit 4 primair:
- maatregel tot schadevergoedingten bedrage van 4.000,00 euro.
Legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [benadeelde partij 3] van een bedrag van 4.000,00 euro.
Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van maximaal 50 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Voormeld bedrag betreft een vergoeding voor immateriële schade.
Het toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 juli 2022 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald.
- maatregel tot schadevergoedingten bedrage van 4.750,00 euro.
Legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 3] van een bedrag van 4.750,00 euro.
Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van maximaal 57 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Voormeld bedrag betreft een vergoeding van 4.000,00 euro voor immateriële schade en een vergoeding van 750,00 euro voor materiële schade.
Het toegewezen bedrag voor wat betreft de materiële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 mei 2023 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald en voor wat betreft de immateriële schade vanaf 31 juli 2022 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] :
Verklaart de benadeelde partij niet ontvankelijk in de vordering.
Bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering slechts bij de burgerlijk rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de benadeelde partij in de proceskosten door verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 3] .
Wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van 4.000,00 euro. Dit bedrag betreft een vergoeding voor immateriële schade.
Het toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 juli 2022 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald.
Veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
Bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet ontvankelijk is en de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijk rechter kan aanbrengen.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] .
Wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van 4.750,00 euro. Dit bedrag betreft een vergoeding van 4.000,00 euro voor immateriële schade en een vergoeding van 750,00 euro voor materiële schade.
Het toegewezen bedrag voor wat betreft de materiële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 mei 2023 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald en voor wat betreft de immateriële schade vanaf 31 juli 2022 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald.
Veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot heden begroot op nihil en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet ontvankelijk is en de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijk rechter kan aanbrengen.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Beslissing na voorwaardelijke veroordeling:
Wijst af de vordering van de officier van justitie van 22 november 2022 met parketnummer 10.173120.21.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.J.A. Donkersloot, voorzitter,
mr. L.R.H. Koekoek en S.W.A.M.M. Delauw, leden,
in tegenwoordigheid van J.F.A. Verhagen, griffier,
en is uitgesproken op 13 juni 2023.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld: